Besluit van 27 juni 2014 tot Wijziging van het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 mei 2014, nr. 2014-0000070766;

Gelet op artikel 3 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 mei 2014, nr. W12.14.0148/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 juni 2014, nr. 2014-0000087643,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «€ 25,12» vervangen door: € 0,00.

2. Het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 27 juni 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de derde juli 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In de Miljoenennota 2014 heeft de regering aangekondigd een aantal regelingen te willen stroomlijnen door de invoering van de huishoudentoeslag1. Tevens is in dit verband aangekondigd dat de tegemoetkoming op grond van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen en de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen (hierna: MKOB-wetgeving) structureel komt te vervallen. Een belangrijke aanleiding hiertoe zijn de bezuinigingen waar het kabinet zich toe genoodzaakt ziet. Door de economische crisis en de oplopende begrotingstekorten is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën onder druk komen te staan.

In de brief aan de Tweede Kamer van 14 april 2014 heeft de regering aangegeven dat invoering van de huishoudentoeslag per 2015 (conform vormgeving Miljoenennota) niet mogelijk is vanwege juridische en uitvoeringstechnische consequenties.2 Daarbij heeft de regering aangegeven te zullen komen met een pakket van alternatieve maatregelen voor 2015 voor de huishoudentoeslag, waarbij de inkomenseffecten van de huishoudentoeslag dicht worden benaderd, in afwachting van de verkenning naar hervorming van het toeslagenstelsel en naar een mogelijk alternatief vormgegeven huishoudentoeslag voor 2016 en structureel.

Met de voorgenomen structurele beëindiging van het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming op grond van de MKOB-wetgeving, kan wel per 1 januari 2015 een begin worden gemaakt. Hiertoe zal de koopkrachttegemoetkoming door middel van onderhavig besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen op € 0 worden gesteld. Bij de definitieve wetswijziging zal de MKOB-wetgeving daadwerkelijk worden ingetrokken. Het op € 0 stellen van de koopkrachttegemoetkoming zal door de SVB eenvoudig uit te voeren zijn, zodat een uitvoeringstoets niet noodzakelijk is geacht.

De vraag is aan de orde of in verband met het afschaffen van de MKOB-wetgeving, overgangsrecht noodzakelijk is. Of overgangsrecht noodzakelijk is, hangt samen met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Op grond van het EVRM heeft iedereen recht op het ongestoord genot van zijn eigendom (artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM). Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een reeds toegekend recht op een sociale verzekeringsuitkering als een vorm van eigendom geldt. Inbreuk op een bestaand uitkeringsrecht (een «lopende uitkering») is echter wel mogelijk bij wet. Hierbij dient wel een evenwichtige afweging plaats te vinden tussen de belangen van de gemeenschap en de belangen van de getroffen groep. Hierbij dient zo nodig een vorm van compensatie te worden aangeboden. Een en ander houdt onder meer in dat er een redelijke proportionaliteitsrelatie dient te bestaan tussen de gekozen middelen en het beoogde doel.

Voor het afschaffen van de MKOB-wetgeving dient dus gekeken te worden of er een redelijke proportionaliteitsrelatie is. In dat licht is van belang dat de voorgestelde maatregel dient te worden beschouwd in het licht van de brede structurele houdbaarheidsproblematiek die, naast de huidige economische omstandigheden, voor een belangrijk deel samenhangt met de kostenstijgingen vanwege de vergrijzing. Deze en andere maatregelen op het terrein van de sociale zekerheid zijn nodig zodat regelingen houdbaar en toegankelijk blijven nu de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt. In dat licht gezien is naar het oordeel van het kabinet sprake van een redelijke proportionaliteitsrelatie tussen het doel, namelijk de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en het individuele belang. In dit verband is voorts van belang dat na de totstandkoming en publicatie van dit besluit een aankondigingperiode van ca. 6 maanden geldt voordat het besluit in werking zal treden. Met deze periode wordt belanghebbenden de gelegenheid geboden om waar nodig op de beëindiging van de koopkrachttegemoetkoming te anticiperen.

Daarnaast stelt het kabinet een pakket van alternatieve maatregelen voor, waarbij de inkomenseffecten van de huishoudentoeslag dicht worden benaderd. Onderdeel van dit pakket is een per 1 januari 2015 in te voeren Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW-pensioengerechtigden, die een deel van de inkomenseffecten, samenhangend met het beëindigen van de MKOB-wetgeving zal verzachten.

Financiële effecten

Uitkeringslasten

De tegemoetkoming op grond van de Wet MKOB komt toe aan oudere binnenlandse belastingplichtigen en in het buitenland woonachtige ouderen die na toepassing van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting over ten minste 90% van hun wereldinkomen Nederlandse inkomsten- en loonbelasting moeten afdragen.

De tegemoetkoming op grond van de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen komt toe aan AOW-gerechtigden die woonachtig zijn in de Europese Unie/Europese Economische Ruimte/Zwitserland, een verdragsland, Caribisch Nederland, Curaçao, Sint Maarten of Aruba en die niet MKOB-gerechtigd zijn.

In totaal gaat het in 2015 om ruim 3,3 miljoen personen oplopend tot bijna 3,5 miljoen personen in 2019. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt € 301,91 (voor 2014).3 Het afschaffen van de MKOB-wetgeving brengt de volgende besparing met zich mee.

Uitkeringslasten (x 1 mln. €)

2015

2016

2017

2018

2019

Uitkeringslasten MKOB

–987

–1.002

–1.016

–1.030

–1.038

Uitvoeringskosten

Volgens de huidige inzichten zal het effect van deze regeling op de uitvoeringskosten bij de SVB beperkt zijn.

Regeldruk

De inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het betreft kosten die gemaakt worden door burgers en bedrijven. Onderhavig besluit heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers en bedrijven.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I voorziet in vervanging van het bedrag van de koopkrachttegemoetkoming in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen van € 25,12 door € 0. Door deze wijziging wordt de verstrekking van de koopkrachttegemoetkoming beëindigd. Door het bedrag van de koopkrachttegemoetkoming op € 0 te stellen bestaat er ook geen behoefte meer om het bedrag van de koopkrachttegemoetkoming te indexeren. Daarom is tevens voorzien in het schrappen van artikel 1, tweede en derde lid.

Artikel II

Het streven is er op gericht dat dit besluit voor 1 juli 2014 tot stand komt en wordt gepubliceerd. Tot aan de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2015 ontstaat dan een periode van ca. 6 maanden waarin belanghebbenden zo nodig maatregelen kunnen nemen om op de beëindiging van de koopkrachttegemoetkoming te anticiperen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/2014, 33 750, nr. 1, p. 11 en 74.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 31 066, nr. 199.

X Noot
3

Na de indexering van de koopkrachttegemoetkoming op grond van de MKOB-wetgeving per 1 januari 2014 tot een bedrag van € 25,59 per maand (Stcrt. 2013, 34893), is de koopkrachttegemoetkoming per 1 februari 2014 verlaagd naar een bedrag van € 25,12 per maand (Stb. 2014, 37).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven