Wijziging Sanctieregeling Iran 2007

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 23 juni 2008, nr. DJZ/BR/0588-08, tot wijziging van de Sanctieregeling Iran 2007 met het oog op invoering van een verbod tot verstrekking van kennis aan Iraanse onderdanen die bijdraagt aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran en aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op Resolutie 1737 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 23 december 2006;

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 februari 2007 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (Pb EG L 61);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel I

De Sanctieregeling Iran 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidend:

Artikel 2a

1. Het is verboden om Iraanse onderdanen toegang te verlenen tot de in de bijlage bij deze regeling genoemde locaties en gegevensbestanden.

2. Het is verboden om zonder of in afwijking van een ontheffing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gespecialiseerde vorming of opleiding aan Iraanse onderdanen te verstrekken, die kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran en aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens. Het verbod, bedoeld in de eerste volzin, strekt zich niet uit tot bacheloropleidingen, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3. Een ontheffing op grond van het tweede lid kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

4. In de bij deze regeling behorende bijlage wordt vermeld op welke gebieden van onderwijs en onderzoek het verbod, bedoeld in het tweede lid, in elk geval betrekking heeft.

B

Toegevoegd wordt een bijlage, luidende:

Bijlage bij artikel 2a

Locaties en gegevensbestanden, bedoeld in artikel 2a, eerste lid

– Installaties van Urenco;

– RID en de Onderzoeksreactor (HOR), te Delft;

– Installaties en databases NRG (Onderzoeksreactoren (LFR, HFR), te Petten en NEA database);

– Kerncentrale in Borssele;

– COVRA.

Onderwijs en onderzoek, bedoeld in artikel 2a, tweede lid

Natuurwetenschappen

– Chemie, specifiek gericht op de ontwikkeling van vaste en vloeibare raketbrandstoffen;

– Materiaalkunde, specifiek gericht op de ontwikkeling en behandeling van corrosiebestendig staal en metaallegeringen met aluminium (metallurgie) en de ontwikkeling en fabricage van composietmaterialen (composiettechniek);

– Natuurkunde, specifiek betrekking hebbend op (tweefasen-)stromingsleer in relatie tot de ontwikkeling van raketmotoren en kokend water reactoren;

– Natuurkunde, specifiek gericht op lasertechnologie zoals toegepast in nucleaire technologie, met name laserverrijking.

Techniek

– Werktuigbouwkunde, specifiek gericht op de ontwikkeling en productie van (onderdelen van) gasturbines en raketmotoren;

– Luchtvaart-ruimtevaarttechniek, waarbij alle technieken toepasbaar in raketsystemen relevant zijn;

– Productietechnologie, specifiek gericht op technologie relevant voor het ontwerpen en inrichten van productieprocessen voor raketsystemen;

– Metaalbewerking, betrekking hebbend op CNC-machines met 3 of meer assen, specifiek betrekking hebbend op de productie van onderdelen bruikbaar in het (uranium) verrijkingsproces of raketsystemen;

– Vacuümtechnologie, specifiek gericht op het ontwerpen en fabriceren van apparatuur voor het bereiken van vacuümtoestand voor zover specifiek toepasbaar in het (uranium)verrijkingsproces of raketsystemen.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen.

Toelichting

Kennisembargo

Het bij deze regeling ingevoegde artikel 2a strekt tot uitvoering van de bepalingen, neergelegd in paragraaf 17 van resolutie 1737 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in artikel 6 van het Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB. Deze bepalingen behelzen een ‘kennisembargo’ jegens Iran.

Het oogmerk van het kennisembargo is te voorkomen dat Iran door de tussenkomst van zijn onderdanen in het buitenland kennis verwerft die bijdraagt aan proliferatiegevoelige activiteiten van dat land en aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens. Daarvan kan sprake zijn indien Iraanse onderdanen toegang verkrijgen tot locaties en gegevensbestanden waar dergelijke kennis voorhanden is of indien zij gespecialiseerde opleidingen aan Nederlandse kennisinstellingen volgen of onderzoek verrichten.

Verbodsbepalingen

Met het oog hierop is in artikel 2a een verbod neergelegd om Iraanse onderdanen toegang te verlenen tot in de bijlage nader aangeduide locaties en gegevensbestanden. Voorts bevat artikel 2a een verbod om Iraanse onderdanen gespecialiseerde vorming of opleiding te verschaffen. Overtreding van elk van deze verboden levert een strafbaar feit op.

Kennisinstellingen

Bij ‘gespecialiseerde vorming of opleiding’ aan Nederlandse kennisinstellingen moet in de eerste plaats worden gedacht aan opleidingen in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Bacheloropleidingen in de zin van die wet hebben echter onvoldoende specialistisch niveau om tot de bedoelde risico’s te kunnen leiden en zijn om die reden expliciet uitgezonderd van het verbod van artikel 2a, tweede lid.

De reikwijdte van het kennisembargo is echter breder dan de hiervoor bedoelde aanbieders van WHW-opleidingen. Het strekt zich uit tot elke potentiële aanbieder en verstrekker van ‘gespecialiseerde vorming of opleiding’. Het geldt voor particulieren, bedrijven en andere (onderwijs)instellingen en voor elke vorm van overdracht van gespecialiseerde vorming of opleiding, onverschillig of een dergelijke overdracht plaatsvindt in het kader van een opleiding die is geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs.

Kennisgebieden

In de bijlage zijn de kennisgebieden en opleidingscomponenten opgenomen die in ieder geval aan de omschrijving van het tweede lid voldoen. De lijst draagt bij aan de rechtszekerheid van aanbieders en studenten. Niet alleen doordat de lijst het ‘verboden gebied’ in kaart brengt, maar ook omdat de samenstelling van de lijst inzicht verschaft in de aard van de aldus gesignaleerde onderwijs- en onderzoeksactiviteiten, zal de lijst zal als referentiekader kunnen dienen voor particulieren, bedrijven en onderwijsinstellingen bij hun contacten met Iraanse onderdanen waarbij overdracht van kennis aan de orde kan zijn.

Ontheffing

Omdat de regeling – op voet van resolutie 1737 – voorziet in een verbod tot het verstrekken van kennis, en dus niet een verbod op het verwerven van kennis inhoudt, is de normstelling gericht op de aanbieders van kennis. De gevolgen van het kennisembargo zullen daarom eerst en vooral gevoeld worden door de universiteiten en onderzoeksinstellingen. Instellingen voor hoger onderwijs als bedoeld in WHW kunnen zich wenden tot een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingericht ‘loket’ voor de behandeling van aanvragen om ontheffing.

Bij zijn besluitvorming neemt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in aanmerking, dat niet in alle gevallen waarin Iraanse studenten ‘gevoelige opleidingen’ volgen, er grond bestaat voor de vrees dat Iran daarvan zal profiteren. In Nederland werken en studeren bijvoorbeeld personen met een dubbele nationaliteit, de Iraanse en de Nederlandse. In dergelijke gevallen – bijvoorbeeld vluchtelingen – is het niet zonder meer aannemelijk dat de Iraanse overheid van hun kennis zal profiteren. Onder meer om voor deze categorie personen geen onnodige belemmeringen op te werpen is voorzien in de mogelijkheid tot ontheffing.

Informatie omtrent de ontheffingsprocedure en de te verstrekken aanvraagbescheiden zal op de internetsite van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bekendgemaakt.

Overige aspecten

Het kennisembargo dat in deze regeling is neergelegd geldt ten opzichte van de WHW als lex specialis. Dat betekent dat aanspraken die uit de WHW voortvloeien slechts geldend gemaakt kunnen worden voor zover zij verenigbaar zijn met de onderhavige regeling.

Overtreding van het kennisembargo is een delict in de zin van de Wet economische delicten en kan strafrechtelijk vervolgd worden.

De Sanctiewet 1977 en de daarop gebaseerde regelgeving hebben ten opzichte van Nederlanders extraterritoriale werking. Dat brengt mee dat het kennisembargo ook geldt voor Nederlanders die aan een buitenlandse instelling onderwijs aanbieden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M.J.M. Verhagen

Naar boven