Wet van 26 mei 2021 tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2020)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat de Aanvullingswet geluid Omgevingswet, de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, de Drinkwaterwet, de Invoeringswet Omgevingswet, de Kernenergiewet, de Spoorwegwet, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet op de economische delicten, de Wet lokaal spoor, de Wet luchtvaart, de Luchtvaartwet BES, de Wet milieubeheer, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet wegvervoer goederen worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL aI

De Aanvullingswet geluid Omgevingswet, hoofdstuk 3 Overgangsrecht, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 3.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt «, als zij onherroepelijk zijn, ».

b. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de geluidproductieplafonds die onder de werking van artikel 4.44 of 4.45 van de Invoeringswet Omgevingswet vallen.

2. Artikel 3.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt na «de op dat tijdstip aanwezige, in aanleg zijnde of geprojecteerde wegen in beheer bij de provincie» ingevoegd: «en het geluid van die wegen op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van die wegen».

2°. In onderdeel 2° wordt «omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet» vervangen door «omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die wordt verleend met toepassing van regels over een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet».

3°. In de onderdelen 3° en 7° wordt «omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet» vervangen door «omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in de Omgevingswet.

b. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel 1° wordt «, waarvoor voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend» vervangen door «ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, of als het een weg in beheer bij de provincie betreft, voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden».

2°. In onderdeel 2° wordt «voor dat tijdstip» vervangen door «voor dat tijdstip, of als het een weg in beheer bij de provincie betreft, voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden».

3. Artikel 3.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt «de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanwezige industrieterreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder» vervangen door «de op dat tijdstip aanwezige industrieterreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en het geluid van die industrieterreinen op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen de zones van die industrieterreinen».

2°. In onderdeel 3° wordt «omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet» vervangen door «omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit die wordt verleend met toepassing van regels over een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet».

3°. In de onderdelen 4° en 5° wordt «omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet» vervangen door «omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in de Omgevingswet».

b. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel 2° wordt «, waarvoor voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend» vervangen door «ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden».

2°. In de onderdelen 3° en 4° wordt «voor dat tijdstip» vervangen door «voor het tijdstip waarop de onder a bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden».

4. Na artikel 3.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6a (overgangsrecht spoorwegen Wet geluidhinder)

Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten op grond van hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder, totdat deze onherroepelijk zijn:

  • a. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde en geprojecteerde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip,

  • b. het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarvoor voor dat tijdstip de aanvraag is ingediend.

ARTIKEL I

De Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In een geval als bedoeld in artikel 4.64, eerste lid, of 4.65, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft, voor zover het gaat om onteigening als bedoeld in artikel 5.14, eerste lid, van de Waterwet, het oude recht van toepassing tot de activiteit, genoemd in de omgevingsvergunning, ten uitvoer is gelegd.

B

In artikel 4a.4 wordt «2.4a, onder 2, onder a,» vervangen door «2.4a, onder 3, onder a,».

ARTIKEL aII

In artikel 10, derde lid, van de Drinkwaterwet wordt tussen de eerste en tweede volzin een volzin ingevoegd, luidende «Onze Minister kan een besluit houdende vaststelling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet een maal verlengen met ten hoogste twee kalenderjaren, indien noodzakelijk met het oog op de continuïteit of veiligheid van de openbare drinkwatervoorziening en onder met het oog daarop te stellen voorwaarden».

ARTIKEL II

De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4.35, eerste lid, wordt «artikel 2.34, derde lid» vervangen door «artikel 2.34, vierde lid».

B

Na artikel 4.81 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.81a (regels kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving)

  • 1. Regels als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die van kracht zijn, gelden als regels als bedoeld in artikel 18.20, derde lid, van de Omgevingswet.

  • 2. Regels als bedoeld in artikel 5.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die zijn vastgesteld door de gemeenteraad en van kracht zijn, gelden als regels als bedoeld in artikel 18.23, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.

C

In artikel 4.106, tweede lid, wordt «artikel 2.22» vervangen door «artikel 2.24» en wordt «artikel 2.33» vervangen door «artikel 2.34».

ARTIKEL III

Artikel 5, derde lid, van de Kernenergiewet komt te luiden:

  • 3. De leden worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de Autoriteit kan een lid van de Autoriteit bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

ARTIKEL IV

In artikel 66, tweede lid, van de Luchtvaartwet BES, wordt in de aanhef «bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» vervangen door «bij ministeriële regeling».

ARTIKEL V

De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

beoordelingsinstantie:

beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 14, van uitvoeringsverordening (EU) 402/2013;

b. in de begripsomschrijving van «houder» wordt «bedoeld in artikel 37, tweede lid» vervangen door «bedoeld in artikel 26aa, eerste lid».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de begripsbepaling van «spoorwegbureauverordening», «interoperabiliteitstrichtlijn» en «spoorwegveiligheidsrichtlijn» wordt «PbEU L 2016, 138» vervangen door «PbEU 2016, L 138».

b. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:

uitvoeringsverordening (EU) 402/2013:

uitvoeringsverordening (EU) 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) 352/2009 (PbEU 2013, L 121).

B

In artikel 26c vervallen het tweede tot en met zesde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

C

Na artikel 26c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26ca

  • 1. Indien voor een subsysteem een EG-keuringsverklaring is opgesteld op basis van de TSI’s en, naargelang het geval, overeenkomstig de nationale voorschriften, wordt dat subsysteem geacht te voldoen aan de essentiële eisen.

  • 2. Een EG-keuringsverklaring als bedoeld in het eerste lid wordt opgesteld na toepassing van de daarvoor geldende keuringsprocedures en overeenkomstig de krachtens artikel 26e, onderdelen b, c en d, gestelde regels.

  • 3. Het is verboden een EG-keuringsverklaring op te stellen voor een subsysteem dat niet voldoet aan de essentiële eisen.

  • 4. Subsystemen die conform zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht conform te zijn met de essentiële eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.

  • 5. Onze Minister kan verzoeken om aanvullende verificaties te verrichten ten aanzien van een subsysteem dat is voorzien van een EG-keuringsverklaring, indien hij constateert dat het subsysteem niet voldoet aan de essentiële eisen.

D

In artikel 26e, onder a, vervalt «eerste lid,».

E

In artikel 26u, vijfde lid, en in artikel 26v, derde lid, wordt «het toezicht op door hem aangemelde instanties te houden» vervangen door «controles op door hem aangemelde instanties uit te voeren».

F

Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a

  • 1. Een spoorwegonderneming die een passagiersvervoersdienst naar het Verenigd Koninkrijk exploiteert, voldoet aan de eisen die gelden voor de beveiliging van treinen die door de Kanaaltunnel rijden.

  • 2. Een spoorwegonderneming informeert Onze Minister jaarlijks over de wijze waarop zij voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden de eisen, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een spoorwegonderneming overeenkomstig het tweede lid Onze Minister informeert.

G

Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a

  • 1. Onze Minister besluit, op aanvraag, tot aanmelding bij het Europees Spoorwegbureau van een of meer beoordelingsinstanties die voldoen aan de in artikel 35, onder f, gestelde regels.

  • 2. Een besluit tot aanmelding kan onder beperkingen geschieden. Aan een aanmelding kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. Een aangemelde beoordelingsinstantie is bevoegd om conformiteitsbeoordelingen uit te voeren ten aanzien van interoperabiliteitsonderdelen, subsystemen, spoorvoertuigen en andere producten, bestemd om deel uit te maken van het spoorwegsysteem, voor zover die conformiteitsbeoordelingen betrekking hebben op uitvoeringsverordening (EU) 402/2013.

  • 4. Onze Minister kan bij ministeriële regeling de nationale accreditatie-instantie aanwijzen om de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, te beoordelen en om controles uit te voeren op de aangemelde beoordelingsinstanties.

  • 5. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op beoordelingsinstanties die op grond van het eerste lid zijn aangemeld.

H

Aan artikel 35 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de eisen die gesteld worden aan een beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 33a.

I

Artikel 37 vervalt.

J

In artikel 77, eerste lid wordt «26c, eerste en vierde lid» vervangen door «26c, 26ca, derde lid»

K

In artikel 82 wordt «entiteit» vervangen door «actor».

L

In artikel 123a wordt «de artikelen 123c en 123f» vervangen door «de artikelen 123c, 123f en 123g».

M

Onder vernummering van artikel 123f tot artikel 123g, wordt na artikel 123e een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 123f

Een onderhoudscertificaat als bedoeld in artikel 46 respectievelijk een erkenning als bedoeld in artikel 48 van de Spoorwegwet, zoals die artikelen luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet houdende implementatie van het vierde spoorwegpakket, berust met ingang van de dag waarop die wet in werking treedt op artikel 36 respectievelijk artikel 37.

ARTIKEL VI

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4e, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de Dienst Wegverkeer kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

B

Artikel 4ad, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van het CBR kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

C

Na artikel 108 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 108a

  • 1. De in artikel 108, eerste lid, onderdelen g en i, onder 2°, genoemde termijn van 185 dagen wordt ten behoeve van houders van een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die in Nederland woonachtig zijn, verlengd tot en met 30 september 2021, indien de genoemde termijn van 185 dagen verstrijkt of is verstreken in de periode tussen 15 december 2020 en 19 augustus 2021.

  • 2. De in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, genoemde termijnen worden ten behoeve van houders van een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die in Nederland woonachtig zijn, verlengd tot en met 30 september 2021, indien de in dat onderdeel bedoelde termijn verstrijkt of is verstreken in de periode tussen 15 december 2020 en 19 augustus 2021.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde verlenging geldt op voorwaarde dat het desbetreffende rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de categorie waarmee wordt gereden geldig is dan wel in de periode tussen 15 december 2020 en 19 augustus 2021 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4. Dit artikel vervalt met ingang van 1 oktober 2021.

ARTIKEL VII

De Wet lokaal spoor wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «, richtlijn 2007/59/EG».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald, zijn bestuurders op een lokale spoorweg vrijgesteld van de uitvoeringsmaatregelen bij richtlijn 2007/59/EG.

B

In artikel 32, negende lid, wordt na «artikel 26k, eerste lid, van de Spoorwegwet» ingevoegd «, is verleend».

ARTIKEL VIII

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.14d wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt na «luchtvaartnavigatiedienstenverordening» toegevoegd «en artikel 41 van de basisverordening».

2. In het tweede lid wordt na «luchtvaartnavigatiedienstenverordening» ingevoegd «en artikel 40 van de basisverordening».

3. In het vierde lid wordt «tijdens de geldigheidsduur» vervangen door «na het verstrekken».

4. In het vijfde lid wordt «geldigheidsduur, aanvraag, verlening en verlenging» vervangen door «aanvraag en verlening».

5. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan een certificaat geheel of gedeeltelijk opschorten of intrekken overeenkomstig hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald.

6. Het achtste lid vervalt, onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.

B

Artikel 5.14e vervalt.

C

Artikel 5.25, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de LVNL kan een lid van het bestuur bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

D

Onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid worden in artikel 8a.1 twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. De kosten die samenhangen met het in behandeling nemen van de aanvraag en de afgifte van de in het tweede lid bedoelde ontheffing of een wijziging daarvan, worden ten laste gebracht aan de aanvrager.

  • 5. De bedragen ter vergoeding van de kosten, bedoeld in het vierde lid, worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

E

Artikel 8a.66, derde lid, komt te luiden:

De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de ACNL kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

F

In titel 8A.7. wordt na artikel 8a.69 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a.70

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt regels over de uitoefening van het toezicht op ACNL door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

ARTIKEL IX

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:

EG-verordening EU-milieukeur:

verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PbEU L 2010, 27);.

B

Aan het einde van hoofdstuk 2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 2.5 EU-milieukeur

Artikel 2.51
  • 1. Onze Minister wijst een instantie aan als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de EG-verordening EU-milieukeur.

  • 2. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 2.52
  • 1. Onze Minister kan subsidie verstrekken aan de instantie voor de taken die voortvloeien uit de EG-verordening EU-milieukeur.

  • 2. Op deze subsidieverstrekking is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 2.53

De instantie, bedoeld in artikel 2.51, eerste lid, voert haar taken uit overeenkomstig het door haar vastgestelde reglement.

Artikel 2.54

Het is verboden in strijd te handelen met de volgende bepalingen van EG-verordening EU-milieukeur: de artikelen 9, tweede, zesde, negende en dertiende lid, en 10, eerste lid.

C

Aan artikel 9.2.2.1, eerste lid, wordt toegevoegd «, met inbegrip van het voorbereiden of bevorderen van deze handelingen».

D

Aan het slot van artikel 9.4.5, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Onze Minister kan een of meer instanties aanwijzen, die de conformiteitsbeoordeling verrichten.

E

De eerste volzin van artikel 17.18 komt te luiden: Het bevoegd gezag verstrekt Onze Minister de informatie over de tenuitvoerlegging nodig ter uitvoering van artikel 18 van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid.

F

Aan artikel 18.2b, eerste lid, wordt na onder d, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de EG-verordening EU-milieukeur.

G

In artikel 22.1, negende lid, vervalt: de hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet dieren,.

ARTIKEL X

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder 4°, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de zinsnede met betrekking tot de Spoorwegwet wordt na «27, tweede lid, onderdelen a tot en met c,» ingevoegd «27a, eerste lid, in verbinding met het derde lid,».

2. In de zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 wordt «43a, derde lid,» vervangen door «43a, vierde lid».

B

In artikel 1a, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «8.42a, eerste lid,» vervangen door «8.42a,» en wordt «10.48, derde lid,» vervangen door «10.48, eerste lid,».

ARTIKEL XI

Artikel 19a van de Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «kan beperkt worden» vervangen door «wordt beperkt».

2. In het derde lid wordt «kan eveneens worden beperkt» vervangen door «wordt beperkt».

ARTIKEL XII

Artikel 4.3a, vierde lid, van de Wet wegvervoer goederen komt te luiden:

  • 4. De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de NIWO kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

ARTIKEL XIII

Indien artikel 2.45, onderdeel DQ, van de Invoeringswet Omgevingswet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel IX, onderdeel G, van deze wet wordt in dat artikel «negende lid» vervangen door «achtste lid».

ARTIKEL XIV

Op personen die krachtens de in artikelen III, VI, VIII, onderdelen C en E, en artikel XII genoemde artikelen zijn benoemd of herbenoemd voor het moment van inwerkingtreding van de artikelen III, VI, VIII onderdelen C en E, en artikel XII zijn de in de artikelen III, VI, VIII, onderdelen C en E, en artikel XII genoemde artikelen van toepassing zoals zij luidden voor dit moment van inwerkingtreding.

ARTIKEL XV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVI

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet IenW 2020.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 26 mei 2021

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de achttiende juni 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 664

Naar boven