Wet van 14 oktober 2020 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges (amicus curiae en kruisbenoemingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling aan de hoogste bestuursrechters de mogelijkheid te bieden in zaken de inbreng van anderen dan partijen te verkrijgen en voorts het stelsel van kruisbenoemingen tussen de hoogste rechtscolleges te completeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8:12a, eerste lid, wordt «in hun college» vervangen door «bij hun college».

B

Na afdeling 8.1.2a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 8.1.2b OPMERKINGEN DOOR ANDEREN DAN PARTIJEN

Artikel 8:12b
  • 1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die bij hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, anderen dan partijen in de gelegenheid stellen binnen een door het college te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen te maken.

  • 2. De aankondiging hiervan geschiedt op een door het college te bepalen wijze.

  • 3. Van het voornemen om toepassing te geven aan het eerste lid doet het college mededeling aan partijen. Het college kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent dat voornemen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.

  • 4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de schriftelijke opmerkingen schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot die opmerkingen naar voren brengen. Het college kan deze termijn verlengen.

  • 5. Het college kan degenen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen ter zitting te verschijnen teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.

  • 6. Indien het college toepassing geeft aan het vijfde lid, wordt daarvan aan partijen mededeling gedaan in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56.

ARTIKEL II

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 29 wordt voor «de artikelen 8:14 tot en met 8:25» ingevoegd «afdeling 8.1.2b,» wordt «8:60» vervangen door «8:59, 8:60, 8:61, 8:63, 8:64, 8:65, eerste en tweede lid» en wordt voor «artikel 8:114» ingevoegd «en».

B

Artikel 29c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste zin, wordt «bepaalt de Hoge Raad dag en uur waarop de zaak door de advocaten van partijen zal kunnen worden bepleit» vervangen door «dan wel de Hoge Raad een onderzoek ter zitting geraden acht, bepaalt de Hoge Raad het tijdstip van de zitting».

2. In het vierde lid wordt «de mondelinge behandeling» en «de behandeling» vervangen door «de zitting»

ARTIKEL III

In artikel 72, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «vijftien» vervangen door «twintig».

ARTIKEL IV

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In het ambt van raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad kan tevens worden benoemd degene die als lid is benoemd in een ander onafhankelijk, bij de wet ingesteld orgaan dat in hoogste ressort met bestuursrechtspraak is belast.

B

Aan artikel 5c, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is eveneens van toepassing wanneer een plaats van raadsheer in buitengewone dienst als bedoeld in artikel 5a, derde lid, openvalt, met dien verstande dat de lijst van aanbeveling drie kandidaten bevat.

C

In artikel 9, tweede lid, wordt «als rechterlijk ambtenaar» vervangen door «in een rechterlijke functie».

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 14 oktober 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de vierde november 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 550

Naar boven