Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
20 februari 2014, nr. 2014-0000077047, BZK/CZW/S&B
Gelet op artikel XIII van de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer
de status van de Nederlandse identiteitskaart;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
Artikel I, onderdelen C, onder 2 en 3, D tot en met G, H, J, L tot en met N, en artikel
VIII en IX van de wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status
van de Nederlandse identiteitskaart treden in werking met ingang van 9 maart 2014.
Wassenaar, 1 maart 2014
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk
Uitgegeven de zesde maart 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
NOTA VAN TOELICHTING
Met dit besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van die onderdelen van de wijziging
van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart,
die niet reeds op grond van het koninklijk besluit van 9 januari 2014 tot vaststelling
van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de wijziging van de
Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart
(Stb. 2014, 11) in werking zijn getreden.
Met de inwerkingtreding van de in dit besluit genoemde bepalingen van de voornoemde
wijziging van de Paspoortwet per 9 maart 2014, zullen vanaf die datum aangevraagde
paspoorten en de Nederlandse identiteitskaarten door personen van 18 jaar en ouder
worden uitgegeven met een geldigheidsduur van 10 jaar. Ook zullen vanaf dat moment
niet langer de hoofden van de buitenlandse posten worden aangemerkt als bevoegde autoriteit
voor het in ontvangst nemen van aanvragen en voor verstrekking van reisdocumenten,
maar in plaats daarvan de minister van Buitenlandse Zaken.
Tevens wordt de mogelijkheid tot het in het paspoort en identiteitskaart vermelden
van het burgerservicenummer verruimd tot, in bij ministeriële regeling te bepalen
gevallen, houders van documenten die niet als ingezetene in de basisadministratie
persoonsgegevens van een gemeente zijn ingeschreven.
Ook wordt de grondslag voor het heffen van leges door de gemeenten en openbare lichamen
opgenomen in de Paspoortwet.
Ten aanzien van de inwerkingtreding van deze bepalingen wordt afgeweken van het kabinetsbeleid
inzake de vaste verandermomenten, zoals vastgelegd in aanwijzing 174 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Afwijking is in dit geval gerechtvaardigd, omdat daarmee kan
worden overgegaan tot het uitgeven van paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten
met een langere geldigheidsduur. Deze verlenging van de geldigheidsduur leidt tot
een vermindering van administratieve lasten voor de burger, omdat deze zich in beginsel
nog maar eens in de tien jaar in persoon aan de balie van een paspoortverstrekkende
autoriteit hoeft te melden om een nieuw reisdocument of Nederlandse identiteitskaart
aan te vragen. Met name voor Nederlanders die buiten het Koninkrijk een paspoort moeten
aanvragen is de daaruit voortvloeiende lastenverlichting substantieel. Deze groep
personen is dan ook gebaat bij een spoedige inwerkingtreding van deze wijziging.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk