Besluit van 12 juli 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, II en V van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 juli 2012, nr. ASEA/SAS/2012/10359;

Gelet op artikel VI van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen I, II en V van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 juli 2012

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de achttiende juli 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de artikelen I, II en V van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.

In artikel I is de wijziging van de Algemene Ouderdomswet (AOW) opgenomen die voorziet in stapsgewijze verhoging met ingang van 2013 van de leeftijd waarop op grond van die wet recht op ouderdomspensioen ontstaat naar 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023 en vervolgens koppeling aan de stijging van de levensverwachting. In artikel II is een uit de wijziging van de AOW voortvloeiende wijziging van de Wet werk en bijstand opgenomen.

In artikel V is een tijdelijke delegatiegrondslag opgenomen die bepaalt dat wetten die als gevolg van de inwerkingtreding van artikel I aanpassing behoeven bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gewijzigd voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van die wetten of ter voorkoming van onaanvaardbare gevolgen.

De artikelen I, II en V treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

De inwerkingtreding van de artikelen III en IV van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd die respectievelijk de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 wijzigen, behoeft niet in dit besluit te worden geregeld, omdat die inwerkingtreding al geregeld is in artikel VI, tweede lid, van de wet.

Met de inwerkingtreding van artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd zullen tegelijkertijd ook het Besluit aanpassing wetten inzake verhoging AOW-leeftijd en het Tweede Aanpassingsbesluit inzake verhoging AOW-leeftijd in werking treden. In beide genoemde besluiten die thans nog in voorbereiding zijn en naar verwachting medio augustus a.s. zullen worden vastgesteld, is namelijk bepaald dat het besluit in werking treedt op het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in werking treedt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven