Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 juli 2009, nr. WJZ/139906 (8262), houdende subsidiëring van innovatie van bibliotheken (Subsidieregeling bibliotheekinnovatie)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 5, 5a, 7, zesde lid, 32, eerste lid en 43 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Besluit:

Bekostigingsbesluit cultuuruitingen

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

regiegroep:

Regiegroep Bibliotheekinnovatie als bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit Regiegroep en Projectgroep Bibliotheekinnovatie 2009

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. De minister kan op aanvraag aan een instelling subsidie verlenen voor activiteiten die de innovatie en digitalisering van openbare bibliotheken bevorderen.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt voor innovatieve projecten rond de volgende thema’s:

    • a. digitale infrastructuur;

    • b. digitale diensten en producten; en

    • c. collectiebeleid.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door een instelling die aantoonbare relevante kennis en kunde heeft op het gebied van bibliotheekwerk en bibliotheekinnovatie.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten omvatten uitsluitend de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen kosten:

  • a. loonkosten;

  • b. overheadkosten;

  • c. kosten van ingehuurde derden; en

  • d. kosten van materialen.

Artikel 5. Looptijd

Een project komt slechts in aanmerking voor subsidie als het project in 2009 aanvangt en uiterlijk is afgerond in 2010.

Artikel 6. Subsidieplafonds

  • 1. Voor subsidieverlening is een bedrag van € 7.558.000 beschikbaar.

  • 2. Voor de thema’s, bedoeld in artikel 2, tweede lid, gelden de volgende subsidieplafonds:

    • a. digitale infrastructuur: € 410.000;

    • b. digitale diensten en producten: € 4.298.000; en

    • c. collectiebeleid: € 2.850.000.

  • 3. Indien het bedrag, bedoeld in het tweede lid, onder a, b of c, niet geheel wordt verleend, kan de minister het bedrag dat niet verleend is toevoegen aan een van de andere bedragen, bedoeld in het tweede lid.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een activiteitenplan; en

    • b. een begroting.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend bij de minister, Directie Media, Letteren en Bibliotheken (MLB), Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend voor 15 september 2009.

Artikel 9. Advies regiegroep

  • 1. Indien een aanvraag voldoet aan de voorgaande artikelen, verzoekt de minister de regiegroep over de aanvraag te adviseren.

  • 2. De minister zendt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid uiterlijk een week na de datum, bedoeld in artikel 8, aan de regiegroep.

  • 3. De regiegroep adviseert over alle van de minister ontvangen aanvragen tegelijk.

  • 4. De regiegroep adviseert binnen vijf weken na de datum, bedoeld in artikel 8.

  • 5. Indien een aanvraag niet wordt voorgelegd aan de regiegroep wijst de minister de aanvraag af.

Artikel 10. Advisering

  • 1. De regiegroep adviseert welke aanvragen in aanmerking moeten komen voor de verschillende categorieën van subsidie.

  • 2. Bij de advisering toetst de projectgroep in ieder geval aan de volgende criteria:

    • a. innovatief karakter;

    • b. bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de digitale bibliotheek;

    • c. realiseerbaarheid naar inhoud en tijd; en

    • d. de kosteneffectiviteit; de mate waarin de gevraagde subsidie redelijk is ten opzichte van het te verwachten effect van de activiteiten.

HOOFDSTUK 3. VERLENING

Artikel 11. Verlening

  • 1. De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen waarover de regiegroep heeft geadviseerd, op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.

  • 2. De minister beslist op de aanvragen mede op basis van de adviezen van de regiegroep.

  • 3. De minister beslist voor 1 december 2009 op de aanvragen.

Artikel 12. Bevoorschotting

De minister kan voorschotten verlenen van ten hoogste 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIEVERPLICHTINGEN

Artikel 13. Intellectuele eigendomsrechten

Indien de subsidieontvanger bij het verrichten van de gesubsidieerde activiteiten intellectuele eigendomsrechten vestigt, draagt de subsidieontvanger deze intellectuele eigendomsrechten, voor zover deze rechten wettelijk overdraagbaar zijn, na afronding van de activiteiten over aan de Staat der Nederlanden. De subsidieontvanger werkt mee aan overdracht van de rechten bij akte.

HOOFDSTUK 5. VASTSTELLING

Artikel 14. Vaststelling van de subsidie

  • 1. Binnen vier maanden na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger de volgende bescheiden in:

    • a. een activiteitenverslag; en

    • b. een jaarrekening of financieel verslag.

  • 2. De artikelen 34, 35, 36 en 38 van het Besluit zijn van toepassing.

  • 3. Indien het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, is artikel 37 van het Besluit van toepassing.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling bibliotheekinnovatie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Algemeen

1. Achtergronden en doelen van de Subsidieregeling bibliotheekinnovatie

De Subsidieregeling bibliotheekinnovatie 2009 is een instrument voor het realiseren van een groot aantal met elkaar samenhangende doelen op het terrein van de bibliotheekinnovatie. De inhoud en de gewenste resultaten van dit proces zijn neergelegd in een aantal opeenvolgende documenten. De basis daarvoor is het rapport ‘Innovatie met effect’ van de Adviescommissie Bibliotheekinnovatie. De commissie deed in dat rapport aanbevelingen voor innovatie van de openbare bibliotheeksector voor de periode 2009–2012. Voorgesteld werd het innovatiebeleid langs drie inhoudelijke programmalijnen vorm te geven:

  • De ontwikkeling van een landelijke digitale infrastructuur voor de bibliotheeksector;

  • Een vernieuwing en verbreding van de digitale diensten en bibliotheekproducten;

  • Een actualisatie van het collectiebeleid.

Op 15 december 2008 hebben het Rijk, het Interprovinciaal overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bestuurlijke afspraken gemaakt over de uitvoering van het innovatiebeleid en over de budgettaire kaders. Besloten is prioriteit te geven aan de totstandkoming van de digitale bibliotheek. Het grootste deel (circa € 19 mln.) van het budget dat beschikbaar is voor bibliotheekvernieuwing, zal hiervoor worden ingezet.

Mede op basis van deze afspraken is de Tweede Kamer bij brief van 10 februari 2009 geïnformeerd over het voorgenomen innovatiebeleid in de bibliotheeksector in de periode 2009–2012.1 Op 11 juni 2009 is de Tweede Kamer vervolgens een voortgangsrapportage over de digitale bibliotheek aangeboden.2 De voortgangsrapportage beschrijft de conceptuele opzet van de digitale bibliotheek, de stappen die voor de verdere ontwikkeling nodig zijn en de daarvoor noodzakelijkerwijs te ontwikkelen producten. Door middel van de Subsidieregeling bibliotheekinnovatie kunnen organisaties met expertise op het terrein van bibliotheekinnovatie en digitale dienstverlening subsidie ontvangen voor het ontwikkelen van deze producten.

2. De subsidiethema’s

De subsidiethema’s voor deze regeling volgen de inhoudelijke programmalijnen uit het rapport ‘Innovatie met effect’. Dit betekent dat deze regeling de mogelijkheid biedt subsidies aan te vragen voor projecten onder de volgende thema’s:

  • de ontwikkeling van een landelijke digitale infrastructuur voor de bibliotheeksector;

  • innovatie van digitale diensten en producten;

  • innovatie van het collectiebeleid.

Deze thema’s worden ingevuld op grond van de aanvragen door middel van een aantal met elkaar samenhangende projecten.

3. Wijzigingen in de landelijke structuur van de bibliotheeksector

De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) is de landelijke organisatie voor de Nederlandse openbare bibliotheeksector. De VOB verricht een groot aantal taken voor de aangesloten bibliotheekorganisaties. Daarnaast voert de VOB in opdracht van de rijksoverheid taken uit die het bibliotheekstelsel als geheel betreffen. In aansluiting bij andere culturele sectoren is in 2008 besloten de verschillende taken van de VOB bij verschillende organisaties te positioneren: belangenbehartiging bij een branchevereniging en stelseltaken bij een onafhankelijk sectorinstituut. Beide organisaties zullen in 2010 operationeel zijn. Het stimuleren van innovatie zal tot de taken van het sectorinstituut gaan behoren. Vooruitlopend op de inrichting van het sectorinstituut zijn bij besluit van 17 maart 2009 een regiegroep bibliotheekinnovatie en een daarbij behorende projectgroep bibliotheekinnovatie ingesteld.3 Tegen deze achtergrond is de Subsidieregeling bibliotheekinnovatie als volgt ingericht:

  • instellingen die een bijdrage kunnen leveren aan de bibliotheekvernieuwing volgens de hierboven benoemde thema’s, kunnen subsidie aanvragen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • de regiegroep bibliotheekinnovatie beoordeelt de subsidieaanvragen en adviseert de Minister;

  • de Minister besluit over de subsidieaanvragen, rekening houdend met het advies van de regiegroep bibliotheekinnovatie.

4. Subsidies en opdrachten voor bibliotheekinnovatie

Voor het geheel van bibliotheekinnovatie is voor het jaar 2009 een bedrag van circa € 19 mln. beschikbaar. Dit bedrag wordt deels (circa € 8 mln.) via subsidies op grond van deze subsidieregeling en deels (circa € 11 mln.) via opdrachten ingezet. Opdrachten voor bibliotheekvernieuwing zullen worden verstrekt door de VOB op basis van een advies van de regiegroep bibliotheekinnovatie.

5. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de subsidieontvangers bestaan bij de aanvraag uit het indienen van een activiteitenplan en een begroting en bij de subsidievaststelling uit het indienen van een activiteitenverslag en een financiële verantwoording. Indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt kan een accountantsverklaring worden gevraagd. Kosten voor een accountantsverklaring worden gedekt uit het subsidiebudget. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van planning- en controledocumenten die bij de subsidieontvangers al in gebruik zijn.

6. Uitvoering en handhaafbaarheid

De regeling is opgezet volgens de gangbare structuur voor het verlenen van subsidies door de rijksoverheid. Specifiek element in deze regeling is de inhoudelijke toets door de Regiegroep bibliotheekinnovatie. De regeling biedt de mogelijkheid de laatste subsidietermijn uit te keren op basis van het verzoek tot subsidievaststelling. Daarmee ontstaat een prikkel voor de subsidieontvanger de daarvoor benodigde documenten binnen de gestelde termijnen in te dienen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De begrippen die al in de Wet op het specifiek cultuurbeleid of het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen zijn gedefinieerd, worden niet in deze regeling opnieuw gedefinieerd aangezien de wet en het besluit beide aangeven dat de definities ook van toepassing zijn op regelgeving die op deze wettelijke regelingen is gebaseerd. Daarom zijn openbare bibliotheek en instelling niet omschreven.

Artikel 2

Dit artikel geeft het doel van deze subsidieregeling weer. Zie het algemeen deel voor de doelstelling ‘bibliotheekinnovatie’ van deze regeling en een uitleg over de thema’s waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 3

Een aanvraag komt slechts in aanmerking voor subsidie als de aanvraag is ingediend door een instelling die ervaring heeft met bibliotheekwerk en bibliotheekinnovatie. Bij de aanvraag toont de aanvrager de relevante kennis en kunde op het gebied van bibliotheekwerk en bibliotheekinnovatie aan.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. De kosten dienen rechtstreeks voort te vloeien uit de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 5

Om de doelstellingen van het project Bibliotheekinnovatie te bereiken is het gewenst dat projecten ten behoeve van bibliotheekinnovatie zo spoedig mogelijk aanvangen en op korte termijn al resultaten kunnen voortbrengen. Ingevolge artikel 11, derde lid, beslist de minister uiterlijk 1 december op een ingediende aanvraag. Indien de minister positief beslist op een aanvraag dan vangt de subsidieontvanger onmiddellijk aan met het project. De aanvraag wordt dan ook beoordeeld of het realistisch is dat het project nog in 2009 wordt aangevangen. Daarnaast dient het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd in 2010 afgerond te zijn.

Artikel 6

Voor het verlenen van subsidie is in totaal een bedrag van € 7.558.000 beschikbaar. Dit bedrag is in het tweede lid van dit artikel verdeeld over de verschillende thema’s waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. In geval een bedrag dat voor een thema is gereserveerd niet geheel verleend wordt aan subsidie, kan de minister het overgebleven bedrag aan een van de andere thema’s toevoegen.

Artikel 7

Een aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting. Artikel 8 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is op deze documenten van toepassing. Daarnaast is eveneens artikel 10 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen van toepassing met betrekking tot de indiening van aanvullende bescheiden.

Artikelen 9 en 10

Indien een aanvraag voldoet aan de aanvraagcriteria legt de minister de aanvraag voor aan de regiegroep voor advies. De regiegroep adviseert vervolgens de minister welke aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Aanvragen die de minister niet aan de regiegroep zendt, worden door de minister afgewezen.

Bij de advisering past de regiegroep in ieder geval de vier criteria genoemd in artikel 9, tweede lid, toe. De criteria houden het volgende in.

Innovatief karakter. Subsidie wordt verleend voor nog ontbrekende elementen bij de ontwikkeling van de digitale bibliotheek.

Bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de digitale bibliotheek. Doel van de subsidieregeling is het subsidiëren van projecten en activiteiten die gezamenlijk en in samenhang tot de opbouw van de digitale bibliotheek leiden. In het kader van deze regeling wordt onder de digitale bibliotheek verstaan een openbare bibliotheekvoorziening die in ieder geval twee hoofdbestanddelen omvat:

  • de plaats- en tijdonafhankelijke centrale publieke toegang tot gestructureerde, verzamelde digitale informatie in primaire en bewerkte vorm; en

  • het langs digitale weg faciliteren van het gebruik van fysieke media.

Realiseerbaarheid naar inhoud en tijd. De digitale bibliotheek wordt een centraal functionerend systeem. Dit betekent dat projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, naar hun aard en specificaties binnen dit geheel moeten passen. Daarnaast moeten projecten binnen de tijdshorizon van het proces van bibliotheekinnovatie tot operationele resultaten kunnen leiden.

Kosteneffectiviteit. Dit criterium heeft betrekking op de verhouding tussen de gevraagde bijdrage en de te verwachten resultaten. Is de investering van voldoende waarde gelet op de resultaten? Hierbij spelen de verschillende subsidieplafonds mee, waardoor een keuze moet worden gemaakt tussen de verschillende aanvragen, mede in achtgenomen het gevraagde subsidiebedrag en het te bereiken doel.

Artikel 11

Nadat de minister de adviezen van de regiegroep heeft ontvangen, beslist de minister mede op basis van de adviezen op de aanvragen.

Artikel 12

Bij de beschikking tot subsidieverlening geeft de minister een voorschot van ten hoogste 80 procent van de verleende subsidie. Het bedrag dat niet als voorschot wordt betaald, wordt na de vaststelling van de subsidie betaald.

Artikel 13

De activiteiten die worden gesubsidieerd moeten ten gunste komen van de innovatie en digitalisering van de openbare bibliotheken. Vooral bij de projecten waarbij digitale structuren en content wordt ontwikkeld, worden door de subsidieontvangers intellectuele eigendomsrechten gevestigd. De openbare bibliotheken moeten van de gesubsidieerde projecten gebruik kunnen maken en daarom is het van belang dat de Staat de rechten verkrijgt. Daarom is in dit artikel bepaald dat bij de verrichting van de gesubsidieerde activiteiten gevestigde intellectuele eigendomsrechten na afronding van het project aan de Staat worden overgedragen. Deze overdracht vindt plaats bij akte. Uiteraard betreft het bij deze overdracht slechts de rechten die wettelijk overdraagbaar zijn.

Artikel 14

Voor de verantwoording van de subsidie zijn de betreffende artikelen van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen van toepassing. De subsidieontvanger dient uiterlijk vier maanden na afronding van het project een activiteitenverslag en een financiële verantwoording in. De regels die betrekking hebben op het activiteitenverslag, het financieel verslag en de jaarrekening zijn opgenomen in het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen vanaf artikel 34. Indien een subsidie € 125.000 of meer bedraagt, is de jaarrekening of het financieel verslag voorzien van een accountantsverklaring. Op grond van artikel 38 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen stelt de minister de subsidie binnen zes maanden na ontvangst van het activiteitenverslag en de financiële verantwoording vast.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.


XNoot
1

Tweede Kamer, 2008–2009, 28 330, nr. 32.

XNoot
2

Tweede Kamer, 2008–2009, 28 330, nr. 38.

XNoot
3

Instellingsbesluit van 17 maart 2009, nr. MLB/LB/109.333; Stcrt. 2009, nr. 65.

Naar boven