TOELICHTING
Algemeen
1. Achtergronden en doelen van de Subsidieregeling
bibliotheekinnovatie
De Subsidieregeling bibliotheekinnovatie 2009 is een instrument
voor het realiseren van een groot aantal met elkaar samenhangende doelen op het
terrein van de bibliotheekinnovatie. De inhoud en de gewenste resultaten van
dit proces zijn neergelegd in een aantal opeenvolgende documenten. De basis
daarvoor is het rapport ‘Innovatie met effect’ van de Adviescommissie
Bibliotheekinnovatie. De commissie deed in dat rapport aanbevelingen voor
innovatie van de openbare bibliotheeksector voor de periode 2009–2012.
Voorgesteld werd het innovatiebeleid langs drie inhoudelijke programmalijnen
vorm te geven:
• De ontwikkeling van een landelijke digitale infrastructuur
voor de bibliotheeksector;
• Een vernieuwing en verbreding van de digitale diensten en
bibliotheekproducten;
• Een actualisatie van het collectiebeleid.
Op 15 december 2008 hebben het Rijk, het Interprovinciaal overleg
(IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bestuurlijke afspraken
gemaakt over de uitvoering van het innovatiebeleid en over de budgettaire
kaders. Besloten is prioriteit te geven aan de totstandkoming van de digitale
bibliotheek. Het grootste deel (circa € 19 mln.) van het budget dat beschikbaar
is voor bibliotheekvernieuwing, zal hiervoor worden ingezet.
Mede op basis van deze afspraken is de Tweede Kamer bij brief van
10 februari 2009 geïnformeerd over het voorgenomen innovatiebeleid in de
bibliotheeksector in de periode 2009–2012.1 Op 11 juni 2009 is de Tweede Kamer vervolgens een
voortgangsrapportage over de digitale bibliotheek aangeboden.2 De voortgangsrapportage beschrijft de conceptuele opzet van
de digitale bibliotheek, de stappen die voor de verdere ontwikkeling nodig zijn
en de daarvoor noodzakelijkerwijs te ontwikkelen producten. Door middel van de
Subsidieregeling bibliotheekinnovatie kunnen organisaties met expertise op het
terrein van bibliotheekinnovatie en digitale dienstverlening subsidie ontvangen
voor het ontwikkelen van deze producten.
2. De subsidiethema’s
De subsidiethema’s voor deze regeling volgen de inhoudelijke
programmalijnen uit het rapport ‘Innovatie met effect’. Dit betekent dat deze
regeling de mogelijkheid biedt subsidies aan te vragen voor projecten onder de
volgende thema’s:
• de ontwikkeling van een landelijke digitale infrastructuur
voor de bibliotheeksector;
• innovatie van digitale diensten en producten;
• innovatie van het collectiebeleid.
Deze thema’s worden ingevuld op grond van de aanvragen door
middel van een aantal met elkaar samenhangende projecten.
3. Wijzigingen in de landelijke structuur van de
bibliotheeksector
De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is de landelijke
organisatie voor de Nederlandse openbare bibliotheeksector. De VOB verricht een
groot aantal taken voor de aangesloten bibliotheekorganisaties. Daarnaast voert
de VOB in opdracht van de rijksoverheid taken uit die het bibliotheekstelsel
als geheel betreffen. In aansluiting bij andere culturele sectoren is in 2008
besloten de verschillende taken van de VOB bij verschillende organisaties te
positioneren: belangenbehartiging bij een branchevereniging en stelseltaken bij
een onafhankelijk sectorinstituut. Beide organisaties zullen in 2010
operationeel zijn. Het stimuleren van innovatie zal tot de taken van het
sectorinstituut gaan behoren. Vooruitlopend op de inrichting van het
sectorinstituut zijn bij besluit van 17 maart 2009 een regiegroep
bibliotheekinnovatie en een daarbij behorende projectgroep bibliotheekinnovatie
ingesteld.3 Tegen deze achtergrond is de Subsidieregeling
bibliotheekinnovatie als volgt ingericht:
• instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de
bibliotheekvernieuwing volgens de hierboven benoemde thema’s, kunnen subsidie
aanvragen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
• de regiegroep bibliotheekinnovatie beoordeelt de
subsidieaanvragen en adviseert de Minister;
• de Minister besluit over de subsidieaanvragen, rekening
houdend met het advies van de regiegroep bibliotheekinnovatie.
4. Subsidies en opdrachten voor bibliotheekinnovatie
Voor het geheel van bibliotheekinnovatie is voor het jaar 2009
een bedrag van circa € 19 mln. beschikbaar. Dit bedrag wordt deels (circa
€ 8 mln.) via subsidies op grond van deze subsidieregeling en deels (circa
€ 11 mln.) via opdrachten ingezet. Opdrachten voor bibliotheekvernieuwing
zullen worden verstrekt door de VOB op basis van een advies van de regiegroep
bibliotheekinnovatie.
5. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de subsidieontvangers bestaan bij
de aanvraag uit het indienen van een activiteitenplan en een begroting en bij
de subsidievaststelling uit het indienen van een activiteitenverslag en een
financiële verantwoording. Indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt
kan een accountantsverklaring worden gevraagd. Kosten voor een
accountantsverklaring worden gedekt uit het subsidiebudget. Waar mogelijk wordt
gebruik gemaakt van planning- en controledocumenten die bij de
subsidieontvangers al in gebruik zijn.
6. Uitvoering en handhaafbaarheid
De regeling is opgezet volgens de gangbare structuur voor het
verlenen van subsidies door de rijksoverheid. Specifiek element in deze
regeling is de inhoudelijke toets door de Regiegroep bibliotheekinnovatie. De
regeling biedt de mogelijkheid de laatste subsidietermijn uit te keren op basis
van het verzoek tot subsidievaststelling. Daarmee ontstaat een prikkel voor de
subsidieontvanger de daarvoor benodigde documenten binnen de gestelde termijnen
in te dienen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
De begrippen die al in de Wet op het specifiek cultuurbeleid of
het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn gedefinieerd, worden niet in deze
regeling opnieuw gedefinieerd aangezien de wet en het besluit beide aangeven
dat de definities ook van toepassing zijn op regelgeving die op deze wettelijke
regelingen is gebaseerd. Daarom zijn openbare bibliotheek en instelling niet
omschreven.
Artikel 2
Dit artikel geeft het doel van deze subsidieregeling weer. Zie
het algemeen deel voor de doelstelling ‘bibliotheekinnovatie’ van deze regeling
en een uitleg over de thema’s waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.
Artikel 3
Een aanvraag komt slechts in aanmerking voor subsidie als de
aanvraag is ingediend door een instelling die ervaring heeft met
bibliotheekwerk en bibliotheekinnovatie. Bij de aanvraag toont de aanvrager de
relevante kennis en kunde op het gebied van bibliotheekwerk en
bibliotheekinnovatie aan.
Artikel 4
Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking
komen. De kosten dienen rechtstreeks voort te vloeien uit de activiteiten
waarvoor subsidie wordt gevraagd.
Artikel 5
Om de doelstellingen van het project Bibliotheekinnovatie te
bereiken is het gewenst dat projecten ten behoeve van bibliotheekinnovatie zo
spoedig mogelijk aanvangen en op korte termijn al resultaten kunnen
voortbrengen. Ingevolge artikel 11, derde lid, beslist de minister uiterlijk
1 december op een ingediende aanvraag. Indien de minister positief beslist op
een aanvraag dan vangt de subsidieontvanger onmiddellijk aan met het project.
De aanvraag wordt dan ook beoordeeld of het realistisch is dat het project nog
in 2009 wordt aangevangen. Daarnaast dient het project waarvoor subsidie wordt
aangevraagd in 2010 afgerond te zijn.
Artikel 6
Voor het verlenen van subsidie is in totaal een bedrag van
€ 7.558.000 beschikbaar. Dit bedrag is in het tweede lid van dit artikel
verdeeld over de verschillende thema’s waarvoor subsidie kan worden
aangevraagd. In geval een bedrag dat voor een thema is gereserveerd niet geheel
verleend wordt aan subsidie, kan de minister het overgebleven bedrag aan een
van de andere thema’s toevoegen.
Artikel 7
Een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling gaat
vergezeld van een activiteitenplan en een begroting. Artikel 8
Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is op deze documenten van toepassing.
Daarnaast is eveneens artikel 10 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen
van toepassing met betrekking tot de indiening van aanvullende bescheiden.
Artikelen 9 en 10
Indien een aanvraag voldoet aan de aanvraagcriteria legt de
minister de aanvraag voor aan de regiegroep voor advies. De regiegroep
adviseert vervolgens de minister welke aanvragen voor subsidie in aanmerking
komen. Aanvragen die de minister niet aan de regiegroep zendt, worden door de
minister afgewezen.
Bij de advisering past de regiegroep in ieder geval de vier
criteria genoemd in artikel 9, tweede lid, toe. De criteria houden het volgende
in.
Innovatief karakter. Subsidie wordt verleend voor nog
ontbrekende elementen bij de ontwikkeling van de digitale bibliotheek.
Bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de digitale
bibliotheek. Doel van de subsidieregeling is het subsidiëren van projecten en
activiteiten die gezamenlijk en in samenhang tot de opbouw van de digitale
bibliotheek leiden. In het kader van deze regeling wordt onder de digitale
bibliotheek verstaan een openbare bibliotheekvoorziening die in ieder geval
twee hoofdbestanddelen omvat:
• de plaats- en tijdonafhankelijke centrale publieke toegang
tot gestructureerde, verzamelde digitale informatie in primaire en bewerkte
vorm; en
• het langs digitale weg faciliteren van het gebruik van
fysieke media.
Realiseerbaarheid naar inhoud en tijd. De digitale bibliotheek
wordt een centraal functionerend systeem. Dit betekent dat projecten waarvoor
subsidie wordt aangevraagd, naar hun aard en specificaties binnen dit geheel
moeten passen. Daarnaast moeten projecten binnen de tijdshorizon van het proces
van bibliotheekinnovatie tot operationele resultaten kunnen leiden.
Kosteneffectiviteit. Dit criterium heeft betrekking op de
verhouding tussen de gevraagde bijdrage en de te verwachten resultaten. Is de
investering van voldoende waarde gelet op de resultaten? Hierbij spelen de
verschillende subsidieplafonds mee, waardoor een keuze moet worden gemaakt
tussen de verschillende aanvragen, mede in achtgenomen het gevraagde
subsidiebedrag en het te bereiken doel.
Artikel 11
Nadat de minister de adviezen van de regiegroep heeft ontvangen,
beslist de minister mede op basis van de adviezen op de aanvragen.
Artikel 12
Bij de beschikking tot subsidieverlening geeft de minister een
voorschot van ten hoogste 80 procent van de verleende subsidie. Het bedrag dat
niet als voorschot wordt betaald, wordt na de vaststelling van de subsidie
betaald.
Artikel 13
De activiteiten die worden gesubsidieerd moeten ten gunste komen
van de innovatie en digitalisering van de openbare bibliotheken. Vooral bij de
projecten waarbij digitale structuren en content wordt ontwikkeld, worden door
de subsidieontvangers intellectuele eigendomsrechten gevestigd. De openbare
bibliotheken moeten van de gesubsidieerde projecten gebruik kunnen maken en
daarom is het van belang dat de Staat de rechten verkrijgt. Daarom is in dit
artikel bepaald dat bij de verrichting van de gesubsidieerde activiteiten
gevestigde intellectuele eigendomsrechten na afronding van het project aan de
Staat worden overgedragen. Deze overdracht vindt plaats bij akte. Uiteraard
betreft het bij deze overdracht slechts de rechten die wettelijk overdraagbaar
zijn.
Artikel 14
Voor de verantwoording van de subsidie zijn de betreffende
artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen van toepassing. De
subsidieontvanger dient uiterlijk vier maanden na afronding van het project een
activiteitenverslag en een financiële verantwoording in. De regels die
betrekking hebben op het activiteitenverslag, het financieel verslag en de
jaarrekening zijn opgenomen in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen vanaf
artikel 34. Indien een subsidie € 125.000 of meer bedraagt, is de jaarrekening
of het financieel verslag voorzien van een accountantsverklaring. Op grond van
artikel 38 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen stelt de minister de subsidie
binnen zes maanden na ontvangst van het activiteitenverslag en de financiële
verantwoording vast.
De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H.A. Plasterk.