Wet van 20 mei 2010 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen in verband met het aanpassen van de asielprocedure;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

aA

Aan artikel 8 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. in afwachting van de indiening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, voor zover die vreemdeling overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels te kennen heeft gegeven die aanvraag in te willen dienen en bij of krachtens algemene maatregel van bestuur daartoe een termijn is gesteld.

A

Artikel 29, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan:

    • 1°. doodstraf of executie;

    • 2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of

    • 3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict;

B

In de tweede volzin van artikel 39, eerste lid, wordt na «op het voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 te verlenen» toegevoegd: dan wel op het voornemen om de uitzetting niet op grond van artikel 64 achterwege te laten.

C

In artikel 42, derde lid, wordt na «op het voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, te verlenen,» toegevoegd: dan wel op het voornemen om de uitzetting niet op grond van artikel 64 achterwege te laten.

Ca

In artikel 44, derde lid, wordt het zinsdeel «, maar niet eerder dan met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afloopt» geschrapt.

D

Artikel 62, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. wiens aanvraag is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen en die reeds eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend,.

E

Artikel 69, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen omvat die gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepast.

Ea

In artikel 70, eerste lid, vervallen de woorden «, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd».

F

In artikel 79, derde lid, wordt na «over het voornemen niet ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 te verlenen» toegevoegd: dan wel over het voornemen om de uitzetting niet op grond van artikel 64 achterwege te laten.

Fa

Artikel 82, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen omvat die gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan worden toegepast.

G

Artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

  • 1. De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met:

    • a. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, en

    • b. wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn bekendgemaakt.

  • 2. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64.

  • 3. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt geen rekening gehouden voor zover de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

  • 4. Indien de indiener van het beroepschrift zich beroept op feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, maar deze niet aanstonds aannemelijk maakt, stelt de rechtbank hem zo nodig in de gelegenheid deze feiten of omstandigheden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn alsnog aannemelijk te maken, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

  • 5. Onze Minister laat de wederpartij en de rechtbank zo spoedig mogelijk schriftelijk weten of de gegevens, bedoeld in het eerste lid, aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank kan daarvoor een termijn stellen.

  • 6. Indien Onze Minister zich beroept op gegevens als bedoeld in het eerste lid, biedt de rechtbank de vreemdeling de gelegenheid om daarop schriftelijk te reageren.

  • 7. Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing indien:

    • a. aan een schriftelijke reactie redelijkerwijs geen behoefte bestaat;

    • b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64;

    • c. de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

H

Aan artikel 85, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, toegevoegd: indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid of tweede lid van dit artikel.

ARTIKEL II

  • 1. Ten aanzien van een aanvraag die is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 62, derde lid, onderdeel c, 69, tweede lid, en 82, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, dient de vreemdeling die zijn eerste aanvraag heeft ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet en wiens aanvraag is afgewezen na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, Nederland uit eigen beweging binnen vier weken te verlaten.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 20 mei 2010

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de tiende juni 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 994

Naar boven