Besluit van 3 juli 2009 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juli 2009, nr. WJZ-137420 (6250), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VI van de wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdelen A, onder 1, 2, 3, wat de omschrijving van NPS betreft, en 4, B, onder 1, E, onder 3 en 4, H, onder 1, R, S, Sa, U, onder 1 en 5, Ua, W, X, Y, Z, onder 1, 2, 3, 5 en 6, AA tot en met DD, GG, onder 1, HHa, onder 2, JJ tot en met MM, NNa tot en met PP, RR, SS, SSa, TT, onder 2 en 3, TTa, UU, VV, XX, onder 1, 2, 4 en 5, GGGa, III, onder 2, IIIb, IIIc, KKK, LLL, onder 1, MMM tot en met PPPb, QQQ, onder 3, 4 en 5, QQQa tot en met TTT, TTTa, onder 1, UUU, UUUa, UUUb, UUUc, onder 1, UUUd, WWW tot en met XXXb en YYY tot en met BBBB, en de artikelen II tot en met V van de wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juli 2009

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Uitgegeven de zestiende juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel VI van de wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning en de financiering van de publieke omroep is geregeld dat het tijdstip van inwerkingtreding van die wet bij koninklijk besluit wordt vastgesteld met dien verstande dat het tijdstip voor de verschillende artikelen of de onderdelen daarvan verschillend kan zijn. Van die mogelijkheid wordt gebruikgemaakt.

Een aantal onderdelen van genoemde wet treedt onmiddellijk in werking. Het betreft in de eerste plaats de onderdelen die relevant zijn voor de toetsing van aanvragen om erkenning en voorlopige erkenning van omroepverenigingen. Het gaat om de verhelderde erkenningseisen toegevoegde waarde en het ontbreken van een negatieve verenigingsreserve. De aanvragen om erkenning en voorlopige erkenning kunnen eind juli 2009 worden ingediend.

In de tweede plaats betreft het de onderdelen die om beleidsmatige redenen zo spoedig mogelijk in werking moeten treden. Vermeld worden de aangepaste grondslag voor het beloningskader van presentatoren en programmamakers, de mogelijkheid voor omroepverenigingen om een reserve voor verenigingsdoeleinden op te bouwen en de uittredingsregels die gelden wanneer een omroepvereniging al dan niet gedwongen het bestel verlaat.

Tot slot gaat het om onderdelen die wijzigingen van wetstechnische en redactionele aard bevatten.

De inwerkingtreding van de overige onderdelen van meergenoemde wet zal te zijner tijd bij een ander koninklijk besluit worden geregeld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven