Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2017, 120 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2017, 120 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 16 februari 2017, nr. WJZ/1133997(7398), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 maart 2017, nr. W05.17.0045/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 maart 2017, nr.WJZ/1160193(7398), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In alfabetische volgorde wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:
onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, eerste volzin, van de wet;.
2. In de begripsomschrijving van «opleiding van eerste inschrijving», onderdeel 1°, wordt «de artikelen 7.43, eerste lid, van de wet» vervangen door: artikel 7.45, eerste lid, van de wet.
3. In de begripsomschrijving van «opleiding van eerste inschrijving», onderdeel 2°, wordt «artikelen 7.43, tweede lid of 7.44 van de wet» vervangen door: artikel 7.45, tweede lid, van de wet.
4. In de begripsomschrijving van «wettelijke studielast» wordt «7.4b, eerste en tweede lid, van de wet: vervangen door: 7.4b, eerste tot en met zevende lid, van de wet.
B
Na artikel 4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidend:
1. Een in het basisregister onderwijs geregistreerde inschrijving van een student voor een onderwijseenheid van een bacheloropleiding van de Open Universiteit geldt als een bekostigde inschrijving indien
a. de inschrijving heeft plaatsgevonden in de peilperiode,
b. de student het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de wet, is verschuldigd en
c. het totaal aantal studiepunten van de onderwijseenheden van bacheloropleidingen waarvoor de student zich blijkens het basisregister onderwijs eerder, maar op of na 2 oktober 2015 bij de Open Universiteit heeft ingeschreven en die door het Rijk worden bekostigd, kleiner is dan de wettelijke studielast van de opleiding waartoe de onderwijseenheid behoort.
2. De omvang van de bekostigde inschrijving wordt bepaald door het aantal studiepunten van de desbetreffende onderwijseenheid tot maximaal het verschil tussen de wettelijke studielast van de bacheloropleiding waarvan de onderwijseenheid deel uitmaakt en het totaal aantal studiepunten van onderwijseenheden van bacheloropleidingen waarvoor de student zich blijkens het basisregister onderwijs eerder, maar op of na 2 oktober 2015 bij de Open Universiteit heeft ingeschreven en die door het Rijk worden bekostigd, te delen door 60.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een inschrijving van een student voor een onderwijseenheid van een masteropleiding van de Open Universiteit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 13 maart 2017
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Uitgegeven de achtentwintigste maart 2017
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok
Op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot de berekening van de rijksbijdrage worden vastgesteld. Dit besluit wijzigt die uitvoeringsvoorschriften voor wat betreft het bekostigen van de Open Universiteit.
Instellingen in het hoger onderwijs ontvangen een rijksbijdrage voor het verzorgen van onderwijs. Deze rijksbijdrage wordt berekend op basis van een onderwijsopslag (vaste voet), het aantal verleende graden én het aantal inschrijvingen. In artikel 4.8, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt op die berekeningswijze een uitzondering gemaakt voor de Open Universiteit ten aanzien van het aantal inschrijvingen. De Open Universiteit ontvangt momenteel een rijksbijdrage voor het verzorgen van onderwijs die wordt berekend op basis van een onderwijsopslag (vaste voet) en het aantal verleende graden en dus niet op basis van het aantal inschrijvingen. Dit geldt alleen voor de Open Universiteit. Inschrijvingen bij de 17 andere bekostigde Nederlandse universiteiten tellen wel mee voor de berekening van de rijksbijdrage. Inschrijvingen aan de Open Universiteit komen niet in aanmerking voor variabele bekostiging, maar worden via het vaste bedrag gefinancierd. Dit bedrag is niet afhankelijk van een groei of daling in het aantal inschrijvingen aan de Open Universiteit. Het doel van dit besluit is om hier met ingang van 1 januari 2018 verandering in te brengen.
De reden dat inschrijvingen bij de Open Universiteit tot dusverre niet werden bekostigd, is dat het bij die universiteit gaat om inschrijving voor een of meer onderwijseenheden en bij de overige universiteiten om inschrijvingen voor een opleiding. De Open Universiteit vormt echter het onderwijsaanbod steeds verder om naar een gestructureerd, systematisch onderwijsaanbod dat vergelijkbaar is met dat van andere bekostigde universiteiten met betrekking tot deeltijdse opleidingen. Voor de Open Universiteit is het belangrijk dat dan ook de bekostigingssystematiek zo veel mogelijk gelijk getrokken wordt. Door de Open Universiteit vanaf 2018 ook variabel te bekostigen op basis van het aantal inschrijvingen wordt de bekostigingssystematiek voor de Open Universiteit meer op één lijn gesteld met de bekostigingssystematiek van andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. Dat is om redenen van rechtsgelijkheid wenselijk. Ten eerste leidt het huidige verschil ertoe dat de Open Universiteit niet in dezelfde mate als andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs de gevolgen ondervindt van kortingen of intensiveringen in het variabele deel van de onderwijsbekostiging. Deze kortingen of intensiveringen worden doorgaans verrekend via het variabele deel van de onderwijsbekostiging van instellingen in het hoger onderwijs. Het variabele deel betreft het onderdeel van de bekostiging dat is gebaseerd op het aantal inschrijvingen en graden van een instelling. Ten tweede is het zo dat wanneer het aantal bekostigde inschrijvingen of bekostigde graden van een instelling stijgt dan wel daalt, de rijksbijdrage voor een bekostigde instelling als gevolg daarvan toe- dan wel afneemt. Voor de Open Universiteit geldt dat op dit moment niet voor de inschrijvingen. De Open Universiteit is een bekostigde instelling in het hoger onderwijs en het is wenselijk om bekostigde instellingen zo veel mogelijk gelijk te behandelen zodat iedere instelling in dezelfde mate last dan wel profijt heeft van generieke maatregelen en wijzigingen in het aantal inschrijvingen. Dit besluit beïnvloedt op geen enkele wijze de flexibiliteit die studenten ervaren bij het studeren aan de Open Universiteit.
De bekostiging van inschrijvingen aan de Open Universiteit wordt vanaf 2018 zoveel mogelijk op dezelfde wijze vormgegeven als de bekostiging van inschrijvingen aan andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. De bekostiging van inschrijvingen aan de Open Universiteit zal op een paar punten afwijken van de bekostiging van inschrijvingen aan andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs vanwege het bijzondere karakter van de Open Universiteit (inschrijven voor onderwijseenheden in plaats van inschrijven voor een opleiding). Ondanks deze verschillen is het wel zo dat met dit besluit de bekostigingswijze van de Open Universiteit een heel stuk verder gelijkgetrokken wordt met de bekostigingswijze van de andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs.
Inschrijvingen in het hoger onderwijs worden bekostigd wanneer een in het basisregister onderwijs geregistreerde inschrijving voor een opleiding van een student voor een bachelor- of masteropleiding voldoet aan de voorwaarden in artikel 4.8, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Voor iedere inschrijving die aan deze voorwaarden voldoet, ontvangt de instelling een vast bedrag per jaar. Dit vaste bedrag geldt voor een jaarinschrijving aan een opleiding. De bekostiging van een inschrijving aan de Open Universiteit vanaf begrotingsjaar 2018 wijkt op drie punten af van de hiervoor weergegeven uitgangspunten.
In de eerste plaats is niet gekozen voor de reguliere bekostigingssystematiek waarbij één student gelijk staat aan één jaarinschrijving en waarvoor de instelling eenmaal het volledige bekostigingsbedrag per inschrijving ontvangt. Studenten aan de Open Universiteit schrijven zich in voor losse onderwijseenheden terwijl andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs werken met jaarinschrijvingen voor een opleiding. Door de modulegewijze benadering is het totaal aantal afgenomen ECTS (ECTS staat voor European Credit Transfer System, sinds de invoering van de bachelor-masterstructuur een ander woord voor studiepunt) per student per jaar aan de Open Universiteit lager dan bij andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. Wanneer een student bijvoorbeeld tien ECTS in een jaar afneemt, is het bekostigingsbedrag per inschrijving relatief hoog (in 2016 circa € 3.500 voor een laag bekostigde wo-opleiding) in relatie tot het aantal afgenomen ECTS (bij reguliere opleidingen is zestig ECTS per jaar de norm). Daarom is voor de Open Universiteit gekozen voor bekostiging op basis van het aantal afgenomen ECTS.
Alle inschrijvingen voor onderwijseenheden aan de Open Universiteit, zowel voor bachelor- als masteropleidingen, worden vanaf 2018 bekostigd op basis van het totaal aantal afgenomen ECTS. DUO bepaalt het aantal te bekostigen ECTS van alle studenten binnen één opleiding per begrotingsjaar. Hierdoor wordt er rekening gehouden met de verschillende bekostigingsniveaus van opleidingen. Het totaal aantal afgenomen ECTS van één opleiding wordt gedeeld door zestig. De uitkomst daarvan bepaalt het aantal keer dat de Open Universiteit het vaste bekostigingsbedrag per inschrijving (dat geldt voor alle instellingen) ontvangt. Deze systematiek wordt toegepast voor iedere opleiding aan de Open Universiteit.
Per individuele student wordt voor de Open Universiteit maximaal de wettelijke studielast bekostigd die geldt voor de opleiding waarvan de onderwijseenheid waarvoor de student zich heeft ingeschreven onderdeel uitmaakt. Wanneer een student zich bijvoorbeeld inschrijft voor onderwijseenheden die onderdeel uitmaken van een universitaire bacheloropleiding wordt de Open Universiteit voor de desbetreffende student voor maximaal 180 ECTS (wettelijke studielast universitaire bacheloropleiding) bekostigd. Er geldt geen maximum voor de periode waarbinnen de student deze ECTS af moet nemen. Een inschrijving voor een onderwijseenheid kan ook slechts gedeeltelijk worden bekostigd indien de studielast van de onderwijseenheid samen met het eerdere verbruik van de student, de wettelijke studielast van de opleiding waartoe de onderwijseenheid behoort, overschrijdt. Bijvoorbeeld wanneer een student zich inschrijft voor een onderwijseenheid van 6 ECTS, die onderdeel uitmaakt van een opleiding van 180 ECTS en de student heeft zich eerder al voor 175 ECTS ingeschreven bij de Open Universiteit. In dat geval ontvangt de Open Universiteit bij de laatste inschrijving nog maar voor 5 ECTS bekostiging, mits de inschrijving aan alle overige voorwaarden voor bekostiging voldoet.
In de tweede plaats is in dit besluit bepaald dat een inschrijving aan de Open Universiteit bekostigd wordt, ook al is er eveneens sprake van een bekostigde inschrijving aan een andere bekostigde instelling in het hoger onderwijs. Dat houdt verband met het volgende. In artikel 7.48, eerste lid, van de WHW is bepaald dat indien een student als bedoeld in artikel 7.45a van de WHW bij een instelling is ingeschreven voor een opleiding en aan dezelfde, of een andere bekostigde instelling met uitzondering van de Open Universiteit een tweede inschrijving wenst, dat de student dan voor de laatstbedoelde inschrijving is vrijgesteld van het betalen van collegegeld. In artikel 4.8 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is bepaald dat een instelling alleen voor een inschrijving waarvoor wettelijk collegegeld wordt betaald door de student, in aanmerking kan komen voor bekostiging. De gedachte hierachter is dat de overheid per student één opleiding (bachelor én master) aanbiedt. Om voldoende financiële middelen te garanderen, ontvangt de desbetreffende instelling zowel bekostiging van de overheid als collegegeld van de student. Vanwege de uitzondering in artikel 7.48, eerste lid, van de WHW betaalt een student voor een inschrijving aan de Open Universiteit altijd collegegeld. De hoogte van het collegegeld aan de Open Universiteit kan wel lager zijn dan het wettelijk collegegeld wanneer de student slechts enkele onderwijseenheden afneemt (artikel 7.45b van de WHW).
Vanwege de hiervoor weergegeven wettelijke systematiek is in dit besluit bepaald dat een inschrijving aan de Open Universiteit altijd wordt bekostigd, ook al is er eveneens sprake van een bekostigde inschrijving aan een andere bekostigde instelling in het hoger onderwijs. De voorwaarde hierbij is wel dat de inschrijving aan alle overige bekostigingsvoorwaarden voldoet. Andersom wordt ook een inschrijving aan een andere bekostigde instelling in het hoger onderwijs bekostigd, ook al is er reeds sprake van een inschrijving aan de Open Universiteit. Om het bekostigingsniveau van de Open Universiteit en andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs te handhaven, wordt in dit besluit bepaald dat een bekostigde inschrijving aan de Open Universiteit recht geeft op bekostiging van de volledige wettelijke studielast van een opleiding waarvoor een student zich inschrijft, ook al heeft een andere instelling in het hoger onderwijs, met uitzondering van de Open Universiteit, reeds aanspraak gemaakt op bekostiging voor de inschrijving van de desbetreffende student. De bekostigingshistorie van een student aan een andere instelling dan de Open Universiteit heeft in dit geval geen invloed op de bekostigingsaanspraak van de Open Universiteit. Andersom geldt ook dat de bekostigingshistorie van een student aan de Open Universiteit geen invloed heeft op de bekostigingsaanspraak van een andere bekostigde instelling in het hoger onderwijs. Voor iedere bekostigde instelling in het hoger onderwijs vervalt wel het recht op toekomstige bekostiging voor een inschrijving zodra een student een graad behaalt. Dit geldt niet voor uitzonderingsopleidingen in het CROHO-onderdeel onderwijs en het CROHO-onderdeel gezondheidszorg, zoals vastgelegd in het UWHW 2008, artikel 5.2.
In de derde plaats vloeit uit dit besluit voort dat een student bij twee opleidingen aan de Open Universiteit tegelijkertijd ingeschreven kan staan voor een onderwijseenheid, en dat de Open Universiteit voor beide onderwijseenheden bekostiging ontvangt. Bijvoorbeeld wanneer een student ingeschreven staat voor een module rechten en een module bedrijfskunde. Uiteraard geldt dit alleen wanneer de Open Universiteit nog aanspraak maakt op bekostiging voor de inschrijving van de student. Bij andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs wordt de inschrijving voor de tweede opleiding aangemerkt als tweede inschrijving en die wordt niet bekostigd.
Rekenvoorbeeld bekostiging van een inschrijving voor een onderwijseenheid aan de Open Universiteit. |
|
1. |
De wettelijke studielast van de bachelopleiding bedrijfskunde bedraagt 180 ECTS. |
2. |
Het aantal eerder bekostigde inschrijvingen van een student aan de Open Universiteit bedraagt in totaal 30 ECTS. |
3. |
Voor deze student heeft de Open Universiteit nog recht op bekostiging van inschrijvingen voor maximaal 180 – 30 = 150 ECTS. |
4. |
De student schrijft zich in voor een onderwijseenheid van 6 ECTS. |
5. |
De omvang van de bekostigde inschrijving is 6/60 = 0,1 (Open Universiteit ontvangt voor deze inschrijving 0,1 * het vaste bekostigingsbedrag per inschrijving). |
6. |
Het maximum aantal te bekostigen studiepunten in de toekomst voor deze student bedraagt 150 – 6 = 144 ECTS. |
Ten slotte bevat dit besluit enige technische wijzigingen (zie de toelichting op artikel I, onderdelen A en C).
Dit besluit verandert de wijze van bekostigen van de Open Universiteit. Vanaf het begrotingsjaar 2018 wordt de rijksbijdrage voor de Open Universiteit vanwege het verzorgen van onderwijs gebaseerd op het aantal verleende graden, een onderwijsopslag én op basis van het aantal inschrijvingen voor onderwijseenheden. Dit besluit is van toepassing op inschrijvingen voor onderwijseenheden aan de Open Universiteit waarvoor een student zich, blijkens het basisregister onderwijs, op of na 2 oktober 2015 bij de Open Universiteit heeft ingeschreven. Deze datum is opgenomen vanwege het ontbreken van historische gegevens bij DUO over inschrijvingen aan de Open Universiteit. Door de Open Universiteit vanaf 2018 ook te bekostigen op basis van het aantal inschrijvingen wordt de bekostigingssystematiek voor de Open Universiteit verder gelijkgesteld aan de bekostigingssystematiek van andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. Hierdoor zal de hoogte van de rijksbijdrage voor de Open Universiteit wijzigen wanneer het aantal inschrijvingen voor onderwijseenheden wijzigt. Dit besluit is mede op verzoek van de Open Universiteit tot stand gekomen. Voor de Open Universiteit is het belangrijk dat de bekostigingssystematiek zo veel mogelijk gelijk wordt getrokken met die van andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. De Open Universiteit is akkoord met alle onderdelen van dit besluit.
Voor studenten en de overige bekostigde instellingen in het hoger onderwijs heeft dit besluit geen gevolgen.
Een ontwerp van deze wijziging is voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets en een toets op de administratieve lasten voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). In het kader van het geïntegreerde toezicht is deze toets door DUO ook uitgezet bij de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst Rijk. DUO acht het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar. De benodigde wijzigingen in de systemen van DUO zijn reeds doorgevoerd om vanaf 1 januari 2018 de bekostiging van de Open Universiteit per inschrijving voor een onderwijseenheid mogelijk te maken.
Bij de voorbereiding van dit besluit is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten. Deze gevolgen zijn in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel voor de administratieve lasten. De in kaart gebrachte administratieve lasten zijn door DUO getoetst en hiervoor geldt dat DUO geen nadere opmerkingen heeft. De wijziging in de incidentele administratieve lasten voor de Open Universiteit wordt geraamd op circa € 45.000 voor het aanpassen van de systemen om informatie over inschrijvingen voor modules door te kunnen zetten naar DUO. De wijziging in de structurele administratieve lasten voor de Open Universiteit na implementatie van het besluit wordt geraamd op circa € 10.000 per jaar vanaf 2017. Dit betreft het uitbreiden van de accountantscontrole ten behoeve van controle op de inschrijvingen. Er zijn geen andere structurele of eenmalige administratieve lasten als gevolg van dit besluit voorzien.
Er is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd ten aanzien van het ontwerpbesluit. Dat assessment heeft de volgende informatie opgeleverd. Het betreft in dit geval het gebruik van een bestaand datasysteem bij DUO. In het desbetreffende informatiesysteem worden gegevens geregistreerd over inschrijvingen en diploma’s. Met deze gegevens kan DUO bepalen of de instelling aanspraak maakt op bekostiging als gevolg van een inschrijving van een student. Alle bekostigde instellingen in het hoger onderwijs zijn gebruiker van dit informatiesysteem. De Open Universiteit was al gebruiker van dit informatiesysteem voor het aanleveren van gegevens over graden en zal als gevolg van dit besluit ook gegevens aanleveren over inschrijvingen. Deze gegevens zijn beleidsmatig en technisch direct van belang en onontbeerlijk voor het bereiken van de beleidsdoelstelling, namelijk het bekostigen van inschrijvingen aan de Open Universiteit. Studenten zijn ermee bekend dat bij inschrijving in het bekostigd hoger onderwijs hun inschrijving en diploma bij DUO worden geregistreerd. De wettelijke basis voor het gebruiken van deze gegevens is terug te vinden in artikel 7.52 van de WHW. Er worden als gevolg van dit besluit geen bijzondere (gevoelige) persoonsgegevens verwerkt.
De overgang naar de nieuwe bekostigingswijze van de Open Universiteit heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting. Het benodigde bedrag voor variabele bekostiging (bekostiging van inschrijvingen voor onderwijseenheden) van de Open Universiteit zal in 2018 in mindering worden gebracht op de onderwijsopslag die de Open Universiteit ontvangt. Daarna zal de groei dan wel afname van het aantal inschrijvingen aan de Open Universiteit, conform andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs, meelopen in de jaarlijkse referentieraming.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland. Op Caribisch Nederland is er geen bekostigd hoger onderwijs.
Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de VSNU. Naar aanleiding daarvan is geen bestuurlijke reactie ontvangen. Wel heeft ambtelijke afstemming plaatsgevonden.
Een ontwerp van dit besluit is tevens voorgelegd aan de Open Universiteit. De Open Universiteit kan zich vinden in dit besluit en vindt het een goede weergave van de gesprekken die gevoerd zijn tussen de Open Universiteit en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor de Open Universiteit is het belangrijk dat de bekostigingssystematiek zo veel mogelijk gelijk wordt getrokken met die van andere bekostigde instellingen in het hoger onderwijs.
Deze wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is in het kader van internetconsultatie gepubliceerd. Er zijn twee reacties ingediend. De verwachting wordt uitgesproken dat de kosten als gevolg van dit voorstel verder zullen oplopen en dat terugloop van studenten voor de hand ligt. Ook wordt de vraag gesteld of deze verandering is ingegeven door een bezuiniging. En er wordt gepleit voor goedkope, zelfs gratis onderwijsinstellingen zodat iedereen verder kan leren en zich kan blijven ontwikkelen.
Voor studenten aan de Open Universiteit verandert er helemaal niets. Dit besluit beïnvloedt op geen enkele wijze de flexibiliteit die studenten ervaren bij het studeren aan de Open Universiteit. De Open Universiteit ontvangt vanaf 2018 hetzelfde bedrag per volledige inschrijving (60 studiepunten) als een andere bekostigde universiteit. De hoogte van de rijksbijdrage voor de Open Universiteit zal vanaf 2018 wijzigen wanneer het aantal inschrijvingen wijzigt. Er is geen reden om een stijging van de kosten te verwachten. De wijziging wordt budgetneutraal vormgegeven. Er is geen sprake van een bezuiniging. Het beschikbare budget voor bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs blijft ongewijzigd. Deze wijziging is gericht op het verder gelijktrekken van de bekostigingssystematiek van bekostigde instellingen in het hoger onderwijs. De wijziging is niet expliciet gericht op het stimuleren van een leven lang leren. Om een cultuur van leven lang leren in Nederland te bevorderen neemt het kabinet enkele andere maatregelen, bijvoorbeeld het experiment vraagfinanciering in het hoger onderwijs.
Bij brief van 20 december 2016 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het ontwerpbesluit op grond van artikel 2.6, zevende lid, van de WHW voorgehangen bij de beide Kamers der Staten-Generaal. Geen van de kamers heeft vragen gesteld of opmerkingen gemaakt over het ontwerpbesluit.
Dit onderdeel voegt het begrip onderwijseenheid en een omschrijving daarvan toe aan artikel 1.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW 2008). Een begripsbepaling van onderwijseenheid is nodig omdat dit begrip wordt gebruikt in het nieuwe artikel 4.8a WHW. De begripsbepaling verwijst naar artikel 7.3, tweede lid, eerste volzin, van de WHW. Daarin is geregeld dat een opleiding een samenhangend geheel is van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken.
Tevens bevat dit onderdeel enige technische wijzigingen van de begripsomschrijving van «opleiding van eerste inschrijving». In Stb. 2010, 314, werd deze begripsomschrijving aangepast aan de bij Stb. 2010, 119 (wet versterking besturing) gewijzigde wettelijke bepalingen over collegegeld. Ook werd geregeld dat bij meer inschrijvingen in hetzelfde studiejaar de opleiding waarbij de student als eerste is ingeschreven, wordt gezien als de opleiding van eerste inschrijving.
Voor dit laatste werd onder andere de verwijzing naar het collegegeld, bedoeld in artikel 7.45 WHW (hoogte wettelijk collegegeld) vervangen door een verwijzing naar het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid, WHW. Laatstgenoemd artikellid regelt echter ook het instellingscollegegeld. Daarom wordt deze verwijzing in punt 2 van dit onderdeel vervangen door een verwijzing naar het collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, WHW.
In Stb. 2010, 314, werd tevens een nieuw onderdeel 2° toegevoegd aan de begripsomschrijving van «opleiding van eerste inschrijving». Daarbij werd verwezen naar het collegegeld, bedoeld in de artikelen 7.43, tweede lid of 7.44 van de WHW. Geen van deze bepalingen gaat nu nog over collegegeld. Daarom wordt deze verwijzing in punt 3 van dit onderdeel vervangen door een verwijzing naar het collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, tweede lid, WHW.
Verder werd in Stb. 2010, 314, de begripsbepaling van wettelijke studielast aangepast. Daarbij werd de verwijzing naar artikel 7.4b, eerste tot en met zevende lid, van de wet abusievelijk vervangen door een verwijzing naar artikel 7.4b, eerste en tweede lid, van de wet. Deze technische fout wordt in punt 4 van dit onderdeel verbeterd.
Het eerste lid van het nieuwe artikel 4.8a van het UWHW 2008 regelt wanneer een inschrijving voor een of meer onderwijseenheden van een bacheloropleiding bij de Open Universiteit leidt tot bekostiging uit ’s Rijks kas. Daarvoor is nodig dat de inschrijving heeft plaatsgevonden in de peilperiode (2 oktober van derde kalenderjaar vóór begrotingsjaar tot en met 1 oktober van tweede kalenderjaar vóór begrotingsjaar) en dat de student op het moment van inschrijven het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45b, eerste lid, van de WHW is verschuldigd. Verder moet het totale aantal studiepunten van onderwijseenheden waarvoor de student zich blijkens het basisregister onderwijs eerder, maar op of na 2 oktober 2015 bij de Open Universiteit heeft ingeschreven en die door het Rijk worden bekostigd kleiner zijn dan de wettelijke studielast van de opleiding waarvan de onderwijseenheid deel uitmaakt.
Voor elke onderwijseenheid wordt uitgegaan van een afzonderlijke inschrijving. Als een student zich dus vlak achter elkaar inschrijft voor twee of meer onderwijseenheden, moet voor elke inschrijving afzonderlijk worden nagegaan of de maximale bekostiging voor de student al is bereikt. Daarbij is denkbaar dat een student voor een eerdere inschrijving niet of niet volledig meetelt voor de bekostiging, maar wel geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd voor een latere inschrijving. Dit kan gebeuren als de wettelijke studielast van de opleiding, behorend bij de onderwijseenheid waarvoor de student zich als eerste heeft ingeschreven, kleiner is dan de wettelijke studielast van de opleiding, behorend bij de onderwijseenheid waarvoor de student zich later heeft ingeschreven.
Het tweede lid van het nieuwe artikel 4.8a UWHW 2008 regelt de omvang van de bekostigde inschrijving. Deze wordt bepaald door het aantal studiepunten van de onderwijseenheid of onderwijseenheden waarvoor de inschrijving geldt, te delen door 60. Het maximale aantal studiepunten dat hierbij in aanmerking wordt genomen, is het verschil tussen de wettelijke studielast van de bacheloropleiding waarvoor de student zich inschrijft en het totale aantal studiepunten van onderwijseenheden van bacheloropleidingen waarvoor de student zich blijkens het basisregister onderwijs eerder, maar op of na 2 oktober 2015 bij de Open Universiteit heeft ingeschreven. De ondergrens 2 oktober 2015 is opgenomen omdat inschrijvingen pas vanaf die datum van invloed zijn op het nieuwe bekostigingssysteem van de Open Universiteit (dit systeem geldt voor de bekostiging vanaf het jaar 2018). Het basisregister onderwijs bevat ook geen gegevens over onderwijseenheden van de Open Universiteit waarvoor studenten zich voor 2 oktober 2015 hebben ingeschreven.
Op grond van het derde lid van het nieuwe artikel 4.8a UWHW zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing op de inschrijving voor een of meer onderwijseenheden van een masteropleiding bij de Open Universiteit. «Overeenkomstige toepassing» betekent dat moet worden uitgegaan van masteropleidingen en mastergraden bij de Open Universiteit en niet van bacheloropleidingen en bachelorgraden bij de Open Universiteit.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al werd opgemerkt, kan een inschrijving bij de Open Universiteit ook worden bekostigd als er tevens sprake is van een bekostigde inschrijving bij een andere bekostigde instelling voor hoger onderwijs.
Als een student zich eerst voor een bachelor- of masteropleiding inschrijft bij de Open Universiteit en vervolgens voor een soortgelijke opleiding bij een andere instelling voor hoger onderwijs, kan de inschrijving voor laatstbedoelde opleiding nog steeds voor bekostiging op grond van artikel 4.8 UWHW in aanmerking komen.
Als een student zich eerst voor een bachelor- of masteropleiding inschrijft bij een universiteit of hogeschool en vervolgens voor een soortgelijke opleiding bij de Open Universiteit, kan laatstbedoelde opleiding nog steeds voor bekostiging op grond van artikel 4.8a UWHW 2008 in aanmerking komen (op grond van artikel 4.8a, eerste lid, onder c, zijn alleen eerdere inschrijvingen bij de Open Universiteit van invloed op de bekostiging).
Een bij een andere bekostigde instelling in het hoger onderwijs behaalde graad voor een bachelor- of een masteropleiding verhindert wel de bekostiging van de inschrijving bij de Open Universiteit voor een bachelor- onderscheidenlijk een masteropleiding (tenzij het een student betreft die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt). Het omgekeerde is ook het geval: een bij een Open Universiteit behaalde graad voor een bachelor- of masteropleiding verhindert de bekostiging van de inschrijving bij een andere instelling voor hoger onderwijs. Ook hier geldt een uitzondering voor de student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt: zijn inschrijving bij de andere instelling voor hoger onderwijs kan wel voor bekostiging in aanmerking komen. Een en ander vloeit voort uit de voorwaarde voor een bekostigde inschrijving, dat de student het collegegeld OU verschuldigd is (artikel 4.8a, eerste lid, onder b, UWHW 2008). Voor dat collegegeld is vereist dat de student niet eerder een bachelorgraad (ingeval van een bacheloropleiding) of een mastergraad (in geval van een masteropleiding) heeft behaald, tenzij de student voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt (artikel 7.45, eerste lid, juncto artikel 7.45a, eerste en tweede lid, WHW). Een student aan de OU die niet het collegegeld OU verschuldigd is, is het instellingscollegegeld verschuldigd en telt niet mee voor de bekostiging van de OU.
Deze wijziging betreft een technische reparatie die noodzakelijk is geworden als gevolg van het Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 onder meer in verband met een andere bekostigingswijze van het wetenschappelijk onderzoek (Stb. 2016, 346). Ingevolge artikel I, onderdeel E, onder 2, van dat wijzigingsbesluit is artikel 4.21, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 komen te vervallen. Artikel 4.21, derde lid, bevatte de definitie van het begrip «ontwerperscertificaat». Die definitie werd opgenomen in artikel 1.1. Daarbij is echter verzuimd het opschrift boven bijlage 7 aan te passen waardoor dat opschrift nog steeds naar het vervallen artikel 4.21, derde lid, verwijst. Die onjuiste verwijzing is alsnog gecorrigeerd.
Het onderhavige besluit treedt in werking op 1 januari 2018. De nieuwe bekostigingswijze is dus voor het eerst van toepassing op de bekostiging van de Open Universiteit voor het kalenderjaar 2018. Dit is afgestemd met de Open Universiteit en de VSNU.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-120.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.