Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan te brengen in verband met de totstandkoming van een personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk ten behoeve van de continue screening van alle personen die op grond van deze wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken alsmede in verband met het mogelijk maken van meertalige buitenschoolse opvang;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden de volgende begripsomschrijvingen in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang:

degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met meertalige buitenschoolse opvang en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50, tweede lid, onderdeel i;

buitenschoolse opvang:

kinderopvang verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd evenals gedurende vrije dagen of middagen en in schoolvakanties;

continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk:

de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag;

ingeschrevene:

een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid, en artikel 2.4c, tweede lid, die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is ingeschreven;

justitiële documentatie:

de documentatie, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

meertalige buitenschoolse opvang:

buitenschoolse opvang die voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Engelse, Duitse, of Franse taal wordt verzorgd;

personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk:

de verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel beschreven in artikel 1.48d, eerste lid, en 2.4c, eerste lid;.

B

In hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2 «Eisen» wordt voor artikel 1.49 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.48d

  • 1. Onze Minister verwerkt gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk om te waarborgen dat alle personen die op grond van deze wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid van de opgevangen kinderen.

  • 2. Met het oog op het in het eerste lid genoemde doeleinde schrijven de personen, bedoeld in het eerste lid, zich in, in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

  • 3. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau heeft toegang tot het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voor het leggen van een koppeling met de in artikel 1.50, derde lid, genoemde personen, inclusief hemzelf. De houder van een gastouderbureau legt tevens een koppeling met de in artikel 1.56b, derde lid, bedoelde personen. Voor de koppeling gebruikt de houder het burgerservicenummer, zodat is gegarandeerd dat hij een koppeling legt met de personen die daadwerkelijk aan hem verbonden moeten zijn en om de persoonsgegevens van die personen in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te kunnen verifiëren.

  • 4. Inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk eindigt:

    • a. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient en zonder koppeling als bedoeld in het derde lid staat ingeschreven;

    • b. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient, zonder koppeling als bedoeld in het derde lid staat ingeschreven en het college het besluit tot verwijdering van alle inschrijvingen van de ingeschrevene, bedoeld in artikel 1.47, heeft genomen;

    • c. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient, zonder koppeling als bedoeld in het derde lid staat ingeschreven en niet meer op hetzelfde woonadres als een houder van de voorziening voor gastouderopvang – voor zover dit tevens de opvanglocatie is – zijn hoofdverblijf heeft of niet meer zijn hoofdverblijf heeft op het adres waar een kindercentrum is gevestigd;

    • d. uiterlijk vier maanden nadat de ingeschrevene zonder koppeling als bedoeld in het derde lid in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is opgenomen;

    • e. uiterlijk vier maanden na het verzoek tot het overleggen van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag vanwege de ontvangst van een melding van nieuwe gegevens in de justitiële documentatie of vanwege de omstandigheid, bedoeld in artikel 1.50, vijfde tot en met zevende lid, en artikel 1.56b, vierde en vijfde lid en de ingeschrevene geen nieuwe verklaring omtrent het gedrag heeft overgelegd;

    • f. uiterlijk binnen twee weken na kennisgeving van het overlijden van de ingeschrevene.

  • 5. Ingeval van beëindiging als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, kan de periode van vier maanden op verzoek van de ingeschrevene eenmaal worden verlengd voor de duur van negen maanden, tenzij er een nieuwe verklaring omtrent het gedrag is verlangd van de ingeschrevene.

  • 6. Bij het inschrijven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kunnen kosten in rekening worden gebracht bij degene die verzoekt om inschrijving. De kostenvergoedingen zijn niet hoger dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

  • 7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste en derde lid. De regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. de gegevens die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden opgenomen;

    • b. de start van de continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    • c. de wijze waarop de gegevens uit het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden verstrekt;

    • d. het aanwijzen van een bewerker; en

    • e. het verwijderen uit en bewaren van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

C

Artikel 1.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum en de personen die werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen, de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen en de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan, voor zover het natuurlijke personen betreft, ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk niet ouder dan twee maanden.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Na inschrijving van een persoon als bedoeld in het derde lid, en na de koppeling, bedoeld in artikel 1.48d, derde lid, kan die persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

4. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Na inschrijving van een houder als bedoeld in het derde lid in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, dient die houder een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, in. Ingeval van een nieuwe aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, is de houder, voorafgaand aan de nieuwe aanvraag, in het bezit van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag, indien de eerdere verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar.

5. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Ingeval opnieuw een verklaring omtrent het gedrag wordt verlangd wordt de inschrijving van de houder in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d, onmiddellijk door de bewerker geblokkeerd.

6. Aan het zevende lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Ingeval opnieuw een verklaring omtrent het gedrag wordt verlangd wordt de inschrijving van die persoon in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d, onmiddellijk door de bewerker geblokkeerd.

7. Het achtste en het negende lid vervallen.

8. Het tiende en elfde lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

9. Het negende lid (nieuw) vervalt.

CA

Aan artikel 1.55 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan meertalige buitenschoolse opvang worden verzorgd.

D

Artikel 1.56, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Op de houder of voorgenomen houder van een gastouderbureau en de personen die werkzaam zijn bij een onderneming waarmee de houder een gastouderbureau exploiteert of daarvoor beschikbaar zijn, is artikel 1.50, derde tot en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing. Op de houder van een gastouderbureau is artikel 1.51 van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 1.56b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, komt te luiden:

  • 3. De gastouder en andere personen van 18 jaar of ouder die op hetzelfde woonadres als de gastouder, voor zover dit tevens de opvanglocatie is, hun hoofdverblijf hebben alsmede de personen van 18 jaar en ouder die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn op de opvanglocatie, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk niet ouder dan twee maanden.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Na inschrijving van een houder van een gastouderbureau in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d, dient die houder een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, tweede lid, in. Ingeval van een nieuwe aanvraag is de houder, voorafgaand aan de nieuwe aanvraag, in bezit van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag, indien de eerdere verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar.

3. Aan het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Ingeval opnieuw een verklaring omtrent het gedrag wordt verlangd wordt de inschrijving van de persoon in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d, onmiddellijk door de bewerker geblokkeerd.

4. Het zevende en achtste lid vervallen.

5. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot zevende en achtste lid.

6. In het achtste lid (nieuw) wordt «het derde tot en met het negende lid» vervangen door: het derde tot en met het zevende lid.

F

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 1.61, eerste lid, vervangen door:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens afdeling 3 van dit hoofdstuk gestelde regels, met uitzondering van de bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid, gestelde regels;

    • b. de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen;

    • c. de krachtens artikel 1.66, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 1.66, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

    • d. de in de bij artikel 1.50b vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgelegde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

G

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

2. In het tweede tot en met het vierde lid, wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

GA

In artikel 1.63, tweede lid en artikel 1.65, eerste lid, wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

H

In artikel 1.66, tweede lid, wordt na «afdeling 3, paragraaf 2, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

I

Aan artikel 2.1, eerste lid, worden de volgende begripsomschrijvingen aan de alfabetische rangschikking toegevoegd:

continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk:

de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk door Onze Minister met Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag;

ingeschrevene:

een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid, en 2.4c, tweede lid, die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is ingeschreven;

justitiële documentatie:

de documentatie, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk:

de verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel beschreven in artikel 1.48d, eerste lid, en artikel 2.4c, eerste lid;.

J

In hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 2 «Eisen» wordt voor artikel 2.5 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4c

  • 1. Onze Minister verwerkt gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk om te waarborgen dat alle personen die op grond van deze wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid van de opgevangen kinderen.

  • 2. Met het oog op het in het eerste lid genoemde doeleinde schrijven de personen, bedoeld in het eerste lid, zich in, in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

  • 3. De houder van een peuterspeelzaal heeft toegang tot het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voor het leggen van een koppeling met de in artikel 2.6, derde lid, genoemde personen, inclusief hemzelf. Voor de koppeling gebruikt de houder het burgerservicenummer zodat is gegarandeerd dat hij een koppeling legt met de personen die daadwerkelijk aan hem verbonden moeten zijn en om de persoonsgegevens van die personen in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te kunnen verifiëren.

  • 4. Inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk eindigt:

    • a. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient en zonder koppeling als bedoeld in het derde lid, staat ingeschreven;

    • b. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient, zonder koppeling als bedoeld in het derde lid staat ingeschreven en het college het besluit tot verwijdering van de inschrijving, bedoeld in artikel 2.4, heeft genomen;

    • c. uiterlijk binnen twee weken volgend op de dag waarop de ingeschrevene een verzoek tot beëindiging indient, zonder koppeling als bedoeld in het derde lid staat ingeschreven en niet meer zijn hoofdverblijf heeft op het adres waar een peuterspeelzaal is gevestigd;

    • d. uiterlijk vier maanden nadat de ingeschrevene zonder koppeling als bedoeld in het derde lid, in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is opgenomen;

    • e. uiterlijk vier maanden nadat na ontvangst van een melding van nieuwe gegevens in de justitiële documentatie of vanwege de omstandigheid, bedoeld in artikel 2.6, zesde en zevende lid, en de ingeschrevene geen nieuwe verklaring omtrent het gedrag heeft overgelegd;

    • f. uiterlijk binnen twee weken na kennisgeving van het overlijden van de ingeschrevene.

  • 5. Ingeval van beëindiging als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, kan de periode van vier maanden op verzoek van de ingeschrevene eenmaal worden verlengd voor de duur van negen maanden, tenzij er een nieuwe verklaring omtrent het gedrag is verlangd van de ingeschrevene.

  • 6. Bij het inschrijven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kunnen kosten in rekening worden gebracht bij degene die verzoekt om inschrijving. De kostenvergoedingen zijn niet hoger dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

  • 7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevensverwerking, bedoeld in het eerste en derde lid. De regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a. de gegevens die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden opgenomen;

    • b. de start van de continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    • c. de wijze waarop de gegevens uit het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden verstrekt;

    • d. het aanwijzen van een bewerker; en

    • e. het verwijderen uit en bewaren van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

K

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De houder of voorgenomen houder van een peuterspeelzaal en de personen die werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een peuterspeelzaal exploiteert en waar kinderen worden opgevangen, alsmede de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen en de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een peuterspeelzaal is gevestigd hun hoofdverblijf hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn op de peuterspeelzaal, gevestigd op een woonadres, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4c. Op het moment van inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is de verklaring omtrent het gedrag niet ouder dan twee maanden.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Na inschrijving van een persoon als bedoeld in het derde lid, en na de koppeling, bedoeld in artikel 2.4c, derde lid, kan die persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Na inschrijving van een houder als bedoeld in het derde lid in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, dient die houder een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, in. Ingeval van een nieuwe aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, is de houder, voorafgaand aan de nieuwe aanvraag, in bezit van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag, indien de eerdere verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar.

4. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Ingeval opnieuw een verklaring omtrent het gedrag wordt verlangd wordt de inschrijving van de houder in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4c, onmiddellijk door de bewerker geblokkeerd.

5. Aan het zevende lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Ingeval opnieuw een verklaring omtrent het gedrag wordt verlangd wordt de inschrijving van de persoon in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 2.4c, onmiddellijk door de bewerker geblokkeerd.

6. Het achtste en het negende lid vervallen.

7. Het tiende en elfde lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

8. Het negende lid (nieuw) vervalt.

L

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 2.19, eerste lid, vervangen door:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens afdeling 2 van dit hoofdstuk gestelde regels, met uitzondering van de bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid, gestelde regels;

    • b. de krachtens artikel 2.23 gegeven aanwijzingen en bevelen;

    • c. de krachtens artikel 2.24, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 2.24, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

    • d. de in de bij artikel 2.8 vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgestelde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

M

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

2. In het tweede en derde lid, wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

MA

In artikel 2.21, tweede lid en artikel 2.23, eerste lid, wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

N

In artikel 2.24, tweede lid, wordt na «afdeling 2, paragraaf 2, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

Na

Onder vernummering van het tweede lid van artikel 2.29 tot derde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden worden gesteld aan de deelname aan een experiment.

O

Na artikel 3.8i wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8j

  • 1. Onze Minister verwerkt de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a, 9b, 15a en 15b van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1.48d en artikel 2.4c tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Deze personen kunnen bij hun inschrijving gebruik maken van hun bestaande verklaring omtrent het gedrag.

  • 2. Bij de personen, bedoeld in het eerste lid, en bij de overige personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, 1.56b, derde lid en 2.6, derde lid, in het bezit dienen te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, worden in verband met de verwerking van hun gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip geen kosten in rekening gebracht.

ARTIKEL IA

Indien de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen eerder in werking treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdelen F, G, GA, L, M en MA, van deze wet te luiden:

F

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 1.61, eerste lid, vervangen door:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid, gestelde regels;

    • b. de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen;

    • c. de krachtens artikel 1.66, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 1.66, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

    • d. de in de bij artikel 1.50b vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgelegde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

G

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

2. In het tweede tot en met vierde lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

GA

In artikel 1.63, tweede lid en artikel 1.65, eerste lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

L

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 2.19, eerste lid, vervangen door:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid, gestelde regels;

    • b. de krachtens artikel 2.23 gegeven aanwijzingen en bevelen;

    • c. de krachtens artikel 2.24, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 2.24, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

    • d. de in de bij artikel 2.8 vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgestelde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

  • 2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

M

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

2. In het tweede en derde lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid.

MA

In artikel 2.21, tweede lid, en artikel 2.23, eerste lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en vierde tot en met zevende lid,.

ARTIKEL IB

Indien de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen later in werking treedt dan artikel I, onderdelen G, GA, M en MA, van deze wet, wordt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels.

2. In het tweede tot en met vierde lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» vervangen door: vierde tot en met zevende lid.

B

In de artikelen 1.63, tweede lid, en artikel 1.65, eerste lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» en vervalt: gegeven voorschriften.

C

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels.

2. In het tweede en derde lid wordt «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» vervangen door: vierde tot en met zevende lid.

D

In de artikelen 2.21, tweede lid, en artikel 2.23, eerste lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» telkens vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» en vervalt: gegeven voorschriften.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 21 november 2015

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de tweede december 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 195

Naar boven