Besluit van 21 augustus 2015 tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met het groot onderhoud gemeentefonds (eerste fase), het vaststellen en wijzigen van enkele verdeelmaatstaven voor het provinciefonds en gemeentefonds en enkele technische wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 juli 2015, 2015-0000383851 DCB/CZW/S&B, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 8, derde lid, en 22, onderdeel b, van de Financiële-verhoudingswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (15 juli 2015, (No.W04.15.0234/I));

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2015, 2015-0000462424 DCB/CZW/S&B, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financiële verhouding 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 vervalt.

B

In artikel 12 vervallen het eerste lid en de aanduiding «2», voor het tweede lid.

C

In artikel 23, tweede lid wordt «het bedrag per eenheid behorende bij de maatstaf die in bijlage 2, onder nummer 1, is vermeld» vervangen door: de bedragen per eenheid behorende bij de maatstaven die in bijlage 2, onder nummer 1, 1a en 1b zijn vermeld.

D

Bijlage 1. De verdeelmaatstaven voor het provinciefonds (bijlage bij artikel 3, eerste lid) wordt als volgt gewijzigd:

1. Maatstaf 1 komt te luiden:

1. Maatstaf opcenten motorrijtuigenbelasting

Het voor het kalenderjaar bepaalde totaal van de hoofdsommen van de motorrijtuigenbelasting, van de in de provincie wonende of gevestigde houders van een personenauto of motorrijwiel gedeeld door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar. Het totaal wordt bepaald door de in het kalenderjaar ontvangen provinciale opcenten te delen door het door de provincie in dat kalenderjaar gehanteerde tarief.

Onze Minister van Financiën

31 december van het jaar, twee jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar

2. In maatstaf 1 wordt «31 december van het jaar, twee jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar» vervangen door: 31 december van het uitkeringsjaar.

3. In maatstaf 7 wordt «regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven» vervangen door: regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven provinciefonds en gemeentefonds.

4. In maatstaf 12 wordt in de eerste kolom «omgevings-adressen-dichtheid» vervangen door: omgevingsadressendichtheid.

5. Maatstaf 14 komt te luiden:

14. Maatstaf woonruimten

Het gehanteerde aantal woonruimten in de provincie voor het uitkeringsjaar 2013, vermeerderd of verminderd met het saldo van het aantal nieuwgebouwde en gesloopte verblijfsobjecten met woonfunctie in 2013.

CBS

1 januari 2013

6. Maatstaf 14 komt te luiden:

14. Maatstaf woonruimten

Het aantal woonruimten in de provincie, zijnde het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie en het aantal verblijfsobjecten met logiesfunctie gezamenlijk.

CBS

 

7. In maatstaf 17 wordt in de eerste kolom «bedrijven-terreinen» vervangen door: bedrijventerreinen.

E

Bijlage 2. De verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds (bijlage bij artikel 3, tweede lid) wordt als volgt gewijzigd:

1. In maatstaf wordt «1. Maatstaf Ozb waarde woningen eigenaren» vervangen door: 1. Maatstaf Ozb woningen eigenaren.

2. Na maatstaf 4 wordt een nieuwe maatstaf ingevoegd, luidende:

4a. Maatstaf extra groei jongeren

Voor de gemeente waar het aantal jongeren, bedoeld in maatstaf 4, in 10 jaar tijd met meer dan 10% is toegenomen, het aantal jongeren waarmee de toename de 10 procent overstijgt.

CBS

 

3. Na maatstaf 7a wordt een nieuwe maatstaf ingevoegd, luidende:

7b. Maatstaf huishoudens

Het aantal particuliere huishoudens en het aantal personen in institutionele huishoudens in de gemeente.

CBS

 

4. Maatstaf 12 komt te luiden:

12. Maatstaf minderheden

Het aantal inwoners van de gemeente dat behoort tot een bepaalde etnische minderheid, alsmede houders van een verblijfsvergunning op grond van asiel.

CBS

 

5. Na maatstaf 12 wordt een nieuwe maatstaf ingevoegd, luidende:

12a. Maatstaf minderheden met drempel

Het aantal inwoners, bedoeld in maatstaf 12, voor zover dit aantal meer is dan 20% van het aantal inwoners van de gemeente.

CBS

 

6. Maatstaf 15c komt te luiden:

15c. Maatstaf achterstandsleerlingen met drempel

Het aantal leerlingen primair onderwijs met gewicht van 1,2, voor zover dit aantal méér is dan 10% van het totaal aantal leerlingen primair onderwijs in de gemeente.

OCW

1 oktober 2010

7. Maatstaf 17 vervalt.

8. In maatstaf 18 vervalt «, tweede lid».

9. Maatstaf 21 komt te luiden:

21. Maatstaf oppervlak bebouwing

Het totale oppervlak van de bebouwing binnen de gemeente.

CBS

 

10. In maatstaf 22 en 23 vervalt «, tweede lid,».

11. Maatstaf 24 komt te luiden:

24. Maatstaf woonruimten

Het gehanteerde aantal woonruimten in de gemeente voor het uitkeringsjaar 2013, vermeerderd of verminderd met het saldo van het aantal nieuwgebouwde en gesloopte verblijfsobjecten met woonfunctie in 2013.

CBS

1 januari 2013

12. Maatstaf 24 komt te luiden:

24. Maatstaf woonruimten

Het aantal woonruimten in de gemeente, zijnde het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie en het aantal verblijfsobjecten met logiesfunctie gezamenlijk.

CBS

 

13. Maatstaf 24a vervalt.

14. In maatstaf 25 vervalt «, tweede lid».

15. Maatstaf 26 vervalt.

16. In maatstaf 32 wordt aan het slot van de zin toegevoegd: gedeeld door 1.000.

17. Na maatstaf 32 wordt een nieuwe maatstaf ingevoegd, luidende:

32a. Maatstaf omgevingsadressendichtheid met drempel

De omgevingsadressendichtheid bedoeld in maatstaf 32, voor zover de omgevingsadressendichtheid de waarde van 3.400 te boven gaat.

CBS

 

18. Maatstaf 33 vervalt.

19. In maatstaf 34 vervalt «, tweede lid» en wordt aan het slot van de zin een punt ingevoegd en in maatstaf 37 vervalt «, tweede lid,».

20. Maatstaf 38 komt te luiden:

38. Maatstaf bedrijven

Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente, vermenigvuldigd met het quotiënt van het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente in het uitkeringsjaar en het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente vier jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar.

CBS

1 januari 2010

21. Maatstaf 38 komt te luiden:

38. Maatstaf bedrijven

Het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente.

CBS

 

22. In maatstaf 38a wordt in de eerste zin «vastgestelde waarden van woningen» vervangen door: vastgestelde waarden van onroerende zaken.

23. Maatstaf 45 komt te luiden:

45. Herindelingsmaatstaf

Gemeenten die ingevolge een vastgesteld herindelingsadvies, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene regels herindeling, (Wet arhi), onderdeel uit kunnen gaan maken van een wijziging van de gemeentelijke indeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arhi, waarbij het totaal aantal gemeenten afneemt, komen gezamenlijk in aanmerking voor een bedrag in euro’s dat de uitkomst is van de volgende berekening:

[2.526.120* n1+ 59,95* (i1– i2)]* d1

CBS

 
       
 

Waarin:

n1 = de afname van het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de wijziging van de gemeentelijke indeling;

i1 = het totaal aantal inwoners van de bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de datum van herindeling;

i2 = het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de datum van herindeling van de bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente met het grootste aantal inwoners;

d1 = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar voorafgaand aan de datum van herindeling.

   
       
 

Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd als volgt:

1. 1/9 deel in het uitkeringsjaar voorafgaand aan de datum van herindeling, in gelijke delen verdeeld over de bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten;

2. Vanaf de datum van herindeling ontvangt de nieuwgevormde gemeente het deel dat resteert na aftrek van het totaal uitgekeerde bedrag in het uitkeringsjaar voorafgaand aan de datum van herindeling.

   
       
 

Het bedrag onder 2 wordt uitgekeerd in vier jaarlijks gecorrigeerde termijnen als volgt:

– 40% van het restbedrag wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar van de datum van herindeling;

– 20% van het restbedrag wordt uitgekeerd in elk van de drie daarop volgende uitkeringsjaren.

   
       
 

Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.

   
       
 

Indien de voorgenomen wijziging van de gemeentelijke indeling geen doorgang vindt wordt het restbedrag op nul gesteld en in het geval het daadwerkelijke aantal betrokken gemeenten bij de wijziging van de gemeentelijke indeling afwijkt van het aantal betrokken gemeenten op grond van het herindelingsadvies, vindt herberekening van het restbedrag plaats.

   

24. Na maatstaf 45 wordt een nieuwe maatstaf ingevoegd, luidende:

45a. Herindelingsmaatstaf bij splitsing van een gemeente

Gemeenten die ingevolge een vastgesteld herindelingsadvies, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet algemene regels herindeling, (Wet arhi), onderdeel uit kunnen gaan maken van een wijziging van de gemeentelijke indeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arhi, waarbij delen van een op te heffen gemeente overgaan naar verschillende andere bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten (splitsing) en het totaal aantal gemeenten afneemt, komen gezamenlijk in aanmerking voor een bedrag in euro’s dat de uitkomst is van de volgende berekening:

[2.526.120* n1* (1+ n2*0,1)+ 59,95* i3]* d1

CBS

1

       
 

Waarin:

n1 = de afname van het totaal aantal gemeenten ten gevolge van de wijziging van de gemeentelijke indeling;

n2 = het aantal bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten, inclusief de opgesplitste gemeente;

i3 = het aantal inwoners van de opgesplitste gemeente per 1 januari van het jaar voorafgaand aan de datum van herindeling;

d1 = de uitkeringsfactor die is vastgesteld voor het jaar voorafgaand aan de datum van herindeling.

   
       
 

Het aldus berekende bedrag wordt uitgekeerd als volgt:

1. 1/9 deel in het uitkeringsjaar voorafgaand aan de datum van herindeling, in gelijke delen verdeeld over de bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten, inclusief de opgesplitste gemeente;

2. Vanaf de datum van herindeling ontvangt (ontvangen) de nieuwgevormde gemeente(n) het deel dat resteert na aftrek van het totaal uitgekeerde bedrag in het uitkeringsjaarjaar voorafgaand aan de datum van herindeling, verdeeld als volgt:

   
 

– 5% van het restbedrag komt toe aan de in de wet tot wijziging van de gemeentelijke indeling aangewezen algemene rechtsopvolger van de opgesplitste gemeente;

– de overige 95% van het restbedrag wordt als volgt over de nieuwgevormde gemeente(n) verdeeld:

[aantal ontvangen inwoners opgesplitste gemeente / (totaal aantal inwoners opgesplitste gemeente – aantal inwoners betrokken bij grenscorrectie(s) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet arhi)].

   
       
 

De onder 2 berekende bedragen worden in vier jaarlijks gecorrigeerde termijnen uitgekeerd:

– 40% wordt uitgekeerd in het uitkeringsjaar van de datum van herindeling;

– 20% wordt uitgekeerd in elk van de drie daarop volgende uitkeringsjaren.

   
       
 

Correctie vindt plaats door de termijnen te delen door de uitkeringsfactor over het uitkeringsjaar.

   
       
 

Indien de voorgenomen wijziging van de gemeentelijke indeling geen doorgang vindt wordt het restbedrag op nul gesteld en in het geval het daadwerkelijke aantal betrokken gemeenten bij de wijziging van de gemeentelijke indeling afwijkt van het aantal betrokken gemeenten op grond van het herindelingsadvies, vindt herberekening van het restbedrag plaats.

   

25. In maatstaf 45 wordt «[2.526.120* n1+ 59,95* (i1– i2)]* d1» vervangen door: «[2.806.800* n1+ 66,61* (i1– i2)]* d1», en wordt «1/9 deel» vervangen door: «20%».

26. In maatstaf 45a wordt «[2.526.120* n1* (1+ n2*0,1)+ 59,95* i3]* d1» vervangen door: «[2.806.800* n1* (1+ n2*0,1)+ 66,61* i3] * d1», en wordt «1/9 deel» vervangen door: «20%».

ARTIKEL II

Artikel I van dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en kan aan de verschillende onderdelen van dat artikel terugwerkende kracht verlenen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 21 augustus 2015

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Uitgegeven de tiende september 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Het onderhavige wijzigingsbesluit brengt wijzigingen aan in het samenstel van de maatstaven voor verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (hierna: fonds). Deze wijzigingen houden voor het merendeel verband met de invoering van het nieuwe verdeelmodel van het fonds vanaf 2015 (het zogeheten groot onderhoud).

Aanleiding voor het groot onderhoud is geweest het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) uit 2010. Daaruit bleek dat de verdeling van de algemene uitkering niet goed meer aansloot bij de kosten die gemeenten maken. Om deze scheefheden in de verdeling weg te werken hebben de fondsbeheerders besloten tot nader onderzoek. De uitkomsten van de onderzoeken hebben geleid tot voorstellen voor een nieuwe verdeling van het fonds. Na consultatie van de VNG en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) zijn gemeenten in de meicirculaire 2014 geïnformeerd en heeft behandeling in de Tweede Kamer plaatsgevonden1. Het betrof de eerste fase van het groot onderhoud. Voor enkele andere onderdelen van het gemeentefonds zijn de onderzoeken later uitgevoerd en wordt het groot onderhoud met ingang van uitkeringsjaar 2016 doorgevoerd (tweede fase)2. De uitkomsten van de tweede fase van het groot onderhoud zullen in een volgend wijzigingsbesluit worden verwerkt. Na afronding van het groot onderhoud is de verdeling van het fonds weer kostengeoriënteerd3 en sluit deze weer aan bij de systematiek zoals neergelegd in de Financiële-verhoudingswet.

Naast de wijzigingen in verband met het groot onderhoud aan het gemeentefonds zijn in het onderhavige besluit enkele andere wijzigingen in maatstaven van zowel het provinciefonds als gemeentefonds opgenomen. Tot slot wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om redactionele wijzigingen door te voeren.

Advies VNG en IPO

Het ontwerpbesluit is voor advies voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).

Beide partijen stemmen in met de wijzigingen in het onderhavige besluit. Het IPO vraagt aandacht voor het actualiseren van de peildatum voor de maatstaf opcenten motorrijtuigenbelasting. Deze opmerking is verwerkt. De wijziging wordt verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting (artikel I, onderdeel D).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Gebleken is dat het tarief, bedoeld in artikel 5 van het Besluit financiële verhouding 2001 (hierna: BFV), bij de berekening van de verdeelmaatstaf «opcenten motorrijtuigenbelasting» in de praktijk niet wordt gehanteerd en dat het artikel daarom kan komen te vervallen. Voor de berekening van deze maatstaf wordt voor iedere provincie het totaal in een kalenderjaar ontvangen bedrag aan opcenten gedeeld door het in de betreffende provincie gehanteerde tarief. De definitie van maatstaf 1 in bijlage 1 van het BFV is hiermee redactioneel in overeenstemming gebracht.

Artikel I, onderdeel B

In het nieuwe samenstel van verdeelmaatstaven van het gemeentefonds wordt geen gebruik meer gemaakt van maatstaven waarvoor een percentage slechte grond moet worden vastgesteld. In het streven naar een vermindering van het aantal maatstaven is gebleken dat de kosten die samenhangen met de bodemgesteldheid van een gemeente via andere, bestaande maatstaven kunnen worden verklaard (bijvoorbeeld via de maatstaf aantal hectare land vermenigvuldigd met de bodemfactor van een gemeente en de maatstaf aantal woonruimten vermenigvuldigd met de bodemfactor van de woonkern van een gemeente). Artikel 12, eerste lid, van het BFV, alsmede de maatstaven die daar gebruik van maken, kunnen dan ook komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel C

In 2009 zijn, bij de afschaffing van de OZB voor het gebruikersdeel van woningen4, aparte verdeelmaatstaven geïntroduceerd: Ozb woningen eigenaren, Ozb niet-woningen eigenaren, Ozb niet-woningen gebruikers (Stb. 2009, 215). Bij die wijziging is echter nagelaten om in artikel 23, tweede lid, alle maatstaven die in het kader van de aanvullende uitkering worden gebruikt ter bepaling van de belastingcapaciteit op te nemen. In de praktijk wordt de maatstaven 1, 1a en 1b alle drie gebruikt bij de bepaling van de belastingcapaciteit. Deze omissie is nu hersteld.

Artikel I, onderdeel D

  • 1. Deze wijziging is redactioneel.

  • 2. Met ingang van uitkeringsjaar 2016 wordt 31 december van het uitkeringsjaar als peildatum voor de maatstaf opcenten motorrijtuigenbelasting gebruikt. De motorrijtuigenbelasting is een «negatieve maatstaf» die regelt dat het verdeelmodel rekening houdt met de verschillen in draagkracht tussen provincies door de hoogte van de algemene uitkering onder meer te baseren op de belastingcapaciteit. De huidige maatstaf hanteert hiervoor als peildatum 31 december van het jaar, twee jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar. Dit brengt met zich mee dat wijzigingen in de hoogte van het aantal ontvangen opcenten op de motorrijtuigenbelasting pas twee jaar later in de hoogte van de algemene uitkering doorwerken. Dat is door de provincies als onwenselijk ervaren, omdat deze wijzigingen wel direct doorwerken in de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting.

  • 3. Deze wijziging betreft het herstel van een redactionele onvolkomenheid.

  • 4. Deze wijziging betreft het herstel van een redactionele onvolkomenheid.

  • 5. Op 1 januari 2012 is de Wet basisregistraties adressen en gebouwen in werking getreden.5 Vanaf het uitkeringsjaar 2013 kan voor de verdeling van het gemeentefonds en het provinciefonds geen gebruik meer worden gemaakt van de woningvoorraadstatistiek van het CBS. Het CBS dient voor de gegevensverzameling gebruik te maken van de Landelijke Voorziening Basisregistraties Adressen en Gebouwen (LV BAG). De definities en classificaties van de LV BAG sluiten echter niet geheel aan op de definities en classificaties van de voormalige woningvoorraadstatistiek die het CBS hanteerde. Daarom is voor uitkeringsjaar 2013 een overgangsmaatregel getroffen, die in een eerder wijzigingsbesluit is verwerkt. Het voornemen was om voor berekening van de maatstaf woonruimten van het provinciefonds per uitkeringsjaar 2014 over te stappen op het gebruik van de BAG. Deze overgang is echter met een jaar uitgesteld, zodat wordt aangesloten bij de gehanteerde aanpak voor het gemeentefonds. Voor uitkeringsjaar 2014 geldt daarom opnieuw een overgangsmaatregel. De maatstaf is voor uitkeringsjaar 2014 gebaseerd op het gehanteerde aantal woonruimten in de provincie voor het uitkeringsjaar 2013, vermeerderd of verminderd met het saldo van het aantal nieuwgebouwde en gesloopte verblijfsobjecten met woonfunctie in 2013 (peildatum 31 december 2013).

  • 6. Zie de toelichting van onderdeel 4. Vanaf uitkeringsjaar 2015 geldt weer de gebruikelijke definitie van de maatstaf woonruimten en wordt bij de vaststelling daarvan gebruik gemaakt van de gegevens die het CBS ontleent aan de BAG. Het aantal woonruimten in de provincie wordt vastgesteld door het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie en het aantal verblijfsobjecten met logiesfunctie bij elkaar op te tellen.

  • 7. Deze wijziging betreft het herstel van een redactionele onvolkomenheid.

Artikel I, onderdeel E

  • 1. Deze wijziging is redactioneel. De naamgeving van de maatstaf wordt hiermee in overeenstemming gebracht met de naamgeving van de gerelateerde maatstaven 1a en 1b.

  • 2. Deze wijziging is redactioneel. Het betreft de huidige maatstaf 15c «Maatstaf extra groei jongeren». Deze maatstaf maakt – in tegenstelling tot de maatstaven 15a en b – gebruik van het aantal jongeren uit maatstaf 4. Van de gelegenheid is gebruikt gemaakt om de maatstaf te verplaatsen en op te nemen bij de maatstaf waarmee deze inhoudelijk samenhangt.

  • 3. Het betreft een nieuwe maatstaf in het gemeentefonds als gevolg van de aanpassingen in de verdeling uit hoofde van het groot onderhoud (eerste fase).

  • 4. In de definitie van maatstaf 12 «minderheden» worden niet langer de landen expliciet genoemd om de overlap met de Regeling meet- en rekenregels verdeelmaatstaven provinciefonds en gemeentefonds te voorkomen. In laatstgenoemde Regeling worden de landen uitputtend opgesomd en het is dan ook niet noodzakelijk om deze tevens in de maatstaf te noemen.

  • 5. Het betreft een nieuwe maatstaf in het gemeentefonds als gevolg van de aanpassingen in de verdeling uit hoofde van het groot onderhoud (eerste fase). Het streven bij het groot onderhoud is de vaste bedragen van de vier grootste gemeenten zoveel mogelijk onder te brengen in het reguliere maatstavenstelsel. Deze nieuwe maatstaf levert hier een bijdrage aan.

  • 6. De maatstaf achterstandsleerlingen met drempel wordt geïntroduceerd in het streven de vaste bedragen voor de vier grootste gemeenten onder te brengen in het reguliere maatstavenstelsel. De peildatum voor het aantal leerlingen is gefixeerd op 1 oktober 2010. Dit is gedaan omdat het gebruik van een jaarlijkse peildatum niet in voldoende mate aansluit bij de kostenontwikkeling van de gemeenten die in aanmerking komen.

  • 7. Deze wijziging vloeit voort uit het groot onderhoud van het gemeentefonds (eerste fase) waardoor maatstaven die gebruik maken van het percentage slechte grond kunnen komen te vervallen (zie artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B).

  • 8. Het betreft een redactionele wijziging om verwijzingen naar artikel 12 van het BFV in overeenstemming te brengen met de wijziging inArtikel I, onderdeel B, van dit besluit.

  • 9. Omdat maatstaf 21 «oppervlak bebouwing» door het CBS met ingang van peildatum 1 januari 2015 bepaald wordt op basis van actuele gegevens uit de BAG, is er geen noodzaak meer de bebouwde oppervlakte te indexeren. In de definitie van maatstaf 21 is de indexeringsgrondslag komen te vervallen.

  • 10. Zie de toelichting van onderdeel 8.

  • 11. Deze wijziging houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, zoals reeds in de toelichting van wijzigingsonderdeel 4 van artikel I, onderdeel D, van dit besluit uiteen is gezet. Om ongewenste financiële verschuivingen in de verdeling van het gemeentefonds te voorkomen, hebben de fondsbeheerders besloten het gebruik van de BAG in het gemeentefonds uit te stellen en te koppelen aan het groot onderhoud. In het groot onderhoud, dat vanaf 1 januari 2015 tot een nieuwe verdeling leidt, zijn de onbedoelde herverdeeleffecten van het gebruik van de BAG zo klein mogelijk gehouden en is zo goed mogelijk aangesloten bij de kosten van gemeenten. Voor maatstaf 24 «woonruimten» geldt voor uitkeringsjaar 2014 daarom evenals voor uitkeringsjaar 2013 een overgangsmaatregel. De overgangsmaatregel voor uitkeringsjaar 2014 is identiek aan die voor het provinciefonds, zoals beschreven in de toelichting van wijzigingsonderdeel 4 van artikel I, onderdeel D. De overgangsmaatregel voor uitkeringsjaar 2013 is reeds opgenomen in een eerder wijzigingsbesluit.

  • 12. Zie de toelichting van onderdeel 11. Vanaf uitkeringsjaar 2015 geldt weer de gebruikelijke definitie van de maatstaf woonruimten en wordt bij de vaststelling daarvan gebruik gemaakt van de gegevens die het CBS ontleent aan de BAG. Het aantal woonruimten wordt vastgesteld door het aantal verblijfsobjecten met woonfunctie en het aantal verblijfsobjecten met logiesfunctie bij elkaar op te tellen.

  • 13. Het betreft een wijziging in de bijdrageregeling voor de kosten van het opsporen en ruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Deze bijdrageregeling maakt sinds 2010 onderdeel uit van het gemeentefonds, nadat op 1 oktober 2009 het Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 (Stb. 2009, 386) – een specifieke uitkering – is ingetrokken. Voor de verdeling ervan is maatstaf 24a «Maatstaf nieuwbouwwoningen» opgenomen in bijlage 2 van het BFV. De maatstaf sluit echter onvoldoende aan bij de kosten van gemeenten die regelmatig met het opsporen en ruimen te maken hebben. Dit komt mede door ontwikkelingen op de markt voor nieuwbouwwoningen. De maatstaf kan komen te vervallen.

  • 14. Zie de toelichting van onderdeel 8.

  • 15. Zie de toelichting van onderdeel 7.

  • 16. Dit is een technische wijziging waarbij de berekening van deze maatstaf in overeenstemming is gebracht met de bestaande praktijk, namelijk de deling door 1.000.

  • 17. Zie de toelichting van onderdeel 5.

  • 18. Zie de toelichting van onderdeel 7.

  • 19. Zie de toelichting van onderdeel 8.

  • 20. Deze wijziging vloeit voort uit de nieuwe methode waarop het CBS vanaf 2014 het aantal bedrijfsvestigingen in de gemeente vaststelt. De nieuwe methode leidt tot een hoger aantal eenmanszaken, omdat bij de beoordeling of een eenmanszaak een actief bedrijf is voortaan ook wordt uitgegaan van de gegevens van de Kamer van Koophandel. Bij het continueren van de huidige wijze van berekenen zou de nieuwe methode ongewenste financiële gevolgen hebben voor de verdeling van de algemene uitkering. Om dat te voorkomen hebben de fondsbeheerders besloten voor uitkeringsjaar 2014 nog niet van de nieuwe gegevens uit te gaan. In plaats daarvan worden de aantallen bedrijfsvestigingen voor 2014 – net als voor de uitkeringsjaren 2011 tot en met 2013 – gebaseerd op het aantal bedrijfsvestigingen van uitkeringsjaar 2010. De indexatie van deze gegevens is als volgt: de stand uit 2010 wordt vermenigvuldigd met het quotiënt van het aantal bedrijfsvestigingen op 1 januari 2014 volgens de nieuwe telmethode en het aantal bedrijfsvestigingen op 1 januari 2010 volgens de nieuwe telmethode.

  • 21. Per 2015 wordt weer gebruik gemaakt van de reguliere CBS-gegevens en geldt de definitie zoals die vóór 2011 van kracht was. In het groot onderhoud gemeentefonds (eerste fase) zijn de gevolgen van de overstap op de reguliere CBS-gegevens verwerkt. Zie verder de toelichting van onderdeel 20.

  • 22. Dit betreft een redactionele wijziging.

  • 23. Dit betreft een wijziging van de herindelingsmaatstaf die verband houdt met de beslissing van het kabinet om de negatieve financiële effecten bij een herindeling verder te mitigeren. Dit wordt gerealiseerd door de herindelingsbijdrage te verruimen en de uitkering ervan te laten starten in het jaar voorafgaand aan de herindeling. Voor gemeenten die zijn heringedeeld op 1 januari 2014 is het totaalbedrag van de uitkering bij wijze van overgangsmaatregel met 12,5% verhoogd6. De herindelingsmaatstaf wordt uitgekeerd over een periode van vijf jaar: de extra uitkering van 12,5% in het jaar voorafgaand aan de herindeling, het restbedrag in de vier jaren daaropvolgend. De ontvangers van de extra uitkering zijn de gemeenten in het herindelingstraject, tot uitdrukking komend in een vastgesteld (en derhalve definitief) herindelingsadvies voorafgaand aan de wijziging van de gemeentelijke indeling7. Deze gemeenten maken immers al kosten nog voordat de herindeling daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Het bedrag dat vanaf de datum van herindeling wordt uitgekeerd komt toe aan de nieuwgevormde gemeente. In het geval dat het aantal daadwerkelijk bij de herindeling betrokken gemeenten verschilt van het aantal gemeenten dat ingevolge het herindelingsadvies betrokken zou zijn, vindt herberekening plaats van het deel van de maatstaf dat tot uitkering komt vanaf het jaar van herindeling. Indien de herindeling in het geheel geen doorgang vindt, wordt dit deel op nul gesteld.

  • 24. Bij de wijziging van het BFV in 2013 (Stb. 2013, 337) is de herindelingsmaatstaf aangepast opdat deze ook voldoende is ingericht voor wijzigingen van de gemeentelijke indeling waarbij geen sprake is van een integrale samenvoeging, maar waarbij delen van een op te heffen gemeente overgaan naar verschillende andere bij de wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten (de zogeheten splitsing). Daarmee was de herindelingsmaatstaf zowel van toepassing op de klassieke samenvoeging van twee of meer gemeenten als op de situatie van splitsing van een gemeente. Om te voorkomen dat onduidelijkheid kan bestaan over welk deel van de herindelingsmaatstaf van toepassing is, hebben de fondsbeheerders besloten om voor situaties van splitsing van een gemeente een zelfstandige maatstaf op te nemen in het BFV. De wijziging is derhalve technisch van aard.

  • 25. Voor gemeenten die herindelen vanaf 1 januari 2015 geldt dat de herindelingsbijdrage ten opzichte van de oorspronkelijke omvang met 25% is verhoogd8. De verhoging – die wordt uitgekeerd in het jaar voorafgaand aan de herindeling – bedraagt 20% van de nieuwe omvang van de herindelingsbijdrage (25%/125%). Om die reden dient «1/9 deel» te worden vervangen door «20%».

  • 26. De verhoging van de herindelingsbijdrage zoals toegelicht bij wijzigingsonderdeel 25 is eveneens van toepassing op de maatstaf die bij splitsing van een gemeente wordt gehanteerd.

Artikel II

Aan dit besluit is een nahangprocedure verbonden. Ingevolge artikel 8, vierde lid, van de Financiële-verhoudingswet kan het besluit niet eerder in werking treden dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. De inwerkintreding wordt bij koninklijk besluit geregeld. Aan verschillende onderdelen van artikel I van het onderhavige besluit kan terug werkende kracht worden ontleend.

  • Artikel I, onderdeel D 2 treedt in werking op 1 januari 2016.

  • Artikel I, onderdelen D 3, 4 en 7 en E 1, 2, 4 en 22 treden direct in werking.

  • Artikel I, onderdelen B, D 6, E 3, 6 tot en met 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19 en 21 werken terug tot en 1 januari 2015.

  • Artikel I, onderdelen A, D 1 en 5, E 11, 20, 25 en 26 werken terug tot en met 1 januari 2014.

  • Artikel I, onderdelen E 16, 23 en 24 werken terug tot en met 1 januari 2013.

  • Artikel I, onderdeel C werkt terug tot en met 1 januari 2006.

De terugwerkende kracht is niet bezwaarlijk. Provincies en gemeenten zijn via de circulaires provinciefonds en gemeentefonds uitgebreid geïnformeerd over de aanpassingen en zij zijn daarnaast in de meeste gevallen betrokken geweest bij de (voorbereiding van) besluitvorming over deze aanpassingen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

De Tweede Kamer is over het groot onderhoud in mei 2014 geïnformeerd, Kamerstukken II 2013/14, 33 750-B, nr. 15

X Noot
2

De fondsbeheerders hebben over de tweede fase van het groot onderhoud op 23 maart 2015 advies gevraagd aan de VNG en Rfv (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/circulaires/2015/03/23/resultaten-tweede-fase-groot-onderhoud-gemeentefonds.html).

X Noot
3

Kostenoriëntatie wil zeggen dat de verdeling van het fonds rekening houdt met de objectieve kenmerken van gemeenten (zoals het aantal inwoners, de oppervlakte en de bodemgesteldheid) die een indicatie vormen voor verschillen in de taakopgave tussen gemeenten.

X Noot
4

Zie Stb. 2009, 725.

X Noot
5

Zie voor de publicatie van die wet Stb. 2008, 39 en voor de inwerkingtreding Stb. 2011, 512.

X Noot
6

Voor herindelingen vanaf 1 januari 2015 geldt een verhoging van 25%, zie de toelichting bij onderdeel 25.

X Noot
7

Als bedoeld, in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene regels herindeling.

X Noot
8

Voor gemeenten die zijn heringedeeld per 1 januari 2014 geldt een overgangsmaatregel met een verruiming van 12,5%, zie de toelichting bij onderdeel 23.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven