Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 11299 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2009, 11299 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Defensie en de Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 4, 5, vierde lid, 16, 17, eerste, derde en vierde lid, 18, eerste en vijfde lid, 19, 23, aanhef en onderdeel c, 25, 44 en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling innoveren wordt gewijzigd als volgt:
A
Onder vernummering van Hoofdstuk 6 tot Hoofdstuk 7 en artikel 6.1 en 6.2 tot artikel 7.1 en 7.2 wordt voor Hoofdstuk 7. Slotbepalingen een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
de ambulancesector, de brandweerorganisatie, defensie, de politieorganisatie en overige publieke operationele veiligheidsorganisaties;
een planmatig geheel van activiteiten bestaande uit industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan op het terrein van de maatschappelijke veiligheid dat past binnen de thema’s
• Optreden in ketens en netwerken,
• Opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie, of
• Fysieke bescherming van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid, zoals omschreven in bijlage 6.1 en dat leidt tot technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een ondernemer die of een deelnemer in een samenwerkingsverband dat een veiligheidsproject uitvoert.
1. Het samenwerkingsverband bestaat uit hetzij twee of meer ondernemers, hetzij een of meer ondernemers en een of meer onderzoeksorganisaties.
2. De penvoerder is een ondernemer.
De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
1. Er is een Adviescommissie innovatie voor maatschappelijke veiligheid, die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies en artikel 6.7 en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 6.8.
2. De commissie bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden.
3. De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar.
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is drie jaar.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien uit de aanvraag om subsidie voor het veiligheidsproject geen betrokkenheid blijkt van het operationele veld;
b. voor zover het gevraagde subsidiebedrag voor het veiligheidsproject hoger is als € 750.000;
c. indien van het veiligheidsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.
1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate;
a. de bijdrage aan technologische vernieuwing of aan wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie voor maatschappelijke veiligheid groter is;
b. meer wordt bijgedragen aan het creëren van een veiliger Nederland;
c. de doelmatigheid en doeltreffendheid van het project groter is;
d. de projectresultaten meer economische waarde creëren, beter wordt aangesloten bij de doelstellingen van de deelnemende ondernemingen en de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten uitgebreider zijn.
2. Voor de rangschikking wegen de in het eerste lid vermelde criteria even zwaar.
B
Toegevoegd worden:
a. een bijlage 6.1 overeenkomstig bijlage I;
b. een bijlage 6.2 overeenkomstig bijlage II;
c. een bijlage 6.3 overeenkomstige bijlage III.
In de tabel in artikel 1, derde lid, van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2009 wordt na punt 2.9 ingevoegd:
2.10 | Subsidieregeling innoveren (innovatie voor maatschappelijke veiligheid) | 6.2 | 29/07 t/m 11/09 | € 1.500.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 18 juli 2009
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Projecten dienen te passen binnen onderstaande thema’s die zijn opgenomen zijn in de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid.
Het thema opereren in ketens en netwerken beoogt de effectiviteit van ketens en netwerken te vergroten. Om in ketens en netwerken effectief te kunnen optreden is het noodzakelijk dat de juiste personen op het juiste moment over de juiste informatie beschikken. Goede beschikbaarheid van de relevante informatie binnen ketens en netwerken maakt een efficiëntere en effectievere uitvoering van taken mogelijk.
Binnen het veiligheidsdomein bestaan diverse ketens, waarin meerdere partijen ‘geschakeld’ functioneren. Bekende ketens zijn de strafrechtelijke keten en de vreemdelingenketen. In toenemende mate is ook sprake van netwerken, waarin deelnemende partijen, op basis van onderlinge afhankelijkheid en ten aanzien van een gemeenschappelijk thema, besluiten tot gezamenlijke activiteiten. Dit geldt bijvoorbeeld in toenemende mate voor de rampen- en crisisbeheersing, maar ook op het terrein van de jeugdzorg.
De focus binnen het thema opereren in ketens en netwerken ligt voor de periode tot en met 2012 op het onderwerp ‘geïntegreerde beeldopbouw’. Een eenduidig bij alle betrokken partijen in een keten of netwerk afgestemd beeld zorgt voor betere besluitvorming, optimale inzet van capaciteit (personeel en materieel), en mogelijkheden om tijdig en effectief op te treden.
De geïntegreerde beeldopbouw omvat verschillende bouwstenen, de samenstelling kan per keten en netwerk verschillen. Bouwstenen zijn: sensoren, data, informatie ontsluiten, informatie verrijken, analyse, ‘decision support’, terugkoppeling. Ook de verschijningsvorm kan verschillen. Zo kan behoefte bestaan aan een eenduidig geografisch situatiebeeld (bijv. bij optreden bij crises of in conflictsituaties) of aan een eenduidige beschrijving van een concrete individuele situatie (bijvoorbeeld bij het gezamenlijk bepalen van de meest effectieve interventie in geval van crimineel of overlastgevend gedrag).
De kwaliteit van uitvoerend en ondersteunend personeel bepaalt het welslagen van ieder optreden. Personeelsselectie bij de in- en doorstroom, opleiding en training dragen bij tot de inzetbaarheid. Ook de veiligheid van personeel tijdens optreden en operaties is gebaat bij selectie en beheersing van vaardigheden. Simulatie en kunstmatige omgevingen worden steeds belangrijker bij het opleiden en trainen van het personeel, ook in de veiligheidsector. Hierbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van virtuele realiteit en embedded training.
De doelstelling van het thema opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie is om de effectiviteit en inzetbaarheid van het veiligheidspersoneel met behulp van innovatie te vergroten. De technologie maakt het mogelijk om in een waarheidsgetrouwe maar efficiënte en veilige omgeving te oefenen op concrete situaties, variërend van een achtervolging op hoge snelheid en het gebruik van geweldsmiddelen tot het gezamenlijk – bestuurlijk en operationeel – opereren in grootschalige crisissituaties.
Grootschalige oefeningen zijn vaak kostbaar, en eenmalig. ‘Serious gaming’ biedt de mogelijkheid om deze oefeningen te herhalen, scenario’s aan te passen aan de verschillende omstandigheden, en maatwerk te bieden. Met inzet van technologie kan de kwaliteit en de effectiviteit van het veiligheidspersoneel op een efficiënte wijze worden vergroot, zonder hen daarbij in onveilige situaties te brengen.
Het domein fysieke bescherming beslaat het terrein dat toeziet op de gezondheid, veiligheid en (fysieke) bescherming van de professional die in concrete situaties actief is op het terrein van veiligheid.
De doelstelling voor de fysieke bescherming binnen Hoofdstuk 6 van de Subsidieregeling innoveren is dat de veiligheid van de professional bij de uitvoering van zijn of haar werkzaamheden zoveel als mogelijk moet worden gewaarborgd gegeven de dreigingen, taken en procedures zoals die er zijn. Dat betekent dat doelstellingen worden geformuleerd op het gebied van uitrusting en materieel, maar bijvoorbeeld niet ten aanzien van te hanteren procedures.
Voor de veiligheid van de professional is onder meer van belang dat deze beschikt over cruciale en actuele informatie (realtime) mbt. bijvoorbeeld de aard en locatie van het incident. Ook dient deze (ook binnen gebouwen) te kunnen communiceren met zijn collega’s of leidinggevende (Shared Situational Awareness). Ook dient de professional in besloten ruimtes te weten waar hij en collega’s zich bevinden, ook onafhankelijk van visuele informatie.
Ook door middel van beschermende kleding en uitrusting kan veiligheid worden bevorderd. De professional moet optimaal beschermd zijn, waarbij bescherming niet ten koste mag gaan van bijvoorbeeld mobiliteit. De inzet en bruikbaarheid van uitrusting en hulpmiddelen moet niet afhankelijk van de omgeving zijn.
Deze regeling wijzigt de Subsidieregeling innoveren. Toegevoegd word een hoofdstuk Innovatie voor maatschappelijke veiligheid. Hiermee wordt beoogd uitvoering te geven aan (een deel van) de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid.
Het kabinet heeft in haar beleidsprogramma ‘Samen werken, samen leven’ het project ‘Nederland Ondernemend Innovatieland’ (NOI) aangekondigd. In dit project neemt het kabinet een aantal initiatieven om zowel de concurrentiekracht van Nederland te versterken als maatschappelijke vraagstukken aan te pakken.
Kennis, innovatie en ondernemerschap kunnen bijdragen aan de oplossing voor maatschappelijke vraagstukken waar burgers zich zorgen om maken. Kennis, omdat nieuwe ideeën en inzichten de basis vormen voor vooruitgang. Innovatie, omdat kennis zijn waarde bewijst in vernieuwende producten, diensten en werkprocessen. Ondernemerschap, omdat dit leidt tot vernieuwende producten en nieuwe mogelijkheden en oplossingen.
Het doel van de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid is om kennis, innovatie en ondernemerschap te stimuleren en het vergroten van de maatschappelijke veiligheid van Nederland. Daarbij stemt het programma de technologievraag voor oplossing van knelpunten op het gebied van veiligheid af met sterke clusters en technologiegebieden in Nederland. Die sterke clusters leveren een bijdrage aan duurzame economische groei.
De Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid zal zich daarbij richten op aansluiting bij Europese innovatieprogramma’s, vooral het zevende Kaderprogramma. Dit zorgt voor een krachtige impuls bij de oplossing van maatschappelijke uitdagingen. Samenwerking bij het uitwerken van deze agenda door meerdere departementen levert extra synergie op. Tot de samenwerkende departementen behoren in ieder geval de departementen van BZK, van Justitie, van EZ en van Defensie.
Om ervoor te zorgen dat kennis en innovatie kan worden ingezet voor het vergroten van de maatschappelijke veiligheid is er voor gekozen een hoofdstuk toe te voegen aan de Subsidieregeling innoveren. In deze subsidieregeling wordt immers het innovatievermogen bevorderd door het beschikbaar stellen van een subsidie. In dit geval zal de doelstelling van het te subsidiëren project moeten passen binnen de doelstelling van de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid. Aanvragen om subsidie kunnen uitsluitend door bedrijven of deelnemers in samenwerkingsverbanden, waarvan ten minste één bedrijf deel uitmaakt, worden ingediend. Of met de subsidie een in de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid omschreven knelpunt op het gebied van veiligheid, zoals dat is neergelegd in de thema’s
– Opereren in ketens en netwerken;
– Opleiding en training met behulp van geavanceerde simulatie; of
– Fysieke bescherming
wordt opgelost moet blijken uit aanvullende informatie bij de aanvraag. In dit verband is de in artikel 6.7 opgenomen eis van betrokkenheid van het operationele veld – dit zijn de een organisaties wiens knelpunt zou moeten worden opgelost – van groot belang.
Voor de inhoudelijke beoordeling wordt een Adviescommissie innovatie voor maatschappelijke veiligheid ingesteld, die op basis van de criteria van dit hoofdstuk, waaronder de in de bijlage 6.1 bij de regeling opgenomen samenvatting van de zogenaamde roadmaps voor de genoemde drie onderwerpen, zal adviseren.
Er is maximaal € 750.000 per project beschikbaar. Dat betekent dat in het eerste jaar in ieder geval 2 projecten gehonoreerd kunnen worden. Voor 2010 en volgende jaren zal het budget naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk hoger zijn, waardoor de ‘impact’ook zal groeien.
De Subsidieregeling innoveren, waarvan deze regeling een wijzigingsregeling is, is gebaseerd op het Kaderbesluit EZ-subsidies. In dit besluit staan bepalingen die voor veel subsidieregelingen gemeenschappelijk zijn. Diverse bepalingen van het Kaderbesluit zijn van toepassing op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk. Het gaat daarbij om zaken als definities, subsidiepercentages, subsidiabele kosten, samenwerkingsverbanden, adviescommissies, afwijzingsgronden, verplichtingen en voorschotten. Ook in hoofdstuk 1 van de Subsidieregeling innoveren staan bepalingen die van toepassing zijn op de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk. Het betreft met name een bepaling over financiële rapportages en nadere uitwerking van de bepalingen over subsidiabele kosten van het kaderbesluit. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar het algemeen deel van de toelichting op de Subsidieregeling innoveren en naar de toelichting op het Kaderbesluit EZ-subsidies zelf.
Dit hoofdstuk wordt namens de Minister van Economische Zaken uitgevoerd door SenterNovem.
Onder het thema veiligheid (in de betekenis van maatschappelijke veiligheid) is door de ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie op basis van een gedeelde analyse de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid uitgewerkt. Er wordt in deze agenda gewerkt vanuit drie gemeenschappelijke thema’s die tot stand zijn gekomen na een match tussen een analyse van de vraag vanuit de verschillende departementen en vanuit het aanbod van de Nederlandse industrie.
Als gezegd wijzigt deze regeling de Subsidieregeling innoveren. De regeling conformeert zich daarmee aan de informatieverplichtingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies, dat lastenarm is ingericht.
De keuze voor een subsidieregeling is gebaseerd op het besef dat er waarschijnlijk meerdere oplossingen mogelijk zijn voor de maatschappelijke uitdagingen op het veiligheidsterrein, en de wens om bij het maken van noodzakelijke keuzes waar mogelijk gebruik te maken van de waardevolle kennis bij operationele partijen en bedrijfsleven. Met een subsidieregeling komen alle mogelijke oplossingen in beeld, waarbij bovendien het totale R&D traject doorlopen kan worden.
Een Small Business Innovation Research programma (SBIR) levert beperkingen op in de zin dat het operationele veld (politie, brandweer, hulpdiensten) al een vrij goed beeld moet hebben hoe de oplossing er uit zou kunnen zien en voldoet daardoor niet aan het criterium van meerdere innovatieve oplossingen.
Een openbare aanbesteding is evenmin geëigend omdat daarbij het operationele veld in feite al gekozen heeft voor een oplossing/product. Dit valt buiten de doelstelling van het uitlokken van zoveel mogelijk verschillende innovatieve oplossingen.
Partijen kunnen op de drie thema’s binnen dit instrument – Optreden in ketens en netwerken, Opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulatie en Fysieke bescherming – projectvoorstellen indienen. Een nader omschreven beeld van de knelpunten die moeten worden opgelost, is in bijlage 6.1 bij de regeling opgenomen.
De Minister van Economische Zaken legt deze projecten voor aan de Adviescommissie innovatie voor maatschappelijke veiligheid. De projecten worden door deze commissie gerangschikt aan de hand van de vier criteria, opgenomen in artikel 6.8: technologische innovativiteit, maatschappelijke impact, doelmatigheid en het economisch perspectief. De adviescommissie adviseert de minister.
1. Kengetallen:
Budget van 1,5 miljoen euro (eerste tender 2009).
Maximum en budget per aanvraag 0,75 miljoen euro.
Aanvragers zijn bedrijven en kennisinstellingen.
Aantal verwachte aanvragen is 10.
Verwachte aantal gehonoreerde projecten 3.
2. De te verrichten werkzaamheden door de aanvragers.
De werkzaamheden die aanvragers moeten doen in de loop van de duur van de tender is als volgt.
1. Opzetten van een projectplan inclusief invullen van de bijbehorende formulieren. Verwacht wordt een projectplan van ongeveer 15 pagina’s waarin de achtergrond, doelstelling, de criteria en de deelnemende partijen worden beschreven. Hiervoor is uitgegaan van 3 dagen.
2. Het Programma eist dat er betrokkenheid is van partijen uit het operationele veld. De partijen in een eventueel op te richten samenwerkingsverband (verplicht als meer dan één partij het project uitvoert en subsidie aanvraagt) moeten zoveel mogelijk complementair zijn. Het opzetten van een samenwerkingsverband kan enige tijd in beslag nemen. De verwachting is echter dat de partijen elkaar kennen omdat ze al eerder hebben samengewerkt in verschillende projecten. Hiervoor is uitgegaan van 2,5 dagen.
3. Na het indienen van de voorstellen kan SenterNovem vragen stellen ter verduidelijking van het voorstel en/of aanvullende informatie vragen. Hiervoor wordt uitgegaan van een halve dag.
1. Beheer en monitoring. Uitgangspunt is lage lasten voor aanvragers en SN. De werkzaamheden bestaan o.a. uit:
• De financiële afhandeling van de projecten.
• Overleg met de subsidieontvanger bij eventuele knelpunten of problemen c.q. vragen om verduidelijking.
Voor de monitoring zullen standaard formulieren van Nederland
Ondernemend Innovatieland worden gebruikt. Voor deze activiteiten is uitgegaan van 1,5 dag.
2. Projectadministratie. Projecteigenaren zijn verplicht een projectadministratie bij te houden. Hiervoor is uitgegaan van 6 dagen.
3. Eindrapportage. Wanneer de projecten zijn afgerond moet er een eindrapportage worden opgesteld zodat een eindafrekening plaats kan vinden. Hiervoor is uitgegaan van 3 dagen.
Gelet op de grote mate van standaardisatie en helderheid van deze regeling is de verwachting dat er bezwaar en beroep wordt aangetekend zeer klein. Derhalve zijn hier voor geen kosten opgevoerd wat betreft administratieve lasten.
Gezien het totale budget voor de eerste tender van 1,5 miljoen euro komen de totale administratieve lasten voor de aanvragers op 3.2%, hetgeen overeen komt met een bedrag van € 48.060.
Het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten heeft de regeling beoordeeld en bepaald dat deze niet wordt geselecteerd voor een toets.
Deze wijzigingsregeling is opgesteld in het kader van het Kaderbesluit EZ-subsidies, Subsidieregeling Innoveren. Dit hoofdstuk wijkt niet af van deze regeling, maar is slechts een nadere invulling voor het onderwerp maatschappelijke veiligheid. Het Kaderbesluit EZ-subsidies is staatssteuntechnisch gedekt door de Omnibus melding (N312/08) bij de Europese Commissie. Derhalve hoeft deze regeling niet meer te worden gemeld bij de Europese Commissie en kan worden volstaan met een rapportage achteraf.
Belangrijk in de definitie van een veiligheidsproject is dat deze moet passen binnen één of meer van de drie genoemde thema’s. In bijlage 6.1 is hiertoe een voor dit instrument relevante samenvatting gemaakt van de beschrijving van deze drie thema’s in het kader van de MIA Veiligheid. Verder moet het gaan om industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan (de definitie hiervan is opgenomen in het Kaderbesluit EZ-subsidies) en moet het daarbij gaan om projecten die leiden tot technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassing van bestaande technologie.
Zie voor een toelichting op de definitie van het operationele veld de toelichting op artikel 6.7.
Dit artikel bevat, tezamen met de afwijzingsgronden in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de artikelen 6.7 en 6.8 de criteria voor het verstrekken van subsidie voor een veiligheidsproject. Centraal in de criteria staat dat het moet gaan om een veiligheidsproject. Dit impliceert dat moet worden voldaan aan alle elementen van de in artikel 6.1 opgenomen definitie van een veiligheidsproject.
De definities van samenwerkingsverband en penvoerder zijn opgenomen in artikel 1 van het Kaderbesluit EZ-subsidies. Op grond van artikel 4, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies kunnen bij ministeriële regeling nadere eisen worden gesteld aan het samenwerkingsverband en de penvoerder. Uit de in artikel 6.3 gestelde eisen blijkt dat de ondernemers een centrale rol innemen in het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband dient ten minste een ondernemer te bevatten en ook de penvoerder dient ondernemer te zijn. De reden hiervan is dat met behulp van deze subsidieregeling ondernemerschap en innovatie ingezet wordt om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. Het is dan ook de bedoeling om concrete toepasbare producten te ontwikkelen die snel inzetbaar zijn.
De Adviescommissie voor maatschappelijke veiligheid adviseert de minister over aanvragen om subsidie voor een veiligheidsproject, zowel over de afwijzingscriteria als over de rangschikkingscriteria.
Met dit hoofdstuk worden projecten ondersteund die op de middellange termijn kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de MIA Veiligheid. Daarom is de maximale projectduur gesteld op drie jaar.
In artikel 6.7 is in onderdeel a opgenomen dat de Minister afwijzend beslist op een aanvraag indien uit de aanvraag om subsidie voor het veiligheidsproject geen betrokkenheid blijkt van het operationele veld, zoals dat is omschreven in bijlage 6.1 bij deze regeling.
Betrokkenheid van de operationele eindgebruiker is cruciaal om de brug te slaan tussen goede ideeën en bruikbare oplossingen. Onder operationele eindgebruiker worden in ieder geval verstaan: politie, brandweer, defensie en ambulancediensten. Overige publieke operationele veiligheidsorganisaties zijn bijvoorbeeld waterschappen, gemeentelijke diensten, inspectiediensten enz.
Voor het aantonen van betrokkenheid van defensie geldt een bijzondere situatie.
Met betrekking tot het aantonen van betrokkenheid van het operationele veld bij enig veiligheidsproject kan voor defensie het beste de Planningscommissie ingezet worden. De planningscommissie bij defensie is samengesteld uit vertegenwoordigers van alle beleidsverantwoordelijke directies bij Defensie, waarmee ook het gehele operationele veld is vertegenwoordigd. De planningscommissie toetst de ingediende voorstellen op relevantie voor defensie en meer specifiek op betrokkenheid van het operationele veld.
Om met het in eerste instantie beperkte beschikbare bedrag tenminste twee goede projecten te kunnen honoreren is in onderdeel b het maximale bedrag aan subsidie voor een veiligheidsproject bepaald op € 750.000.
Dit artikel bevat de rangschikkingscriteria, ook wel de tendercriteria genoemd. Alle vier vermelde criteria wegen even zwaar (tweede lid).
Bij het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, moet het gaan om een nieuwe technologie met betrekking tot producten (inclusief programmatuur), processen of diensten. De stand van de techniek, internationaal gezien, is daarbij de maatstaf. ‘Naarmate’ moet in het kader van het criterium van onderdeel a worden bezien in het spectrum van marginaal technische verbetering tot een technologische doorbraak. De technische risico's dienen wel beheersbaar te zijn. Ook wezenlijke vernieuwingen of wezenlijk nieuwe toepassingen van een bestaande technologie zijn technologische innovatie. Hierbij kan worden gedacht aan substantiële versnelling in de ontwikkeling of toepassing van een bestaande technologie ten opzichte van een bestaande geleidelijke ontwikkeling, dan wel de ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden die niet werden voorzien.
Het criterium van het eerste lid, onderdeel b, is ook wel bekend als het criterium van de maatschappelijke impact. ‘Maatschappelijke impact’ kan worden beoordeeld op de sociale gevolgen voor de betrokken bedrijven/diensten of de gevolgen voor de samenleving. Aanvragers dienen aan die aspecten aandacht te besteden die voor hun bedrijven/diensten, of sectoren dan wel producten, processen of programmatuur relevant en actueel zijn. Streven naar een effectieve en efficiënte samenwerking tussen de vele partijen en verschillende niveaus ten behoeve van een veiliger Nederland is hier één van de doelen (thema Opereren in ketens en netwerken). Een ander doel is dat de professionele veiligheidsorganisaties van de overheid met haar hulpverleners in staat worden gesteld om snel en effectief en efficiënt op te treden (thema Fysieke bescherming).
Het criterium genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt toegelicht.
Bij de doeltreffendheid van het project spelen aspecten een rol als de relevante capaciteit(en) van de deelnemer(s), de (gezamenlijk) inhoudelijke aanpak, de benutting van de projectresultaten en de visie op samenwerking met de operationele eindgebruikers.
Bij doelmatigheid wordt gekeken naar de aanpak en organisatie van het project. De eisen waaraan een voorstel moet voldoen zijn:
– Goede probleemanalyse en daaruit voortvloeiende taken;
– Duidelijke mijlpalen/go-no go’s met onderbouwing;
– Goede beschrijving partij(en);
– Heldere en realistische tijdsplanning;
– Logische en aannemelijke inhoudelijke en organisatorische aanpak;
– Gestructureerde adequate communicatie/informatieoverdracht met tijdige overlegmomenten passend bij het project;
– Duidelijke en toepasselijke projectorganisatiestructuur met een goede en passende besluitvormingsstructuur;
– Er is een besluitvormingsorgaan bestaande uit vertegenwoordigers vanuit de deelnemers van een eventueel samenwerkingsverband van het passende niveau met mandaat.
Projecten scoren hoger op dit criterium wanneer ze minimaal aan de bovenstaande eisen voldoen.
Onderdeel d van het eerste lid betreft het criterium van het economisch perspectief. In welke mate creëert het beoogde projectresultaat economische waarde voor de betrokken bedrijven en diensten? Hierbij wordt de waarde van de toekomstige opbrengsten van het projectresultaat afgezet tegen de verwachte kosten van R&D en daaropvolgende investeringen. Daarbij dient sterk rekening te worden gehouden met de mate van onderbouwing van de verwachtingen en de kans van slagen (commerciële risico's).
Projecten waarbij het toepassingsgebied wordt verbreed of waarbij nieuwe markten worden geopend scoren hoger dan innovaties voor bestaande toepassingsgebieden van de betrokken bedrijven. Het eventueel verspreiden van de nieuwe kennis door de bedrijven is positief.
De Minister van Economische Zaken,
M.J.A. van der Hoeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-11299.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.