Rijkswet van 4 maart 2010, houdende goedkeuring van het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 16 mei 2005 te Warschau totstandgekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, waarvan de Engelse en Franse tekst alsmede de Nederlandse vertaling zijn geplaatst in Tractatenblad 2006, 34, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

Goedgekeurd wordt dat bij de binding van het Koninkrijk aan het in artikel 1 genoemde Verdrag voor het gehele Koninkrijk het volgende voorbehoud wordt gemaakt:

Met inachtneming van artikel 20, tweede lid, van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, behoudt de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden zich het recht voor uitlevering te weigeren voor elk strafbaar feit bedoeld in de artikelen 5 tot en met 7 en 9 van het Verdrag, voor zover niet betrekking hebbend op strafbare feiten omschreven in de onder 9 en 10 van de bijlage bij het Verdrag vermelde verdragen, dat wordt beschouwd als een politiek delict of daarmee samenhangend feit.

Artikel 3

Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 4 maart 2010

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de drieëntwintigste maart 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 422 (R 1853)

Naar boven