Besluit van 13 oktober 2020 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1) (Stb. 2020, 291)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 8 oktober 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3041576;

Gelet op artikel III van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1) (Stb. 2020, 291);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie in verband met de uitvoering van Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1) (Stb. 2020, 291) treedt in werking met ingang van 19 december 2020.

Onze Minister van Justitie en Veiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 oktober 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de dertigste oktober 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

De genoemde wet strekt tot uitvoering van Europese regelgeving, te weten Verordening (EU) nr. 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1). Deze verordening is van toepassing met ingang van 19 december 2020 (artikel 41 van Verordening nr. 2018/1805). Gelet hierop, is het wenselijk dat de genoemde wet op dezelfde datum in werking treedt. Deze uitzondering op de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn wordt gerechtvaardigd doordat de wet uitvoering geeft aan een bindende EU-rechtshandeling (Ar 4.17, vijfde lid, onderdeel d).

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven