Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 368 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 368 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een grondslag te creëren voor de invoering van een gedifferentieerd wettelijk collegegeld waarbij studenten die langer in het hoger onderwijs zijn ingeschreven dan wenselijk is, een hoger collegegeld zijn verschuldigd, en in verband daarmee onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.9, eerste lid, wordt «de bijdrage, bedoeld in artikel 7.46, tweede lid, anders dan op grond van artikel 7.46, derde lid» vervangen door: het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46, tweede lid, anders dan op grond van de tweede volzin van dat lid.
B
Artikel 7.43, eerste lid, komt te luiden:
1. Een student is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling wettelijk collegegeld als bedoeld in de artikelen 7.45 tot en met 7.45b of instellingscollegegeld als bedoeld in artikel 7.46 verschuldigd. Een student die door het instellingsbestuur van de Open Universiteit voor een onderwijseenheid is ingeschreven, is het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.45c, verschuldigd.
C
De artikelen 7.45 en 7.46 worden vervangen door vijf nieuwe artikelen, luidende:
1. De bedragen van het volledige en van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld worden vastgesteld volgens een basistarief en een verhoogd tarief. Het verhoogde tarief bestaat uit het basistarief vermeerderd met een opslag.
2. Het basistarief en het verhoogde tarief van het volledige wettelijke collegegeld worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
3. De hoogte van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld wordt door het instellingsbestuur vastgesteld en is gelegen tussen een minimum- en een maximumbedrag. Deze bedragen worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
4. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het basistarief bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief.
5. Het gedeeltelijke wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief bedraagt niet meer dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief.
6. Het instellingsbestuur informeert Onze minister over de hoogte van de bedragen die het instellingsbestuur op grond van het derde lid heeft vastgesteld.
7. De bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen, bedoeld in het tweede en het derde lid, worden jaarlijks volgens de consumentenprijsindex geïndexeerd, op de wijze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald.
1. Het wettelijke collegegeld is verschuldigd door een student die:
a. blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1 september 1991 voor een inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelor- of een mastergraad heeft behaald of voor een inschrijving aan een masteropleiding niet eerder een mastergraad heeft behaald,
b. woonachtig is in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland, en
c. tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, behoort of de Surinaamse nationaliteit bezit.
2. De voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geldt niet voor een student die voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan de categorie studenten, bedoeld in het eerste lid, worden uitgebreid.
4. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is ingeschreven voor een voltijdse opleiding is het volledige wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
5. Een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, die is ingeschreven voor een deeltijdse of duale opleiding, is het gedeeltelijke wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, derde lid, verschuldigd.
6. Indien een student als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid meer dan één opleiding volgt en de opleiding waarvoor hij het eerst is ingeschreven met goed gevolg afrondt, is deze student het wettelijke collegegeld verschuldigd voor het resterende deel van het studiejaar. Het verschuldigde bedrag wordt in dat geval berekend naar rato van het aantal resterende maanden van het desbetreffende studiejaar.
7. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met een student die een bachelorgraad heeft behaald gelijkgesteld:
a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een hogere beroepsopleiding met een studielast van 168 studiepunten, volgens de wet zoals die luidde op 31 augustus 2002, en
b. een student die met goed gevolg het kandidaatsexamen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.8, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002.
8. Voor de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt met een student die een mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld:
a. een student die met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002;
b. een student die op grond van artikel 18.14 met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs; en
c. een student die op grond van artikel 18.15 met goed gevolg het afsluitend examen heeft afgelegd van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
1. Het wettelijke collegegeld volgens het verhoogde tarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, is verschuldigd door een student die voldoet aan de voorwaarden die in artikel 7.45a worden gesteld om in aanmerking te komen voor het wettelijke collegegeld en die blijkens het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, bedoeld in artikel 7.52, sedert 1991
a. langer voor een opleiding ingeschreven is geweest dan:
1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft, of
2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een bacheloropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft, dan wel
b. langer voor een masteropleiding ingeschreven is geweest dan:
1°. vijf studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 240 studiepunten betreft,
2°. vier studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 180 studiepunten betreft,
3°. drie studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten betreft,
4°. twee studiejaren, indien de inschrijving een masteropleiding met een studielast van 60 studiepunten betreft, of
c. langer ingeschreven is geweest voor een opleiding als bedoeld in artikel 18.15 dan het aantal jaren dat de som is van het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in artikel 7.4, zoals dat luidde op 31 augustus 2002, gedeeld door 42 en vermeerderd met een jaar.
2. Voor de berekening van de studielast wordt het aantal studiepunten van de opleiding, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, zo nodig naar boven afgerond tot 240, 180 of 120 studiepunten.
3. Het aantal studiejaren van een student, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door een optelling van diens inschrijvingen op de peildatum in enig jaar vanaf 1 september 1991. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de peildatum, bedoeld in de eerste volzin, vastgesteld en kunnen overige aspecten van de berekening van het aantal studiejaren worden geregeld.
4. Een student die, nadat hij een bachelorgraad of een mastergraad heeft behaald, voor de eerste maal een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg volgt en op grond van artikel 7.45a in aanmerking komt voor het wettelijke collegegeld, is voor die opleiding gedurende het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, uitsluitend het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, verschuldigd.
5. Indien een student op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een jaar verlenging van de duur van de prestatiebeurs wordt verleend, wordt eenmalig het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van dat lid vermeerderd met een jaar.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de categorieën studenten, bedoeld in het vierde en het vijfde lid, worden uitgebreid.
7. Indien een student een ongedeelde opleiding als bedoeld in artikel 18.15 vervolgt met een masteropleiding, telt het aantal studiejaren van die ongedeelde opleiding, verminderd met drie, mee bij de vaststelling van het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
1. Een student als bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede of derde lid, die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit, is collegegeld OU verschuldigd ter hoogte van ten minste één zestigste deel en ten hoogste één dertigste deel van het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
2. Een student die is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit en die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede, of derde lid, is collegegeld OU verschuldigd ter hoogte van ten minste één dertigste deel van het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, vermenigvuldigd met het aantal studiepunten dat een onderwijseenheid groot is.
3. De hoogte van het collegegeld OU wordt door het instellingsbestuur van de Open Universiteit vastgesteld. Voor de categorie studenten, bedoeld in het tweede lid, kan het instellingsbestuur van de Open Universiteit per onderwijseenheid of groep van onderwijseenheden of per groep of groepen studenten een verschillend collegegeld OU vaststellen.
4. Indien een student als bedoeld in het tweede lid gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede of derde lid, is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het collegegeld OU, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd, en betaalt het instellingsbestuur OU hem het hogere collegegeld OU, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug.
5. Het instellingsbestuur van de Open Universiteit stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
1. Een student die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede, derde of zesde lid, en niet is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit, is het instellingscollegegeld verschuldigd.
2. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door het instellingsbestuur vastgesteld. Het instellingsbestuur kan per opleiding of groep van opleidingen of per groep of groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld vaststellen.
3. Onverminderd artikel 7.3c, vierde lid, bedraagt het instellingscollegegeld ten minste het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.
4. Indien de student, bedoeld in het eerste lid, gedurende een studiejaar alsnog voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede, derde of zesde lid, is hij voor het resterende deel van het studiejaar op zijn verzoek het wettelijke collegegeld verschuldigd en betaalt het instellingsbestuur hem het hogere instellingscollegegeld, dat de student voor het restant van het studiejaar heeft betaald, terug.
5. Het instellingsbestuur stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
D
Artikel 7.48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een student als bedoeld in artikel 7.45» vervangen door «een student als bedoeld in artikel 7.45a» en wordt «het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, derde lid» vervangen door: het volledige wettelijke collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.
2. In het tweede lid, wordt «artikel 7.45, derde lid» vervangen door «artikel 7.45, eerste lid» en wordt «het bedoelde, hogere collegegeld» vervangen door: het bedoelde wettelijke collegegeld.
3. In het zesde lid wordt «artikel 7.45, vijfde lid» vervangen door: artikel 7.45c, eerste lid.
4. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Een student die aanspraak maakt op wettelijk collegegeld op grond van artikel 7.45a, tweede lid, wordt voor een andere inschrijving niet vrijgesteld van het betalen van collegegeld als bedoeld in de artikelen 7.45, 7.45a, 7.45b en 7.46.
E
Artikel 7.49 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7.45» vervangen door «artikel 7.45, eerste lid,» en wordt «het collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, derde lid» vervangen door: het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.
2. In het derde lid wordt «artikel 7.45, derde lid» vervangen door: artikel 7.45, eerste lid.
F
Artikel 7.51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 7.45, eerste lid» vervangen door: artikel 7.45a, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt na de eerste volzin ingevoegd: Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de financiële ondersteuning van een student als bedoeld in het eerste lid, die als gevolg van de omstandigheden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, d en e, het verhoogde collegegeld is verschuldigd.
Fa
Artikel 7.57e, derde lid, komt te luiden:
3. Tot de bijzondere kwalificaties, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen mede de behaalde eindexamencijfers behoren. In dat geval bedraagt het aantal bijzondere kwalificaties, bedoeld in het tweede lid, onder a, ten minste twee.
G
In artikel 15.2, onderdeel b, wordt «artikel 7.45, vierde lid» vervangen door: artikel 7.45, derde lid.
H
Na artikel 18.76 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 7.45, tweede lid, wordt voor de studiejaren 2011–2012 het bedrag van het volledige wettelijke collegegeld bij wet vastgesteld.
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het basistarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 1 713 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 1 735 euro.
3. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het verhoogde tarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 1 713 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 4 735 euro.
4. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in het tweede lid, onderdeel b, en het derde lid, onderdeel b, aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. De ministeriële regeling wordt vastgesteld voorafgaand aan het studiejaar 2012–2013 waarvoor het aangepaste collegegeld zal gelden. De aanpassing wordt bepaald voor de procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de maand april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling heeft ondergaan ten opzichte van de maand april in het daaraan voorafgaande jaar. De aldus verkregen wijziging van het collegegeldbedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De overeenkomstig dit lid aangepaste bedragen treden in de plaats van de in het tweede lid, onderdeel b en het derde lid, onderdeel b, genoemde bedragen.
5. Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het vierde lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek.
1. In afwijking van artikel 7.45, derde lid, wordt voor de studiejaren 2011–2013 het minimum- en maximumbedrag van het gedeeltelijke wettelijke collegegeld bij wet vastgesteld.
2. Het minimumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het basistarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 961 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 983 euro.
3. Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het basistarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 1 713 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 1 735 euro.
4. Het minimumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het verhoogde tarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 961 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 3 983 euro.
5. Het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt volgens het verhoogde tarief:
a. voor het studiejaar 2011–2012 1 713 euro; en
b. voor het studiejaar 2012–2013 4 735 euro.
6. Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in het tweede lid, onderdeel b, het derde lid, onderdeel b, het vierde lid, onderdeel b en het vijfde lid, aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. De ministeriële regeling wordt vastgesteld voorafgaand aan het studiejaar 2012–2013 waarvoor het aangepaste collegegeld zal gelden. De aanpassing wordt bepaald voor de procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de maand april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling heeft ondergaan ten opzichte van de maand april in het daaraan voorafgaande jaar. De aldus verkregen wijziging van het collegegeldbedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De overeenkomstig dit lid aangepaste bedragen treden in de plaats van de in het tweede lid, onderdeel b, het derde lid, onderdeel b, het vierde lid, onderdeel b, en het vijfde lid, onderdeel b, genoemde bedragen.
7. Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het zesde lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor Statistiek.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor talent) (32 253) met uitzondering van artikel I, onderdeel F, tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, komt artikel 6.7 te luiden:
1. Onze minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur toestemming verlenen gegadigden bij de inschrijving voor een opleiding te selecteren volgens door het instellingsbestuur vast te stellen criteria en in samenhang daarmee, in afwijking van artikel 7.43, voor de geselecteerde studenten een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in dat artikel.
2. De toestemming van Onze minister heeft betrekking op een bepaalde opleiding of op een bepaald programma binnen een opleiding waarvan de studielast en eindtermen gelijk zijn aan die van de opleiding.
3. Onze minister verleent uitsluitend zijn toestemming indien:
a. de aanvraag kleinschalig en intensief onderwijs betreft, dat is gericht op een bovengemiddeld onderwijsrendement en waarbij activiteiten binnen en buiten het curriculum met elkaar zijn verbonden; en
b. de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
4. Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief.
B
In artikel I, onderdeel J, wordt artikel 18.66 vernummerd tot artikel 18.79, wordt «Titel 11» vervangen door: Titel 13 en wordt artikel 18.67 vernummerd tot artikel 18.81.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 december 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden van selectie van studenten en van verhoging van het collegegeld alsmede in verband met het aanscherpen van de toelatingsvereisten voor aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (ruim baan voor talent) (32 253), met uitzondering van artikel I, onderdeel F, tot wet is of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel Aa ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 6.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dat hoger is dan het wettelijk collegegeld» vervangen door: dat hoger is dan het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief.
2. In het vierde lid wordt «bedraagt ten hoogste vijf maal het wettelijk collegegeld» vervangen door: bedraagt ten hoogste vijf maal het volledige wettelijk collegegeld volgens het basistarief.
B
In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 18.76 vernummerd tot artikel 18.77, wordt «Titel 12» vervangen door: Titel 13, wordt artikel 18.77 vernummerd tot artikel 18.78, wordt artikel 18.78 vernummerd tot artikel 18.79 en wordt artikel 18.79 vernummerd tot artikel 18.80.
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.16a, tweede en derde lid, wordt «het volledige wettelijke collegegeld» telkens vervangen door: het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid.
B
Na artikel 12.1a wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 2.1 regelt dit artikel het langstudeerderskrediet.
2. Het langstudeerderskrediet is een lening die op aanvraag kan worden toegekend voor het studiejaar 2011–2012, 2012–2013 of 2013–2014. Het langstudeerderskrediet kan worden toegekend aan een iemand die:
a. voor 1 september 2011 aanspraak op studiefinanciering had;
b. op het moment van aanvraag geen aanspraak op studiefinanciering heeft; en
c. het verhoogde wettelijke collegegeld verschuldigd is op grond van artikel 7.45b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
3. Het langstudeerderskrediet voor het desbetreffende studiejaar wordt in een keer uitgekeerd en bedraagt maximaal de hoogte van de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de aanvraag, toekenning, betaling en andere uitvoeringsaspecten van het langstudeerderskrediet.
5. Hoofdstuk 6 en 10a en de artikelen 7.1 en 7.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
De Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «in afwijking van artikel 7.43, eerste lid,» wordt vervangen door: in afwijking van artikel 7.45, eerste lid.
2. De zinsnede «van ten hoogste vijf keer het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid, van de wet» wordt vervangen door: van ten hoogste vijf keer het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet.
B
In artikel 10, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 7.43, eerste lid, van de wet» vervangen door: bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet.
C
In artikel 18, tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 7.43 van de wet» vervangen door: bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6.13, tweede lid, komt te luiden:
2. Als uitgaven als bedoeld in het eerste lid worden niet aangemerkt:
a. uitgaven die op de voet van de afdelingen 6.5 en 6.6 in aanmerking worden genomen;
b. het ingevolge de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verschuldigde collegegeld.
B
In artikel 6.28, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;.
C
Artikel 6.29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «het bedrag aan collegegeld, bedoeld in artikel 7.43 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door: het bedrag van het volledige wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor de vaststelling of er sprake is van uitgaven die meer bedragen dan het tweevoud van het standaardbedrag worden:
a. uitgaven voor het wettelijke collegegeld in aanmerking genomen tot maximaal het bedrag van het wettelijke collegegeld volgens het basistarief, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en naar rato van het aantal maanden in het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben;
b. uitgaven voor lesgeld als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet in aanmerking genomen naar rato van het aantal maanden in het kalenderjaar waarop deze betrekking hebben.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 8 juli 2011
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
De Staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers
Uitgegeven de eenentwintigste juli 2011
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-368.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.