Wijziging Regeling havenstaatcontrole i.v.m. richtlijn nr. 1999/95/EG

30 oktober 2002

HDJZ/SCH/2002-912

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op richtlijn nr. 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen (PbEG 2000, L 14), alsmede op de artikelen 5, 29 en 30 van de Wet havenstaatcontrole;

Besluit:

Artikel I

De Regeling havenstaatcontrole1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet havenstaatcontrole;

b. richtlijn nr. 1999/95/EG: richtlijn nr. 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen (PbEG 2000, L 14);

c. richtlijn nr. 2001/25/EG: richtlijn nr. 2001/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 136).

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: alsmede de documenten, genoemd in artikel 4, eerste lid, van richtlijn nr. 1999/95/EG.

2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: alsmede de omstandigheden, genoemd in artikel 4, tweede lid, van richtlijn nr. 1999/95/EG.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Bij een inspectie, nadere inspectie of controle volgen de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie de procedures, bedoeld in bijlage IV van de richtlijn, met dien verstande dat daarbij bijlage 1 van het MOU als richtsnoer wordt gehanteerd, alsmede de procedures, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van richtlijn nr. 1999/95/EG en in artikel 20 van richtlijn nr. 2001/25/EG.

C

In artikel 8, derde lid, vervalt de zinsnede `, die als bijlage B bij deze regeling is opgenomen'.

D

Na artikel 8 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

In de omstandigheden, bedoeld in artikel 3 van richtlijn nr. 1999/95/EG, stelt de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie een verslag op ten behoeve van de administratie van de vlaggenstaat van het betrokken schip.

Artikel 8b

De ambtenaar van de Scheepvaartinspectie die een schip aanhoudt wegens overtreding van de internationale voorschriften inzake de arbeids- en rusttijden volgens het verdrag, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder 6o, van de wet, stelt daarvan, naast de personen en instanties, genoemd in artikel 8, derde lid, van de wet, tevens de exploitant van het betrokken schip in kennis en vermeldt in de kennisgeving tevens welke vereiste corrigerende maatregelen noodzakelijk zijn.

E

In artikel 9 vervalt de zinsnede `, die als bijlage C bij deze regeling is opgenomen'.

F

In artikel 10, tweede lid, vervalt de zinsnede `, die als bijlage D bij deze regeling is opgenomen,' en wordt `artikel 15' vervangen door: bijlage VIII.

G

In artikel 11, eerste lid, wordt de zinsnede `De artikelen 3, 4, eerste lid, 5, en 6' vervangen door: De artikelen 3, 4, eerste lid, 5, 6, 8a en 8b.

H

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Een wijziging van bijlage I, II, III, IV, V, VII of VIII van de richtlijn, de artikelen 3 en 4 van richtlijn nr. 1999/95/EG en artikel 20 van richtlijn nr. 2001/25/EG gaat voor de toepassing van de artikelen 2, 4, 5, eerste lid, onderdeel a, 6, eerste lid, 8a en 10, tweede lid, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijnen uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

I

Het tweede lid van artikel 13 alsmede de aanduiding `1' voor het eerste lid vervalt.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,Roelf H. de Boer.

1 Stcrt. 1998, 97; gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 juli 1999 (Stcrt. 140).

Toelichting

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling havenstaatcontrole in verband met richtlijn nr. 1999/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 december 1999 betreffende de handhaving van de bepalingen inzake de arbeidstijd van zeevarenden aan boord van schepen die havens in de Gemeenschap aandoen (PbEG 2000, L 14). Aangezien richtlijn nr. 1999/95/EG op een enkel punt afwijkt van richtlijn nr. 95/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995 betreffende havenstaatcontrole (PbEG L 157), is een aanpassing van de Regeling havenstaatcontrole noodzakelijk.

De arbeids- en rusttijden van zeevarenden, zoals die ingevolge richtlijn nr. 1999/95/EG dienen te worden gehandhaafd, zijn opgenomen in richtlijn nr. 1999/63/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999 inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten door de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Federatie van de bonden voor het vervoerspersoneel in de Europese Unie (FST) (PbEG L 167).

Laatstgenoemde richtlijn is alleen van toepassing op schepen die de vlag van een EU-lidstaat voeren. Niettemin verplicht richtlijn nr. 1999/95/EG elke lidstaat om te controleren op de naleving van de arbeidstijden volgens richtlijn nr. 1999/63/EG aan boord van elk schip dat niet op zijn grondgebied is geregistreerd, dus ook aan boord van schepen die niet onder de vlag van een EU-lidstaat varen.

De arbeids- en rusttijden van richtlijn nr. 1999/63/EG komen overeen met die van het op 22 oktober 1996 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de werktijden van zeevarenden en de bemanning van schepen (Trb. 1997, 219, hierna: IAO-Verdrag 180). Bij het eveneens op 22 oktober 1996 te Genève tot stand gekomen Protocol bij het Verdrag betreffende de minimumnormen op koopvaardijschepen van 1976, aangenomen door de internationale Arbeidsconferentie in haar vierentachtigste zitting (Trb. 1997, 220, hierna: het Protocol bij IAO-Verdrag 147) is IAO-Verdrag 180 toegevoegd aan bijlage A bij het op 29 oktober 1976 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake de minimumnormen op koopvaardijschepen (Trb. 1977, 108, hierna: Verdrag 147). Als gevolg van de dynamische verwijzing naar Verdrag 147 in artikel 1, onderdeel b, onder 6o, van de Wet havenstaatcontrole, betekent dit, dat havenstaatcontrole op de naleving van IAO-Verdrag 180 krachtens de Wet havenstaatcontrole mogelijk wordt.

Richtlijn nr. 1999/95/EG bepaalt in artikel 11 dat zij ten aanzien van niet-EU-schepen pas van toepassing is op de datum van inwerkingtreding van IAO-Verdrag 180 en het Protocol bij IAO-Verdrag 147. IAO-Verdrag 180 is op 8 augustus 2002 in werking getreden. Het Protocol bij IAO-Verdrag 147 zal op 10 januari 2003 in werking treden.

Artikelen

Artikel I, onderdeel B

Artikel 4, tweede lid, geeft aan welke documenten moeten worden gecontroleerd bij een inspectie. Daaraan zijn nu de documenten, genoemd in artikel 4, eerste lid, van richtlijn nr. 1999/95/EG, toegevoegd, namelijk een organisatieschema van de werkzaamheden aan boord, dat in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels dient te zijn opgesteld volgens het model van bijlage I bij richtlijn nr. 1999/95/EG of een ander, gelijkwaardig model, en de gegevens over arbeids- en rusttijden van de zeevarenden, geregistreerd op formulieren volgens het model van bijlage II bij richtlijn nr. 1999/95/EG of een ander, gelijkwaardig model, eveneens in de werktaal of -talen van het schip en in het Engels.

In het derde lid van artikel 4 wordt aangegeven wat in elk geval gegronde redenen zijn voor een nadere inspectie. Daaraan zijn toegevoegd de gegronde redenen, genoemd in artikel 4, tweede lid, van richtlijn nr. 1999/95/EG. In dat artikellid worden genoemd een klacht over de arbeids- en rusttijden aan boord en het vermoeden, op grond van eigen waarneming van de inspecteur, dat de bemanning oververmoeid is.

Het vierde lid tenslotte is op diverse punten aangepast. Zo wordt er nu ten aanzien van de procedures voor de inspecties ook verwezen naar de relevante bepaling in richtlijn nr. 1999/95/EG en is de verwijzing naar richtlijn nr. 94/58/EG vervangen door een verwijzing naar richtlijn nr. 2001/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 136), die een geconsolideerde versie van richtlijn nr. 94/58/EG bevat.

Onderdelen B, onder 3, C, E en F

De bijlagen bij het op 26 januari 1982 te Parijs tot stand gekomen Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat (Trb. 1996, 248, hierna: het MOU) bevatten verscheidene procedurevoorschriften met betrekking tot havenstaatcontrole. Om praktische redenen is besloten die bijlagen thans niet meer op te nemen als bijlagen bij de regeling. De integrale actuele tekst van het MOU en de bijlagen daarbij zijn tegenwoordig eenvoudig te raadplegen via internet (www. parismou.org), zodat het voor de kenbaarheid niet langer noodzakelijk is om ze bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ter inzage te leggen.

Onderdeel D

Artikel 3 van richtlijn nr. 1999/95/EG verplicht de lidstaat tot het maken van een verslag ten behoeve van de regering van het land waar het schip is geregistreerd, indien er een klacht wordt ontvangen dan wel in het geval waarin de lidstaat over aanwijzingen beschikt dat het schip niet voldoet aan de normen voor de arbeids- en rusttijden zoals neergelegd in richtlijn nr. 1999/63/EG. Aangezien deze verplichting nog niet was opgenomen in de Regeling havenstaatcontrole, is een nieuw artikel 8a ingevoegd om aan deze verplichting te kunnen voldoen.

Voorts wijkt richtlijn nr. 1999/95/EG ten aanzien van de kennisgeving in geval van aanhouding van een schip op enkele punten af van richtlijn nr. 95/21/EG. Bij aanhouding wegens overtreding van de internationale voorschriften inzake de arbeids- en de rusttijden dient de kennisgeving namelijk tevens te geschieden aan de exploitant van het betrokken schip en dient tevens de vereiste corrigerende maatregelen te bevatten. Artikel 8b bevat daarom een aanvulling op artikel 8, derde lid, van de wet.

Onderdeel F

In artikel 10, tweede lid, van de Regeling havenstaatcontrole worden de gegevens genoemd, welke de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie bevoegd zijn te verstrekken en te ontvangen. De verwijzing naar artikel 15 van richtlijn nr. 95/21/EG, dat vervolgens verwijst naar bijlage VIII bij die richtlijn, is vervangen door een directe verwijzing naar bijlage VIII.

Onderdeel G

Richtlijn nr. 1999/95/EG is niet van toepassing op vissersvaartuigen, zodat de nieuwe artikelen 8a en 8b, die specifiek dienen ter implementatie van deze richtlijn, tevens moeten worden vermeld in artikel 11, eerste lid.

Onderdeel H

Door de nieuwe, dynamische verwijzing in artikel 10, tweede lid, naar bijlage VIII van richtlijn nr. 95/21/EG, alsmede de dynamische verwijzing in artikel 8a respectievelijk artikel 4 naar de artikelen 3 en 4 van richtlijn nr. 1999/95/EG en voorts de dynamische verwijzing in artikel 4 naar artikel 20 van richtlijn nr. 2001/25/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden, is het noodzakelijk om in artikel 12 op te nemen wanneer een wijziging van de genoemde bijlage en de genoemde artikelen voor de toepassing van de betreffende artikelen van de Regeling havenstaatcontrole in werking treedt.

Transponeringstabel

stcrt-2002-215-p26-SC36940-1.gif

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Roelf H. de Boer.

Naar boven