Wet van 30 maart 2011, houdende tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om in het belang van de volksgezondheid een verbod in te kunnen stellen met betrekking tot de vangst van vissen en aldus in effectieve en eenduidige maatregelen te voorzien teneinde de naleving van aan eindproducten gestelde voorschriften te bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Visserijwet 1963 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Hoofdstuk VI komt te luiden:

HOOFDSTUK VI BESTUURLIJKE MAATREGELEN EN TOEZICHTS-, DWANG- EN STRAFBEPALINGEN

B

Na artikel 54b wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 54c

  • 1. Onze Minister kan maatregelen treffen met betrekking tot vis die via voedering, drenking, inademing of een andere vorm van blootstelling een schadelijke stof heeft opgenomen, of waarvan wordt vermoed dat hij deze heeft opgenomen, of die het gevaar loopt de stof op te nemen, en daarmee een ernstig gevaar voor mens, dier en milieu kan opleveren.

  • 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. een verbod op het vissen, en

    • b. een verbod op het voorhanden en in voorraad hebben van vis.

  • 3. De maatregelen kunnen worden voorgeschreven:

    • a. voor een daarbij aan te wijzen vissoort;

    • b. voor één of meer afzonderlijke gevallen of ten algemene, en

    • c. voor geheel Nederland of voor bepaalde gedeelten daarvan.

  • 4. Aan de maatregelen kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in de eerste volzin.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de maatregelen. Hierbij kan worden voorzien in de mogelijkheid tot ontheffingverlening of in een vrijstelling voor onderzoeksdoeleinden. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de ontheffing of de vrijstelling.

  • 6. De maatregelen krachtens het eerste lid worden getroffen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

ARTIKEL II

1. In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Visserijwet 1963, artikel 54c, voor zover de gedragingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf;.

2. In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

de Visserijwet 1963, artikel 54c, voor zover de gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf;.

ARTIKEL III

  • 1. Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet inhoudende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren 31 389) tot wet is of wordt verheven, en de artikelen 1.1, 5.1, 5.10, 8.1 tot en met 8.4 en 11.8, voor zover laatstgenoemd artikel betrekking heeft op onderdeel A, tweede lid, in werking treden:

    • a. berusten de op grond van artikel 54c van de Visserijwet 1963 vastgestelde maatregelen, regelingen of besluiten op de artikelen 5.1 en 5.10 van de Wet dieren;

    • b. komt het opschrift van Hoofdstuk VI van de Visserijwet 1963 te luiden: Hoofdstuk VI Toezichts-, dwang- en strafbepalingen;

    • c. vervalt artikel 54c van de Visserijwet 1963;

    • d. vervalt in de alfabetische rangschikking van artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten: de Visserijwet 1963, artikel 54c, voor zover de gedragingen plaatsvinden in de uitoefening van een bedrijf;;

    • e. vervalt in de alfabetische rangschikking van artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten: de Visserijwet 1963, artikel 54c, voor zover de gedragingen plaatsvinden anders dan in de uitoefening van een bedrijf;.

  • 2. Artikel 54c van de Visserijwet 1963 zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van de artikelen genoemd in het eerste lid, aanhef, blijft van toepassing met betrekking tot gedragingen die hebben plaatsgevonden in het tijdvak tussen inwerkingtreding van de Tijdelijke wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de invoering van de bevoegdheid tot het treffen van bestuurlijke maatregelen en de inwerkingtreding van de in het eerste lid, aanhef, genoemde artikelen.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 30 maart 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Uitgegeven de eenendertigste maart 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 658

Naar boven