Beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Aanpassingsregeling BES-wetten

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Besluit:

de tekst van de Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Aanpassingsregeling BES-wetten in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking.

’s-Gravenhage, 23 september 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de eerste oktober 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

TEKST VAN DE WET NOPENS DE BEËDIGING EN LEGITIMATIE VAN OPSPORINGSAMBTENAREN BES, ZOALS GEWIJZIGD BIJ DE AANPASSINGSWET OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA EN DE AANPASSINGSREGELING BES-WETTEN

Artikel 1

De ambtenaren of personen, die krachtens de artikelen 184 en 185 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast zijn met de opsporing der strafbare feiten en in wier beëdiging als opsporingsambtenaar niet in enige andere wettelijke regeling is voorzien, leggen bij de aanvaarding van hun bediening in handen van de gezaghebber de volgende eed of de met deze eed gelijkgestelde belofte af:

«Ik zweer (beloof), dat ik geen enkele gift, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, zal aannemen van iemand, die – naar ik kan weten of vermoeden – is of zal worden betrokken bij een rechtszaak, waarbij mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen; dat ik mijn post zal waarnemen met eerlijkheid, nauwgezetheid, onzijdigheid en zonder aanzien van personen en dat ik mij in de uitoefening van mijn bediening gedragen zal zoals het aan eerlijke ambtenaren, belast met het opsporen van strafbare feiten, betaamt. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof en verklaar ik).».

Artikel 2

  • 1. Aan de in artikel 1 bedoelde ambtenaren of personen, belast met de opsporing der strafbare feiten, verstrekt Onze Minister van Justitie een legitimatiebewijs.

  • 2. De vorm en de inrichting van het legitimatiebewijs worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 3. Onze Minister van Justitie stelt bij ministeriële regeling bepalingen vast betreffende de wijze van afgifte en administratie der legitimatiebewijzen.

  • 4. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde ambtenaren en personen zijn verplicht hun legitimatiebewijs bij de uitoefening van hun opsporingstaak desgevraagd duidelijk zichtbaar te tonen.

Artikel 3

De ambtenaren of personen die reeds als opsporingsambtenaar zijn beëdigd leggen bij de inwerkingtreding van deze wet niet opnieuw de in artikel 1 bedoelde eed of belofte af.

Artikel 4

Deze wet wordt aangehaald als: Wet nopens de beëdiging en legitimatie van opsporingsambtenaren BES.

Naar boven