Wet van 11 november 2021 tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een verklaring omtrent het gedrag op basis van politiegegevens

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in bepaalde gevallen de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag te kunnen weigeren op basis van politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens daartoe te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35a

  • 1. Onverminderd artikel 35 weigert Onze Minister de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag voor bij ministeriële regeling aangewezen functies die een hoge mate van integriteit vereisen indien politiegegevens met betrekking tot de aanvrager blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die zouden zijn of zullen worden gepleegd en die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met de aard, frequentie, actualiteit en onderlinge samenhang van de politiegegevens.

  • 2. Voor aanwijzing bij ministeriële regeling komen functies in aanmerking waarin sprake is van:

    • a. een bevoegdheid geweld te gebruiken;

    • b. toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde;

    • c. integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 3. De politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, betreffen uitsluitend politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de Wet politiegegevens.

  • 4. Er is een Adviescommissie VOG-Politiegegevens. De commissie heeft tot taak de kwaliteit van de besluiten over aanvragen voor een verklaring omtrent gedrag, bedoeld in het eerste lid, en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen, te beoordelen. De commissie rapporteert aan Onze Minister en brengt jaarlijks een verslag uit.

  • 5. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

B

In artikel 36, vierde lid, wordt «de gegevens uit de politieregisters» vervangen door: de politiegegevens.

ARTIKEL II

Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 11 november 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 355

Naar boven