Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 324 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 324 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 mei 2017, nr. 2017-0000075765;
Gelet op artikel 12, onderdeel o, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, de artikelen 2, tweede lid, 9, eerste lid, en 13, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de artikelen 1.6, zevende lid, 1.7, tweede tot en met vierde lid, 1.8, 1.9, eerste lid, 1.45, vierde lid, 1.47, eerste en zesde lid, 1.47a, tweede lid, 1.47b, tweede en vierde lid, 1.48, zevende en elfde lid, 1.48a, derde lid, 1.48b, tweede lid, 1.49, tweede lid, 1.50, tweede lid, 1.50b, 1.51a, vijfde lid, 1.81, vierde lid, en 1.87, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet kinderopvang, artikel 2, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000, artikel 73, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 2 van de Woningwet, artikel 125, eerste lid, onder j, van de Ambtenarenwet, artikel 38 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 29, eerste en tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens en de artikelen 1, 6, 8, 12 en 14 van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 juni 2017, nr. W12.17.0132/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2017, 2017-0000133407;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In artikel 114a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, wordt «artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vierde lid vervalt: of peuterspeelzaal.
2. In het vijfde lid, onder b, wordt «artikel 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zoals dat luidde op 31 december 2017.
B
Artikel 4a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «de artikelen 5, tweede lid, en 20, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.
2. In onderdeel a vervalt: of de peuterspeelzaal.
C
In artikel 6 vervalt: of peuterspeelzaal.
Artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens komt te luiden:
Justitiële gegevens van degenen, bedoeld in de artikelen 1.50, 1.56 en 1.56b van de Wet kinderopvang, worden ambtshalve verstrekt aan Onze Minister. Onze Minister verstrekt de justitiële gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, onder f, ter zake van de strafbare feiten die van belang zijn voor de beoordeling van een met het oog op het werkzaam zijn in de kinderopvang aangevraagde verklaring omtrent het gedrag, verder aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het college van burgemeester en wethouders met het oog op het toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen die de artikelen 1.50, 1.56 en 1.56b van de Wet kinderopvang stellen aan de exploitatie van kinderopvangvoorzieningen.
In de begripsomschrijving van «wet» in artikel 1, onder a, van het Besluit kinderopvangtoeslag, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begrippen «peuterspeelzaalgroep» en «peuterspeelzaalgroepruimte» vervallen.
2. In de begripsomschrijving van «wet» vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
B
In de artikelen 4, tweede lid, en 13, tweede lid, wordt «Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» vervangen door: Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang.
C
Hoofdstuk 2a vervalt.
D
In artikel 31 vervalt «respectievelijk peuterspeelzaal» en wordt «de artikelen 4, tweede lid, eerste zin, 13, tweede lid, eerste zin, respectievelijk 19c, tweede lid, eerste zin» vervangen door: de artikelen 4, tweede lid, eerste zin, en 13, tweede lid, eerste zin.
E
In artikel 32 wordt «18, tweede lid, 19f, tweede en zevende lid, en 19h, tweede en negende lid» vervangen door: en 18, tweede lid.
F
Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
G
Artikel 34 komt te luiden:
H
Bijlage 1 en bijlage 1a, behorende bij het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, worden vervangen door bijlage 1 en 2 behorende bij dit besluit.
I
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
2. Het derde lid vervalt.
In artikel 2, onderdeel l, van het Besluit personenvervoer 2000, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de begripsomschrijving van «aantal kindplaatsen» vervalt: in een peuterspeelzaal of.
b. Het begrip «buitenschoolse opvang» vervalt.
c. In de begripsomschrijving van «inschrijving in het register» wordt «in het register kinderopvang dan wel het register peuterspeelzaalwerk» vervangen door: in het landelijk register kinderopvang.
d. Het begrip «registers» vervalt.
e. In de begripsomschrijving van «vestiging» vervalt: dan wel peuterspeelzaalwerk.
f. In de begripsomschrijving van «wet» vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
2. In het tweede lid wordt «register kinderopvang» vervangen door: landelijk register kinderopvang.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «de registers» vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
2. In het eerste lid wordt «De registers» vervangen door: Het landelijk register kinderopvang.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. In het landelijk register kinderopvang worden gegevens verwerkt over kinderopvangvoorzieningen en over de inschrijving in en de verwijdering uit het landelijk register kinderopvang van die voorzieningen.
4. In het vierde lid wordt «de registers» vervangen door «het landelijk register kinderopvang» en vervalt: en de peuterspeelzalen.
5. In het zesde lid wordt «de registers» vervangen door «het landelijk register kinderopvang» en vervalt: of peuterspeelzalen.
6. In het zevende lid wordt «het register kinderopvang» vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
C
In artikel 3, eerste en tweede lid, wordt «de registers» vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «de registers» vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
2. In het tweede tot en met vijfde lid wordt «de registers» telkens vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
E
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden: Landelijk register kinderopvang.
F
In artikel 5, derde lid, onder e en f, wordt «Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» vervangen door: Besluit kwaliteit kinderopvang.
G
In de artikelen 6 tot en met 9, 9c en 10 en het opschrift van deze artikelen wordt «het register» en «het register kinderopvang» telkens vervangen door: het landelijk register kinderopvang.
H
Hoofdstuk 3 vervalt.
I
Artikel 18 komt te luiden:
J
Artikel 20 komt te luiden:
Het Tijdelijk besluit experiment meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het begrip «meertalig peuterspeelzaalwerk» vervalt.
2. In de begripsomschrijving van «wet» vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt: en meertalig peuterspeelzaalwerk.
2. Het tweede lid en de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
C
In artikel 3 vervalt: of het peuterspeelzaalwerk.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid vervalt telkens: of de peuterspeelzaal.
2. In het tweede lid wordt «artikel 3 respectievelijk artikel 19b van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» vervangen door «artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang» en vervalt «dan wel het verantwoorde peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.5 van de wet,», «respectievelijk artikel 2.12, eerste lid,», «of het peuterspeelzaalwerk», «respectievelijk artikel 2.1, eerste lid,» en «of meertalig peuterspeelzaalwerk».
E
In artikel 5 vervalt: of de houder van een peuterspeelzaal die meertalig peuterspeelzaalwerk wil aanbieden.
F
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt: en peuterspeelzalen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Er kunnen maximaal 20 kindercentra deelnemen aan het experiment.
3. In het vijfde lid vervalt telkens: of peuterspeelzalen.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid vervalt: of peuterspeelzalen.
2. In het tweede lid vervalt: of de peuterspeelzaal.
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of peuterspeelzalen» en «respectievelijk artikel 2.20».
2. In het tweede lid vervalt «of een peuterspeelzaal die» en «respectievelijk de artikelen 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16»
I
In artikel 9 vervalt telkens «of peuterspeelzaal», «dan wel de artikelen 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16» en «of de peuterspeelzaal».
J
In artikel 10, derde lid, onder b, vervalt «of meertalig peuterspeelzaalwerk» en «of het peuterspeelzaalwerk».
K
In artikel 12 vervalt: en meertalig peuterspeelzaalwerk.
Artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI, komt te luiden:
4. Het UWV is verplicht op verzoek uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie kosteloos te verstrekken aan Onze Minister en de colleges van burgemeester en wethouders de gegevens van personen die werknemer zijn van een houder van een kinderopvangvoorziening die noodzakelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2, van de Wet kinderopvang die deze wet aan de exploitatie van kinderopvangvoorzieningen stelt.
In de begripsomschrijving van «bijeenkomstfunctie voor kinderopvang» in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit 2012, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 87a, eerste lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, wordt «artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
In artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 18, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit Wbp, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
In artikel 1, onder d, van het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen, vervalt: en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel II, onderdeel B, in werking met ingang van 1 januari 2018, nadat artikel 1 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en artikel I, onderdeel B, onder 5, van het Besluit van 26 april 2017, houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie (Stb. 2017, 184) in werking zijn getreden.
2. Artikel II, onderdeel B, treedt in werking met ingang van 1 juli 2018, nadat artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2017, houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie (Stb. 2017, 184) in werking is getreden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 23 augustus 2017
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de eerste september 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op basis van tabel 1 en onderstaande aanvullende rekenregels (conform artikel 7, tweede lid, van dit besluit). De tabel en de rekenregels worden toegepast in de volgorde waarin zij onderstaand zijn opgenomen. De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een stamgroep zijn in tabel 1 verwerkt (conform artikel 9, tweede lid, van dit besluit).
Leeftijd kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groepen alle kinderen één leeftijd |
0 tot 1 |
1 |
3 |
2 |
6 |
3 |
9 |
4 |
12 |
1 tot 2 |
1 |
5 |
2 |
10 |
3 |
15 |
4 |
16 |
|
2 tot 3 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
|
3 tot 4 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
|
Gemengde leeftijdsgroepen |
0 tot 2 |
1 |
4 |
2 |
8 |
3 |
141 |
4 |
161 |
0 tot 3 |
1 |
5 |
2 |
10 |
3 |
131/144/152 |
4 |
161 |
|
0 tot 4 |
1 |
5 |
2 |
12 |
3 |
141/153/162 |
4 |
161 |
|
1 tot 3 |
1 |
6 |
2 |
11 |
3 |
16 |
---- |
---- |
|
1 tot 4 |
1 |
7 |
2 |
13 |
3 |
16 |
---- |
---- |
|
2 tot 4 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
1 Waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 1 jaar.
2 Waarvan maximaal drie kinderen van 0 tot 1 jaar.
3 Waarvan maximaal vijf kinderen van 0 tot 1 jaar.
4 Waarvan maximaal vier kinderen van 0 tot 1 jaar.
1. Indien in een stamgroep een kind van 0 tot 1 jaar aanwezig is, wordt naast tabel 1 tevens de hiernavolgende rekenformule toegepast. Indien Z een getal oplevert dat groter is dan het op grond van tabel 1 benodigde minimaal aantal in te zetten beroepskrachten, wordt het op grond van tabel 1 minimaal aantal in te zetten beroepskrachten verhoogd tot Z. De rekenformule luidt als volgt:
Z = (A + ((B +C + D) / 1,2)), afgerond naar boven.
A = aantal kinderen van 0 tot 1 jaar / 3.
B = aantal kinderen van 1 tot 2 jaar / 5.
C = aantal kinderen van 2 tot 3 jaar / 6.
D = aantal kinderen van 3 tot 4 jaar / 8.
2. In een situatie waarin het toevoegen van 1 kind leidt tot een op grond van tabel 1 en rekenregel 1 kleiner aantal benodigde beroepskrachten, wordt het aantal benodigde beroepskrachten met 1 verhoogd.
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op basis van tabel 2 (conform artikel 16, tweede lid, van dit besluit). De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een basisgroep zijn in tabel 2 verwerkt (conform artikel 18, tweede lid, van dit besluit).
Leeftijd Kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
---|---|---|---|---|---|---|
4 tot 7 |
1 |
10 |
2 |
20 |
---- |
---- |
7 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
12 |
2 |
24 |
3 |
30 |
4 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
111 |
2 |
222 |
---- |
---- |
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een combinatiegroep dagopvang/buitenschoolse opvang wordt bepaald op basis van onderdeel a van deze bijlage waarbij een kind van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt, wordt beschouwd als een kind van 3 tot 4 jaar.
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op basis van tabel 1 (conform artikel 7, tweede lid, van dit besluit). De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een stamgroep zijn in tabel 1 verwerkt (conform artikel 9, tweede lid, van dit besluit). In een situatie waarin het toevoegen van 1 kind leidt tot een op grond van tabel 1 kleiner aantal benodigde beroepskrachten, wordt het aantal benodigde beroepskrachten met 1 verhoogd.
Leeftijd kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Groepen alle kinderen één leeftijd |
0 tot 1 |
1 |
4 |
2 |
8 |
3 |
12 |
---- |
---- |
1 tot 2 |
1 |
5 |
2 |
10 |
3 |
15 |
4 |
16 |
|
2 tot 3 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
|
3 tot 4 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
|
Gemengde leeftijdsgroepen |
0 tot 2 |
1 |
5 |
2 |
91 |
3 |
141 |
4 |
161 |
0 tot 3 |
1 |
5 |
2 |
3 |
151 |
4 |
161 |
||
0 tot 4 |
1 |
2 |
11/129 |
3 |
161 |
---- |
---- |
||
1 tot 3 |
1 |
6 |
2 |
11 |
3 |
16 |
---- |
---- |
|
1 tot 4 |
1 |
7 |
2 |
13 |
3 |
16 |
---- |
---- |
|
2 tot 4 |
1 |
8 |
2 |
16 |
---- |
---- |
---- |
---- |
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op basis van tabel 2 (conform artikel 16, tweede lid, van dit besluit). De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een basisgroep zijn in tabel 2 verwerkt (conform artikel 18, tweede lid, van dit besluit).
Leeftijd Kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
---|---|---|---|---|---|---|
4 tot 8 |
1 |
10 |
2 |
20 |
---- |
---- |
8 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
10 |
2 |
20 |
3 |
30 |
4 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
10 |
2 |
20 |
---- |
---- |
Het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten in relatie tot het aantal aanwezige kinderen in een combinatiegroep dagopvang/buitenschoolse opvang wordt bepaald op basis van tabel 3 (conform artikel 7, zevende lid, van dit besluit). De voorwaarden met betrekking tot de maximale grootte van een combinatiegroep dagopvang/buitenschoolse opvang zijn in tabel 3 verwerkt (conform artikel 9, tiende lid, van dit besluit).
Leeftijd Kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
Minimaal aantal beroepskrachten |
Maximaal aantal kinderen |
---|---|---|---|---|---|---|
0 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
71 |
2 |
142 |
3 |
163 |
1 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
84 |
2 |
155 |
3 |
166 |
2 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
87 |
2 |
168 |
3 |
169 |
3 tot de leeftijd waarop het basisonderwijs eindigt |
1 |
910 |
2 |
16 |
---- |
---- |
Waarvan maximaal vier kinderen van 0 tot 4 jaar, waarvan maximaal drie kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal twee kinderen van 0 tot 1 jaar.
Waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 4 jaar, waarvan maximaal zes kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal vier kinderen van 0 tot 1 jaar.
Waarvan maximaal twaalf kinderen van 0 tot 4 jaar, waarvan maximaal acht kinderen van 0 tot 2 jaar, waarvan maximaal zes kinderen van 0 tot 1 jaar.
Waarvan maximaal vier kinderen van 1 tot 4 jaar, waarvan maximaal drie kinderen van 1 tot 2 jaar.
Waarvan maximaal acht kinderen van 1 tot 4 jaar, waarvan maximaal zes kinderen van 1 tot 2 jaar.
Waarvan maximaal twaalf kinderen van 1 tot 4 jaar, waarvan maximaal acht kinderen van 1 tot 2 jaar.
Met de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang. Het gevolg daarvan is dat de bepalingen in lagere regelgeving die gelden voor kinderopvang automatisch van toepassing zijn geworden op het tot kinderopvang omgevormde peuterspeelzaalwerk. Zo is bijvoorbeeld middels het Besluit kinderopvangtoeslag de tabel voor de kinderopvangtoeslag en de maximum uurprijs voor de dagopvang gaan gelden voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag die gebruik maken van opvang in een voormalige peuterspeelzaal.
Nu peuterspeelzaalwerk niet langer voorkomt in de Wet kinderopvang wordt in dit besluit het volgende geregeld:
• Verwijzingen naar peuterspeelzalen en peuterspeelzaalwerk worden gewijzigd in verwijzingen naar kindercentra en kinderopvang.
• Verwijzingen naar (hoofdstuk 2 «Kwaliteitseisen peuterspeelzalen» van) de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen worden gewijzigd in verwijzingen naar (hoofdstuk 1 «Kinderopvang» van) de Wet kinderopvang.
• Verwijzingen naar het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen worden gewijzigd in verwijzingen naar het landelijk register kinderopvang.
Het onderhavige besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk.
Een concept van dit besluit is 5 weken opengesteld voor internetconsultatie. De consultatie heeft geleid tot 9 reacties, die alle uitsluitend ingaan op andere onderdelen van de wet- en regelgeving dan onderhavig besluit.
De Dienst Uitvoering Onderwijs (verder: DUO), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder: VNG) en GGD GHOR Nederland hebben een uitvoeringstoets uitgevoerd.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft laten weten geen aparte uitvoeringstoets voor het besluit uit te voeren.
De uitvoeringstoets van DUO gaat in op een wijziging in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, die is opgenomen na de uitvoeringstoets op het wetsvoorstel (1 februari 2016). Het gaat om de bepaling dat na 1 januari 2018 peuterspeelzalen die nog niet staan geregistreerd als kinderdagverblijf automatisch worden omgezet. Destijds is DUO bij de uitvoeringstoets uitgegaan van een handmatige omzetting. Over zowel de automatische omzetting als de (financiële) consequenties is reeds overleg geweest tussen DUO en SZW. De extra kosten die samenhangen met de automatische omzetting zijn reeds meegenomen in de begroting van DUO voor 2017. Het gaat om een bedrag van € 130.000,– voor materieel/kosten ICTU en € 5.000 voor de uitvoeringskosten van DUO.
De VNG geeft aan het besluit gedeeld te hebben met de gemeenten die lid zijn van de VNG klankbordgroepen Handhaving Kinderopvang en VVE. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen bezwaar is om peuterspeelzaalwerk niet meer als een zelfstandige categorie in de Wet Kinderopvang op te nemen.
Inwerkingtreding van het besluit per 1 januari 2018 wordt door de VNG haalbaar geacht. Hierbij is het van belang dat het besluit ruim voor 1 januari 2018 openbaar wordt gemaakt, zodat gemeenten voldoende tijd hebben om beleid aan te passen of nieuw beleid te maken. In reactie hierop is ten tijde van de uitvoeringstoets aangegeven dat het streven is om het besluit uiterlijk 1 juli 2017 te publiceren. De beoogde publicatiedatum is later bijgesteld naar september 2017.
De GGD GHOR laat weten dat zij met dit besluit geen beperkingen ziet voor het toezicht. Ook ziet de GGD GHOR gezien het traject enige tijd geleden is aangekondigd en opgestart geen problemen om het besluit per 1 januari 2018 in werking te laten treden. De GGD GHOR adviseert om oog te houden voor de samenhang tussen de diverse andere wijzigingen die gepland staan op dezelfde ingangsdatum. SZW neemt het advies van de GGD GHOR ter harte en zal dit blijven monitoren.
Daarnaast geeft de GGD GHOR mee dat in de digitale omgeving waarin de toezichthouders hun inspecties voorbereiden en verwerken, veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de term «Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk». Binnen deze omgeving zal ook de wijziging naar «Landelijk Register Kinderopvang» moeten worden doorgevoerd. De GGD GHOR verzoekt om deze wijziging tijdig in te plannen. Dit is onderdeel van de aanpassingen van het Landelijk Register die met DUO worden besproken. SZW zal er in overleg met DUO voor zorgen dat deze wijzigingen tijdig worden ingepland.
Met deze artikelen worden de desbetreffende besluiten zodanig gewijzigd dat niet langer wordt verwezen naar (bepalingen uit hoofdstuk 2 van) de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, maar naar (bepalingen uit hoofdstuk 1 van) de Wet kinderopvang. Tevens vervallen verwijzingen naar peuterspeelzalen.
In artikel 4, vijfde lid, onder b, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie wordt verwezen naar artikel 2.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. In dat artikel, dat komt te vervallen, is gedefinieerd wat verstaan wordt onder een beroepskracht in een peuterspeelzaal. Aangezien de verwijzing naar het vervallen artikel wel relevant blijft voor de onderhavige bepaling, wordt deze aangepast. De wijziging in artikel II, onderdeel B, houdt verband met het Besluit van 26 april 2017, houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie (Stb. 2017, 184). Met artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2017 wordt een nieuw artikel 4a in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie ingevoegd. Genoemde wijziging treedt ingevolge artikel III, onderdeel c, van het Besluit van 26 april 2017 in werking met ingang van 1 juli 2018. Derhalve regelt artikel XV, tweede lid, van het onderhavige besluit dat artikel II, onderdeel B, eveneens met ingang van 1 juli 2018 in werking treedt.
Van de gelegenheid is gebruikt gemaakt om het met artikel I van dit besluit gewijzigde Algemeen militair ambtenarenreglement en het met artikel XI van dit besluit gewijzigde Burgerlijk ambtenarenreglement defensie zodanig te wijzigen dat op de juiste manier naar bepalingen uit hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang wordt verwezen. Gelet op de vele wijzigingen in het met artikel III van dit besluit gewijzigde artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens is besloten artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens opnieuw vast te stellen. Hetzelfde geldt voor het met artikel IX van dit besluit gewijzigde artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI. Door de omvorming van peuterspeelzaalwerk tot kinderopvang is het met artikel IV van dit besluit gewijzigde Besluit kinderopvangtoeslag eveneens van toepassing geworden op het tot kinderopvang omgevormde peuterspeelzaalwerk.
Artikel V wijzigt het in het kader van het traject innovatie en kwaliteit kinderopvang opgestelde Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Met artikel V, onderdeel A, wordt artikel 1 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zodanig gewijzigd dat de begripsbepalingen die enkel zien op peuterspeelzaalwerk vervallen. Tevens wordt de begripsomschrijving van «wet» gewijzigd van «Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» in «Wet kinderopvang». Met artikel VII, onderdeel J, wordt de citeertitel van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gewijzigd in «Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang». De wijziging in artikel V, onderdeel B, hangt daarmee samen. Artikel V, onderdeel C, regelt dat de bepalingen omtrent peuterspeelzaalwerk (hoofdstuk 2a, inhoudende de artikelen 19a tot en met 19i) vervallen. Met de onderdelen D en E worden enkele verwijzingen naar de artikelen die betrekking hebben op peuterspeelzaalwerk geschrapt. In het besluit komen enkel nog bepalingen omtrent dagopvang en buitenschoolse opvang voor. Gelet daarop wordt met artikel V, onderdeel G, de citeertitel van het besluit gewijzigd van «Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» in «Besluit kwaliteit kinderopvang». Onderdeel F, van artikel V bevat een zogenoemde omhangbepaling. Hiermee wordt de grondslag van het besluit gewijzigd zodat het Besluit kwaliteit kinderopvang enkel op bepalingen uit hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang berust. De omhangbepaling wordt in het Besluit kwaliteit kinderopvang zelf opgenomen. Tot slot vervangt artikel V, onderdeel H, bijlage 1 en bijlage 1a, behorende bij het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, door bijlage 1 en bijlage 1a behorende bij het onderhavige besluit. In deze bijlagen zijn de verwijzingen naar peuterspeelzaalwerk geschrapt. Met artikel V, onderdeel I, wordt het opschrift van bijlage 2 zodanig gewijzigd dat niet langer naar artikel 19g, tweede lid (dat ziet op peuterspeelzaalwerk) wordt verwezen. Tevens vervalt het derde lid aangezien dit ziet op de toepassing van artikel 19g, tweede lid.
Met artikel VII is het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gewijzigd. Alle verwijzingen naar peuterspeelzalen en peuterspeelzaalwerk zijn vervallen. Met onderdeel A wordt geregeld dat het begrip «registers» en de daarbij behorende begripsomschrijving vervalt. Verwijzingen naar «de registers», «het register kinderopvang» of het «register peuterspeelzaalwerk» zijn vervangen door verwijzingen naar «het landelijk register kinderopvang» (conform het met artikel I, onderdeel A, van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de Wet kinderopvang ingevoerde begrip «landelijk register kinderopvang»). Het begrip «buitenschoolse opvang» vervalt, aangezien dit begrip reeds in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang is opgenomen. Met artikel VII, onderdeel F, wordt de verwijzing naar het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gewijzigd in een verwijzing naar het Besluit kwaliteit kinderopvang (conform artikel V, onderdeel G, van het onderhavige besluit). Onderdeel H van artikel VII regelt dat hoofdstuk 3 «Register peuterspeelzaalwerk» van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (inhoudende de artikelen 11 tot en met 16) vervalt. Onderdeel I van artikel VII regelt dat in artikel 18 een zogenoemde omhangbepaling wordt opgenomen. Hiermee wordt de grondslag van het besluit gewijzigd zodat het besluit enkel op bepalingen uit hoofdstuk 1 van de Wet kinderopvang berust. De inhoud van artikel 18 van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk komt hiermee te vervallen. Dit is mogelijk aangezien het gaat om een overgangsbepaling die uitgewerkt is. Met onderdeel J van artikel VII wordt ten slotte de citeertitel van het besluit gewijzigd van «Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk» in «Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang».
Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel II, onderdeel B, in werking met ingang van 1 januari 2018, zijnde het tijdstip waarop artikel I, onderdeel K, van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) in werking treedt. Artikel XV, eerste lid, regelt dat het onderhavige besluit, met uitzondering van artikel II, onderdeel B, in werking treedt nadat met het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk de kwaliteitseisen aan dagopvang en peuterspeelzaalwerk zijn gelijkgeschakeld en nadat artikel I, onderdeel B, onder 5, van het Besluit van 26 april 2017, houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie (Stb. 2017, 184) in werking is getreden. Het regelen van laatstgenoemde volgordelijkheid is van belang vanwege het met artikel II, onderdeel A, onder 1, van het onderhavige besluit te wijzigen artikel 4, vierde lid, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Artikel II, onderdeel B, houdt verband met artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2017, houdende wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met aanscherping van de kwaliteitseisen aan beroepskrachten voorschoolse educatie (Stb. 2017, 184). Aangezien artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2017 in werking treedt met ingang van 1 juli 2018, treedt artikel II, onderdeel B, van het onderhavige besluit eveneens in werking met ingang van 1 juli 2018, nadat artikel I, onderdeel C, van het Besluit van 26 april 2017 in werking is getreden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-324.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.