Vaststelling selectielijst neerslag handelingen Minister van Justitie beleidsterrein Gefinancierde Rechtsbijstand vanaf 1945

7 februari 2008

Nr. C/S&A/08/79

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 30 januari 2008, nr. bca-2008.04316/1);

Besluiten:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde ‘selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein Gefinancierde Rechtsbijstand over de periode vanaf 1945’ en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 7 februari 2008.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de wnd. algemene rijksarchivaris, P. Brood.De Minister van Justitie,
namens deze:
de projectdirecteur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA, A. van der Kooij.

BASISSELECTIEDOCUMENT

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdrager

Minister van Justitie

Op het beleidsterrein

Gefinancierde rechtsbijstand 1945–

Auteurs: Geert Beks en Noor Schreuder (Nationaal Archief 2002)

Eindredactie PWAA

Lijst van Afkortingen

AMvB: Algemene maatregel van bestuur

BRON: Bureaus voor Rechtshulp Ondersteuningssysteem

BSD: Basis selectiedocument

CBB: Centraal Bureau van Bijstand

COREPER : Comité des Représentants Permanents (EG)

EU: Europese Unie

JUS: (Ministerie van) Justitie

NA: Nationaal Archief

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

WROM: Wet Rechtsbijstand aan On- en Minvermogenden

Verantwoording

Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

De selectielijst treedt in werking twee dagen na publicatie in de Staatscourant en blijft in de huidige vorm hoogstens 20 jaar geldig.

Definitie van het beleidsterrein

Van oudsher betekent rechtsbijstand c.q. rechtshulp juridische bijstand in burgerlijke en strafprocessen en in geschillen met de overheid.

Actoren op het beleidsterrein zijn ofwel betrokken bij de facilitering van de rechtsbijstand in de zin van het opstellen van wet- en regelgeving en financiering, ofwel verlenen zelf rechtsbijstand.

Afbakening van het beleidsterrein

In dit BSD wordt het beleidsterrein Gefinancierde Rechtsbijstand ( of Rechtshulp) behandeld. Het beleidsterrein bestrijkt uitsluitend de financiering en organisatie van de door de overheid gefinancierde rechtshulp. De rechtshulp wordt in Nederland verleend door advocaten, deurwaarders, notarissen1 , en andere al dan niet commerciële juridische hulpverleners zoals de sociale raadslieden, juristen van vakbond en verenigingen als de ANWB, ombudslieden, etc. Al deze rechtshulpverleners verlenen hun hulp in principe als particulieren. Daarom maken de handelingen van de rechtshulpverleners zelf geen deel uit van het rapport. Notarissen en deurwaarders hebben naast taken op het terrein van de rechtshulpverlening ook taken als ‘publiek rechtspersoon’. De handelingen van de overheid ten aanzien van deze beroepsgroepen en de handelingen van de notarissen en gerechtsdeurwaarders voor zover deze behoren tot het ‘overheidsdomein’ worden in aparte institutionele onderzoeken behandeld. Zie hiervoor respectievelijk het RIO Notarissen. Een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein Notarissen (PIVOT-nummer 172) van de auteurs drs. R.A. van Abel en drs. W.F. Fijnheer en het RIO Gerechtsdeurwaarders. Een institutioneel onderzoek naar het beleid ten aanzien van het ambt van de gerechtsdeurwaarder 1945-2001 (nr. 182) van de auteur drs. H. R. Jordaan.

Rechtshulp betreft voor een belangrijk deel bijstand in processen voor een rechter. De handelingen van de rechterlijke macht worden behandeld in het RIO Gedeelde geschillen. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rechterlijke macht vanaf 1950 (nr. 124) van de auteurs R.P.B.A. Dingemans en R. W. Steensma.

De Nationale Ombudsman is een hoog college van Staat en is in een apart RIO behandeld. Zie hiervoor Behoorlijk behandeld. Rapport van een institutioneel onderzoek naar actoren en handelingen op het terrein van de Nationale ombudsman in de periode (1964) 1982–1997 (nr. 56) van de auteur drs. R.J.B. Hageman.

De begrippen rechtshulp en rechtsbijstand worden nogal eens door elkaar gebruikt. In dit RIO wordt zoveel mogelijk het begrip rechtsbijstand gebruikt voor de door de overheid meegefinancierde rechtshulp. De term rechtshulp wordt gebruikt voor de hulp en ondersteuning die wordt verleend aan particulieren die hun recht willen uitoefenen.

De doelstelling(en) van de overheid en ontwikkelingen op het beleidsterrein

De zorg voor de verlening van rechtsbijstand vormt in een sociale rechtsstaat het materiële sluitstuk op de rechtsbescherming. De van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand heeft een aanzienlijke groei doorgemaakt. Hetzelfde geldt voor het aanbod van rechtshulpverleners.

Vanaf 1958 zette zich een ontwikkeling in, waarin de betekenis van rechtsbijstand c.q. rechtshulp verruimd werd en waarin de overheid een steeds belangrijkere rol ging spelen. In dat jaar werd de rechtsbijstand in geringe mate overheidszorg. Dat gebeurde bij de Wet Rechtsbijstand aan On- en Minvermogenden (WROM). De WROM is van grote politieke betekenis geweest in de geschiedenis van de rechtsbijstand, omdat de wet een definitief einde maakte aan de ‘eeuwenoude gedachte’, dat niet de overheid, maar de advocatuur de zorg op zich diende te nemen voor de rechtsbijstand aan financieel zwakkeren. De WROM verbeterde de financiële positie van de advocaat enigermate, en stelde het Bureau van Consultatie in.

Sinds het eind van de jaren zestig werd vanuit de maatschappij fundamentele kritiek uitgeoefend op het bestaande rechtsbijstandsysteem. De positie van de advocatuur als centrale juridische hulpverlener en de inhoud van de wijze waarop de rechtsbijstand werd gegeven, werden aan de orde gesteld. Als gevolg van die kritiek werden (particuliere) alternatieve rechtshulpsystemen in het leven geroepen, geleid door juridisch geschoolde personen, die geen advocaat waren. Voorbeelden van deze rechtshulpsystemen zijn onder andere wetwinkels, c.q. rechtswinkels, Jongeren Adviescentra (JAC), Release, TV-Ombudsman, sociale raadslieden; juridische steun op abonnementenbasis, nl. ANWB, de vakbonden, de consumentenbond. De overheid wilde deze ongestructureerde maatschappelijk groep stroomlijnen. Naast de alternatieve vormen werden vanaf 1974 door Justitie Bureaus voor Rechtshulp ingesteld.

Dit rechtshulpsysteem miste een wettelijk kader. Sinds eind jaren ’70 wordt er gewerkt aan de Wet op de rechtsbijstand (per 1-1-1994). Daarin zou een belangrijke en nieuwe deeltaak van het Ministerie van Justitie zijn het toezicht houden op de kwaliteit en uitvoering van de rechtshulp. Daarnaast werd de plicht van de wetgever om te zorgen voor de verlenig van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen in 1983 opgenomen in artikel 18, tweede lid van de Grondwet.

De Wet op de rechtsbijstand 1993

De regering stond herstructurering van de gefinancierde rechtshulp voor. Een nieuwe wet op de rechtsbijstand zou hierin moeten voorzien. Daarnaast zouden voorzieningen voor betere budgettering van en controles op toevoegingen bij de Bureaus voor Rechtshulp getroffen worden. Het zou tot 1993 duren voordat een wet zoals de Grondwet voorstond tot stand kwam: de Wet van 23 december 1993 (Stb. 1993, nr. 775), houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

De Wet op de rechtsbijstand bevat een viertal hoofddoelstellingen:

1. aanspraak voor minderdraagkrachtigen op door de overheid betaalde rechtsbijstand,

2. het voorzien in een voldoende aanbod van die rechtsbijstand,

3. budgettaire beheersing van de voorziening,

4. modernisering van de bestuurlijke organisatie.2

In de wet werd de oprichting van vijf Raden voor Rechtsbijstand geregeld, een raad in ieder hofressort.

Bij de inwerkingtreding van deze Wet op 1 januari 1994 werd de Stichting Raad voor Rechtsbijstand i.o. ontbonden per 31 december 1993 en werd in elke hoofdplaats van een hofressort een Raad voor Rechtsbijstand ingesteld. Aan iedere raad werd een bureau rechtsbijstandvoorziening verbonden. De raad financierde in elk arrondissement binnen zijn ressort een Stichting Rechtsbijstand. Als belangrijkste taak van de raad geldt het zorgdragen ‘voor een zo doelmatig mogelijke besteding van de hem ter beschikking staande middelen.’

De werkzaamheden die een raad verricht zijn te onderscheiden in:

1. verordenende bevoegdheden: regulerende en organisatorische taken,

2. beschikkende bevoegdheden: inschrijven, toevoegen, vergoeden,

3. rechtspersoonlijke bevoegdheden: interne taken.3

Onder de directe verantwoordelijkheid van de Raad voor Rechtsbijstand ressorteert een bureau rechtsbijstandvoorziening. Dit bureau is belast met toevoegings- en organisatorische taken.

Ook voorzag de wet in de oprichting van Stichtingen Rechtsbijstand, die de Bureaus voor Rechtshulp exploiteren. De Stichtingen Rechtsbijstand verricht uitsluitend hulpverlenende taken.

Op grond van de Wet op de Rechtsbijstand zijn in een aantal algemene maatregelen van bestuur nadere regels gesteld. Het gaat hier om het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria, het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand, het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994, en het Besluit verhoging eigen bijdrage maart 1994. Deze besluiten werden nader uitgewerkt in een aantal ministeriële regelingen c.q. besluiten, te weten: de Regeling gegevensverstrekking draagkracht rechtzoekenden, het Besluit model verklaring bijstandsgerechtigden en asielzoekers, het Besluit model toevoegingsbewijs, het Besluit model formulier aanvraag rechtsbijstand, het Besluit model aanvraag mutatie, het Besluit model toestemming uiterst bewerkelijke zaak, en het Besluit model formulier aanvraag vergoeding.

Met de invoering van de nieuwe Wet op de rechtsbijstand kon ook de toegezegde verhoging van de vergoedingen voor verleende rechtsbijstand haar beslag krijgen.

De rechtsbijstand op basis van de Wet op de rechtsbijstand

Rechtsbijstand wordt sedert de Wet op de Rechtsbijstand uit 1993 uitsluitend verleend ter zake van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen, aan natuurlijke en rechtspersonen wier financiële draagkracht de in de wet genoemde bedragen niet overschrijdt. Deze wet kent een drietal vormen van rechtsbijstand:

1. (gratis) spreekuur verzorgd door de Stichting Rechtsbijstand in ieder arrondissement;

2. maximaal 2 uur rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur met een verplicht een eigen bijdrage. Deze rechtsbijstand wordt verzorgd door de Stichting Rechtsbijstand (in ieder arrondissement);

3. Verdergaande rechtsbijstand op basis van een toevoeging (eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen), door:

a. een rechtskundige medewerker van de stichting;

b. een bij de raad ingeschreven advocaat;

c. een notaris, deurwaarder of andere persoon met wie de raad een overeenkomst heeft afgesloten tot het verlenen van rechtsbijstand op bepaalde rechtsgebieden.

d. in bijzondere gevallen: een niet bij de raad ingeschreven advocaat.

Vanaf 1 januari 1994 is het mogelijk rechtsbijstand te krijgen in zaken die dienen voor:

a. gerechten behorende tot de rechterlijke macht;

b. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

c. de Centrale Raad van Beroep;

d. het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

e. het College van beroep studiefinanciering.

Verzoeken om toevoeging moeten gericht worden tot het bureau rechtsbijstandvoorziening in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. Bij het verzoek om toevoeging is een verzoeker verplicht bewijsstukken te overleggen waaruit zijn onvoldoende financiële draagkracht moet blijken. Wanneer de overgelegde of opgevraagde gegevens ontoereikend zijn om de financiële draagkracht van de verzoeker vast te stellen, kan het bureau op grond van de gegevens waarover het beschikt, zelf de draagkracht bepalen. Wanneer een verzoeker een raadsman toegevoegd krijgt wordt hem meegedeeld of de bijstand kosteloos dan wel met oplegging van een eigen bijdrage wordt verstrekt.

Het betreft toevoegingen ten behoeve van:

a. rechtsbijstand door een advocaat,

b. rechtsbijstand door een medewerker van de Stichting Rechtsbijstand,

c. rechtsbijstand door gerechtsdeurwaarders,

d. anderen met wie de Raad voor Rechtsbijstand een overeenkomst is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand op bepaalde rechtsgebieden,

e. een ontnemingsvordering.

In een aantal gevallen was de toevoeging van een advocaat kosteloos. Het gold met zaken waarbij in het Wetboek van Strafrecht of Wetboek van strafvordering wordt voorzien in het toevoegen van een raadsman door de rechter en in zaken in het kader van artikelen van de Uitleveringswet; Vreemdelingenwet, Penitentiaire beginselenwet, Wet op de jeugdhulpverlening, Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

Totstandkoming van het BSD

Het beleidsterrein Rechtsbijstand is behandeld in het RIO Rechtspleging en rechtshulp. De datageschiedenis van handelingen en organisatie-eenheden van de justitiële ministeriële organisatie van de rechtspleging en rechtshulp, 1945–1992 (Den Haag 1993). De auteur van dit RIO (PIVOT-nummer 10) is drs. C. K. Berghuis.

De basis van dit BSD wordt echter gevormd door het RIO Gefinancierde rechtsbijstand uit 2002 en twee concept-selectielijsten voor de actoren de minister van Justitie en de Raden voor de Rechtsbijstand van de hand van drs. G. Beks en mw. E.A.T.M. Schreuderde de basis voor dit BSD.

Een advies van de Raad voor Cultuur (20 november 2001, arc-2001.3097/3) was aanleiding om de beide selectielijsten samen te voegen en de context (het institutioneel onderzoek) compleet te maken. De onderstaande tekst is deels het resultaat van onderzoek gedaan door drs. G. Beks, deels het resultaat van aanvullend onderzoek gedaan door mw. E.A.T.M.Schreuder. Het laatste onderzoek loopt tot het jaar 2002. Daarnaast is aan het BSD een overzicht van alle actoren die in het BSD zijn opgenomen toegevoegd, alsook een afbakening van het beleidsterrein.

De handelingen zoals beschreven door drs. G. Beks zijn gehandhaafd, maar de volgorde is gewijzigd. De handelingen zijn voorzien van een nieuw nummer. Ook zijn nog een aantal handelingen toegevoegd, onder andere voor de minister van Justitie en een aantal commissies, op basis van een (derde) concept-BSD van drs. R. van Abel uit 2006. Deze handelingen zijn doorgenummerd vanaf 165.

De Raden voor Rechtsbijstand zijn uit dit BSD verwijderd. De Raden voor Rechtsbijstand zijn zorgdrager voor de eigen archiefbescheiden en gedeeltelijk voor dat van haar voorgangers de Bureaus voor Rechtshulp. In opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand in Amsterdam wordt gewerkt aan een selectiedocument voor deze Raad. Dit BSD zal als uitgangspunt dienen voor een selectiedocument voor de andere Raden van Rechtsbijstand. De bijgaande selectielijst is daarom alleen bedoeld voor de zorgdrager de minister van Justitie en de onder deze minister ressorterende actoren.

Handeling 134 is uit het BSD geschrapt. Deze handeling is onvoldoende duidelijk.

Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’

Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA.

De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Algemene selectiecriteria

HANDELINGEN DIE WORDEN GEWAARDEERD MET B (ewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Naast algemene criteria kunnen, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in een BSD specifieke criteria worden geformuleerd voor handelingen die met behulp van de algemene criteria niet kunnen worden gewaardeerd. Daar de noodzaak hiertoe niet aanwezig werd geacht, is in dit BSD de mogelijkheid om specifieke selectiecriteria te formuleren niet benut.

De vaststelling als selectielijst

In juli 2007 is het ontwerp-BSD door de minister van Justitie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 3 december 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief. Tevens is de selectielijst beschikbaar gesteld via de website van het Nationaal Archief en de website van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 30 januari 2008 bracht de RvC advies uit (bca-2008.04316/1), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 7 februari 2008 door de wnd. algemene rijksarchivaris, namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Projectdirecteur Project Wegwerken Archiefachterstanden (conform het convenant d.d. 30 mei 2006) namens de minister van Justitie (C/S&A/08/79) vastgesteld.

Leeswijzer

Deze leeswijzer maakt duidelijk welke informatie in een handelingenblok te vinden is.

(X):

Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.

Handeling

Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode

Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag

Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

– de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;

– het betreffende artikel en lid daarvan;

– de vindplaats, dwz. de vermelding van staatsblad of staatscourant

– wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Een voorbeeld:

Reclasseringsregeling 1947, art. 9, lid 2 (Stb. 1947, H 423), Reclasseringsregeling 1970, art. 8, lid, lid 3 (Stb. 1969, 598), gewijzigd 1978 (Stb. 1978, 254), vervallen in 1986 (Stb. 1986, 1)

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Opmerking

Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering

Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

Actorenoverzicht

Voor wat betreft de context van de handelingen alsmede voor specifieke nadere informatie omtrent de actoren wordt uitdrukkelijk naar het RIO verwezen. De schets van het terrein en het actorenoverzicht in de toelichting van het voorliggende BSD dienen slechts ter oriëntatie.

Actoren onder de zorg van de Minister van Justitie

Minister van Justitie

In deze paragraaf wordt in hoofdlijnen aangegeven hoe de rechtsbijstand en rechtshulp binnen de taken en organisatie van het ministerie waren ondergebracht.

De zorg voor de rechtshandhaving en het gevangeniswezen zijn enige van de taken van het ministerie van Justitie. De belangrijkste drie taken van het ministerie zijn:

1. wetgeving,

2. rechtshandhaving,

3. rechtspleging.

Om deze en de andere taken uit te kunnen voeren is de organisatie van het ministerie onderverdeeld in een aantal Directoraten-generaal die belast zijn met de uitvoering van de taken.

Tot 1973 was er binnen het ministerie geen afzonderlijke afdeling die zich met de (gefinancierde) rechtsbijstand bezig hield. Vanaf 1973 was binnen de Hoofdafdeling Rechterlijke Organisatie de onderafdeling wettelijke en administratieve voorschriften belast met het concipiëren van nota’s en circulaires betreffende:

1. wijziging van enkele bepalingen betreffende de rechtsbijstand door de bureaus van consultatie en de raden van rechtsbijstand,

2. de verzoeken om rechtshulp van Duitse autoriteiten,

3. wijziging en toepassing van de Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

4. kosteloze rechtsbijstand aan Surinamers,

5. de vergoeding aan advocaten voor rechtsbijstand bij snelrecht,

6. de verhoging van vergoedingen van kosteloze rechtsbijstand,

7. de vergoeding van toevoegingen aan meerdere rechtzoekenden in een zaak.

Gedurende de periode 1974-1978 verrichtte het stafbureau van de hoofdafdeling Privaatrecht de volgende taken: ‘het voorbereiden van en medewerking verlenen aan het totstandkomen van beleidsbeslissingen inzake: algemene vraagstukken op het gebied van rechtshulp en rechtsbijstand, de inrichting en werking van bureaus voor consultatie, Raden voor Rechtsbijstand en andere organisaties voor rechtshulp, het vaststellen van tarieven en vergoedingen voor rechtshulp en rechtsbijstand.’

In 1976 werd in verband met de opzet van de opgerichte Bureaus voor Rechtshulp een beroep gedaan op het Bureau inrichting en materieel. In dat jaar bestonden plannen voor nieuwe huisvesting van het Amsterdamse Bureau voor Rechtshulp, dat door de grote belangstelling van het publiek aan de bestaande ruimte niet meer genoeg had. Vanaf 1978 wordt de rechtshulp ondergebracht in een eigen ministeriële organisatie, de (Hoofd-)Directie Organisatie Rechtspleging en Rechtshulp. De Hoofdafdeling Algemene Rechtshulp ressorteerde onder deze directie en had als belangrijkste aandachtspunten: het maken van een opzet voor een wet op de rechtshulp en proberen de verdere groei van de Bureaus voor Rechtshulp beter te structureren. Bij de voorbereiding van deze wet werd een ambtelijke werkgroep gevormd en daarnaast werd een inventarisatie van de huidige situaties en structuren in kaart gebracht. De Bureaus voor Rechtshulp kregen in de nieuw op te stellen wet een centrale rol. Tegelijkertijd werd naar aanleiding van de maatschappelijke ‘wilde’ groei van de rechtshulpverlening een aparte (hoofd-)afdeling Rechtshulp in het leven geroepen.

Onder de Hoofdafdeling Organisatie en Materieel viel de afdeling organisatie die onder andere als taak had ‘Het bevorderen van een doelmatige organisatie/optimaal functioneren van de gesubsidieerde instellingen op het gebied van de rechtshulp door het ontwikkelen, invoeren en begeleiden van organisatiestructuren, taakverdelingspatronen, procedures en werkmethoden.’ Belangrijke neventaken van de afdeling waren: ‘Het in overleg met betrokkenen instellen van organisatieonderzoeken bij de gerechten en bij de gesubsidieerde instellingen op het gebied van de rechtshulp, het initiëren en begeleiden van de doorvoering van aanvaarde wijzigingen, en het ontwikkelen en bijstellen van normen en het op grond daarvan opstellen en aanpassen van kwantitatieve en kwalitatieve formaties voor de gerechten en de gesubsidieerde instellingen op het gebied van de rechtshulp.’

Daarnaast had de afdeling wettelijke en administratieve voorschriften tot taak ‘Het adviseren met betrekking tot voorontwerpen van wetten en besluiten, liggend op het werkterrein van de gerechten en het ontwerpen van uitvoeringsvoorschriften voor de administratieve diensten en de organisaties voor rechtshulp.’ En verder ‘Het ontwerpen van en de zorg voor uitvoeringsvoorschriften voor de gesubsidieerde instellingen op het gebied van de rechtshulp.’ Deze taken bleven vrijwel ongewijzigd tot aan 1991.

De directie Rechtsbijstand en Juridische Beroepen (DRJB) is na een grootscheepse reorganisatie van het bestuursdepartement ontstaan, en sedert 1995 verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beleid gericht op de rechtsbijstand en de juridisch vrije beroepen en het in dit kader houden van toezicht. Daarnaast financiert de DRJB de raden van rechtsbijstand. Het bevorderen van de kwaliteit, de toegankelijkheid en de doelmatigheid van de gefinancierde rechtsbijstand vormt de kern van de werkzaamheden van de directie.

Raad van Rechtsbijstand in strafzaken (1949–1994)

De Raad van Rechtsbijstand in strafzaken zorgde voor rechtsbijstand van onvermogende verdachten in strafzaken.

Bureaus voor Consultatie (1957–1993)

Ingesteld door de Minister van Justitie.

Deze bureaus zetelen in gemeenten waarin rechtbanken gevestigd zijn.

De bureaus verlenen kosteloos of tegen geringe vergoeding rechtsbijstand aan on- of minvermogenden..

Commissie Rechtsbijstand aan on- en minvermogenden (1968–)

Ingesteld door de Minister van Justitie in het kader van de herziening van de Wet Rechtsbijstand aan On- en Minvermogenden (WROM). Deze commissie had tot taak te adviseren over de wenselijkheid van door het ministerie voorgestelde veranderingen van de wet. Daarbij moest ervoor gezorgd worden dat de wijziging van de wet geen extra kosten met zich mee zou brengen.

Commissie Tweedelijns Rechtshulp in Sociale Verzekeringen (1979–1980)

Ingesteld door de Minister van Justitie in juli 1979 en opgeheven in augustus 1980.

Deze commissie diende voor Minister van Justitie antwoorden te vinden op de volgende vragen:

– Welke personen en instanties in het gebied van het Bureau voor rechtshulp te Amsterdam bijstand verlenen bij administratieve geschillen voortvloeiend uit sociale verzekeringswetten;

– Of, en zo ja, welke leemten er zijn in de rechtsbijstand die rechtzoekenden bij deze geschillen behoeven;

– Hoe in een door haar vastgestelde leemte zou kunnen worden voorzien, zowel binnen de balie als daarbuiten, waarbij aangeven zal moeten worden wat de kosten kunnen zijn van de onderscheiden mogelijkheden.

Commissie van Advies inzake Toevoegingsaangelegenheden (Commissie Schaafsma) (1980–)

Ingesteld door de Minister van Justitie in 1980.

Taak:

1. Het adviseren betreffende de volgende vragen:

– is het gewenst de door de bureaus van consultatie en raden van rechtsbijstand te hanteren financiële toevoegingsnormen te uniformeren? Zo ja, wat zijn de inkomens- en vermogensmaxima om, al dan niet onder oplegging van een eigen bijdrage, in aanmerking te komen voor kosteloze rechtbijstand?

– Welke factoren dienen in aanmerking genomen te worden bij de vaststelling van het inkomen en vermogen in de zin van de WROM? Is het gewenst aansluiting te zoeken bij andere wettelijke regelingen?

– Door wie op welke wijze, en volgens welke criteria dienen deze normen te worden vastgesteld?

– Is het gewenst met betrekking tot het belang of de gegrondheid als genoemd in de WROM nadere regels te stellen? Zo ja, dient dit landelijk te gebeuren?

2. Dient het systeem van schriftelijk aanvragen van een toevoeging, gezien de omvang die dit verschijnsel heeft gekregen, en in aanmerking genomen de taak en werkwijze van de bureaus voor rechtshulp, te worden gewijzigd? Hoe kunnen zwaardere motiveringseisen worden gesteld?

3. Is het gewenst de vergoedingen, genoemd in het Bestluit vergoedingen kosteloze rechtbijstand, of onderdelen daarvan nader te differentiëren?

– is het gewenst een onderscheid in honorering te maken voor de behandeling van een zaak in eerste aanleg en in hoger beroep?

– is het gewenst voor administratiefrechtelijke procedures een apart vergoedingssysteem te creëren? Zo ja, welke criteria zouden daarbij kunnen gelden?

– is het gewenst een nadere of andere omschrijving te geven van bepaalde begrippen uit het Besluit vergoedingen kosteloze rechtsbijstand?

– is het gewenst het systeem van forfaitaire vergoedingen krachtens het besluit vergoedingen toegevoegde raadslieden in strafzaken te vervangen door een vergoedingensysteem gebaseerd op verrichtingen? Is het gewenst een onderscheid in honorering te maken voor de behandeling van een strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep?

Evaluatiecommissie Moduulbesluit (1984–1986)

Ingesteld door de Minister van Justitie op 17-2-1984, en opgeheven in 1986.

De taak van de commissie is na te gaan:

a. of er ten gevolge van het moduulbesluit kwantitatieve effecten te constateren zijn, zoals:

– toe- of afneming van het aantal toevoegingen in bepaalde categorieën zaken of rechtsgebieden;

– verschuivingen in de wijze van afdoening van de zaak in bepaalde categorieën of rechtsgebieden;

– eventuele wijzigingen in de werklast van de rechterlijke macht en griffiers, belast met de toepassing van het moduulbesluit;

b. of zich bij de toepassing van begrippen in het moduulbesluit problemen voordoen bij de interpretatie van die begrippen, in het bevestigende geval, tot welke aanpassingen van het besluit dit aanleiding geeft;

c. of er, mede gelet op de gemiddeld per soort zaak aan de zaak bestede tijd, grond is om het moduulbesluit vastgestelde wegingsfactoren te herzien;

d. of zich tussen de arrondissementen verschillen voordoen in de toepassing van heet moduulbesluit door de rechterlijke macht en griffiers en in hoeverre dit aanleiding geeft tot een aanpassing van het moduulbesluit;

e. of het gewenst is nadere administratief-organisatorische procedures vast te stellen ter uitvoering van het moduulbesluit.

Commissie Toekomstige Structuur Gefinancierde Rechtshulp (1988–1989)

Ingesteld door de Minister van Justitie bij besluit in 1988. Opgeheven in 1989.

De taak van de commissie was:

– het opstellen van een analyse van de oorzaken van de groei van de kosten van de gefinancierde rechtshulp;

– het doen van voorstellen om te komen tot een budgettair beheersbaar stelsel van gefinancierde rechtshulp en het geven van een oordeel over eerder gedane voorstellen;

– het verrichten van onderzoek naar de effecten van het geheel of gedeeltelijk privatiseren van de rechtshulp.

Commissie Draagkrachtvaststelling Gefinancierde Rechtshulp (1989)

Ingesteld door de Minister van Justitie bij besluit in 1989. Opgeheven in 1989.

De taak van de commissie was

– na te gaan in hoeverre het wenselijk is het huidige systeem van draagkrachtberekening te vervangen door een systeem van meer geïndividualiseerde draagkrachtvaststelling;

– te onderzoeken of het wenselijk is een dergelijk stelsel toe te passen op alle terreinen van het recht dan wel slechts op bepaalde nader door de commissie te benoemen terreinen;

– desgewenst aanbevelingen doen voor de vormgeving van dat stelsel en aan te geven welke kosten daarmee gemoeid zijn.

Stuurgroep Wet op de Rechtsbijstand (1990)

Ingesteld door de Minister van Justitie.

Taak: De voorbereiding van de besluitvorming inzake de nieuwe Wet op de rechtsbijstand te coördineren en de voortgang ervan te bewaken, waaronder begrepen het houden van toezicht op de door de hierna te noemen Technische Commissie te verrichten werkzaamheden.

Opmerking: de stuurgroep werd geacht op uiterlijk 1 december 1990 een voorstel van een Wet op de Rechtsbijstand aan de ministerraad te hebben voorgelegd.

Commissie Heroverweging eigen bijdragen (1998)

Ingesteld bij besluit van de staatssecretaris van Justitie van 30-07-1998, Stcrt 1998, 158,

Taak: advies uit brengen over de afwegingsfunctie en opbouw van de eigen bijdragen voor de van overheidswege gefinancierde rechtsbijstand.

Leden: voorzitter: prof. mr. H. Franken, hoogleraar inleiding tot de rechtswetenschap alsmede informaticarecht aan de Rijksuniversiteit Leiden; leden: prof. dr. G. Engbersen, hoogleraar algemene sociologie aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam; dr. B.C.J. van Velthoven, universitair hoofddocent algemene economie aan de Rijksuniversiteit Leiden; als secretaris: E.J. van der Vlis, Juridisch Beleidsmedewerker bij de Directie Rechtsbijstand en Juridische beroepen van het ministerie van Justitie.

De commissie diende vóór 1 november 1998 haar rapport uit te brengen.

Technische Commissie (1990)

Ingesteld door de Ministerie van Justitie.

De taak van deze commissie is:

– het concretiseren van de voorstellen van de Commissie Toekomstige Structuur Gefinancierde Rechtshulp inzake contractsadvocatuur, zodat omzetting in wetsteksten mogelijk is.

– het opstellen van administratieve procedures op basis van de geconcretiseerde wetsvoorstellen;

– het signaleren mogelijke knelpunten en uitzonderingsgevallen;

– adviseren inzake een eventuele overgangsregeling;

– adviseren inzake de wijze van implementatie van het uitgewerkte systeem.

Klankbordgroep invoering Wet op de Rechtsbijstand (1992–1993)

Ingesteld door de Minister van Justitie.

De taak van deze klankbordgroep is het adviseren van de minister over de aan de voorbereiding van de invoering van de Wet op de Rechtsbijstand verbonden werkzaamheden.

Werkgroep Financiële Functie (1981–)

Van 1981–onbekend; ingesteld bij Besluit van de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie, d.d. 17-11-1981, Secretariaat Veranderingsorg.(SVO) nr. 010 SVO 81. Deze werkgroep was samengesteld uitsluitend uit ambtenaren van het ministerie van Justitie.

Taken:

– Het inventariseren van de taken op het gebied van de financiële functie die op centraal niveau en op decentraal niveau dienen te worden uitgevoerd, en van de daaraan verbonden verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

– Het ontwikkelen van voorstellen m.b.t. de organisatiestructuur van de centrale beheersafdelingen op het gebied van de financiële functie, alsmede m.b.t. de kwantitatieve en kwalitatieve formatie hiervan;

– Het aangeven van inhoud en vorm van de functionele relaties tussen de centrale beheersafdelingen en de decentrale beheersafdelingen op het gebied van de financiële functie;

– Het ontwikkelen van voorstellen m.b.t. een op het voorgaande afgestemde beheersings-, besluitvormings- en communicatiestructuur;

– Het opstellen van een werkplan en tijdplanning, welke binnen een maand vanaf heden aan de Centrale Stuurgroep Veranderingsorganisatie voorgelegd dienen te worden.

Commissie Ouwerkerk (2001–2002)

Ingesteld bij besluit van 29 oktober 2001 van de staatssecretaris van Justitie.

Samenstelling: voorzitter: drs. H.G. Ouwerkerk, oud-voorzitter van de Raad voor Rechtsbijstand Leeuwarden, burgemeester van Almere. Leden:. mr. C.M.T. Eradus, President van het Gerechtshof Leeuwarden; dr. ir. C. van Eykelenburg, Voorzitter van de Raad van Bestuur van MN Services; als secretaris: mr. K. Krijnen; als adjunct-secretaris: mr. W. van IJzeren.

Taak: advies uit brengen over de voor- en nadelen van een herpositionering van de bureaus rechtshulp en de instelling van een juridisch loket, rekening houdend met de toegankelijkheid, de continuïteit en de betaalbaarheid van de rechtshulpvoorziening en het belang van de rechtzoekende.

De commissie bracht voor februari 2002 haar advies uit.4

Stuurgroep organisatie-ontwikkeling bureaus voor rechtshulp (1985–1987)

Ingesteld bij beschikking van 8 november 1985 van de minister van Justitie.

Taak: Toezicht houden op de uitvoering en naleving van de afspraken in het convenant inzake de organisatie van de bureaus voor rechtshulp en hierover rapporteren. Daarnaast het adviseren over de inzet en aanwending van middelen om de organisatieveranderingen te bevorderen en mogelijk te maken.

Commissie Herijking vergoedingen rechtsbijstand (1995-)

Ingesteld bij besluit van 9 mei 1995 van de staatssecretaris van Justitie.

Taak: Op basis van onderzoek doen van aanbevelingen over aanpassing van de vergoedingsnormen voor rechtsbijstandverleners.

Selectielijsten

A

Actor onder de zorg van de Minister van Justitie

Actor: Minister van Justitie

1.

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B, 1

Opmerking: Onder deze handeling valt ook:

1. het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein,

2. het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadsvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende gefinancierde rechtsbijstand, het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

3. het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

4. het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie) inzake gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

5. het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer betreffende gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

6. het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

7. het informeren (voorlichten) van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen met betrekking tot de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp,

8. het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als beleidsinstrument).

2.

Handeling: Het (mede-) voorbereiden, wijzigen, en intrekken van wetten en besluiten betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Grondslag: Grondwet

Waardering: B, 1, 2

3.

Handeling: Het informeren van de Staten-Generaal betreffende het te voeren beleid inzake de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B, 3

4.

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B 2, 3

5.

Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B, 3

6.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: V 2 jaar

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: V 2 jaar

B 5 één exemplaar van het eindproduct

8.

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen.

Periode: 1945–

Waardering: B 2, 3 verslagen

V 2 jaar overige neerslag

Opmerking: Dit geldt alleen voor de periodieke verslagen waarvoor geen handeling op basis van een wettelijke grondslag is geformuleerd.

9.

Handeling: Het vaststellen van de opdracht voor en van onderzoeksrapporten betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B 5 opdracht en rapport

V 2 jaar overige neerslag

10.

Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

160.

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek naar het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Product: Notities, brieven, etc.

Waardering: V 5 jaar

161.

Handeling: Het financieren van (wetenschappelijk) onderzoek naar het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Product: Rekeningen en declaraties

Waardering: V 7 jaar

162.

Handeling: Het instellen van commissies en (interdepartementale) werkgroepen op het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand

Periode: 1945–

Waardering: B 4

11.

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van vertegenwoordigers van de minister van Justitie in commissies, werkgroepen, stuurgroepen.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

163.

Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat bij de minister van Justitie berust.

Periode: 1945–

Product: Verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: B 1, 2

164.

Handeling: Het deelnemen aan commissies en werkgroepen inzake de voorbereiding en evaluatie van beleid op het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand, waarbij het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij de minister van Justitie berust.

Periode: 1945–

Product: Verslagen, nota’s, rapporten, agenda’s, notulen

Waardering: V, 10 jaar

12.

Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.

Periode: 1945–

Waardering: B, 1

13.

Handeling: Het voorbereiden, wijzigen, vaststellen en intrekken van voorschriften, richtlijnen, instructies, aanschrijvingen, aanwijzingen, maatregelen, circulaires, boekwerken, leidraden, etc. betreffende het te volgen beleid inzake de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1945–

Waardering: B, 5

15.

Handeling: Het binnen vijf jaar na inwerking treden van de Wet op de rechtsbijstand aan de Staten-Generaal verslag uitbrengen over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Periode: 1994–

Grondslag: art. 65 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B 3

Handelingen met betrekking tot de Nederlandse inbreng in de Europese Unie

166.

Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan expertgroepen van de Europese Commissie inzake het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen over de geleverde bijdrage

Periode: 1958–

Waardering: B 1

168.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

169.

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en verklaringen omtrent het gedrag en het opstellen van verslagen van deze vergaderingen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.

Waardering: B 1

175.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en verklaringen omtrent het gedrag, die besproken worden in raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité, en het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie het coördinatie-overleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Waardering: B 1

176.

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Europese Commissie voorgenomen besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen met betrekking tot het beleidsterrein gefinancierde rechtsbijstand en verklaringen omtrent het gedrag, voorzover deze niet zijn vastgelegd in Raadsbesluiten en worden besproken in commissies en werkgroepen, en het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze commissies en werkgroepen

Periode: 1958–

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.

Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie het coördinatie-overleg.

Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités.

Waardering: B 1

De inrichting van het stelsel van de gefinancierde rechtsbijstand

Oprichting en inrichting van de organisaties

16.

Handeling: Het instellen van Bureaus van Consultatie, Raden van Rechtsbijstand in strafzaken, Raden van Rechtsbijstand in ieder arrondissement of in de hoofdplaats van het ressort van een gerechtshof.

Periode: 1945–

Grondslag: artikel (art.) 70 en art. 75 Advocatenwet,

art. 1 lid 1 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

art. 2 en art. 18 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 4

17.

Handeling: Het voor ieder arrondissement vaststellen van het aantal leden van de Bureaus van Consultatie.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 3 lid 3 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: V 5 jaar

18.

Handeling: Het goedkeuren van het reglement van de Bureaus van Consultatie.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 5 lid 2 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: B, 4

19.

Handeling: Het stellen van algemene regels met betrekking tot de wijze waarop het Bureau voor Rechtshulp zijn taken uitoefent.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 5.2 lid 3 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: B 5

21.

Handeling: Het vooraf goedkeuring verlenen voor:

a. de wijziging van de statuten van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp),

b. de ontbinding van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp),

c. de aanpassing van het BRON-systeem,

d. de vaststelling en wijziging van de bij het BRON-systeem behorende registratievoorschriften,

e. de aan- en verkoop van onroerend goed,

f. het aangaan of beëindigen van huurverplichtingen,

g. het afsluiten van kopieercontracten,

h. het aangaan of verstrekken van geldleningen,

i. het vervreemden of bezwaren van (register)goederen alsmede andere vermogensbestanddelen,

j. het zich verbinden als borg, hoofdelijk medeschuldenaar of het zich voor derden sterk maken of zich tot zekerheidsstelling voor schulden van derden verbinden,

k. fiduciaire eigendomsoverdracht,

l. het cederen van vorderingen,

m. de vorming van fondsen en reserveringen, anders dan toegestaan op grond van de Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 5.6 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 10 jaar

22.

Handeling: Het in voorkomende gevallen aan de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp) kenbaar maken met welke onderdelen van het jaarplan hij zich niet kan verenigen.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 4.2 lid 3 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: B 2

23.

Handeling: Het geven van voorschriften c.q. voorwaarden betreffende het door de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp) in te dienen activiteitenverslag en de jaarrekening.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 3.3 Financieringsregeling Bureaus voor rechtshulp 1990,

art. 7.3 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 5 jaar

26.

Handeling: Het stellen van nadere regels omtrent de inrichting, het tijdstip van indiening van het jaarplan, het beheer en administratie, en omtrent de voorzieningen die getroffen zullen worden als een jaarplan niet tijdig goedgekeurd kan worden.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 7 lid 3 Wet op de rechtsbijstand.

Opmerking: Van het jaarplan maakt een begroting en activiteitenplan deel uit

Waardering: V 5 jaar

28.

Handeling: Het stellen van nadere regels omtrent de inrichting en het tijdstip van indiening van het jaarverslag.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 9 lid 3 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 1

31.

Handeling: Het geven van voorschriften c.q. voorwaarden betreffende de inrichting van de begroting en het activiteitenplan.

Periode: 1945–[1999]

Grondslag: art. 4 lid 5 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994 en 1996

Waardering: V 5 jaar

32.

Handeling: Het jaarlijks voor 1 juli van elk jaar de Raden voor Rechtsbijstand schriftelijk in kennis stellen van de voorlopige beleidsmatige en budgettaire kaders voor het daarop volgend jaar.

Periode: 1945–[1999]

Grondslag: art. 2 Besluit van 11 januari 1994 (Stcrt. 1994, nr. 24), houdende financieringsregeling raden van rechtsbijstand 1994

(Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994),

art. 2 Besluit van 20 december 1995 (Stcrt. 1995, nr. 250), houdende financieringsregeling raden van rechtsbijstand 1996

(Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996).

Product: Correspondentie

Waardering: V 5 jaar

33.

Handeling: Het aan Raden voor Rechtsbijstand kenbaar maken met welke onderdelen van het jaarplan hij zich niet kan verenigen en het voeren van overleg over deze punten.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 5 lid 3 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 5 lid 3 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: B, 2

34.

Handeling: Het, indien het jaarplan niet tijdig goedgekeurd kan worden, treffen van voorzieningen die de continuïteit van de werkzaamheden van de Raden voor Rechtsbijstand verzekeren.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 5 lid 4 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 5 lid 4 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: B, 5

35.

Handeling: Het geven van aanwijzingen voor de inrichting van de voortgangsrapportage.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 10 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 10 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 5 jaar

40.

Handeling: Het beslissen op verzoeken om toestemming voor diverse rechtshandelingen.

Periode: 1996 - 1999

Grondslag: art. 20 lid 2 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: B, 5

Benoeming en ontslag van (bestuurs-)leden en personeel

42.

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de Bureaus van Consultatie.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 4 lid 3 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: V 10 jaar

43.

Handeling: Het, gehoord de Raad voor Rechtsbijstand, benoemen, schorsen en ontslaan van de voorzitter en leden van deze Raad.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 3 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

Opmerking: De benoeming van de voorzitter en overige leden geschiedt voor een periode van vier jaar.

Waardering: V 10 jaar

45.

Handeling: Het vaststellen van de toelage van de leden van de Bureau’s van Consultatie, Bureau’s voor Rechtshulp en van de Raad voor Rechtsbijstand voor hun werkzaamheden genieten.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet tot regeling van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 4 lid 3 (Stb. 1957, 233), art. 6 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

Opmerking: Daarnaast ontvangen zij overeenkomstig de bepalingen voor burgerlijke rijksambtenaren een vergoeding van reis- en verblijfskosten.

Waardering: V 7 jaar

54.

Handeling: Het vaststellen van de personeelsformatie van medewerkers in vaste dienst bij een Stichting Rechtsbijstand c.q. bij de Stichting Rechtsbijstand asiel.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 21 Wet op de rechtsbijstand,

art. 1.4 Financieringsvoorwaarden Stichting Rechtsbijstand asiel.

Waardering: V 2 jaar na vervallen

55.

Handeling: Het vaststellen van de reis- en verblijfkosten voor de leden van de Raad voor Rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 6 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: V 7 jaar

57.

Handeling: Het, na overleg met de Raden voor Rechtsbijstand en de Werkgeversvereniging Bureaus voor Rechtshulp, bepalen op welke wijze het jaarlijkse arbeidsvoorwaardenoverleg wordt vormgegeven.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 30 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 5 jaar

Financiering en administratie

179.

Handeling: Het administratief ondersteunen en/of financieel beheren van instellingen die actief zijn op het gebied van de organisatie van de rechtsbijstand

Grondslag: Organisatiebesluiten Ministerie van Justitie

Periode: 1945–

Waardering: V, 7 jaar

58.

Handeling: Het goedkeuren van de begroting, de rekening en verantwoording, het jaarplan van het Bureau van Consultatie, de Raad voor Rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 7 lid 1-2 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

art. 7 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 3

59.

Handeling: Het vaststellen van afwijkende termijnen voor de indiening van een activiteitenplan, een begroting, een beleidsplan die bij de subsidieaanvraag ingediend moeten worden.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 3.5 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 5 jaar

60.

Handeling: Het geven van nadere voorschriften ten aanzien van de inrichting van de administratie van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp).

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 6.9 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 5 jaar

61.

Handeling: Het financieren van c.q. subsidie verstrekken aan, dan wel vaststellen van budgetten voor bureaus van consultatie, raden van rechtsbijstand in strafzaken en de bureaus voor Rechtshulp.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 4.1 lid 1 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

62.

Handeling: Het aangeven op welke wijze teveel ontvangen subsidie verrekend wordt.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 4.4 lid 3 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

63.

Handeling: Het geven van nadere voorschriften ten aanzien van de inrichting van de jaarrekening en de financiële verantwoording van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp).

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 7.13 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

64.

Handeling: Het geven van aanwijzingen met betrekking tot de wijze waarop de controle op de naleving van de subsidievoorwaarden aan de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp) geschiedt.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 7.14 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

67.

Handeling: Het toetsen van het budget van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp) en de Raad voor Rechtsbijstand aan de aard en omvang van de activiteiten van de Stichting en/of Raad.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 2.3 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990,

art. 3 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 3 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 7 jaar

69.

Handeling: Het beslissen op budgetaanvragen door Raden voor Rechtsbijstand.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 5 lid 1 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 5 lid 1, art. 5 lid 5, art. 18 lid 1 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 7 jaar

70.

Handeling: Het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur stellen van regels betreffende:

a. de gegevens die de minister van Justitie met het oog op het opstellen van de begroting aan de Raad voor Rechtsbijstand verstrekt, alsmede op welk tijdstip deze gegevens uiterlijk worden verstrekt,

b. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening in acht wordt genomen,

c. de bij de aanvraag tot subsidieverlening over te leggen gegevens of bescheiden,

d. de eisen waaraan de begroting moet voldoen,

e. de wijze waarop de subsidie wordt bepaald,

f. het geven van voorschotten,

g. de gevallen waarin de Raad voor Rechtsbijstand een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd is, alsmede hoe deze vergoeding berekend wordt,

h. de handelingen waarvoor de Raad voor Rechtsbijstand de toestemming van de minister behoeft,

i. het vormen van egalisatiereserves door de Raad voor Rechtsbijstand,

j. de overige aan de subsidie verbonden verplichtingen,

k. de termijn die bij de indiening van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie in acht wordt genomen,

l. de termijn waarbinnen op aanvragen tot vaststelling van de subsidie beslist wordt,

m. het onderzoek door de accountant,

n. de overige eisen waaraan het financiële verslag en het activiteitenverslag moeten voldoen.

Periode: 1994–

Grondslag: art. 42a lid 1 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 5

71.

Handeling: Het zorg dragen voor het overgangsjaar 1994 voor de subsidieverlening aan en bevoorschotting van de Stichting Rechtsbijstand.

Periode: 1945–1996

Grondslag: art. 30 lid 1 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 7 jaar

73.

Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die belast zijn:

a. met de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van de aan de Raden van Rechtsbijstand ter beschikking gestelde gelden,

b. met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding opgelegde verplichtingen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 47 lid 1 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: V 7 jaar

74.

Handeling: Het vaststellen van de subsidie aan de Stichting Rechtsbijstand voor 1994.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 30 lid 2 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994.

art. 7, Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

75.

Handeling: Het vaststellen van de norm voor de financiële ruimte voor de arbeidsvoorwaardenontwikkeling bij Raden voor Rechtsbijstand en de Stichtingen Rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 5 lid 5 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 5 lid 5 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

art. 4 Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

76.

Handeling: Het verstrekken c.q. het verlagen van de voorschotten op budge⁠taanvragen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 6 lid 1, art. 7 lid 2 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 6 lid 1, art. 7 lid 2 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

art. 5, art. 13 Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

77.

Handeling: Het aangeven hoe te veel verstrekte voorschotten door Raden voor Rechtsbijstand verrekend kunnen worden.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 16 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1994,

art. 16 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

art. 5 Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

78.

Handeling: Het, indien noodzakelijk, opschorten van de bevoorschotting en de beschikking tot verlening van het budget.

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. art. 17 lid 1 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 7 jaar

79.

Handeling: Het geven van nadere voorschriften ten aanzien van de administratieve organisatie.

Periode: 1945–1999

Grondslag: art. 19 lid 2 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 5 jaar

80.

Handeling: Het bepalen van de vergoeding die een Raad voor Rechtsbijstand aan de Staatssecretaris verschuldigd is bij vermogensvorming.

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. art. 25 lid 1 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

art. 15 Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

81.

Handeling: Het geven van toestemming aan Raden voor Rechtsbijstand om de activiteiten die met betrekking tot vermogensvorming worden verricht door een derde te laten voortzetten en de activa tegen boekwaarde aan die derde in eigendom over te dragen.

Periode: 1945–

Grondslag: O.a. art. 25 lid 5 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

art. 15 Subsidiebesluit raden voor rechtsbijstand

Waardering: V 7 jaar

82.

Handeling: Het tijdens de begrotingsuitvoering verlagen van de egalisatiereserves en de voorziening ‘toevoeging’ indien de financiële positie van een of meer raden daartoe noodzaakt.

Periode: 1945–1999

Grondslag: O.a. art. 27 Financieringsregeling Raden voor Rechtsbijstand 1996.

Waardering: V 7 jaar

84.

Handeling: Het goedkeuren van de regels die Raden voor Rechtsbijstand stellen aan de subsidieverstrekking voor de Stichtingen Rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 42b lid 4 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 4

De verlening van rechtsbijstand

Inschrijving rechtshulpverleners

85.

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de deskundigheid waaraan degenen die ten behoeve van de Stichting Rechtshulp (Bureau voor Rechtshulp) werkzaamheden verrichten moeten voldoen.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 5.2 lid 2 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: B, 5

Verlenen van rechtshulp en toevoegingen

93.

Handeling: Het vaststellen van bepalingen voor aanwijzingen en kennisgevingen voor toevoegingen van een raadsman in strafzaken.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 40 lid 4 Wetboek van Strafvordering.

Waardering: B, 5

95.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels betreffende:

a. de soort van zaken, waarin rechtsbijstand verleend wordt;

b. de bedragen, welke aan verzoekers als vergoeding in rekening zullen worden gebracht, alsmede de afdracht van deze bedragen aan de staat;

c. de wijze waarop en de mate waarin rekening gehouden zal worden met de wens van de verzoeker om een bepaalde raadsman toegevoegd te krijgen,

d. de gevallen waarin uitsluitend ter zitting door het bureau van rechtsbijstand advies kan worden gediend,

e. de gevallen waarin de toevoeging van een advocaat, procureur of gerechtsdeurwaarder uitsluitend voor de verlening van rechtsbijstand van adviserende aard, dan wel voor de verlening van processuele aard, kan plaatsvinden,

f. de gevallen waarin het verzoek om rechtsbijstand uitsluitend mondeling kan worden ingediend,

g. de gegevens welke in een schriftelijk verzoek om rechtsbijstand moeten worden vermeld,

h. de wijze waarop en de mate waarin met de wens van de verzoeker om toevoeging van een bepaalde raadsman rekening zal worden gehouden.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 8 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

art. 8 lid 1 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 1

99.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels betreffende de voor niet verlening van rechtsbijstand in acht te nemen criteria.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 12 lid 3 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 1

101.

Handeling: Het vaststellen van het formulier waarmee een toevoeging aangevraagd moet worden.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 24 lid 2 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: V 5 jaar

102.

Handeling: Het vaststellen van het model van het toevoegingbewijs.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 24 lid 5 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: V 5 jaar

Vergoedingen aan rechtshulpverleners

180.

Handeling: Het vaststellen van de vergoedingen i.v.m. verleende rechtsbijstand

Periode: 1945–

Grondslag: Wet tot regelingen van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 24 lid 1 (Stb. 1957, 233)

Waardering: B 5

113.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels betreffende de aan toegevoegde advocaten, procureurs, gerechtsdeurwaarders en leden van de bureaus van consultatie te vergoeden bedragen voor:

a. de door hen verleende rechtsbijstand,

b. de vergoeding voor de kosten van de inning van de eigen bijdrage,

c. tussentijdse beëindiging van de rechtsbijstand,

d. tussentijds aanvangen van de rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 25 lid 1, art. 25 lid 3-4 en art. 26 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

art. 37 lid 1 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 1

Opmerking: Dit amvb kan tevens regels bevatten omtrent de gegevens die de advocaat, procureur of gerechtsdeurwaarder aan het bureau van consultatie dient te overleggen inzake: de aan de verzoeker boven de eigen bijdrage in rekening gebrachte kosten, de aan de zaak bestede tijd en de wijze waarop de zaak is geëindigd.

114.

Handeling: Het aan toegevoegde advocaten, procureurs, deurwaarders toekennen van een vergoeding voor iedere door hen behandelde zaak.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 25 lid 1 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden,

art. 37 lid 1 Wet op de Rechtsbijstand.

Waardering: V 7 jaar

115.

Handeling: Het aanpassen van het basisbedrag dat rechtsbijstandsverleners ontvangen voor de verleende rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 3 lid 2 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 7 jaar

117.

Handeling: Het aanwijzen van een instantie waar rechtsbijstandverleners de nota voor de plaatsing van een oproeping of mededeling in een dag- of nieuwsblad kunnen indienen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 64 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 5 jaar

118.

Handeling: Het vaststellen van het normbedrag en de hoogte van kwartaalvoorschotten.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 65 lid 2 en art. 64 lid 5 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994, gewijzigd bij Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, art. 35.

Waardering: B, 4

120.

Handeling: Het erkennen van een rechtspersoon die belast is met het terugvorderen van voorschotten.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 68 lid 1 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 7 jaar

121.

Handeling: Het bepalen van het bedrag dat advocaten die een voorschot ontvangen, jaarlijks aan de rechtspersoon die belast is met het terugvorderen van voorschotten verschuldigd zijn.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 68 lid 2 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 7 jaar

122.

Handeling: Het vaststellen van het normbedrag aan de hand waarvan het bureau rechtsbijstandsvoorziening de hoogte van het kwartaalvoorschot bepaalt.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 73 lid 3 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 7 jaar

126.

Handeling: Het aan advocaten en procureurs geven van een vergoeding voor de verleende rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 1 van het Besluit van 16 december 1992 (Stb. 1992, nr. 681), houdende regels voor de vergoeding die een advocaat ontvangt voor rechtsbijstand ingevolge het bepaalde in art. 817 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Waardering: V 7 jaar

127.

Handeling: Het aan een rechtsbijstandverlener die buiten zijn arrondissement optreedt geven van een reiskostenvergoeding indien de inverzekering gestelde verdachte tijdens de inverzekeringstelling wordt overgeplaatst naar een ander arrondissement.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 4a van de Ministeriële beschikking van 9 januari 1987 (Stcrt. 1987, nr. 20).

Waardering: V 7 jaar

Opmerking: Deze regeling geldt ook voor het psychiatriepiket.

131.

Handeling: Het zorgdragen voor de tenuitvoerlegging van een bevelschrift om de aan een rechtsbijstandsverlener toegekende vergoeding te verhalen op de goederen van de persoon aan wie rechtsbijstand is verleend.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 56 lid 1 en art. 56 lid 2 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 5 jaar

Opmerking: Het bevelschrift wordt afgegeven door de rechter.

132.

Handeling: Het aanwijzen van een instantie waar gerechtsdeurwaarders die rechtsbijstand verleend hebben hun vergoeding voor de verrichte werkzaamheden kunnen aanvragen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 63 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 5 jaar

Vaststelling draagkracht en eigen bijdragen

133.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur omschrijven op welke wijze een Bureau van Consultatie gegevens omtrent de verzoeker en diens gezinsleden bij de Rijksbelastingdienst kan aanvragen.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 11 lid 3 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: B, 1

135.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur:

a. vaststellen van de grenzen van de financiële draagkracht in het vermogen;

b. geven van nadere regels voor de toepassing van de eigen bijdrage en voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 9 lid 7 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: B, 1

136.

Handeling: Het aanwijzen van categorieën van inkomsten die bij de vaststelling van het inkomen in aanmerking moeten worden genomen.

Periode: 1945–[1992]

Grondslag: art. 4 lid 2 Besluit financiële toevoegingsgrenzen.

Waardering: B, 5

137.

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van de inkomensgrens en de eigen bijdrage van verzoekers om rechtsbijstand die in aanmerking wensen te komen voor kosteloze rechtsbijstand of rechtsbijstand met een eigen bijdrage.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 9 lid 3-4 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: B, 5

138.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur bepalen wat onder het loonindexcijfer wordt verstaan.

Periode: 1945–1993

Grondslag: art. 9 lid 4 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: V 5 jaar

181.

Handeling: Het geven van nadere regels voor de toepassing van de eigen bijdrage, en voor de vaststelling van het voor de financiële draagdracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet tot regelingen van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 9 lid 6b (Stb. 1957, 233, zoals gewijzigd bij Stb. 1981, 317)

Waardering: B 5

139.

Handeling: Het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels betreffende:

a. de verklaring omtrent inkomen en vermogen en de daarbij over te leggen bewijsstukken,

b. het opvragen van gegevens bij de administratie der belastingen,

c. de wijze waarop de categorieën van inkomsten bij de vaststelling van het inkomen in aanmerking moeten worden genomen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 4 lid 2 Besluit financiële toevoegingsgrenzen,

art. 25 lid 4 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering. B, 1

140.

Handeling: Het vaststellen van het model:

a. van het formulier waarop de verklaring omtrent inkomen en vermogen wordt gedaan;

b. van de verklaring waaruit blijkt dat de rechtzoekende een uitkering geniet ingevolge de Algemene Bijstandswet of verstrekkingen ontvangt ingevolge de Regeling opvang asielzoekers;

c. van de verklaring waarin een rechtzoekende meedeelt dat zijn inkomen en vermogen beneden de financiële grenzen die zijn gesteld ter verkrijging van rechtsbijstand blijft;

d. waarmee rechtsbijstandverleners toestemming kunnen vragen om meer dan 30 uur aan een zaak te besteden;

e. van het formulier waarmee rechtsbijstandverleners de vergoeding voor de verleende rechtsbijstand aan kunnen vragen.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 12 lid 1 Besluit financiële toevoegingsgrenzen,

art. 1 Besluit van 19 mei 1981 (Stb. 1981, nr. 281), tot vaststelling van nadere regelen als bedoeld in art. 857, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,

art. 13 lid 1, art. 15, art. 16 lid 3 Besluit van 11 januari 1994 (Stb. 1994, nr. 33), tot vaststelling van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand (Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand),

art. 19 lid 3, art. 59 lid 1 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.

Waardering: V 5 jaar

141.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels betreffende het door de Stichting Rechtsbijstand uit te voeren onderzoek naar de draagkracht van de rechtzoekende.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 19 lid 4 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 1

144.

Handeling: Het bepalen van de regelmaat en omvang waarmee het Bureau Rechtsbijstandvoorziening bij wijze van steekproef gegevens bij de Belastingdienst opvraagt.

Grondslag: art. 17 Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Waardering: V 5 jaar

146.

Handeling: Het wijzigen van de normen voor de financiële draagkracht van de rechtzoekende.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 35 lid 5b Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B 5

149.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur geven van (nadere) regels:

a. voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen,

b. over de gevallen waarin het Bureau Rechtsbijstandvoorziening bevoegd is geen of een lagere eigen bijdrage op te leggen,

c. betreffende de bescheiden die rechtzoekenden bij het aanvragen van rechtsbijstand moeten overleggen.

Periode: 1945–

Grondslag: a. art. 34 lid 4 Wet op de rechtsbijstand,

b. art. 35 lid 6 Wet op de rechtsbijstand,

c. art. 13 lid 5 Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

Waardering: B, 5

Bezwaar en beroep

150.

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen.

Periode: 1945–

Waardering: V 10 jaar

151.

Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur bepalen of beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep of cassatie.

Periode: 1945–1994

Grondslag: art. 25 lid 4 Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden.

Waardering: B, 5

153.

Handeling: Het goedkeuren van de klachtenregeling van de Raad voor Rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Grondslag: art. 22 lid 3 Wet op de rechtsbijstand.

Waardering: B, 4

Actor: Raad voor Rechtsbijstand in strafzaken

6.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en

instellingen betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1949 – 1994

Waardering: V 2 jaar

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1949–1994

Waardering: V 2 jaar

B 5 één exemplaar van het eindproduct

94.

Handeling: Het toevoegen van een raadsman aan onvermogende verdachten en, in geval van onvermogen, ook aan andere personen die zich krachtens het Wetboek van Strafvordering door een advocaat kunnen doen bijstaan.

Periode: 1949–1994

Grondslag: art. 76 Advocatenwet.

Waardering: V 5 jaar

Actor: Bureaus voor Consultatie

6.

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1958–1993

Waardering: V 2 jaar

7.

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de gefinancierde rechtsbijstand en rechtshulp.

Periode: 1949–1993

Waardering: V 2 jaar

B 5 één exemplaar van het eindproduct

182.

Handeling: Het verlenen van rechtsbijstand

Periode: 1958–1993

Grondslag: Wet tot regeling van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 2 (Stb. 1957, 233, gewijzigd bij Stb. 1983, 642)

Product: zaakdossiers

Opmerking: Het verlenen van rechtsbijstand vindt plaats hetzij door het geven van advies ter zitting, hetzij door toevoeging van een advocaat, procureur of gerechtsdeurwaarder. In spoedeisende gevallen kan het bureau een voorlopige toevoeging verlenen. In geval van een aanmerkelijk financieel belang kan het bureau een voorwaardelijke toevoeging verlenen. Bij toevoeging deelt het bureau de hoogte van de opgelegde eigen bijdrage aan de bezoeker mee. Het bureau kan de toevoeging na beëindiging van de zaak of in bepaalde omstandigheden weer intrekken.

Waardering: V 7 jaar na verstrekking rechtsbijstand

24.

Handeling: Het bij de Staatssecretaris van Justitie indienen van een voortgangsrapportage, een jaarrekening, een activiteitenverslag en een jaarverslag.

Periode: 1958–1993

Grondslag: Wet tot regeling van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 7 lid 1-2 (Stb. 1957, 233);

art. 7.5 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990,

Waardering: B, 2

183.

Handeling: Het opstellen, wijzigen en vaststellen van het reglement

Periode: 1958–1993

Grondslag: Wet tot regelingen van de rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, art. 5 lid 1 (Stb. 1957, 233)

Product: reglement

Waardering: V, 5 jaar na vervanging

20.

Handeling: Het informeren van de Staatssecretaris van Justitie van het voornemen om een stichting, maatschap, een coöperatieve of een andere vereniging op te richten.

Periode: 1990–[1992]

Grondslag: art. 5.7 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 2 jaar

65.

Handeling: Het in rekening brengen van een vergoeding voor verrichte diensten of beschikbaar gestelde diensten aan anderen dan de door de Staatssecretaris in het kader van de rechtshulp gesubsidieerde organisaties.

Periode: 1990–[1992]

Grondslag: art. 8.4 Financieringsregeling Bureaus voor Rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

66.

Handeling: Het aan de Staatssecretaris van Justitie of aan door hem aangewezen personen alle informatie doen toekomen en inzage verlenen in haar boeken.

Periode: 1990–1993

Grondslag: art. 2.6 Financieringsregeling bureaus voor rechtshulp 1990.

Waardering: V 7 jaar

Actor: Commissie Draagkrachtvaststelling Gefinancierde Rechtshulp

184.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie naar aanpassingen van het systeem van draagkrachtberekening.

Periode: 1989

Grondslag: Instellingsbesluit, HDORR nr. 188 R 889, 15 februari 1989

Waardering: B 1

Actor: Commissie Rechtsbijstand aan on- en minvermogenden

185.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over de wenselijkheid van door de minister voorgestelde veranderingen van de Wet Rechtsbijstand aan On- en Minvermogenden

Periode: 1968–

Grondslag: Instellingsbesluit d.d. 19-7-1968

Product: advies

Waardering: B 1

Actor: Commissie Toekomstige Structuur Gefinancierde Rechtshulp

186.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie over de wijziging van de structuur van de gefinancierde rechtshulp

Periode: 1988–1989

Grondslag: Besluit HDORR 1869 R 888, d.d. 23 december 1988

Waardering: B 1

Actor: Commissie Tweedelijns Rechtshulp in Sociale Verzekeringen

187.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake tweedelijns rechtshulp in sociale verzekeringen.

Periode: 1979–1980

Grondslag: Instellingsbrief d.d. 10 juli 1979

Waardering: B 1

Actor: Commissie van Advies inzake Toevoegingsaangelegenheden (Commissie Schaafsma)

188.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake toevoegingsaangelegenheden

Periode: 1980–

Grondslag: Instellingsbesluit (Stcrt. 1980, 77)

Waardering: B 1

Actor: Evaluatiecommissie Moduulbesluit

189.

Handeling: Het evalueren van het Moduulbesluit.

Periode: 1984 - 1986

Grondslag: Instellingsbeschikking, HDORR nr. 194 R 884

Waardering: B 2

Actor: Stuurgroep Wet op de Rechtsbijstand

190.

Handeling: Het coördineren van de voorbereiding van de totstandkoming van de Wet op de Rechtsbijstand.

Periode: 1990

Grondslag: Instellingsbeschikking, HDORR nr. 16114, 890, 2 mei 1990

Opmerking: Hieronder viel ook het toezicht op de werkzaamheden van de Technische Commissie

Waardering: V, 5 jaar

Actor: Technische Commissie

191.

Handeling: Het adviseren van de Minister van Justitie inzake implementatie van de voorstellen van de Commissie Toekomstige Structuur Gefinancierde Rechtshulp.

Periode: 1990

Grondslag: Instellingsbesluit, HDORR nr. 16114, 890, 2 mei 1990

Waardering: B 5

Actor: Werkgroep Financiële functie

192.

Handeling: Het adviseren over de financiële functie van centrale en decentrale beheersafdelingen

Periode: 1981–

Grondslag: Instellingsbesluit van de Secretaris-Generaal van het ministerie van Justitie, 17 november 1981, nr. 010 SVO 81

Waardering: B 1

Actor: Commissie Heroverweging eigen bijdragen

193.

Handeling: Het adviseren over de afwegingsfunctie en opbouw van de eigen bijdragen voor de gefinancierde rechtsbijstand

Periode: 1998

Grondslag: Instellingsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie, 30 juli 1998, Stcrt. 1998/158

Waardering: B 1

Actor: Commissie Ouwerkerk

194.

Handeling: Het adviseren over een herpositionering van de bureaus voor de rechtshulp en de instelling van een juridisch loket

Periode: 2001–2002

Grondslag: Instellingsbesluit van de Staatssecretaris van Justitie, 29 oktober 2001

Waardering: B 1

Actor: Klankbordgroep Wet op de Rechtsbijstand

195.

Handeling: Het adviseren over de aan de voorbereiding van de invoering van de Wet op de Rechtsbijstand verbonden werkzaamheden

Periode: 1992–1993

Waardering: B 1

Actor: Stuurgroep organisatie-ontwikkeling bureaus voor rechtshulp

196.

Handeling: Het houden van toezicht op de uitwerking en invoering van organisatieveranderingen van de bureaus voor de rechtshulp

Periode: 1985–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, HDORR nr. 1565 R, 885, 8 november 1985

Produkt: Rapporten

Waardering: B 5

198.

Handeling: Het adviseren over de inzet en aanwending van middelen om de organisatieveranderingen te bevorderen en mogelijk te maken.

Periode: 1985–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, HDORR nr. 1565 R, 885, 8 november 1985

Produkt: Rapporten

Waardering: B 5

Actor: Commissie Herijking vergoedingen rechtsbijstand

197.

Handeling: Het op basis van onderzoek doen van aanbevelingen over aanpassing van de vergoedingsnormen voor rechtsbijstandverleners

Periode: 1995–

Grondslag: Instellingsbesluit nr. 488612/895, 9 mei 1995

Produkt: Rapportages

Waardering: B 1

Actor: (Interdepartementale) Commissie, Raad of Werkgroep

14.

Handeling: Het adviseren van de minister van Justitie over de gefinancierde rechtsbijstand.

Periode: 1945–

Opmerking: Deze handeling is opgenomen voor het geval er interdepartementale commissies of raden zijn geweest op het terrein van de financiering van de rechtsbijstand die niet zijn vermeld in dit BSD.

Waardering: B 1.

1

Tot de rechtshulpverleners worden traditioneel ook de notarissen en deurwaarders gerekend. Dit geldt voor een onderdeel van hun taken. In een kantongerechtszaak kan een deurwaarder worden toegevoegd, d.w.z. deze kan een cliënt bijstaan in een procedure voor een kantongerecht. Een notaris kan op last van de president van een rechtbank kosteloos diensten verlenen. Hiervoor ontvangt deze geen vergoeding van de staat.

2

Jaarplan 1995 Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam (Amsterdam 1994), 2. Zie ook Jaarverslag 1994 Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam ([Amsterdam] [1995], 5–7.

3

Vgl. Gisolf en De Groot, Rechtsbijstand (oud). Wet rechtsbijstand aan on- en minvermogenden, toelichting art. 10-Aant. 2.

4

TK brief van de staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer, 10 april 2002, 28000 VI, nr. 63.

Naar boven