Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2014, 219 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2014, 219 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal artikelen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uit een oogpunt van redactionele juistheid, leesbaarheid, wettelijke systematiek en wetgevingstechniek te verbeteren en in verband daarmee die wet en, in samenhang daarmee, de Wet inkomstenbelasting 2001 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1.12 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. Onder de nodige inlichtingen, bedoeld in het derde lid, eerste volzin, worden in ieder geval begrepen informatie over wijzigingen in de eigendomsverhoudingen, de financiële soliditeit of de bestuursstructuur van de rechtspersoon alsmede alle wijzigingen van de gegevens betreffende de rechtspersoon bij de Kamer van Koophandel.
B
In artikel 1.12a, tweede volzin, wordt «tweede en derde lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.
C
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 2.5, lid 1a» vervangen door: artikel 2.5, eerste lid.
2. In het vijfde lid wordt «dertig dagen» vervangen door: vier weken.
D
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vierde volzin, wordt na «verworven competenties» het woord «of» ingevoegd, wordt «het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46, tweede lid,» vervangen door «de financiële ondersteuning, bedoeld in artikel 7.50, derde lid,» en wordt «of artikel 7.51» vervangen door: of de artikelen 7.51 tot en met 7.51k.
2. In het derde lid vervalt de laatste volzin.
E
Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt «toets nieuwe opleiding» vervangen door: de toets nieuwe opleiding.
2. In lid 2a vervalt «van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs».
E1
Artikel 5a.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid komt te luiden:
8. Indien een instellingsbestuur voor de datum, bedoeld in het tweede lid, een aanvraag om accreditatie heeft ingediend, is, in afwijking van het zevende lid, de periode van de accreditatie verlengd tot het moment dat op de aanvraag om accreditatie is beslist indien het accreditatieorgaan niet voor afloop van de periode, bedoeld in het zevende lid, een besluit heeft genomen. In dat geval wordt de periode van de accreditatie verlengd tot aan het einde van het studiejaar of, indien nodig, tot aan het einde van het daaropvolgende studiejaar.
2. Het negende lid komt te luiden:
9. De instelling is het accreditatieorgaan een vergoeding verschuldigd van de kosten van de aanvraag om accreditatie en visitatie overeenkomstig een door Onze minister, na overleg met het accreditatieorgaan, vast te stellen tarief.
F
In artikel 5a.11, vierde lid, laatste volzin, wordt «dertig dagen» vervangen door: vier weken.
G
In artikel 5a.12, eerste lid, onderdeel b, wordt «aan de studielast gerelateerde duur» vervangen door: aan de studielast van de opleiding of van het gevolgde Ad-programma gerelateerde duur.
H
In artikel 5a.13d, zesde lid, wordt «dertig dagen» vervangen door: vier weken.
I
Artikel 6.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De tweede volzin vervalt.
2. In de derde volzin wordt «vierde lid» vervangen door: derde lid.
I1
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij een besluit als bedoeld in het eerste lid bepaalt Onze minister het tijdstip waarop dat besluit van kracht wordt.
2. Na het tweede lid worden een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Artikel 5a.12, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de opleiding, onderscheidenlijk het Ad-programma, waaraan de rechten, genoemd in artikel 1.9, eerste en tweede lid, zijn ontnomen.
J
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die de bevoegdheid wenst te verkrijgen om graden te verlenen, dient daartoe een verzoek in bij Onze minister onder overlegging van een toets nieuwe opleiding.
2. In het vijfde lid wordt na «verzorgd» het volgende zinsdeel ingevoegd: dan wel door de rechtspersoon uitsluitend een opleiding in afbouw als bedoeld in artikel 5a.12 wordt verzorgd.
J1
In artikel 6.10, derde lid, wordt «tweede lid» vervangen door: tweede en derde lid.
J2
Aan artikel 7.3 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Indien het instellingsbestuur besluit een opleiding of een Ad-programma binnen een opleiding, te beëindigen, worden de aan die opleiding of dat Ad-programma ingeschreven studenten in de gelegenheid gesteld hun opleiding, onderscheidenlijk het Ad-programma zonder onderbreking bij die instelling te vervolgen. Daarbij wordt een termijn in acht genomen die ten hoogste de voor de betrokken studenten resterende, aan de studielast van de opleiding, onderscheidenlijk van het gevolgde Ad-programma, gerelateerde studieduur vermeerderd met een jaar bedraagt.
K
Onder vervanging van een punt door een komma wordt aan artikel 7.8, tweede lid, het volgende zinsdeel toegevoegd: die voor studenten als bedoeld in artikel 7.9a, eerste en tweede lid, een afwijkende inhoud kan hebben.
L
In artikel 7.8b, eerste lid, wordt «van een bekostigde universiteit of hogeschool» vervangen door: van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit.
L1
Aan artikel 7.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de praktische organisatie van tentamens en examens.
M
In artikel 7.10b, tweede lid, wordt «tweede en derde lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.
N
[VERVALLEN]
N1
Aan artikel 7.12b, eerste lid, wordt onder het vervallen van «en» aan het einde van onderdeel c, en de vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens.
O
Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde en vijfde tot het derde en vierde lid vervalt het derde lid.
2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. De instemming van Onze minister vervalt, indien de opleiding niet binnen zes maanden nadat de instemming is verleend, is geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13.
P
Artikel 7.26a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst worden aangewezen die in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs dan wel de kennis of vaardigheden van de aanstaande studenten en extraneï specifieke eisen kunnen stellen in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24 . Voor de inschrijving voor deze opleidingen geldt als eis het bezit van een bewijs van toelating als bedoeld in het vierde lid.
2. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.
Q
In artikel 7.28, lid 1a, wordt «hogeschool» vervangen door: instelling voor hoger onderwijs.
R
In artikel 7.31d, derde lid, wordt «Dit artikel» vervangen door: Het eerste lid, aanhef en onderdeel a,.
S
In artikel 7.42, vijfde lid, wordt «de Informatie Beheer Groep» vervangen door: Onze minister.
T
Artikel 7.47 komt te luiden:
1. Het collegegeld wordt door of namens de student voldaan door:
a. betaling ineens,
b. betaling in vijf termijnen, op verzoek van degene die zich tot betaling heeft verbonden, dan wel
c. betaling in een ander aantal termijnen overeenkomstig een door het instellingsbestuur en degene die zich tot betaling heeft verbonden te treffen betalingsregeling.
2. Indien er sprake is van betaling in termijnen kunnen door het instellingsbestuur administratiekosten in rekening worden gebracht tot een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld bedrag.
U
Artikel 7.51 wordt vervangen door twee nieuwe paragrafen, luidende:
1. Het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.
2. De bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, het bestuur van een opleiding als bedoeld in artikel 9.17, de universiteitsraad, de faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, of 10.16a, derde lid, de medezeggenschapsraad, de deelraad of de studentenraad,
b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt,
c. ziekte of zwangerschap en bevalling,
d. een handicap of chronische ziekte,
e. bijzondere familieomstandigheden,
f. een onvoldoende studeerbare opleiding,
g. overige door het instellingsbestuur vastgestelde bijzondere omstandigheden waarin een student verkeert,
h. andere dan de in de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
1. Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is ingeschreven voor een opleiding waarop het instellingsbestuur artikel 7.4a, achtste lid, heeft toegepast.
2. De duur van de financiële ondersteuning bedraagt de periode die overeenstemt met de studielast die uitgaat boven 60 studiepunten.
Het instellingsbestuur treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is ingeschreven voor een opleiding waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend waardoor de student niet langer aanspraak op studiefinanciering maakt.
Een student komt voor de financiële ondersteuning, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51b, uitsluitend in aanmerking, indien:
a. de student voor de desbetreffende opleiding wettelijk collegegeld is verschuldigd; en
b. de student voor die opleiding aanspraak heeft of aanspraak heeft gehad op de prestatiebeurs als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet studiefinanciering 2000.
Het instellingsbestuur kan voorzieningen treffen voor de financiële ondersteuning van een student die aan de desbetreffende instelling is ingeschreven voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, en noch tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 behoort, noch de Surinaamse nationaliteit bezit.
1. Het instellingsbestuur kan voorzieningen treffen voor de financiële ondersteuning van een persoon die niet aan de desbetreffende instelling is ingeschreven, maar die, indien hij ingeschreven zou staan aan een instelling, aanspraak zou hebben op een vorm van studiefinanciering als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet studiefinanciering 2000.
2. De financiële ondersteuning, bedoeld in het eerste lid
a. heeft de vorm van een overeenkomst,
b. wordt slechts getroffen voor de periode van een jaar,
c. wordt slechts getroffen voor een persoon die naar het oordeel van het instellingsbestuur activiteiten uitvoert op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die mede in het belang zijn van de instelling en niet commercieel van aard zijn, en
d. bevat in elk geval een regeling op grond waarvan de persoon voor wie de voorziening wordt getroffen toegang heeft tot de voorzieningen van de instelling, niet zijnde het onderwijs.
De financiële ondersteuning, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51e, is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken.
In aanvulling op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51e, kan een voorziening voor financiële ondersteuning worden getroffen, die samen met de financiële ondersteuning ingevolge de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 7.51 tot en met 7.51e, hoger is dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. Deze aanvulling wordt verstrekt onder de benaming: voorziening voor aanvullende ondersteuning.
1. Het instellingsbestuur stelt regels van procedurele aard vast met betrekking tot de toepassing van de artikelen 7.51 tot en met 7.51d, waartoe in ieder geval behoren regels over de aanvang, de duur en de hoogte van de financiële ondersteuning.
2. Het instellingsbestuur kan aan de toekenning van financiële ondersteuning de verplichting verbinden dat de student feitelijk studerend is.
Het instellingsbestuur stelt de student schriftelijk op de hoogte van de financiële ondersteuning, bedoeld in deze paragraaf, waarbij het bedrag van de aanvullende ondersteuning afzonderlijk wordt vermeld. Voorts legt het instellingsbestuur de aan de student verstrekte financiële ondersteuning vast in zijn administratie, onder vermelding van het burgerservicenummer van de student en de hoogte van het toegekende bedrag, waarbij de hoogte van de aanvullende ondersteuning afzonderlijk wordt vermeld.
1. Onze minister treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een student die bestuurslid is van een van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid uitgaande politieke jongerenorganisatie van enige omvang of van een landelijke organisatie van enige omvang die voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit en die daartoe daadwerkelijke activiteiten ontplooit.
2. Bij ministeriële regeling worden de voorwaarden gesteld waaronder deze financiële ondersteuning plaatsvindt.
3. De artikelen 7.51g en 7.51i zijn van overeenkomstige toepassing.
V
In artikel 8.1, eerste lid, wordt «onder a tot en met h» vervangen door: in onderdeel a tot en met i.
W
Artikel 9.6 komt als volgt te luiden:
1. Het college van bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad van toezicht.
2. Het college van bestuur verstrekt de raad van toezicht de gevraagde inlichtingen betreffende zijn besluiten en andere handelingen.
3. Het college van bestuur verstrekt Onze minister de gevraagde inlichtingen omtrent de universiteit.
X
In artikel 9.38, onderdeel b, vervalt: alsmede het vierde lid,.
Y
In artikel 9.53 wordt «bijzondere hoogleraar» vervangen door: bijzonder hoogleraar.
Z
Na artikel 11.11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Aa
De aanduiding van Hoofdstuk 16 komt te luiden:
Bb
In artikel 18.63 vervallen het eerste en het tweede lid en het cijfer «3.» voor het derde lid.
Cc
In artikel 18.75 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Onze minister trekt de aanwijzing bedoeld in het derde lid in, indien de instelling geen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs geregistreerde opleiding verzorgt of niet wordt voldaan aan artikel 1.12, tweede, derde of vierde lid. Artikel 6.10, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.5.9, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien uit de jaarrekening, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 2.5.3, vierde lid, of uit de resultaten van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5.6, blijkt dat de rijksbijdrage op onjuiste gronden is vastgesteld dan wel de besteding daarvan niet rechtmatig of niet doelmatig was, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de rijksbijdrage. Onze Minister verrekent een correctie met de rijksbijdrage voor het eerstvolgende jaar na het besluit tot correctie, of betaalt uit in dat jaar.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.104, onderdeel e, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid,» vervangen door: de artikelen 7.51 tot en met 7.51k, tenzij het een voorziening voor aanvullende ondersteuning betreft als bedoeld in artikel 7.51g,.
B
In artikel 6.14, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 7.51, eerste tot en met zesde lid,» vervangen door: de artikelen 7.51 tot en met 7.51k,.
1. Met uitzondering van artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Artikel I, onderdeel E1, onder 2, treedt in werking met ingang van de eerste dag na plaatsing in het Staatsblad van deze wet en werkt terug tot en met 1 januari 2014.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 14 mei 2014
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Uitgegeven de vierentwintigste juni 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-219.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.