TOELICHTING
I. Algemeen
1.1 Projecten Onderwijstijdverlenging
In mijn brief van 19 februari aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2008–2009,
31 700 VIII, nr.
143) heb ik gerichte acties aangekondigd op het gebied van intensiever
onderwijs en extra leertijd. Onderhavige regeling strekt daartoe.
Op basis van deze regeling kan een samenwerkingsverband van
basisscholen, gemeenten en scholen voor voortgezet onderwijs in aanmerking
komen voor subsidie om een project op te zetten gericht op een vorm van
onderwijstijdverlenging. Uit deze projecten moet duidelijk gaan worden wat de
effecten zijn van de verlenging van schooltijd op de leerprestaties van
leerlingen. De projecten moeten aantonen welke werkwijze werkt, onder welke
condities en voor welke kinderen.
In de praktijk betekent dit dat basisscholen een subsidie kunnen
ontvangen om gedurende vier jaar bijvoorbeeld zomer- of weekendscholen te
organiseren. Basisscholen die in aanmerking komen voor gewichtengeld kunnen de
subsidie voor onderwijstijdverlenging aanvragen. Een deel van de middelen is
gereserveerd voor die scholen in gemeenten die na de wijziging van de
gewichtenregeling in 2006 en na de invoering van de impulsgebieden er meer dan
een miljoen euro op achteruit zijn gegaan. Echter ook scholen die niet zijn
achteruitgegaan kunnen een aanvraag indienen.
Aanvragen kunnen ingediend worden door middel van het formulier
dat te downloaden zal zijn van de CFI website. De eerste indieningtermijn loopt
tot 1 juni 2009. De tweede indieningtermijn is tussen 1 juni 2009 en 1 augustus
2010.
1.2 Onderpresteren
Onderzoek van de Onderwijsraad laat zien dat 10% van de
leerlingen onder zijn/haar kunnen werkt, waardoor veel talent verloren gaat. Om
onderpresteren tegen te gaan zijn al veel activiteiten in gang gezet. Te denken
valt aan de acties die zijn genoemd in de Kwaliteitsagenda, waaronder het
onderwijsachterstandenbeleid. Dit project richt zich specifiek op
achterstandsleerlingen in het basisonderwijs die meer leertijd nodig hebben om
achterstanden in te halen en beter te presteren om zo een hogere
vervolgopleiding te kunnen volgen.
1.3 Overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet
onderwijs
Een goede overgang naar het voortgezet onderwijs is essentieel in
het tegengaan van onderpresteren. Daarom vormen afspraken tussen scholen voor
basisonderwijs en voortgezet onderwijs een belangrijke ondersteunende
activiteit in dit project om de resultaten van de projecten voor
onderwijstijdverlenging duurzaam te versterken.
1.4 Aantonen wat werkt
Er hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden naar de
effecten van onderwijstijdverlenging. De effectiviteit in het tegengaan van
onderpresteren wordt door sommige onderzoeken aangetoond, maar door andere
onderzoeken weer bestreden. Aangezien onderwijstijdverlenging een potentieel
effectieve methode lijkt, maar tevens kostbaar is om toe te passen in de
praktijk worden de projecten goed gemonitord. Voorts zal de effectiviteit
wetenschappelijk onderzocht worden. Er wordt dan gekeken naar wat werkt: voor
welke leerlingen en onder welke condities werkt welke vorm van
onderwijstijdverlenging. Aan het einde van de projectperiode zal een
onderzoeksrapport uitgebracht worden.
1.5 Administratieve lasten
Actal heeft aangegeven geen advies uit te zullen brengen ten
aanzien van onderhavige subsidieregeling omdat de administratieve lasten in
ieder geval minder dan 5% van het totale subsidiebedrag zullen zijn. Het totale
subsidiebedrag ligt per samenwerkingsverband tussen de € 60.000,– en
€ 200.000,– per school per jaar. De (beperkte) administratieve lasten voor
scholen zullen liggen op het gebied van het indienen van de aanvraag, het maken
van afspraken in het samenwerkingsverband en voor de verantwoording.
De administratieve lasten worden onder meer beperkt doordat een
externe partij zorg zal dragen voor monitoring en evaluatie.
II. Artikelsgewijs
Hoofdstuk 1
Artikel 1:
- 1b) School:
Met een school wordt in deze regeling een door het Rijk
bekostigde basisschool bedoeld conform de definitie in de wet op het primair
onderwijs. In deze regeling is een school aldus expliciet geen school voor
voortgezet onderwijs.
- 1c) Onderwijstijdverlenging:
De leertijd kan verlengd worden door een verlengde
schooldag, een schooldag gedurende het weekeinde of een zomerschool. Gedurende
deze extra leertijd wordt aandacht besteed aan de cognitieve ontwikkeling van
leerlingen en aan het inhalen van achterstanden. Dit betreft met name taal en
rekenen, eventueel aangevuld met andere cognitieve vakken zoals aardrijkskunde
en techniek.
- 1d) Samenwerkingsverband:
Het samenwerkingsverband dat vertegenwoordigd wordt door
het bevoegd gezag, bestaande uit scholen voor basis- en voortgezet onderwijs en
(deel)gemeenten moet hun samenwerking kunnen aantonen in de aanvraag. Een
samenwerkingsverband bestaat uit minimaal drie basisscholen, minimaal een
school voor voortgezet onderwijs en de betreffende gemeente.
Artikel 2, eerste lid:
Het bevoegd gezag van een van de deelnemende basisscholen in
het samenwerkingsverband dient een aanvraag in. Niet alle scholen die vallen
onder het bevoegd gezag hoeven te participeren. Een school kan slechts
deelnemen aan één project onder deze regeling.
Het bevoegde gezagsorgaan dat optreedt als aanvrager
vertegenwoordigt alle partijen in het samenwerkingsverband, inclusief eventuele
andere betrokken bevoegde gezagsorganen.
Artikel 3, eerste lid:
Het samenwerkingsverband dient om onder meer tot een
geïntegreerde aanpak te komen en om de leerlingen gedurende een langere periode
te volgen. Een samenwerkingsverband kan dus bijvoorbeeld alle scholen in een
bepaalde wijk omvatten, die gezamenlijk een project voor extra onderwijstijd
organiseren.
Artikel 3, tweede lid:
Scholen voor basisonderwijs zijn ontvanger(s) van de subsidie
onder deze regeling, maar zij kunnen ook middelen voor activiteiten beschikbaar
stellen aan deelnemende scholen voor voortgezet onderwijs en aan gemeenten
binnen het samenwerkingsverband. Tevens kan een samenwerkingsverband besluiten
om derden te contracteren voor de uitvoering van bepaalde activiteiten. De
verdeling van de middelen dient te worden opgenomen in de aanvraag.
Een project kan voor maximaal 95% van de totale
gebudgetteerde projectkosten bekostiging ontvangen. De overige 5% zal bestaan
uit cofinanciering, door de school, de gemeente of door derden. Een school is
vrij om hier invulling aan te geven.
Artikel 3, derde en vierde lid:
Aangezien er een maximum bedrag beschikbaar is en om iedereen
een gelijke kans te bieden, wordt een maximum van één toekenning per school
gesteld. Idem voor de deelname door gemeenten.
Uitzondering wordt gemaakt voor de gemeenten Almere en
Rotterdam die na de wijziging van de gewichtenregeling in 2006 en na de
invoering van de impulsgebieden er meer dan een miljoen euro op achteruit zijn
gegaan. Deze gemeenten kunnen zich ieder aan maximaal drie
samenwerkingsverbanden verbinden.
Artikel 4, eerste lid:
Voor het schooljaar 2009–2010 is een totaalbedrag van
€ 12.000.000,– beschikbaar. Voor de schooljaren 2010–2011, 2011–2012, 2012–2013
is een jaarlijks totaalbedrag van € 15.000.000,– begroot.
Artikel 4, tweede lid:
Gezien het maximale subsidiebedrag per jaar per
samenwerkingsverband is vastgesteld op € 800.000,– kunnen er tenminste 18
projecten worden toegekend. Er wordt uitgegaan van een toekenning aan tussen de
20 en 40 projecten, afhankelijk van de omvang van de
samenwerkingsverbanden.
Artikel 4, derde lid:
De reservering van het budget betreft in ieder geval de
gemeenten Almere en Rotterdam. Vervolgens kunnen andere gemeenten die er ten
opzichte van de regeling uit 2006 op achteruit zijn gegaan, in aanmerking
komen.
Hoofdstuk 2
Artikel 5:
Een aanvraag kan alleen worden gedaan door middel van
indiening van het daarvoor bestemde aanvraagformulier, met een bijlage bestemd
voor het activiteitenplan. Het formulier inclusief bijlage zijn te downloaden
op www.cfi.nl.
Door gebruik te maken van een formulier kan een transparante
vergelijking gemaakt worden van de diverse aanvragen die vanuit het
onderwijsveld zullen worden ingediend. Voorts wordt hiermee beoogd om de
administratieve lasten voor zowel scholen als overheid zoveel mogelijk te
beperken. Gebruik de bijlage voor het activiteitenplan (zie ook onder c) en
kopieer het format in het door u gebruikte tekstverwerkingsdocument.
Bij de aanvraag wordt, zoals aangegeven op het formulier, in
elk geval de volgende informatie gevoegd die nodig is om tot een objectieve
beoordeling te komen over al dan niet toekenning van subsidie:
a. Een overzicht van de partijen die deelnemen aan het
samenwerkingsverband en hun taken: dit betreft een overzicht van de scholen en
de bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan het project. Dit overzicht is nodig
om te voorkomen dat scholen of bevoegde gezagen aan meerdere projecten
deelnemen en daarvoor subsidie aanvragen. Voorts is het belangrijk om de rol-
en taakverdeling van de projectpartners reeds voorafgaand aan de implementatie
te bestendigen.
b. Een begroting van het gehele beoogde project, inclusief
cofinanciering: de begroting heeft betrekking op alle kosten die het project
als geheel met zich meebrengt, inclusief cofinanciering. Projecten starten in
2009 en lopen door tot 31 augustus 2013.
c. Een activiteitenplan: dit bevat de hoofdlijnen van de
activiteiten en de daarmee beoogde resultaten. Het activiteitenplan kan worden
ingevuld en toegelicht met behulp van de bijlage behorend bij het
formulier.
d. Een door alle partijen ondertekende verklaring over de
duur, inhoud en uitvoering van het project. Deze verklaring is reeds onderdeel
van het te downloaden formulier.
Indien voor een aanvraag geen gebruik is gemaakt van het
vastgestelde formulier dan wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.
Artikel 6, eerste lid en tweede lid:
De eerste indieningtermijn loopt vanaf de datum van
inwerkingtreding tot 1 juni 2009. Voor de aanvragen die in deze termijn zijn
ontvangen is maximaal 70% van het totaalbedrag in de regeling beschikbaar.
De tweede indieningtermijn loopt van 1 juni 2009 tot
1 augustus 2009. Voor aanvragen die in deze termijn ontvangen zijn is minimaal
30% van het totaalbedrag in de regeling beschikbaar.
Ingediende aanvragen die niet compleet zijn worden afgewezen,
tenzij de aanvraagtermijn nog niet is verlopen. Dan mag een nieuwe (complete)
aanvraag ingediend worden.
Artikel 7, eerste lid:
Er is een maximum bedrag voor deze regeling vastgesteld.
Daarom zijn criteria vastgelegd voor de verdeling van de beschikbare middelen.
De aanvragen worden onderling vergeleken binnen een van de drie categorieën
zoals weergegeven in de regeling.
Uit iedere categorie zullen minimaal vier aanvragen worden
toegekend. De projecten worden binnen deze categorieën gerangschikt op basis
van de in de regeling vermelde criteria en aanwijzingen.
Artikel 7, tweede lid:
De projecten zullen bestaan uit één of meer hoofdactiviteiten,
te weten:
- 1) Verlengde schooldag:
Om meer tijd voor instructie en oefening te bieden wordt
de schooldag verlengd of wordt de woensdagmiddag benut voor onderwijs.
- 2) Weekendschool:
Gedurende weekenddagen wordt onderwijs aangeboden aan
achterstandsleerlingen voor verrijkende leerstof en/of het inhalen van
achterstanden.
- 3) Zomerschool:
De zomerschool heeft met name ten doel om te voorkomen
dat achterstandsleerlingen door de zomervakantie afzakken naar een lager niveau
wanneer ze aan het nieuwe schooljaar beginnen.
Artikel 7, derde lid:
Op basis van de hier opgesomde criteria zal het
activiteitenplan beoordeeld worden. Hiervoor dient de bijlage bij het
aanvraagformulier te worden gebruikt. Kopieer het format bij voorkeur in een
tekstverwerkingsdocument. Onderstaande doelen vormen de basis van de
criteria:
− De projecten hebben ten doel om onderpresteren tegen te
gaan door middel van onderwijstijdverlenging en een verbeterde overgang van het
basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs.
− De beoogde deelnemers aan de projecten zijn leerlingen uit
de bovenbouw die onderpresteren en/of kampen met onderwijsachterstanden. De
doelgroep beperkt zich niet tot enkel gewichtenleerlingen, maar alleen de
scholen die in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging ter bestrijding
van onderwijsachterstanden komen in aanmerking voor subsidie onder deze
regeling. Op het aanvraagformulier moet daarom aangegeven worden wat de
doelgroep is en hoe deze bereikt en gemotiveerd wordt tot deelname gedurende
meerdere jaren.
− Voorts zullen ondersteunende activiteiten door het
samenwerkingsverband worden uitgevoerd, te weten:
− het maken van afspraken tussen de scholen voor basis- en
voortgezet onderwijs over de overdracht van leerlingen;
− het maken van afspraken over de doorgaande leerlijn tussen
basisonderwijs en voortgezet onderwijs;
− het volgen van de leervorderingen van leerlingen die hebben
deelgenomen aan de activiteiten in het project gedurende minstens de looptijd
van het project in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs.
Bovenstaande afspraken worden gesteld als minimale eis. Er zijn
echter meer mogelijkheden. Gedacht kan worden aan afspraken waarbij
gecontinueerde extra onderwijstijd wordt geboden aan leerlingen ook in het
voortgezet onderwijs. Bijvoorbeeld aan leerlingen die een hogere
vervolgopleiding gaan doen dan hetgeen passend zou zijn bij hun eindtoetsscore,
maar die wel aansluit bij het leerpotentieel van deze leerlingen. Het zou hier
bijvoorbeeld kunnen gaan om de beste 5–10% leerlingen van een school waar veel
leerlingen met achterstanden zijn. Deze leerlingen zouden nu in plaats van het
vmbo naar een havo/vwo brugklas kunnen gaan, waar zij door extra ondersteuning
hun achterstanden kunnen inhalen.
Artikel 8:
De projecten lopen gedurende vier schooljaren. Deze regeling
voorziet in principe de toekenning voor de gehele projectperiode, tenzij niet
aan de subsidievoorwaarden of -verplichtingen wordt voldaan.
Artikel 10:
Indien het budget na de tweede aanvraagtermijnen niet is
uitgeput kan de Minister besluiten een derde aanvraagtermijn open te
stellen.
Hoofdstuk 3
Artikel 12a:
De uitkomsten van deze pilots dienen mede om wetenschappelijk
aan te tonen welke maatregelen onder welke omstandigheden het beste werken om
met onderwijsverlenging taal- en rekenachterstanden in te lopen.
Deelnemende scholen verplichten zich daarom om mee te werken
aan monitoring en evaluaties door nog aan te wijzen onderzoeksinstituten.
Tevens zal een nog aan te wijzen instituut worden ingezet om de
deelnemende scholen te begeleiden en te volgen. Hiermee worden tevens de
gegevens en informatie verzameld bestemd voor tussenrapportages.
Artikel 12b, eerste tot zesde lid:
De opgesomde randvoorwaarden zijn cruciaal voor het welslagen
van de projecten en het boeken van resultaten en daarom als
subsidieverplichting opgenomen.
Zo is de instemming en betrokkenheid van ouders onontbeerlijk
en dienen de in te zetten leerkrachten die de extra leertijd verzorgen bevoegd
te zijn.
Verder dienen scholen zich er voor in te zetten dat
leerlingen over een langere periode deelnemen: voor veel activiteiten is het
belangrijk dat de leerlingen gedurende langere periode deelnemen aan
activiteiten gericht op het inhalen van achterstanden (continuïteit). Ook leidt
een combinatie van activiteiten tot de grootste resultaten.
Artikel 12b, zesde en zevende lid:
Gedurende het project zijn wetenschappelijke instellingen
betrokken voor monitoring en evaluatie. Om dit mogelijk te maken, gaan de
partijen in het samenwerkingsverband de verplichting aan om mee te werken aan
onderzoekingen, bezoeken of andere informatieve activiteiten ten behoeve van
monitoring en inlichtingen zowel naar de minister over de voortgang van beleid
als naar de onderzoeksinstelling welke aangesteld wordt door de minister.
Met de onderzoeksinstelling(en) worden afspraken gemaakt over
de uitwerking van de monitoring, het onderzoek naar ‘wat werkt’, onderlinge
informatie-uitwisseling en het verspreiden van opgedane kennis. Hierover zullen
met de betrokken partijen nadere afspraken worden gemaakt, waarbij de lasten
voor de betrokken scholen die voortvloeien uit het verzamelen van deze
informatie in redelijkheid moeten opwegen tegen de baten in de vorm van de
verkregen subsidie.
De Staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.A.M. Dijksma.