Besluit van 17 maart 2021, houdende wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Medische Zorg van 18 december 2020, kenmerk 1793347-215183-WJZ;

Gelet op artikel 3.5, eerste lid, van de Wet forensische zorg, artikel 7.1.1.2, eerste lid, onderdeel a, van de Jeugdwet, artikel 3.3.5, tweede lid, van de Wet langdurige zorg, artikel 31a, vijfde lid, van de Wet op de ondernemingsraden, artikel 5, tweede lid, van de Opiumwet, en artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 januari 2021, no. W13.20.0495/III);

Gezien het nader rapport va Onze Minister voor Medische Zorg van 15 maart 2021, kenmerk 1793337-215183-WJZ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit forensische zorg komt te luiden:

  • a. de toelatingsvergunning, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders;

ARTIKEL II

Artikel 7.1.3, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen b en c wordt «Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten» telkens vervangen door «Wet langdurige zorg».

2. In onderdeel e wordt «krachtens artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen als zodanig zijn toegelaten» vervangen door «beschikken over een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders».

ARTIKEL III

In artikel 3.7.1, vijfde lid, van het Besluit langdurige zorg wordt «instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen» vervangen door «instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel 1°, van de wet die tevens zorg verleent in het Europese deel van Nederland».

ARTIKEL IV

Artikel 13, eerste lid, van het Besluit verstrekking financiële informatie aan ondernemingsraden 1985 komt te luiden:

  • 1. De ondernemer die een ziekenhuis beheert dat beschikt over een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders en die krachtens artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg een financiële verantwoording openbaar moet maken, verstrekt die financiële verantwoording ter bespreking aan de ondernemingsraad in plaats van de jaarstukken die zijn ingericht volgens de voorschriften van de hoofdstukken 2 en 3.

ARTIKEL V

Artikel 16 van het Opiumwetbesluit wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. ziekenhuizen die beschikken over een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toetreding zorgaanbieders;

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. instellingen die zorg aan verslaafden verlenen waarop ingevolge de Zorgverzekeringswet aanspraak bestaat, voor zover het door Onze Minister aangewezen opiumwetmiddelen betreft;

ARTIKEL VI

In artikel 1, tweede lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen wordt «op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen toegelaten instelling» vervangen door «instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen».

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Uitgegeven de eenendertigste maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wijzigt artikelen in verschillende besluiten die verwijzingen bevatten naar de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi). De in de WTZi opgenomen bepalingen met betrekking tot de toelating komen met de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: AWtza)1 te vervallen, terwijl een aantal andere bepalingen van de WTZi via de AWtza wordt aangepast.

De volgende besluiten worden gewijzigd:

  • Besluit forensische zorg;

  • Besluit Jeugdwet;

  • Besluit langdurige zorg;

  • Besluit verstrekking financiële informatie aan ondernemingsraden 1985;

  • Opiumwetbesluit;

  • Warenwetbesluit tatoeëren en piercen.

De meeste artikelen die zijn gewijzigd, verwezen naar een toelating als bedoeld in artikel 5 WTZi. Daarnaast is een artikel aangepast waarin werd verwezen naar een instelling in de zin van de WTZi. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in een aantal artikelen de verwijzing naar de reeds vervallen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) te vervangen door een geactualiseerde verwijzing.

Beoogd is om technische wijzigingen door te voeren die inhoudelijk geen gevolgen hebben.

Deze algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) heeft geen effecten voor de regeldruk. Het betreft louter het omzetten van verwijzingen naar de WTZi (en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, hierna: AWBZ) naar begrippen en verwijzingen die dezelfde organisaties omschrijven.

Bij koninklijk besluit zal worden geregeld dat deze amvb in werking zal treden op 1 januari 2022, tezamen met de Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: Wtza) en de daarbij behorende regelgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

In artikel 3.1, tweede lid, van het Besluit forensische zorg, staat welke bescheiden voor zover mogelijk moeten worden overgelegd bij een aanvraag tot aanwijzing als private instelling voor forensische zorg als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet forensische zorg. Eén van de te overleggen stukken was de toelating, bedoeld in artikel 5, eerste lid, WTZi. Met deze wijziging is deze eis vervangen door de eis dat zo mogelijk een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wtza, moet worden overgelegd.

Artikel II

In artikel 7.1.3, eerste lid, onderdelen b en c, van het Besluit Jeugdwet werd ten onrechte nog verwezen naar de AWBZ. Die wet is op 1 januari 2015, toen de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) in werking trad, vervallen. In de desbetreffende onderdelen is de verwijzing naar de AWBZ daarom vervangen door een verwijzing naar de Wlz.

In artikel 7.1.3, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet worden categorieën van instanties als bedoeld in artikel 7.1.1.2, eerste lid, onder a, van de Jeugdwet in het domein gezondheidszorg aangewezen. In onderdeel e werden ziekenhuizen aangewezen die krachtens artikel 5 WTZi als zodanig zijn toegelaten, voor zover het spoedeisende hulp betreft. De verwijzing naar artikel 5 WTZi is vervangen door een verwijzing naar een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wtza. Deze wijziging heeft geen inhoudelijke gevolgen, omdat ziekenhuizen op grond van de Wtza over een toelatingsvergunning moeten beschikken.

Artikel III

In artikel 3.7.1, vijfde lid, van het Besluit langdurige zorg wordt verwezen naar een instelling in de zin van de WTZi. De wijziging in dit artikel sluit aan bij de in artikel VIII AWtza opgenomen wijziging van het begrip «instelling» in de Wlz. Dit onderdeel behelst slechts een technische wijziging, die inhoudelijk geen wijzigingen beoogt.

Artikel IV

Artikel 13, eerste lid, van het Besluit verstrekking financiële informatie aan ondernemingsraden 1985, bepaalde dat een ondernemer die een ziekenhuis met een WTZi-toelating beheert, en die krachtens artikel 15 van de WTZi een balans en resultatenrekening heeft vastgesteld, deze stukken ter bespreking verstrekt aan de ondernemingsraad in plaats van jaarstukken die zijn ingericht volgens de voorschriften van hoofdstuk 2 en 3 van dat besluit. Met de inwerkingtreding van de AWtza komen de WTZi-toelating en de jaarverantwoordingsplicht op grond van artikel 15 WTZi te vervallen. Met deze wijziging wordt verwezen naar een ziekenhuis met een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wtza. De jaarverantwoordingsplicht voor zorgaanbieders is nu opgenomen in artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg. In het gewijzigde artikel wordt daarom verwezen naar de krachtens dit artikel openbaar gemaakte jaarverantwoording.

Artikel V

In artikel 16 van het Opiumwetbesluit wordt een aantal instellingen en personen uitgezonderd van de in de Opiumwet geregelde verboden, voor zover die betrekking hebben op het aanwezig hebben, verstrekken of vervoeren van opiumwetmiddelen als bedoeld in Lijst I of Lijst II van de Opiumwet. Artikel 16 wordt op twee plaatsen gewijzigd. De eerste wijziging betreft onderdeel a. In dit onderdeel worden ziekenhuizen uitgezonderd. Het gaat hierbij om ziekenhuizen met een WTZi-toelating. Door de wijziging van onderdeel a wordt dit vervangen door ziekenhuizen die beschikken over een toelatingsvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wtza. De andere wijziging van artikel 16 betreft onderdeel c. In dat onderdeel wordt verwezen naar instellingen met een WTZi-toelating die zorg verlenen aan verslaafden waarop aanspraak bestaat ingevolge de AWBZ. Omdat deze instellingen niet per definitie hoeven te beschikken over een Wtza-vergunning, is ervoor gekozen om geen verwijzing op te nemen naar de Wtza, maar zodanige instellingen materieel te omschrijven. Voorts is de AWBZ inmiddels ingetrokken. Aanspraak op verslavingszorg is nu opgenomen in de Zorgverzekeringswet. Dit is eveneens aangepast in onderdeel c.

Artikel VI

In artikel 1, tweede lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen wordt dat besluit niet van toepassing verklaard indien tatoeagemateriaal door een arts wordt gebruikt in een instelling met een WTZi-toelating.

De verwijzing naar een op grond van de WTZi-toegelaten instelling is vervangen door een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, WTZi. Het gaat hier om een technische wijziging, die inhoudelijk geen gevolgen heeft.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Stb. 2020, 181.

Naar boven