Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2010, 361 | RijksAMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2010, 361 | RijksAMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juli 2010, nr. IZ/IA/2010/13952, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;
Overwegende dat de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden, zoals vastgelegd in het daartoe strekkende wijzigingsvoorstel van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, aanleiding geven tot regelgeving op het niveau van het Koninkrijk met betrekking tot de positie van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en de bij deze organisatie betrokken belanghebbende verzekerden en gerechtigden;
Gelet op artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 29 juli 2010, nr. W12.10.0300/III/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 september 2010, nr. IZ/IA/2010/18077, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten,
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
Curaçao, Sint Maarten of, met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Nederland, dan wel de met die landen corresponderende rechtspersonen land Curaçao, land Sint Maarten en Staat der Nederlanden;
de Sociale Verzekeringsbank zoals geregeld bij Landsverordening Sociale Verzekeringsbank (P.B. 1960, no. 154) zoals die regeling op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit luidde;
een uitkering, verstrekking of tegemoetkoming op grond van:
1°. de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83),
2°. de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194),
3°. de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15),
4°. de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no. 14),
5°. de Cessantiaregeling (P.B. 1983, no. 85),
6°. de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249), dan wel
7°. de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211),
zoals deze regelingen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit luidden;
degene die op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie een uitkering ontvangt;
het land dat ingevolge de bepalingen van dit besluit de respectievelijke rechten en verplichtingen overneemt zoals dat bepaald wordt in dit besluit;
het tijdstip, genoemd in artikel 14.
2. Indien een land de bevoegdheid ter zake van de uitvoering van een uitkering dan wel een hiermee naar aard en strekking overeenkomende voorziening, rechtstreeks opdraagt aan een daartoe door dat land aangewezen uitvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid van dat land, treedt die uitvoeringsorganisatie voor de toepassing van dit besluit in de plaats van dat land.
3. Een eilandsverordening die krachtens de Overgangsregeling decentralisatie Nederlandse Antillen (P.B. 2009, no. 75) een voortzetting is van een in het eerste lid, onderdeel c onder 1 tot en met 5, en 7 genoemde landsverordening, geldt voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen c en d samen met de desbetreffende landsverordening als een zelfde regeling.
1. De uitkeringsgerechtigde die op het tijdstip van transitie woonachtig is op Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, verkrijgt met ingang van dat tijdstip op het land waar deze op dat tijdstip woonachtig is een met het recht op uitkering vergelijkbare aanspraak overeenkomstig de desbetreffende regelgeving van dat land. Voor de vaststelling van het woonachtig zijn van de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 7, indien hij een psychiatrische patiënt is die verzorgd wordt in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in de Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten (P.B. 2010, no. 31), wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 32 van die landsverordening.
2. De uitkeringsgerechtigde die op het tijdstip van transitie buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtig is, verkrijgt met ingang van dat tijdstip, overeenkomstig de desbetreffende regelgeving van het overnemende land:
a. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land binnen wiens, onderscheidenlijk de landen binnen wier grondgebied de belanghebbende het recht op uitkering heeft opgebouwd, naar gelang het binnen het grondgebied van dat land opgebouwde recht.
b. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 2, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land waar de overledene aan wiens overlijden het recht op uitkering wordt ontleend, laatstelijk woonachtig was.
c. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 3 en 4, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land binnen wiens grondgebied de aanspraak op deze uitkering is ontstaan.
d. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 6, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land binnen wiens grondgebied de belanghebbende laatstelijk woonachtig was, met dien verstande dat die aanspraak vervalt bij een onafgebroken verblijf buiten dat grondgebied van langer dan een jaar.
3. Indien de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, het recht op uitkering geheel of gedeeltelijk heeft opgebouwd buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, wordt de met dat opgebouwde recht vergelijkbare aanspraak verkregen jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene laatstelijk woonachtig was onmiddellijk voorafgaand aan de periode van opbouw buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
4. Op aanspraken op een uitkering is de wetgeving van het overnemende land van toepassing.
1. De in artikel 2 genoemde toedeling wordt overeenkomstig toegepast op verzekerden zonder een op het tijdstip van transitie lopende uitkering, behoudens verzekerden op grond van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1, genoemde regeling.
2. In afwijking van het eerste lid geschiedt de toedeling van op het tijdstip van transitie opgebouwde aanspraken op uitkeringsrechten op grond van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1, genoemde regeling van een belanghebbende die nog niet de in artikel 6 van die regeling genoemde leeftijd heeft bereikt, telkens naar rato jegens het land binnen wiens grondgebied de belanghebbende de respectievelijke rechten op uitkering ingevolge die regeling heeft opgebouwd. Voor zover de in de eerste volzin bedoelde opbouw van aanspraken buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft plaatsgevonden, worden de desbetreffende aanspraken toegedeeld jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene laatstelijk woonachtig was onmiddellijk voorafgaand aan de periode van opbouw buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
In afwijking van artikel 2, eerste lid, tweede lid, onder a, en artikel 3, tweede lid, wordt het recht op de voordelen uit hoofde van de overgangsbepalingen zoals die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van transitie zijn neergelegd in de artikelen 40 tot en met 43 van de regeling, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 1, en daarop rustende bepalingen, te gelde gemaakt jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene woonachtig is.
1. Beslissingen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen in verband met de toepassing van een regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, behouden op het tijdstip van transitie hun rechtskracht en worden gelijkgesteld met beslissingen op basis van de desbetreffende vergelijkbare regeling van het overnemende land.
2. Voor zover de overgang van beslissingen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen niet reeds geregeld is op grond van het eerste lid, geschiedt deze overgang met overeenkomstige toepassing van artikel 4 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen.
Meldingen en kennisgevingen aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen, gedaan vóór het tijdstip van transitie ter voldoening aan een op grond van een regeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, geldende verplichting, worden geacht te zijn ingediend bij het overnemende land onderscheidenlijk de overnemende landen.
1. Vóór het tijdstip van transitie bij de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen ingediende aanvragen om een uitkering gaan, indien op de aanvraag nog geen beslissing is genomen, in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het overnemende land onderscheidenlijk de overnemende landen.
2. Vanaf het tijdstip van transitie bij een land ingediende aanvragen om een uitkering die betrekking of mede betrekking hebben op een periode gelegen vóór het tijdstip van transitie, gaan in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het overnemende land. De desbetreffende aanvrager wordt voor de toepassing van deze regeling met een uitkeringsgerechtigde gelijkgesteld. Doorverwijzing van een aanvraag naar een ander land vindt pas plaats nadat overleg met het andere betrokken land heeft plaatsgevonden.
1. Op het tijdstip van transitie bij de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen aanhangige bezwaarschriften in verband met de toepassing van een in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, genoemde regeling, gaan in de stand waarin zij zich bevinden, over naar het overnemende land.
2. Indien op het tijdstip van transitie de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen partij is in een geding betreffende de toepassing van een regeling als bedoeld in het eerste lid, treedt het overnemende land in de plaats van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen, met overneming van procureurstelling onderscheidenlijk aanwijzing van een gemachtigde.
3. Indien op grond van de toepassing van het eerste dan wel tweede lid er twee of meer overnemende landen worden aangewezen, wordt dat land welk het grootste belang bij de in het geding zijnde zaak heeft, als enig overnemende land aangewezen. Een beslissing van het overnemende land wordt pas genomen nadat overleg met het andere betrokken land heeft plaatsgevonden.
Vorderingen en verplichtingen op het tijdstip van transitie met betrekking tot de toepassing van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, genoemde regelingen, worden overgenomen door het land Curaçao dan wel Sint Maarten dan wel Nederland, naargelang van de uit de artikelen 2 en 3 voortvloeiende toedeling.
1. De eigendom van de aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen toebehorende zaken gaat, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd, op het tijdstip van transitie over op:
a. wat betreft de onroerende zaken van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen gelegen in het Stadsdistrict van Curaçao, kadastraal bekend als Stadsdistrict, Sectie B, No. 2858 en No. 3173, alsmede die gelegen te Kralendijk op Bonaire kadastraal geregistreerd onder nummer 4-D-1744, naar het land waar de zaak is gelegen;
b. wat betreft de roerende zaken, naar het land waar de zaak zich op het tijdstip van transitie bevindt;
c. wat betreft de beperkte rechten waaraan zaken zijn onderworpen, naar het land waar het beperkte recht kan worden uitgeoefend.
2. Tezamen met de eigendom van een zaak of het beperkte recht waaraan een zaak is onderworpen, gaan op het overnemende land alle met betrekking tot die zaak of dat beperkte recht op de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen rustende rechten en verplichtingen over.
3. Met betrekking tot de ingevolge dit artikel overgaande onroerende zaken die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van het land aan wie de onroerende zaak in eigendom overgaat aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
4. Ter zake van de in dit artikel bedoelde eigendomsovergang van onroerende zaken wordt geen overdrachtsbelasting geheven.
1. Met betrekking tot de overige rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen zijn voor de vaststelling van het overnemende land de artikelen 4 en 5 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen van overeenkomstige toepassing. Bij die opvolging wordt geen nadere akte gevorderd.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overige rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van het Cessantiafonds zoals geregeld bij de Cessantia-landsverordening (P.B. 1983, no. 85) en die van het Fonds ziektekosten overheidsgepensioneerden, zoals geregeld bij de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249).
Indien de uitvoering van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211) op het in artikel 14 bedoelde tijdstip bij de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen berust, dan is het in de artikelen 5 tot en met 12 van dit besluit bepaalde van overeenkomstige toepassing ten aanzien van die uitvoering door de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 21 september 2010
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Uitgegeven de eerste oktober 2010
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Als gevolg van de staatkundige hervorming van het Koninkrijk zal het land Nederlandse Antillen ophouden te bestaan. Curaçao en Sint Maarten krijgen de status van land, terwijl Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES) als openbare lichamen onderdeel worden van Nederland. Deze ontwikkelingen zijn niet zonder gevolgen voor de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen – die in de huidige vorm ophoudt te bestaan – en de bij de regelingen die deze organisatie uitvoert betrokken verzekerden en uitkeringsgerechtigden.
Er wordt voorzien in een onderlinge regeling in de zin van artikel 38, eerste lid, van het Statuut, waarin met name de vermogensverdeling van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen wordt geregeld. Voor de toedeling van verzekerden en uitkeringsgerechtigden kan niet met een onderlinge regeling worden volstaan. Belanghebbenden worden toegedeeld naar de verschillende landen, zodanig dat onomstotelijk vaststaat waar huidige en toekomstige aanspraken in de nieuwe situatie worden voortgezet. Dat vereist een in rechte afdwingbaar zijn, waartoe de onderhavige algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 38, tweede lid, van het Statuut dient.
Gelet op de daaraan verbonden juridische consequenties regelt deze algemene maatregel van rijksbestuur tevens de overgang van genomen beslissingen en gedane kennisgevingen, de overgang van vorderingen en schulden, de overgang van het onroerend goed van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en de overgang van lopende geschillen.
Inhoudelijk heeft bij het opstellen van dit rijksbesluit het belang van een zo eenvoudig en logisch mogelijke «opvolging» voorop gestaan, waarbij zowel gekeken is naar de positie van de burger en derden, als ook naar het aspect uitvoerbaarheid. Er moet worden voorkomen dat de boedelscheiding van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen tot onnodige complexiteit en administratieve lasten leidt. Niettemin kan bij de Algemene Ouderdomsverzekering de situatie ontstaan dat belanghebbende in meerdere landen een deel AOV-rechten krijgt, terwijl hij voorheen zijn ongedeeld AOV-recht jegens één land (de Nederlandse Antillen) te gelde kon maken. Dit is vergelijkbaar met de situatie die sinds 1 januari 1986 in de relatie tussen de Nederlandse Antillen en Aruba is ontstaan. Ook nu kan sprake zijn van de situatie dat een cliënt zowel van de (Sociale Verzekeringsbank van de) Nederlands Antillen als van Aruba AOV ontvangt, indien gedurende verschillende achtereenvolgende tijdvakken op zowel de Nederlandse Antillen als op Aruba AOV-rechten zijn opgebouwd. Vanwege het belang de administratieve lasten voor de cliënt ook dan te minimaliseren, zal op uitvoeringsniveau gezocht worden naar vormen van samenwerking tussen (de uitvoeringsorganisaties van) de landen die hieraan tegemoet komen.
De inhoud van het rijksbesluit sluit aan op het rapport van de Commissie inventarisatie en waardering van de boedel van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen. Deze commissie, onder meer bestaande uit vertegenwoordigers van alle eilandgebieden van de Nederlandse Antillen, heeft in april 2008 voorstellen gedaan betreffende de verdeling van de boedel van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen, daarbij inbegrepen de positie van uitkeringsgerechtigden en verzekerden. Het opstellen van het onderhavige rijksbesluit aan de hand van genoemd rapport is geschiedt in nauw overleg met de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen.
Als consequentie van de transitie houdt de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen – in de huidige vorm – op te bestaan. De bij Landsverordening Sociale Verzekeringsbank (P.B. 1960, no. 154) ingestelde rechtspersoon houdt op te bestaan vanwege het feit dat genoemde Landsverordening (alsmede de Landsbesluiten die op deze Landsverordening rusten) zijn rechtskracht verliest op het moment dat de Nederlandse Antillen als land ophoudt te bestaan. Met het verdwijnen van het Land Nederlandse Antillen kan de wet- en regelgeving van dat land geen rechtskracht meer hebben. Dat geldt niet alleen voor de materiewetgeving als bijvoorbeeld die welke betrekking heeft op de Algemene Ouderdomsverzekering en de Ziekteverzekering, maar ook voor de instellingswetgeving als de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank.
Dat de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen onlosmakelijk verbonden is aan (het bestaan van) het land Nederlandse Antillen blijkt ook uit verschillende bepalingen uit eerdergenoemde landsverordening die de onderlinge verhouding regelen, zoals die welke betrekking hebben op de verantwoording aan de minister (artikel 17 van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank).
Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het niet nodig is de opheffing per transitiedatum van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen nog eens in dit rijksbesluit te regelen.
Het land Curaçao heeft het voornemen een Sociale Verzekeringsbank voor Curaçao op te richten. Formeel zal deze organisatie in het leven worden geroepen bij landsverordening van Curaçao. Ook de verschillende uitkeringsregelingen die Curaçao hanteert zullen op de nieuwe situatie moeten worden toegesneden. Hetzelfde geldt voor het land Sint Maarten, waar ten aanzien van de Sociale Verzekeringsbank de situatie echter een andere is. Sint Maarten heeft het voornemen de Sociale Verzekeringsbank van Curaçao met de uitvoering te belasten, op basis van inkoop van dienstverlening. Gelet op het ontbreken van een «eigen» uitvoeringsorganisatie behoeft het land Sint Maarten niet in een «instellingsverordening» Sociale Verzekeringsbank te voorzien. E.e.a. valt buiten het bestek van dit rijksbesluit en is ter regeling aan de betrokken landen.
Voor verschillende van de in het eerste lid, onder c genoemde regelingen wordt hierna in deze toelichting een afkorting gebruikt, namelijk AOV (Algemene Ouderdomsverzekering), AWW (Algemene Weduwen- en wezenverzekering), ZV (Ziekteverzekering), OV (Ongevallenverzekering) en Algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ).
Met betrekking tot de begripsbepaling uitkeringsgerechtigde (onderdeel d) zij op deze plaats opgemerkt dat via de tweede volzin van artikel 7, tweede lid, een aanvrager die na het transitiemoment nog een aanvraag indient die betrekking of mede betrekking heeft op tijdvakken die vóór de transitie zijn gelegen, voor de toepassing van deze regeling met een uitkeringsgerechtigde wordt gelijkgesteld.
Voor het overige spreken de in het eerste lid opgenomen begripsbepalingen voor zich.
Het tweede lid is opgenomen met het oog op de situatie dat een land de uitvoering attribueert aan een zelfstandige uitvoeringsorganisatie van het betreffende land. Voor de op grond van dit besluit naar een land overgaande rechten en plichten is dan niet het land de aangewezen partij, maar de betrokken uitvoeringsorganisatie. De bepaling zal feitelijk geen betekenis hebben voor Nederland, omdat vaststaat dat de uitvoering van de uitkeringsregelingen op de BES onder rechtstreekse ministeriële verantwoordelijkheid zal geschieden. De bepaling mist eveneens toepassing voor zover het gaat om inkoop van diensten bij een uitvoeringsorganisatie van een ander land. Een op te richten Sociale Verzekeringsbank van Curaçao treedt wel in de plaats van het land Curaçao, maar niet voor het land Sint Maarten. Tussen de toekomstige Sociale Verzekeringsbank van Curaçao en het land Sint Maarten zal een inkooprelatie bestaan, maar geen attributie – en in de plaats treden – als bedoeld in dit lid.
Dit artikel regelt de toedeling van actuele uitkeringsgerechtigden (met inbegrip van het recht op tegemoetkoming of verstrekking) bij de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen op het tijdstip van transitie. Het artikel heeft betrekking op alle regelingen die de Sociale Verzekeringbank van de Nederlandse Antillen uitvoert. Ook de toedeling ter zake van de AVBZ valt binnen de reikwijdte van het onderhavige artikel.
Uitkeringsgerechtigden AOV kunnen overigens nog te maken hebben met het zogeheten «overgangsrecht» AOV, waarvoor in artikel 4 van dit besluit een bepaling is opgenomen.
Voor uitkeringen of tegemoetkomingen met een eenmalig of niet-periodiek karakter (Cessantia, Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden, soms OV) zal artikel 2 weinig betekenis hebben. Het artikel geeft wel houvast voor de afdoening van lopende aanvragen om een eenmalige uitkering of tegemoetkoming. Voor belanghebbenden van wie de uitkering of verstrekking van rechtswege eindigt op het tijdstip van transitie, heeft het artikel geen betekenis. Wel is dan artikel 3 relevant, dat de toedeling van verzekerden regelt.
Bij het uiteenvallen van het land Nederlandse Antillen is de actuele woonplaats in beginsel telkens het meest voor de hand liggende ijkpunt voor de toedeling. De plaats binnen de Nederlandse Antillen waar iemand die op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de transitiedatum een uitkering of verstrekking ontvangt per transitiedatum woont, bepaalt voor de overgang onder welk (toekomstig) regime hij of zij na de transitiedatum valt. Dit wordt geregeld in het eerste lid, dat betrekking heeft op alle per transitiedatum lopende «binnenlandse» uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de AOV, de AWW, de ZV, de OV, de Cessantia, de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden en de AVBZ.
Voor de uitkering of verstrekking aan degenen die per tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de transitiedatum gerechtigd zijn, blijft de instantie aan wie de gerechtigde is toebedeeld verantwoordelijk, zolang de uitkering loopt of er behoefte is aan een verleende verstrekking. Eventuele verhuizing na transitiedatum kan in de per transitiedatum gemaakte toedeling geen verandering meer aanbrengen. Wijzigingen in woonplaats na transitiedatum hebben derhalve voor wat betreft de instantie jegens wie de lopende aanspraak bestaat, geen gevolgen, behoudens de voordelen van het «overgangsrecht AOV» (thans artikel 40 tot en met 43 van de Landsverordening AOV). Voor dit overgangsrecht zij verder verwezen naar artikel 4 van het onderhavige besluit.
Voor belanghebbenden woonachtig buiten Curaçao, Sint Maarten of de BES is het woonplaatsbeginsel als toedelingscriterium niet toepasbaar. Dit artikellid regelt de toedeling voor deze belanghebbenden, waarbij de aard van de regelingen telkens tot een andere oplossing noopt.
De regeling ter zake van AOV-gerechtigden (onderdeel a) is in lijn met artikel 3, tweede lid. De regeling met betrekking tot AWW-gerechtigden (onderdeel b), alsmede gerechtigden OV en ZV (onderdeel c) behoeft geen toelichting. Bij de gerechtigden Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (onderdeel d) zal het in het algemeen om verzekerden gaan (zie daarvoor artikel 3), die nog een recht op vergoeding van één of meer rekeningen voor geneeskundige zorg kunnen doen gelden per transitiedatum.
Voor gerechtigden Cessantia-regeling kan op deze plaats regeling achterwege blijven, omdat betaling van deze eenmalige uitkering aan belanghebbenden in het buitenland in beginsel niet voorkomt. Om diezelfde reden is ook de AVBZ buiten het onderhavige artikellid gehouden.
Bij het overgaan van de verantwoordelijkheid zij aangetekend dat voor lopende uitkeringen of verstrekkingen ingaande de transitiedatum de voorwaarden en aanspraken van toepassing zijn zoals die in de dan geldende regelingen zijn vastgelegd. Bij gelegenheid van de transitie kan de inhoud van de aanspraken dus wijziging ondergaan.
Waar artikel 2 de toedeling van lopende uitkeringsgerechtigden regelt, ziet het onderhavige artikel op de toedeling van verzekerden (niet-uitkeringsgerechtigd) op het tijdstip van transitie.
Toekenning van nieuwe uitkeringen en verstrekkingen per en na transitiedatum geschiedt langs de lijn van het woonplaatsbeginsel (naar de woonplaats van dat moment). Voor de AWW, de OV, de ZV, de Cessantia-regeling, de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden en de AVBZ betekent dit dat toekomstige gevallen eventuele rechten en aanspraken kunnen doen gelden jegens het land waar zij alsdan woonachtig (of soms: werkzaam) zijn, waarbij de concrete aanspraken afhankelijk zijn van de regeling die dat land hanteert. Voor de AOV geldt een bijzondere regeling op grond van het tweede lid en artikel 4.
De wijze van toedelen van verzekerden is een logisch gevolg van de nieuwe staatkundige structuur en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden van de verschillende landen. Dit geldt ook voor de premie-afdracht ingaande het tijdstip van transitie. Werkgevers zijn verplicht verschuldigde premies voor hun werknemers af te dragen aan het land of de door dat land rechtstreeks aangewezen uitvoeringsorganisatie naargelang zij binnen het gebied van het betreffende land gevestigd zijn. Eventuele rechten kunnen vervolgens jegens dat land of de aangewezen uitvoeringsorganisatie te gelde worden gemaakt.
Buiten de Nederlandse Antillen wonende verzekerden ingevolge de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden, hebben gedurende twaalf maanden na vertrek uit de Nederlandse Antillen nog recht op vergoeding van kosten van verleende zorg. Voor die categorie van personen wordt daarom, voor de duur van twaalf maanden verblijf buiten de laatste woonplaats binnnen de Nederlandse Antillen, de toedeling op basis van de laatste woonplaats bepaald. Deze regeling geldt op grond van de analoge toepassing van artikel 2, tweede lid onderdeel d.
Wanneer de verzekerde zich na de transitiedatum opnieuw binnen het grondgebied van Curaçao, Sint Maarten of de BES vestigt, is op hem het regime van de plaats van vestiging van toepassing (woonplaatsbeginsel). Omdat van tevoren niet bekend is of belanghebbenden in het buitenland zich opnieuw op Curaçao, Sint Maarten of de BES zullen vestigen, en wanneer, wordt deze categorie per transitiedatum (aanvankelijk) toegedeeld naar de laatste woonplaats. De regeling die dat land hanteert (met inbegrip van premie-inning), is op betrokkene van toepassing. De logica van deze keuze zit ook hierin, dat aangenomen mag worden, dat de oude woonplaats in de meeste gevallen gelijk is aan de nieuwe woonplaats, mocht betrokkene zich opnieuw op Curaçao, Sint Maarten of de BES vestigen.
Indien en zodra de verzekerde zich na het tijdstip van transitie opnieuw op Curaçao, Sint Maarten of de BES vestigt, dan is op hem het regime van het land van vestiging van toepassing. Dit geldt ongeacht binnen welke periode na het transitiemoment de terugkeer uit het buitenland plaatsvindt. Voor de toepassing van de relevante regelingen van de landen impliceert dit dat uit het buitenland terugkerende verzekerden in de oude woonplaats worden uitgesloten, wanneer de nieuwe plaats van vestiging valt binnen het gebied van een ander land. Hiermee «sluit» het stelsel voor het gebied van de huidige Nederlandse Antillen als geheel.
Financiële consequenties van vestiging van verzekerden op grond van de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden op een andere woonplaats dan die ten gunste waarvan hij de afgelopen periode (van maximaal 12 maanden) premie heeft betaald, worden niet tussen de landen verrekend. Dit om onnodige administratieve belasting te voorkomen.
Dit lid regelt voor personen die tot de kring van AOV-verzekerden behoren en per transitiedatum nog niet de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, jegens welke instantie zij hun AOV-aanspraken te zijner tijd kunnen doen gelden. De historische opbouw van AOV-rechten binnen het gebied van de Nederlandse Antillen wordt als criterium voor de toedeling van tot aan transitiedatum opgebouwde AOV-rechten gehanteerd. Dit is in lijn met de situatie die voor de opbouw vanaf transitiedatum zal gelden. De opbouw van AOV-rechten na transitiedatum volgt eveneens de woonplaats waar deze zijn opgebouwd, waarbij de AOV-rechten worden onderscheiden naar de drie landen Curaçao, Sint Maarten en Nederland (voor wat betreft de BES).
Concreet betekent dit dat indien een AOV-verzekerde binnen meerdere eilandgebieden van de Nederlandse Antillen woonachtig is geweest, hij in de toekomst jegens meerdere instanties AOV-aanspraken kan doen gelden.
De opgebouwde rechten (uitkeringshoogte, ingangsdatum pensioen) kunnen inhoudelijk per land verschillen, afhankelijk van de voorwaarden en aanspraken zoals die in de dan geldende regelingen van de verschillende landen zijn vastgelegd.
Voor het «overgangsrecht AOV (thans artikel 40 tot en met 43 van de Landsverordening AOV) geldt een bijzondere situatie, waarvoor verwezen zij naar artikel 4 van het onderhavige besluit.
Het AOV-overgangsrecht (artikelen 40 tot en met 43 van de Landsverordening AOV zoals deze artikelen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het transitiemoment luiden) houdt in dat «gemiste» jaren van vóór 1 september 1960 (tijdstip van inwerkingtreding van de Landsverordening AOV) onder voorwaarden kunnen meetellen als verzekerde jaren («fictieve pensioenjaren»). Vanuit het – gezamenlijke – verleden kennen zowel de Nederlandse Antillen als Aruba dit AOV-overgangsrecht. Bijzonder aan het AOV-deel overgangsrecht is dat het aan de actuele woonplaats binnen de Nederlandse Antillen of Aruba is gebonden. Bij verhuizing tussen de Nederlandse Antillen en Aruba gaat het AOV-overgangsrecht – anders dan de «reguliere» AOV – over op het land waar betrokkene na verhuizing woonachtig is.
Op grond van het onderhavige artikel blijft het woonplaatsgebonden karakter van het AOV-deel overgangsrecht gehandhaafd. Bij verhuizing na transitiedatum eindigt het op het moment van verhuizen lopende AOV-deel overgangsrecht en moet het AOV-deel overgangsrecht, in tegenstelling tot het «reguliere» AOV-recht, jegens het land van de dan actuele woonplaats binnen Curaçao, Sint Maarten, Aruba of de BES worden verzilverd. Bijzonder daarbij is dat de AOV-overgangscomponent dan de juridische basis vindt in het (eigen) AOV-regime van het land waar de AOV-gerechtigde op dat moment woonachtig is.
De bepaling dat de voordelen uit hoofde van het overgangsrecht uitsluitend te gelde kunnen worden gemaakt jegens het land binnen wiens grondgebied betrokkene woonachtig is, laat onverlet dat de rechten kunnen zijn opgebouwd binnen een ander gebied dan de huidige woonplaats, conform de artikelen 40, eerste lid en 41, eerste lid, van de Landsverordening AOV, zoals deze artikelen op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het transitiemoment luiden.
Van belang is dat deze regeling eenduidig in de (verschillende) AOV-regelingen van de afzonderlijke landen wordt verankerd. Het onderhavige artikel strekt daartoe, ook voor wat betreft de bepalingen in het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 43 van de Landsverordening algemene ouderdomsverzekering (P.B. 1960, 137) zoals dit artikel op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het transitiemoment luidt.
Geregeld wordt dat beslissingen na de transitie in beginsel hun rechtskracht behouden. Het is daarom niet nodig hiervoor in alle afzonderlijke wetgeving voorzieningen te treffen. Een op het individu gerichte beslissing van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen met betrekking tot de toekenning van een uitkering geldt, wat het recht op uitkering betreft, ingaande het tijdstip van transitie als een beslissing van het land (dan wel de door het land rechtstreeks aangewezen uitvoeringsorganisatie), naar wie de verantwoordelijkheid gelet op het bepaalde in de artikelen 2 en 3 overgaat.
Er zij nogmaals aangetekend dat voor lopende uitkeringen of verstrekkingen per transitiedatum de voorwaarden en aanspraken van toepassing zijn zoals die in de dan geldende regelingen zijn vastgelegd. Bij gelegenheid van de transitie kan de inhoud van de aanspraken dus wijziging ondergaan. Evenzeer geldt dat het nieuwe bestuursorgaan bevoegd is tot wijziging, intrekking of handhaving van de desbetreffende beslissingen. Een uit een vóór het tijdstip van transitie genomen beslissing voortvloeiende aanspraak kan echter doorlopen, zonder dat het nieuw bevoegde bestuursorgaan daartoe een nieuwe beslissing hoeft te nemen.
Het begrip «beslissingen» wordt gebruikt in plaats van besluiten, zodat ook niet schriftelijke beslissingen die gericht zijn op enig rechtsgevolg van rechtswege worden omgezet.
Andersoortige beslissingen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen dan die welke betrekking hebben op de positie van de verzekerde of uitkeringsgerechtigde, blijven op grond van het tweede lid na transitiedatum eveneens in stand. Voor de vaststelling naar welk land de beslissing over gaat wordt aangesloten bij artikel 4 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen.
Een voorbeeld van dergelijke aldus overgaande beslissingen betreft een beslissing van de directeur van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen tot inschrijving van een persoon of instelling in het register van medewerkenden in het kader van de Regeling medewerking aan de sociale verzekeringen 1960 (P.B. 1960, no. 22).
Verschillende regelingen die de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen uitvoert bevatten voorschriften omtrent melding of kennisgeving. Een voorbeeld daarvan is artikel 35 van de Landsverordening Weduwen- en wezenverzekering («De gepensioneerde, de wettelijk vertegenwoordiger van de gepensioneerde alsmede degene aan wie het openbaar lichaam of de instelling van weldadigheid aan hetwelk het pensioen (...) geheel of gedeeltelijk wordt uitbetaald is verplicht van elke verandering van feiten en omstandigheden, welke op het recht op pensioen van invloed is, onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de bank»). Dergelijke meldingen, indien gedaan vóór het tijdstip van transitie, hoeven niet opnieuw te worden gedaan na de transitie.
Het spreekt voor zich dat de in dit artikel opgenomen regeling praktische afspraken vergt in de uitvoeringspraktijk. Bij de overgang van dossiers naar nieuw bevoegde bestuursorganen in verband met de transitie dient alle relevante informatie te worden overgedragen, ook die met betrekking tot gedane melding en kennisgevingen. Daarbij zijn met name die meldingen en kennisgevingen van belang, die van recente datum zijn en die wellicht nog tot een herziene beslissing omtrent de uitkering nopen.
Voor lopende aanvragen waarop nog niet is beslist per transitiedatum is een goede (juridische) aansluiting met de situatie vanaf het tijdstip van transitie, van groot belang. Dit kan worden bereikt door de toedeling zoals vastgelegd in artikel 2 als uitgangspunt te nemen. In het algemeen zal dit ook de plaats zijn waar de aanvraag is ingediend. Het gebruik van het begrip «overnemende land» in het artikel 7 impliceert dat lopende aanvragen als regel worden afgewikkeld door het land (of de door het land overeenkomstig artikel 1, tweede lid aangewezen uitvoeringsorganisatie) die per transitiedatum ook verantwoordelijk zou zijn als de aanvraag reeds voor transitiedatum zou zijn afgehandeld.
De financiële lasten als gevolg van deze afwikkeling komen – langs de weg van verrekening binnen de algehele vermogensverdeling van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen – (alsmede het apart te verdelen Cessantiafonds en Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden) uiteindelijk ten laste van de boedel van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen (en die van beide bovengenoemde fondsen). Namens de landen wordt dit bij onderlinge regeling geregeld.
Voor wat de BES betreft sluit bovengenoemde bevoegdheidsverdeling bovendien aan op artikel 6, vierde lid van het wetsvoorstel Invoeringswet BES («Indien tot het nemen van een beschikking vóór het tijdstip van transitie een Nederlands-Antilliaans bestuursorgaan bevoegd is en vanaf dat tijdstip een Nederlands bestuursorgaan, wordt (...) een aanvraag die vóór dat tijdstip is ingediend, behandeld door het vanaf dat tijdstip bevoegde bestuursorgaan»).
Het is bovendien denkbaar dat er na transitiedatum nog nieuwe aanvragen voor een uitkering of verstrekking komen die mede betrekking hebben op een tijdvak vóór de transitie. Voor de afhandeling daarvan wordt aangesloten bij de verantwoordelijkheidsverdeling, zoals die in artikel 2 is vastgelegd. Nieuwe aanvragen met betrekking tot een tijdvak gelegen vóór transitiedatum worden dus als regel afgewikkeld door het land dat uitgaande van artikel 2 van deze regeling na de transitiedatum verantwoordelijk is. Voor de periode tot aan transitiedatum past het verantwoordelijke land dan nog de «oude» Nederlands Antilliaanse regelgeving toe. Daarna geldt het regime van het betrokken land.
Indien een lopende of nieuwe aanvraag kennelijk bij een ander land of uitvoeringsorganisatie thuishoort, wordt deze naar het voor de verdere afhandeling verantwoordelijke land of uitvoeringsorganisatie doorgezonden. Van belang is dat er hierbij tussen de betrokken partijen consensus is over de verantwoordelijkheid in het concrete geval. Daarom treden de landen (of hun uitvoeringsorganisaties) eerst met elkaar in overleg voordat een aanvraag wordt doorgezonden. Voor wat betreft de nieuwe aanvragen met terugwerkende kracht (waar de noodzaak van overleg op dossierniveau zich naar het zich laat aanzien toe zal beperken) is dit in de tekst van het artikel ook tot uitdrukking gebracht.
Dit artikel regelt dat bezwaar en beroep overgaat naar de nieuw bevoegde landen of hun overeenkomstig artikel 1, tweede lid aangewezen uitvoeringsorganisatie.
Op het tijdstip van transitie lopende zaken bezwaar en beroep met betrekking tot de toepassing van uitkeringsregelingen worden overgenomen en afgehandeld door het dan verantwoordelijke land of uitvoeringsorganisatie, waarbij de toedeling zoals vastgelegd in de artikelen 2 en 3 als uitgangspunt wordt genomen. Bij een afgewezen uitkeringsaanvraag is er weliswaar geen «uitkeringsverantwoordelijkheid», maar het betrokken land of uitvoeringsorganisatie wordt in bezwaar en beroep wel als zodanig aangesproken. In die zin past de term «verantwoordelijkheid» in relatie tot dat land of uitvoeringsorganisatie. In het algemeen zal dit ook het land of uitvoeringsorganisatie zijn binnen wiens gebied het bezwaar en beroep is ingediend.
Het voorgaande sluit aan op artikel 6, vierde lid van het wetsvoorstel Invoeringswet BES («Indien tot het nemen van een beschikking vóór het tijdstip van transitie een Nederlands-Antilliaans bestuursorgaan bevoegd is en vanaf dat tijdstip een Nederlands bestuursorgaan, wordt (...) de behandeling van een vóór dat tijdstip bij het bestuursorgaan van het eilandgebied onderscheidenlijk een ander bestuursorgaan van het land Nederlandse Antillen gemaakt bezwaar of ingesteld beroep, voortgezet door het vanaf dat tijdstip bevoegde bestuursorgaan»).
Bezwaar en beroep dat kennelijk bij een ander land of uitvoeringsorganisatie thuishoort, wordt pas doorverwezen nadat daarover met dat andere land of uitvoeringsorganisatie overleg is geweest.
Het derde lid heeft de volgende bedoeling. Bij «buitenlandgevallen» AOV en verzekerden AOV zonder lopende uitkering per transitiedatum kan het voorkomen dat er meerdere landen als overnemend land worden aangemerkt (zie artikel 2, tweede lid onderdeel a en artikel 3, tweede lid). Mocht er in dat geval sprake zijn van per transitiedatum lopend bezwaar en beroep, dan zouden ook meerdere landen aan zet zijn. Een dergelijke situatie is niet wenselijk voor belanghebbenden. Daarom wordt op deze plaats geregeld dat in dat geval het land dat het meeste belang bij de in geding zijnde zaak heeft, overnemend land is voor het bezwaar en beroep. Het spreekt voor zich dat het dan overnemende land beslissingen ter zake in overeenstemming met het andere betrokken land neemt. Coördinatie op uitvoeringsniveau is hier essentieel, om zeker te stellen dat de uitkomst van het bezwaar en beroep in lijn is met het beleid en de regelgeving die het andere betrokken land in deze hanteert. Om die reden is bepaald dat een beslissing van het overnemende land in deze situatie pas wordt genomen nadat overleg met het andere betrokken land heeft plaatsgevonden.
Op het tijdstip van transitie lopende vorderingen en verplichtingen die betrekking hebben op de toepassing van de genoemde regelingen zijn uiteenlopend van karakter. Aan de vorderingenkant kan het gaan om bij de werkgever te innen (achterstallige) premies die nog openstaan of bij belanghebbenden openstaande terugvorderingen met betrekking tot (ten onrechte) verleende uitkeringen.
Aan de verplichtingenkant is het beeld eveneens gevarieerd. Het zal met name gaan om per transitiedatum over reeds verstreken tijdvakken nog te betalen uitkeringen en declaraties medische zorg, die betrekking hebben op een tijdvak gelegen vóór de transitiedatum. Voor een deel kan het hierbij zelfs gaan om vóór het tijdstip van transitie niet of nauwelijks voorzienbare kosten, zoals in geval van een aanvraag om AOV-uitkering met terugwerkende kracht en bij de declaraties medische zorg, die per definitie achteraf komen.
De hier bedoelde vorderingen en verplichtingen worden overgenomen door Curaçao, Sint Maarten, of Nederland (dan wel de door betrokken land geattribueerde uitvoeringsorganisatie). De overname van vorderingen en verplichtingen volgt de verdeling zoals die in de artikelen 2 en 3 is vastgelegd. Opgemerkt zij dat het saldo van de vorderingen en verplichtingen (in de afwikkeling van de boedel na transitiedatum) evenredig over de «opvolgers» van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen wordt verdeeld. Dit is onderdeel van de algehele vermogensverdeling van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen tussen de landen, welke bij onderlinge regeling wordt geregeld.
De overgang van vorderingen en verplichtingen van burgerrechtelijke aard wordt niet in het onderhavige artikel, maar in artikel 11 van dit besluit geregeld.
Volledigheidshalve zij vooraf opgemerkt dat dit artikel geen betrekking heeft op de algehele vermogensverdeling van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en de betrokken fondsen tussen de landen. Deze verdeling wordt bij onderlinge regeling geregeld.
Het onderhavige artikel voorziet in de overgang van de grond en gebouwen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen, voor zover deze (naar de situatie op het tijdstip van transitie) in eigendom is. De gebouwen van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba zijn gehuurd en vallen derhalve buiten het bestek van dit artikel. Geregeld wordt de overgang van de gebouwen op Curaçao (kadastraal bekend als Stadsdistrict, Sectie B, No. 2858 en No. 3173) en Bonaire (kadastraal geregistreerd onder nummer 4-D-1744). Alleen op Bonaire gaat hierbij ook de (eigendoms)grond over; op Curaçao is sprake van erfpachtgrond. Indien een land de uitvoering overeenkomstig artikel 1, tweede lid, rechtstreeks aan een daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie heeft opgedragen, gaat de onroerende zaak in eigendom over naar die uitvoeringsorganisatie.
Indien het gebouw van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen op Bonaire vóór of op het tijdstip van transitie door de Rijksgebouwendienst wordt aangekocht, dan kan het onderhavige artikel geen toepassing hebben. De overgang van het eigendom (gebouw en grond) wordt dan via een overeenkomst van eigendomsoverdracht geregeld en niet op grond van het onderhavige besluit.
Voor de overgang van roerende zaken geldt – om praktische redenen – het plaatscriterium. Roerende zaken gaan over op het overnemende land (dan wel diens aangewezen eigen uitvoeringsorganisatie) waar de zaak zich op het tijdstip van transitie bevindt (onderdeel b).
Het is ook mogelijk dat de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen geen eigenaar van een zaak is, maar wel een beperkt recht op een zaak heeft. Ook voor deze rechten geldt dat zij overeenkomstig het plaatscriterium overgaan (onderdeel c).
Het tweede lid regelt dat tezamen met de eigendom of het beperkte recht – kort gezegd – ook alle lusten en lasten die met betrekking tot de eigendom of het beperkte recht op de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen rusten, op het overnemende land overgaan. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan rechten waarmee een aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen toebehorende zaak of een aan de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen toebehorend beperkt recht ten behoeve van derden kan zijn bezwaard, maar ook aan rechten en verplichtingen van obligatoire aard, zoals huur en pacht of onderhoudscontracten.
Dit artikel regelt de rechtsopvolging ter zake van overige rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht, waarbij de artikelen 4 en 5 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
Voor het geval een overeenkomst niet automatisch eindigt op het tijdstip van transitie, wordt aldus geregeld welk van de landen na die datum de uit die overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen overneemt. Bepalend daarbij is plaats van de kenmerkende prestatie waartoe de overeenkomst verplicht.
Het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 7 van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen is met name relevant in de situatie waarin de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen betrokken is bij een geschil of rechtsgeding. Het overnemende land treedt in die geschillen of gedingen per transitiedatum in de plaats van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen.
Bij de totstandkoming van het onderhavige rijksbesluit is er sprake van dat mogelijk nog vóór de transitiedatum de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen (in plaats van de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen (BZV)) wordt belast met de uitvoering van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ). Dit verklaart de opname van deze regeling in de opsomming bij artikel 1, onderdeel c (en daarmee de toepasselijkheid van zowel artikel 2 als artikel 3).
Mocht de uitvoering van de genoemde regeling echter niet overgaan naar de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen dan is het noodzakelijk dat er geen onduidelijkheid bestaat over de toedeling van rechten en plichten die voortvloeien uit de toepassing en uitvoering van de regeling. Daarom is in dit artikel geregeld dat hetgeen in dit rijksbesluit ter zake van de artikel 1, onderdeel c, genoemde regelingen geldt, van overeenkomstige toepassing is op de (uitvoering van de) AVBZ door het BZV. Dit komt niet alleen de duidelijkheid over de rechten en plichten van de overheid ten goede maar hiermee is tevens de rechtsbescherming van betrokkenen geborgd.
Het onderhavige rijksbesluit treedt in werking op het tijdstip waarop het land Nederlandse Antillen wordt opgeheven. De opheffing van het land komt tot uitdrukking in artikel I, derde lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen. Zodra dat artikel in werking treedt, is de opheffing van de Nederlandse Antillen een feit. Hierbij is ook de positie van de Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse Antillen en de bij deze organisatie betrokken belanghebbende verzekerden en gerechtigden in het geding, hetgeen tot de regels noopt die in dit rijksbesluit zijn vastgelegd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-361.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.