Nadere regels benoemingsperiode ambtenaren topmanagementgroep

5 juni 2001

Nr. AD2001/U69107

Directie Personeelsmanagement Rijksdienst

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 7, vijfde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,

Besluit:

Artikel 1

In het belang van de dienst kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de minister wie het mede aangaat, aan de ambtenaar die is aangesteld in het ambt van lid van de topmanagementgroep opdragen zijn functie na afloop van de vastgestelde benoemingsperiode, genoemd in artikel 7, vierde lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, gedurende een bepaalde periode te blijven vervullen.

Artikel 2

In het belang van de dienst kan de benoeming van een ambtenaar in een functie genoemd in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voor het aflopen van de vastgestelde benoemingsperiode, genoemd in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met de minister wie het mede aangaat, worden beëindigd.

Artikel 3

1. Te rekenen vanaf de datum waarop de benoeming, hetzij door voortijdige beëindiging, hetzij van rechtswege, is geëindigd, worden door of namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gedurende een periode van 24 maanden inspanningen verricht om te komen tot een nieuwe benoeming van de ambtenaar. Gedurende die periode kunnen aan de ambtenaar door of namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdelijk andere werkzaamheden worden opdragen, zonder dat sprake is van een hernieuwde benoeming.

2. Binnen een maand na de in het eerste lid bedoelde datum kan de ambtenaar een aanvraag indienen om de termijn van 24 maanden met 6 maanden bekorten. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besluit op die aanvraag. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd wordt de ambtenaar een vergoeding verleend ter grootte van zijn bezoldiging vermeerderd met de tegemoetkoming ingevolge het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel, waarop hij aanspraak zou hebben in de zes maanden waarmee de termijn van 24 maanden is bekort.

3. Wanneer de ambtenaar niet in een andere functie wordt benoemd, wordt hem aan het einde van de, eventueel bekorte, termijn van 24 maanden eervol ontslag worden verleend op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, waarbij hem een uitkering wordt toegekend die 110% bedraagt van hetgeen in artikel 99, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement als minimumvoorziening is opgenomen.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

Ambtenaren die zijn aangesteld in het ambt lid van de topmanagementgroep worden voor een bepaalde tijd benoemd in een functie, genoemd in artikel 7, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Deze benoeming kent in de regel een functieduur van 7 jaar. In de praktijk is een functiewisseling rond het vijfde jaar uitgangspunt.

Op grond van artikel 7, vijfde lid, van het ARAR kan in bijzondere gevallen ontheffingworden verleend van de vastgestelde benoemingstermijn. In deze bepaling is aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de opdracht neergelegd om ten aanzien van de wijze waarop tot verlenging respectievelijk voortijdige beëindiging wordt gekomen, alsmede over de gevolgen voor de rechtspositie van de ambtenaar, nadere regels te stellen. Het voorliggende besluit dient daartoe.

In bijzondere gevallen kan ontheffingworden verleend van de vastgestelde einddatum van een benoeming. Gedacht kan worden aan de situatie waarin blijkt dat het einde van een benoemingsperiode, voor een verantwoord verloop en continuïteit van de (bedrijfs)processen op het desbetreffende ministerie of vanwege andere dringende redenen, te vroeg komt. Ook de leeftijd van een topambtenaar kan een rol spelen bij een verzoek om ontheffingvan de benoemingstermijn. De desbetreffende minister kan daartoe - via het Bureau van de Algemene Bestuursdienst - een verzoek indienen bij de minister van BZK, waarin de onderbouwing is gegeven voor een verlenging van de benoemingstermijn met een bepaalde tijdsduur.

Een verlenging van een benoemingstermijn betekent een inbreuk op de systematiek van tijdelijke benoemingen voor topambtenaren, en komt in feite neer op een hernieuwde benoeming voor een beperkte duur. De minister van BZK zal het verzoek om die reden voor goedkeuring aan de Ministerraad voorleggen.

Eenzelfde procedure wordt gevolgd indien er aanleiding bestaat om een benoeming voortijdig, dat wil zeggen voor ommekomst van de vastgestelde benoemingstermijn, te beëindigen. Van een voortijdige beëindiging kan sprake zijn wanneer er tussen de bewindspersoon en de topambtenaar een vertrouwensbreuk dreigt en aan de desbetreffende ambtenaar geen nieuwe aansluitende benoeming elders kan worden verleend. In dit laatste geval wordt namens de Minister van BZK door de directeur-generaal voor de Algemene Bestuursdienst (DGABD) gedurende een periode van 24 maanden gezocht naar mogelijkheden om tot een nieuwe benoeming van de desbetreffende ambtenaar te komen, hetzij binnen, hetzij buiten de rijksdienst. Vanaf het moment dat de benoeming voortijdig is beëindigd kan de desbetreffende ambtenaar door de DGABD worden belast met tijdelijke werkzaamheden. Deze opgedragen werkzaamheden kunnen niet worden beschouwd als een hernieuwde benoeming.

Op verzoek van de ambtenaar kan de termijn van 24 maanden worden bekort tot 18 maanden. Een dergelijk verzoek dient binnen een maand na ingang van deze termijn te worden ingediend. In dat geval ontvangt de ambtenaar een financiële vergoeding ter grootte van zes maal zijn bezoldiging, vermeerderd met de hem toekomende tegemoetkoming krachtens het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel.

Als gedurende de zoekperiode een nieuwe benoeming niet mogelijk blijkt te zijn, dan kan aan het eind van de termijn van 24 maanden eervol ontslag worden verleend op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

De mogelijkheid om tot een vervolgbenoeming te komen is in beginsel aanwezig binnen het geformuleerde mobiliteitssysteem, maar voor het geval dat (zonder dat dit een van de betrokken partijen is te verwijten) een vervolgbenoeming echt niet mogelijk blijkt te zijn, is er in voorzien dat de uitkering op grond van artikel 99 van het ARAR tien procent meer dan het wachtgeldniveau zal zijn.

De bepalingen die gelden bij een voortijdige beëindiging van een benoeming zijn ook van toepassing bij een einde van de benoeming van rechtswege, wanneer na ommekomst van de vastgestelde benoemingstermijn aan de ambtenaar geen aansluitende benoeming kan worden verleend.

Naar boven