Besluit van 29 juni 2010 tot wijziging van het Besluit gelijke behandeling in verband met het vervallen van enkele uitzonderingsgronden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 april 2010, 2010-0000263415, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Gelet op artikel 2, zesde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling;

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 2010, nr. W04.10.0153/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 juni 2010, 2010-0000400994, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2 van het Besluit gelijke behandeling wordt als volgt gewijzigd:

1. De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een punt.

2. De onderdelen c en d vervallen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 juni 2010

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie a.i.,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

In artikel 2 van het Besluit gelijke behandeling (hierna: Besluit) zijn enkele uitzonderingen op het in de Algemene wet gelijke behandeling (hierna: Awgb) neergelegde verbod van onderscheid nader omschreven. Deze uitzonderingen hebben betrekking op gevallen waarin uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon bepalend zijn.1

De onderhavige wijziging van dit artikel heeft tot doel de aansluiting te verbeteren van artikel 2 van het Besluit bij Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PbEG L 180) (hierna: Richtlijn).

Strekking van artikel 2 van het Besluit

Ingevolge artikel 2, vierde lid, van de Awgb geldt het verbod van onderscheid op grond van ras niet:

  • a. in gevallen waarin uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon bepalend zijn, mits het doel legitiem en het vereiste evenredig aan dat doel is; en

  • b. indien het onderscheid betrekking heeft op uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon en vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgeoefend, een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is.

Deze gevallen zijn nader omschreven in het Besluit.

Als gevallen waarin sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Awgb worden in artikel 2 van het Besluit aangemerkt:

  • a. de uitoefening van het beroep of de activiteit van acteur, danser of kunstenaar, voor zover het beroep of de activiteit betrekking heeft op het vertolken van een bepaalde rol;

  • b. de uitoefening van het beroep of de activiteit van mannequin die bepaalde kledingstukken moet tonen door deze te dragen, van model voor beeldend kunstenaars, fotografen, cineasten, kappers, grimeurs en schoonheidsspecialisten, voor zover in redelijkheid eisen kunnen worden gesteld aan uiterlijke kenmerken.

Door het onderhavige wijzigingsbesluit komen de beide overige uitzonderingsgevallen, opgenomen onder c en d, te vervallen: de deelname aan schoonheidswedstrijden voor zover met het ras van een persoon samenhangende kenmerken van belang zijn in verband met het doel van de wedstrijd (onderdeel c) en het verlenen van diensten die uitsluitend kunnen worden verleend aan personen met bepaalde uiterlijke kenmerken (onderdeel d).

Achtergrond van de wijziging

Artikel 4 van de Richtlijn laat slechts een uitzondering op het discriminatieverbod toe op het terrein van de arbeid en het vrije beroep. Bij de implementatie van de Richtlijn werd evenwel overwogen dat ook buiten de sfeer van de arbeid een grondslag zou moeten worden geboden voor uitzonderingen in het zeer beperkte aantal gevallen, waarin uiterlijke kenmerken die samenhangen met het ras van een persoon bepalend kunnen zijn.2 Laatstbedoelde uitzonderingsgrond werd vastgelegd in artikel 2, vierde lid, onder a, van de Awgb. De gevallen waarin deze uitzonderingsgrond kan worden ingeroepen, werden limitatief opgesomd in artikel 2, onderdelen c en d, van het Besluit. Voor zover bekend, is op deze onderdelen (in rechte) overigens nimmer een beroep gedaan. De bij de totstandkoming van de EG-implementatiewet Awgb bestaande verwachting dat aan deze beide uitzonderingen behoefte zou bestaan, is derhalve onjuist gebleken. Ook concludeerde de Europese Commissie in een met redenen omkleed advies van 29 oktober 2009, dat deze beide uitzonderingen niet in overeenstemming zijn met de Richtlijn.

Om bovenstaande redenen is besloten, de onderdelen c en d van artikel 2 van het Besluit te schrappen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Het kan derhalve uitsluitend uiterlijke kenmerken betreffen; het ras als zodanig is in geen geval een uitzonderingsgrond.

XNoot
2

Memorie van toelichting EG-implementatiewet Awgb, Kamerstukken II 2002/03, 28 770, nr. 3, blz. 10.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven