Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2012, 581 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2012, 581 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 20 december 2011, nr. WJZ/355154 (3834), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op artikel 22, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 45, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 februari 2012, nr. W05.11.0538/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 2 oktober 2012, nr. WJZ/440002 (3834), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De artikelen 16 en 17 van het Inrichtingsbesluit WVO komen te luiden:
1. Het aantal dagen dat per schooljaar ten hoogste voor vakanties op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet, mag worden besteed, bedraagt 66 bij een zesdaagse schoolweek en 55 bij een vijfdaagse schoolweek.
2. Onder dagen in het eerste lid wordt verstaan elke dag van de week met uitzondering van de zondag bij een zesdaagse schoolweek en met uitzondering van de zaterdag en de zondag bij een vijfdaagse schoolweek. Op die zondagen respectievelijk zaterdagen en zondagen wordt geen onderwijs verzorgd.
3. Tenzij vallend binnen een op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie, worden de volgende dagen, waarop eveneens geen onderwijs wordt verzorgd, niet meegeteld bij het aantal dagen, bedoeld in het eerste lid:
a. nieuwjaarsdag, tweede paasdag, Hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en de beide kerstdagen, alsmede
b. Koninginnedag en Bevrijdingsdag.
4. Indien aan een bijzondere school onderwijs wordt gegeven gebaseerd op een levensbeschouwing volgens welke andere dan de in het derde lid, onderdeel a, genoemde dagen als feestdagen worden aangemerkt, kan in plaats van op de dagen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, die vallen buiten een op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie, geen onderwijs worden verzorgd op andere dagen. Bij toepassing van de eerste volzin worden laatstgenoemde dagen niet meegeteld bij het aantal dagen, bedoeld in het eerste lid. De eerste volzin kan per schooljaar worden toegepast voor ten hoogste het aantal dagen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, dat buiten een op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie valt.
5. Indien na aftrek van het aantal dagen dat wordt besteed voor vakanties op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet, dagen resteren van de in het eerste lid bedoelde aantallen, kan het bevoegd gezag voor het betreffende schooljaar een of meer vakanties vaststellen waarvoor ten hoogste dat resterend aantal dagen mag worden besteed.
Buiten de vakanties en de andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd ingevolge artikel 6g, vierde lid, en artikel 22, tweede lid, tweede volzin, van de wet en artikel 16, tweede tot en met vijfde lid, wijst het bevoegd gezag bij een zesdaagse schoolweek vier dagen en bij een vijfdaagse schoolweek drie dagen per schooljaar aan waarop geen onderwijs wordt verzorgd.
Artikel 15 van het Inrichtingsbesluit WVO BES wordt vervangen door:
1. Het aantal dagen dat per schooljaar ten hoogste voor vakanties op grond van artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet, mag worden besteed, bedraagt 66 bij een zesdaagse schoolweek en 55 bij een vijfdaagse schoolweek.
2. Onder dagen in het eerste lid wordt verstaan elke dag van de week met uitzondering van de zondag bij een zesdaagse schoolweek en met uitzondering van de zaterdag en de zondag bij een vijfdaagse schoolweek. Op die zondagen respectievelijk zaterdagen en zondagen wordt geen onderwijs verzorgd.
3. Tenzij vallend binnen een op grond van artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie, worden de volgende dagen, waarop eveneens geen onderwijs wordt verzorgd, niet meegeteld bij het aantal dagen, bedoeld in het eerste lid:
a. nieuwjaarsdag, tweede paasdag, Hemelvaartsdag, tweede pinksterdag en de beide kerstdagen, alsmede
b. Koninginnedag en Koninkrijksdag.
4. Indien aan een bijzondere school onderwijs wordt gegeven gebaseerd op een levensbeschouwing volgens welke andere dan de in het derde lid, onderdeel a, genoemde dagen als feestdagen worden aangemerkt, kan in plaats van op de dagen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, die vallen buiten een op grond van artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie, geen onderwijs worden verzorgd op andere dagen. Bij toepassing van de eerste volzin worden laatstgenoemde dagen niet meegeteld bij het aantal dagen, bedoeld in het eerste lid. De eerste volzin kan per schooljaar worden toegepast voor ten hoogste het aantal dagen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, dat buiten een op grond van artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet vastgestelde vakantie valt.
5. Indien na aftrek van het aantal dagen dat wordt besteed voor vakanties op grond van artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet, dagen resteren van de in het eerste lid bedoelde aantallen, kan het bevoegd gezag voor het betreffende schooljaar een of meer vakanties vaststellen waarvoor ten hoogste dat resterend aantal dagen mag worden besteed.
Buiten de vakanties en de andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd ingevolge artikel 12a, vierde lid, en artikel 45, tweede lid, tweede volzin, van de wet en artikel 15, tweede tot en met vijfde lid, wijst het bevoegd gezag bij een zesdaagse schoolweek vier dagen en bij een vijfdaagse schoolweek drie dagen per schooljaar aan waarop geen onderwijs wordt verzorgd.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Het Oude Loo, 5 oktober 2012
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen
Uitgegeven de drieëntwintigste november 2012
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
Deze toelichting wordt gegeven mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Op 1 augustus 2013 treedt de Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339) (hierna: wet Onderwijstijd VO) in werking. Die wet bevat een nieuwe regeling voor de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs. Deze nieuwe regeling vervangt de vorige, in verschillende wetsartikelen opgenomen, bepalingen over onderwijstijd, en biedt ruimte én waarborgen voor de kwaliteit van het onderwijs en om de betrokkenheid van ouders en leerlingen bij het onderwijs op schoolniveau vorm te geven.
In het dossier onderwijstijd is sprake van complexe en uiteenlopende – soms ook tegenstrijdige – belangen van de verschillende partijen. De wet Onderwijstijd VO en onderhavig besluit vormen samen een evenwichtig totaalpakket aan maatregelen met betrekking tot de onderwijstijd, waarbij die belangen in balans zijn gebracht. Een element van dat totaalpakket is het maximaliseren van het beschikbare aantal dagen om de benodigde onderwijstijd te realiseren. Dit element wordt in deze algemene maatregel van bestuur uitgewerkt.
Scholen moeten voldoende dagen beschikbaar hebben om de wettelijk voorgeschreven hoeveelheid onderwijstijd te kunnen verzorgen. De onderwijstijd moet nu echter in relatief korte tijd gerealiseerd worden. Ook vergen bijvoorbeeld vergaderingen, professionaliseringsactiviteiten en andere niet-lesgebonden werkzaamheden van leraren de nodige tijd. Als scholing van leraren voor een belangrijk deel binnen de reguliere schooltijden plaatsvindt, leidt dit tot een verdere beperking van het aantal beschikbare dagen waarop leerlingen onderwijs krijgen. Om dit te compenseren kiezen sommige scholen voor langere schooldagen. De Commissie Onderwijstijd, wiens advies ten grondslag ligt aan de wet Onderwijstijd VO, achtte dit kwalitatief niet verantwoord en was van mening dat het tot een verstoring van het jaarritme voor leerlingen leidt. De Commissie beval daarom aan om de lesvrije periode in de zomer minder lang te maken dan in de huidige situatie en om scholen meer ruimte te bieden om de voorziene uitval door het schooljaar heen te reduceren.
Het is dus nodig dat er voldoende dagen beschikbaar zijn om de wettelijk voorgeschreven hoeveelheid onderwijstijd te kunnen realiseren. Dat is evenwel niet de enige reden om het aantal dagen dat niet beschikbaar is voor het verzorgen van onderwijs te maximeren. Veel ouders constateerden immers dat er niet alleen veel te weinig onderwijstijd werd verzorgd, maar ook dat er te veel schooldagen uitvielen. Het maximeren van het aantal dagen waarop geen onderwijs verzorgd hoeft te worden geeft ouders en leerlingen de gewenste helderheid en zekerheid over het aantal dagen onderwijs waarop de school wél onderwijs verzorgt.
Als uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd zal bij ministeriële regeling op grond van artikel 22 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) de duur van de door de overheid vastgestelde zomervakantie in het voortgezet onderwijs worden geharmoniseerd met de duur van de zomervakantie in het primair onderwijs: zes (in plaats van zeven) aaneengesloten weken. Daarnaast is in de wet (artikel 6g, vierde lid, WVO) het aantal werkdagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd, beperkt tot maximaal negen.
In samenhang met wat zoals hierboven beschreven in de wet en bij ministeriële regeling wordt geregeld, regelt dit besluit het volgende.
In verband met het bovengenoemde inkorten van de centraal vastgestelde zomervakantie wordt het aantal vakantiedagen teruggebracht tot 55 bij een vijfdaagse schoolweek (nieuw artikel 16, eerste lid)1. De verdiscontering van twee dagen in het aantal van negen onderwijsvrije dagen, bedoeld in artikel 6g, vierde lid, WVO, houdt verband met deze inkorting van de zomervakantie. Tevens staat tegenover deze inkorting dat ingevolge onderhavig besluit het bevoegd gezag drie dagen per schooljaar dient aan te wijzen waarop geen onderwijs wordt verzorgd (het nieuwe artikel 17 Inrichtingsbesluit WVO).
Het aanwijzen van de twaalf onderwijsvrije dagen (de negen die bij wet geregeld zijn en de drie waarin dit besluit voorziet) biedt scholen meer ruimte om op schoolniveau keuzes te maken voor een jaarindeling die aansluit bij het onderwijsconcept en het gewenste werkritme van leerlingen, en om leraren in de gelegenheid te stellen niet-lesgebonden taken en daarmee de werkdruk beter over het jaar te spreiden. Het is aan werkgevers en werknemers om over de invulling van deze voor leerlingen onderwijsvrije dagen afspraken te maken.
Op grond van de wet (artikel 10 van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS)) heeft de volledige medezeggenschapsraad instemmingsrecht op het plannen van de twaalf hierboven genoemde onderwijsvrije dagen. De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft daarnaast instemmingsrecht op de invulling van de twaalf onderwijsvrije dagen (artikel 12 WMS): welke werkzaamheden verrichten leraren op die dagen? Op schoolniveau kan bepaald worden dat leraren niet-lesgebonden activiteiten (die nu vaak leiden tot lesuitval of lange werkdagen en hoge werkdruk) op de voor leerlingen onderwijsvrije dagen uitvoeren, of dat leraren op (een deel van) die dagen vrij zijn.
Er is dus sprake van twee «categorieën» onderwijsvrije dagen:
– maximaal negen dagen waarop, op grond van artikel 6g, vierde lid, WVO, geen onderwijs behoeft te worden verzorgd als leraren op die dagen andere werkzaamheden verrichten (het mogen ook minder dan negen dagen zijn);
– exact drie dagen waarop, op grond van het nieuwe artikel 17 Inrichtingsbesluit WVO, geen onderwijs wordt verzorgd en waarop leraren al dan niet andere werkzaamheden verrichten.
Bij ministeriële regeling op grond van artikel 22 WVO zullen zes weken zomervakantie, twee weken kerstvakantie en één week meivakantie centraal worden vastgesteld. Als een nationale of christelijke feestdag binnen zo’n centraal vastgestelde vakantieweek valt, wordt dit ingevolge het nieuwe derde lid van artikel 16, niet meer gecompenseerd en leidt dit niet meer tot extra dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd. In de oude situatie fluctueerde het aantal dagen dat beschikbaar is om onderwijs te verzorgen. De reden daarvan was dat het aantal dagen waarop geen onderwijs verzorgd wordt per jaar verschilt, al naar gelang feestdagen in een vastgestelde vakantie vallen. Het aantal vakantiedagen werd «gecompenseerd» ten koste van het aantal onderwijsdagen. In de nieuwe situatie wordt er (op grond van het nieuwe derde en vierde lid van artikel 16) niet meer «gecompenseerd». Op deze wijze wordt een meer voorspelbare en stabiele situatie rondom vakanties en feestdagen gecreëerd, zodat er meer dagen beschikbaar zijn voor verzorgen van onderwijs.
De verdiscontering van twee dagen in het aantal van negen dagen, bedoeld in artikel 6g, vierde lid, WVO, houdt verband met dit niet langer compenseren.
Per 1 augustus 2013 behoeft er per schooljaar – naast de weekenddagen – op maximaal 71 dagen geen onderwijs verzorgd te worden (55 vakantiedagen, vier feestdagen die buiten de centraal vastgestelde vakanties vallen en twaalf onderwijsvrije dagen). Dat betekent dat er per schooljaar 190 dagen beschikbaar zijn voor het verzorgen van onderwijs (365 dagen minus 104 weekenddagen minus 71 onderwijsvrije dagen). In de oude situatie behoefde er – naast de weekenddagen – per schooljaar op 68 dagen geen onderwijs te worden verzorgd (60 vakantiedagen en acht feestdagen).
Er worden in totaal negen weken vakantie centraal vastgesteld. Aangezien er in totaal sprake is van 55 vakantiedagen, zijn er nog twee vakantieweken over. Op grond van het vijfde lid van artikel 16 kan het bevoegd gezag zelf voor een maximum van twee weken andere vakanties vaststellen. Op schoolniveau kan er bijvoorbeeld voor gekozen worden een tweede meivakantieweek of een week vakantie met carnaval in te plannen. De beschikbare dagen kunnen in weken, in één of meer losse dagen of een combinatie daarvan worden ingezet. Voorafgaande aan het schooljaar moet de school ouders en leerlingen en andere belanghebbenden informeren over de vakanties en de overige dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd. Zo is voor alle betrokkenen helder op welke dagen wel en welke dagen geen onderwijs wordt verzorgd.
Deze algemene maatregel van bestuur regelt bovengenoemde punten zowel voor Nederland als voor Caribisch Nederland. Daarbij wordt, net zoals bij de wet Onderwijstijd VO, voor Caribisch Nederland aangesloten bij hoe één en ander voor Europees Nederland wordt geregeld, met dien verstande dat er enkele verschillen zijn. Caribisch Nederland kent niet de systematiek van de Wet medezeggenschap op scholen, en in Caribisch Nederland is – zoals dat al het geval was – Koninkrijksdag een onderwijsvrije dag in plaats van Bevrijdingsdag.
De wet Onderwijstijd VO en deze algemene maatregel van bestuur zijn grotendeels een uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd. De Commissie Onderwijstijd heeft de verschillende belangen afgewogen en een pakket van maatregelen geadviseerd. Er is grotendeels begrip voor dat de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd als totaalpakket gezien moeten worden, waarin alle partijen iets «krijgen» en iets moeten «geven», hetgeen impliceert dat een partij het ene onderdeel van het advies positiever waardeert dan het andere onderdeel. Dit is ook gebleken tijdens de diverse discussies bij de totstandkoming van de wet Onderwijstijd VO en de (parlementaire) bespreking daarvan. Met name de hoogte van de norm en het aantal (rooster)vrije dagen hebben geleid tot het nodige debat.
Dit besluit heeft geen uitvoeringsconsequenties voor DUO en leidt niet tot bezwaren op handhavingsvlak.
Dit besluit brengt geen administratieve lasten met zich mee.
Dit besluit heeft geen financiële gevolgen voor de Rijksoverheid.
Het eerste lid van artikel 16 noemt het aantal dagen dat per schooljaar ten hoogste aan vakanties mag worden besteed. Het gaat dan om vakanties die bij ministeriële regeling worden vastgesteld op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, WVO.
Het tweede en derde lid van artikel 16 regelen dat op bepaalde dagen geen onderwijs wordt verzorgd. Het betreft de weekeinden en de feestdagen.
Het aantal zaterdagen, zondagen en feestdagen staat vast: elk jaar is immers bekend welke dagen dit zijn. Op die dagen wordt geen onderwijs verzorgd. Dit was al geregeld in het voormalige tweede lid van het artikel 16, en wordt nu gehandhaafd in het tweede en derde lid van het nieuwe artikel 16.
Tevens geven beide leden aan of die dagen meetellen als een «vakantiedag». Het gaat dan louter over de vakanties waar het eerste lid het over heeft, namelijk de vakanties die worden vastgesteld bij ministeriële regeling op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, WVO. Als een feestdag in zo’n vakantie valt, dan telt die dag mee als vakantiedag. Er bestaat in zo’n geval geen recht op een extra onderwijsvrije dag.
De term «nationale feestdagen» zoals die voorheen in artikel 16 stond, is vervangen door een precieze duiding van de dagen waar het om gaat: Koninginnedag en Bevrijdingsdag.
Het vierde lid bevat eenzelfde uitzondering voor het bijzonder onderwijs zoals voorheen al geregeld was in artikel 16, derde lid (oud). In de formulering heeft een technische doorwerking plaatsgevonden in verband met het niet langer compenseren van feestdagen die in een centraal vastgestelde vakantie vallen (zie het nieuwe derde lid).
Op grond van het vijfde lid kan het bevoegd gezag zelf vakanties vaststellen. Het bevoegd gezag kan dat doen als de vakanties die zijn vastgesteld bij ministeriële regeling op grond van artikel 22, tweede lid, tweede volzin, WVO, minder dagen omspannen dan ingevolge het eerste lid maximaal is toegestaan.
Ten opzichte van het oude artikel 16, geeft het nieuwe artikel 16 de systematiek omtrent de dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd uitdrukkelijker weer.
Dit artikel bevat de verplichting voor het bevoegd gezag om drie dagen per schooljaar aan te wijzen waarop geen onderwijs wordt verzorgd. Deze dagen mogen niet samenvallen met de dagen waarop ingevolge andere bepalingen geen onderwijs wordt verzorgd.
De wijzigingen die artikel I aanbrengt in het Inrichtingsbesluit WVO, worden door artikel II op overeenkomstige wijze doorgevoerd in de regelgeving voor Caribisch Nederland.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Aangezien in de praktijk vrijwel niet gekozen wordt voor zesdaagse schoolweken, wordt in deze toelichting uitgegaan van de systematiek bij vijfdaagse schoolweken.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2012-581.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.