Besluit van 4 mei 2009 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol en enkele andere besluiten met het oog op integratie van verplichtingen op het terrein van milieuverslaglegging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 maart 2009, nr. BJZ2009015529, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 8.40, 8.41, 8.42, 8.42a, 12.20a, eerste lid, 12.28a en 12.29 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 2009, nr. W08.09.0074/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 27 april 2009, nr. BJZ2009030906, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onder c, wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «de EG-verordening PRTR» wordt ingevoegd: of artikel 12.20a, eerste lid, van de wet.

b. Aan het slot wordt toegevoegd: en, voorzover artikel 12.20a, eerste lid, van de wet van toepassing is, aan de in artikel 5, tweede en vierde lid, van de EG-verordening PRTR en de bij en krachtens artikel 2a, eerste tot en met derde lid, gestelde eisen.

2. In het derde lid wordt na «ingevolge artikel 5, eerste lid, van die verordening» ingevoegd: of artikel 12.20a, eerste lid, van de wet.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld met betrekking tot de inrichting van het meet- en registratiesysteem.

B

Na artikel 2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. Bij ministeriële regeling kunnen gegevens als bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, van de wet worden aangewezen, die eveneens in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Bij die regeling kunnen drempelwaarden worden vastgesteld bij overschrijding waarvan de rapportageplicht intreedt. Als gegevens als bedoeld in de eerste volzin kunnen onder meer worden aangewezen:

    • a. gegevens over emissies van niet in bijlage II bij de EG-verordening PRTR genoemde verontreinigende stoffen;

    • b. gegevens over emissies van in bijlage II bij de EG-verordening PRTR genoemde verontreinigende stoffen, die onder de in die bijlage vermelde drempelwaarden liggen.

  • 2. Bij de rapportage van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeld of het gaat om informatie gebaseerd op metingen, berekeningen of ramingen.

  • 3. Op de gegevens, bedoeld in het eerste lid, is artikel 5, eerste lid, derde alinea, van de EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing. Voor zover deze gegevens betrekking hebben op emissies, is ook artikel 5, eerste lid, vierde alinea, van de EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden voorzien van een toelichting, indien dit voor een goed begrip van die gegevens noodzakelijk is.

  • 5. Het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de wet voor de betrokken inrichting te verlenen, kan, voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteitsbeoordeling van een PRTR-verslag, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de EG-verordening PRTR, aan de vergunning een voorschrift verbinden, dat de verplichting inhoudt om met betrekking tot emissies in het PRTR-verslag gegevens van een lager aggregatieniveau te verstrekken dan ingevolge het krachtens artikel 5 vastgestelde model is vereist. Bij ministeriële regeling kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.

Artikel 2b

Het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de wet voor de betrokken inrichting te verlenen, kan aan de vergunning een voorschrift verbinden, dat de verplichting inhoudt om gegevens inzake de onderwerpen geur of geluid in het PRTR-verslag op te nemen. Bij ministeriële regeling kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.

C

In artikel 5 wordt «kan een model worden vastgesteld» vervangen door: wordt een model vastgesteld.

ARTIKEL II

Het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 43a vervallen het derde en vierde lid.

B

Artikel 43b wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede en derde lid vervallen.

ARTIKEL III

In artikel 6, eerste lid, aanhef, van het Besluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen wordt «het Besluit milieuverslaglegging» vervangen door: titel 12.3 van de Wet milieubeheer.

ARTIKEL IV

In artikel 1, derde lid, van het Besluit identificatie en registratie van dieren wordt «en op artikel 12.29, aanhef en onder e,» vervangen door: en op artikel 12.29, aanhef en onder e en f,.

ARTIKEL V

In artikel 1a van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt «artikel 12.29, aanhef en onder e» vervangen door: artikel 12.29, aanhef en onder e en f.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen D tot en met M, van de wet van 14 februari 2009 tot wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten met het oog op integratie van verplichtingen op het terrein van milieuverslaglegging (Stb. 109) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 4 mei 2009

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de negentiende mei 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt in hoofdzaak tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol ter uitvoering van de wet van 14 februari 2009 tot wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten met het oog op integratie van verplichtingen op het terrein van milieuverslaglegging (Stb. 109) (hierna: de wijzigingswet). Het voornaamste doel van deze wet is om de wet- en regelgeving rond milieuverslaglegging te vereenvoudigen. Op grond hiervan zijn de milieuverslagleggingsverplichtingen uit titel 12.1 (Milieuverslaglegging) van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) komen te vervallen. Deze verplichtingen zijn – voorzover nog relevant – geïntegreerd in titel 12.3 Wm (EG-verordening PRTR en PRTR-protocol). Concreet betekent dit dat voor inrichtingen die in het verleden rapportageplichtig waren op grond van zowel titel 12.1 als titel 12.3 Wm één rapportageplicht gaat gelden in de vorm van een geïntegreerd PRTR-verslag (hierna: integraal PRTR-verslag). Dit integrale PRTR-verslag bestaat uit het huidige PRTR-verslag, aangevuld met bestanddelen van het oorspronkelijke milieujaarverslag (hierna: MJV). Met de wijzigingswet wordt bovendien de inhoud van het oorspronkelijke MJV geactualiseerd, waarbij de vraagstelling beperkt is tot informatie die de overheid écht nodig heeft. De gegevens zijn onder meer nodig voor internationale rapportageverplichtingen van Nederland.

De uitvoeringsregels van de door de wijzigingswet aangepaste titel 12.3 Wm omvatten naast dit besluit een wijziging van de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol.

De artikelen 12.20a en 12.28a Wm zijn de belangrijkste, door de wijzigingswet ingevoegde nieuwe bepalingen van titel 12.3. Artikel 12.20a Wm biedt de grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur andere gegevens dan de in artikel 5, eerste lid, van verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (hierna: EG-verordening PRTR) 1 bedoelde gegevens aan te wijzen waarover via het PRTR-verslag moet worden gerapporteerd.

Daarnaast biedt artikel 12.28a Wm het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 Wm (hierna: Wm-bevoegd gezag) of artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo-bevoegd gezag) te verlenen, de mogelijkheid om in de vergunning voor te schrijven dat een inrichting via het integrale PRTR-verslag ook moet rapporteren over andere onderwerpen dan die waarover reeds op grond van de EG-verordening PRTR of artikel 12.20a, eerste lid, Wm moet worden gerapporteerd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt limitatief opgesomd welke thema’s het betreft.

Het onderhavige besluit geeft uitvoering aan de artikelen 12.20a, eerste lid, en 12.28a Wm. Daarnaast wordt de rechtsbasis van het Besluit identificatie en registratie van dieren en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangevuld en worden twee andere op de Wm gebaseerde algemene maatregelen van bestuur aangepast in verband met de integratie van verslagleggingsverplichtingen.

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat het Besluit milieuverslaglegging van rechtswege is vervallen nu de rechtsgrondslag voor dat besluit (titel 12.1 Wm) met de wijzigingswet is komen te vervallen.

De inhoud van dit besluit en de nota van toelichting is afgestemd met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

2. Inhoud besluit

2.1. Reikwijdte

Het onderhavige besluit strekt in de eerste plaats tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol. Dat uitvoeringsbesluit beoogt met name de kwaliteitsborging en de uniformiteit van de gegevensinzameling te bevorderen. Hiertoe bevat het onder meer de volgende onderdelen:

  • 1. regels met betrekking tot de wijze waarop de kwaliteitsbeoordeling van het PRTR-verslag moet worden uitgevoerd (artikelen 6 en 9);

  • 2. de invulling van de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek (artikelen 1 en 2);

  • 3. een rechtsbasis voor het vaststellen van een model voor het PRTR-verslag (artikel 5);

  • 4. regels met betrekking tot geheimhouding van gegevens (artikelen 3 en 4).

Door het onderhavige besluit wordt de reikwijdte van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol verbreed. Dat besluit is nu ook van toepassing op de aanvullende gegevens, bedoeld in artikel 12.20a Wm, en bevat tevens regels ter uitvoering van artikel 12.28a Wm.

2.2. Kern besluit

Artikel I, onderdeel B, vormt de kern van het onderhavige besluit. In dit onderdeel worden twee artikelen aan het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol toegevoegd: de artikelen 2a en 2b. Artikel 2a geeft uitvoering aan artikel 12.20a, eerste lid, Wm en artikel 2b aan artikel 12.28a Wm.

Artikel 12.20a, eerste lid, Wm bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur andere gegevens dan de in artikel 5, eerste lid, EG-verordening PRTR bedoelde gegevens kunnen worden aangewezen, die in het PRTR-verslag moeten worden opgenomen. Er kunnen uitsluitend gegevens worden aangewezen die betrekking hebben op de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting veroorzaakt. Bovendien is aanwijzing alleen mogelijk als de betreffende gegevens nodig zijn:

  • a. voor het vervullen van de bestuursrechtelijke handhavingstaken op grond van artikel 18.2 Wm of artikel 29 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo);

  • b. in verband met de vaststelling van, en de controle op het milieubeleid, of

  • c. voor de uitvoering van Europese of internationale verplichtingen.

In artikel 2a is hier nader invulling aan gegeven. Ingevolge dit artikel wordt bij ministeriële regeling nader geconcretiseerd welke aanvullende gegevens in het integrale PRTR-verslag moeten worden opgenomen (eerste lid). In aanvulling op bijlage II bij de EG-verordening PRTR zal onder meer een lijst van individuele stoffen met drempelwaarden in de ministeriële regeling worden opgenomen, waarover jaarlijks moet worden gerapporteerd indien de drempelwaarden worden overschreden. Verder zal voor een aantal PRTR-stoffen de drempelwaarde vergeleken met de verordening worden verlaagd. Het gaat daarbij om stoffen waarvoor nationaal of internationaal doel- of taakstellingen zijn geformuleerd of waarvoor internationale rapportageverplichtingen bestaan. Dit is een voortzetting van de praktijk die bij het MJV bestond.

Ter uitvoering van artikel 12.28a Wm is in artikel I, onderdeel B, van het besluit (artikel 2b) geconcretiseerd ten aanzien van welke lokale thema’s het Wm-bevoegd gezag bij vergunningvoorschrift kan bepalen dat hierover via het integrale PRTR-verslag gerapporteerd dient te worden. Het gaat uitsluitend om de thema’s geur en geluid. Ook in het MJV diende over deze thema’s gerapporteerd te worden. Deze thema’s zijn als mogelijkheid gehandhaafd, omdat een aantal provincies kenbaar heeft gemaakt ook in de toekomst behoefte te hebben aan deze gegevens in verband met de monitoring van incidenten op het gebied van geur en geluid. Zo nodig worden deze gegevens ook gebruikt voor lokale beleidsformulering op deze aspecten.

Van de overige lokale thema’s (van het MJV) zijn de meeste komen te vervallen, omdat gebleken is dat de gegevens in de praktijk weinig worden gebruikt of langs andere weg reeds bij de bevoegde instanties aanwezig zijn. Het betreft de thema’s veiligheid, bodem, overschrijding grenswaarden en milieuzorg. Het thema waterverbruik blijft wel op grond van artikel 12.20a, eerste lid, Wm gehandhaafd als onderdeel van het integrale PRTR-verslag, omdat gegevens hierover nodig zijn voor de berekening van het totale waterverbruik door de industrie. De rapportage over dit thema is in tegenstelling tot de thema’s geur en geluid niet optioneel, maar verplicht. Dit thema zal bij ministeriële regeling krachtens artikel 2a als verplicht onderdeel van het integrale PRTR-verslag worden voorgeschreven.

2.3. Kwaliteitsborging

In artikel 12.20a, tweede lid, Wm worden de bepalingen van de EG-verordening PRTR ten aanzien van de kwaliteitsborging van gegevens van overeenkomstige toepassing verklaard op informatie die ingevolge het eerste lid aan het PRTR-verslag wordt toegevoegd. Concreet betekent dit dat de drijver van een onder bijlage I bij de EG-verordening PRTR vallende inrichting verplicht is:

  • a. met gepaste frequentie informatie te verzamelen om te kunnen bepalen of de inrichting een integraal PRTR-verslag moet opstellen;

  • b. een integraal PRTR-verslag op te stellen indien de emissies of overbrengingen van verontreinigende stoffen in een bepaald jaar boven de vastgestelde drempelwaarden komen;

  • c. bij het opstellen van een integraal PRTR-verslag de best beschikbare informatie te gebruiken, en

  • d. gedurende vijf jaar de voor de gegevensinzameling gebruikte documentatie, waaronder de beschrijving van de voor de gegevensinzameling gebruikte methodiek, te bewaren (ongeacht de vraag of betrokkene in het betreffende jaar wel of geen integraal PRTR-verslag moet opstellen).

De verbinding tussen de onder a tot en met d genoemde verplichtingen wordt gevormd door het meet- en registratiesysteem (artikel 2, eerste lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol). Dit is de methodiek die wordt gehanteerd voor de gegevensinzameling. Door het gebruik van een dergelijk systeem wordt inzichtelijk gemaakt hoe de inrichting tot jaarcijfers met betrekking tot emissies en overbrengingen van verontreinigende stoffen komt. Het meet- en registratiesysteem geeft bevoegde instanties achtergrondinformatie om de kwaliteit van de gegevens in het integrale PRTR-verslag te kunnen beoordelen. Daarnaast is het een middel om te kunnen beoordelen of een inrichting die niet gerapporteerd heeft, dit op terechte gronden niet heeft gedaan. De hierboven (onder a tot en met d) genoemde verplichtingen sluiten aan op de MJV-praktijk (zie ook paragraaf 4.4 van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer en enkele andere wetten met het oog op integratie van verplichtingen op het terrein van milieuverslaglegging, Kamerstukken II 2007/08, 31 592, nr. 3, blz. 8–9). Op grond van artikel 3, vierde lid, Besluit milieuverslaglegging dienden MJV-inrichtingen ook al over een meet- en registratiesysteem te beschikken. Deze verplichting wordt gecontinueerd, zodat traceerbaar is hoe gegevens in het integrale PRTR-verslag tot stand komen. Aldus kan bij de kwaliteitsbeoordeling door de bevoegde instantie worden nagegaan of de gegevens consistent, volledig en betrouwbaar zijn.

3. Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

De integratie van de milieuverslagleggingsverplichtingen leidt per saldo tot een vermindering van de administratieve lasten voor inrichtingen. De vermindering van de administratieve lasten is globaal gekwantificeerd in paragraaf 7 van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet. 2 Op die plaats is uiteengezet dat de totale kosten circa 13% lager uitkomen dan voor de integratie. Dat is een vermindering van ongeveer € 240.000,– per jaar. De vermindering van de administratieve lasten zal in de praktijk overigens naar verwachting groter zijn dan de bovengenoemde getallen doen vermoeden. Er is hierbij namelijk alleen rekening gehouden met het opstellen van de rapportages zelf, en niet met de monitoring van emissies en de overbrenging van afvalstoffen gedurende het jaar. Omdat inrichtingen gemiddeld genomen over minder onderwerpen gegevens hoeven te verzamelen, zal ook hierin een vermindering van de administratieve lasten optreden. Daarnaast behoeven inrichtingen met de gestroomlijnde wet- en regelgeving minder documenten te raadplegen, wat van groot belang is voor de beleving van de administratieve lasten.

4. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets en milieutoets

Voor wat betreft de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets en de milieutoets wordt hier verwezen naar de paragrafen 8 en 9 van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet. 3

5. Voorpublicatie

Een ontwerp van dit besluit is op grond van artikel 21.6, vierde lid, Wm overgelegd aan beide kamers van de Staten-Generaal en op 28 januari 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, 1274). De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van de Tweede Kamer heeft het ontwerpbesluit op 28 januari 2009 voor kennisgeving aangenomen. Naar aanleiding van de publicatie in de Staatscourant zijn geen reacties ontvangen.

Artikelen

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel strekt tot wijziging van artikel 2 Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol. Ingevolge deze wijziging is dat artikel voortaan ook van toepassing op de aanvullende gegevens, bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, Wm. Bovendien is het artikel aangevuld met een verwijzing naar de relevante bepalingen in artikel 2a van genoemd besluit.

Op grond van artikel 2 Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol is de drijver van de inrichting verplicht over een meet- en registratiesysteem te beschikken (eerste lid). Inrichtingen die krachtens artikel 12.20a Wm gegevens dienen te verzamelen, zullen daarbij dus gebruik dienen te maken van een meet- en registratiesysteem. Onder het Besluit milieuverslaglegging gold die verplichting ook al (artikel 3, vierde lid).

Voor de aanvullende gegevens, bedoeld in artikel 12.20a Wm, geldt dus voortaan – net als voor de PRTR-gegevens – dat het meet- en registratiesysteem zodanig moet zijn ingericht, dat:

  • hiermee volledige, consistente en geloofwaardige gegevens worden verkregen (artikel 2, tweede lid, onder a, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR);

  • kan worden voldaan aan de verplichting met gepaste frequentie informatie te verzamelen (artikel 2, tweede lid, onder b, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR);

  • al die emissies en overbrengingen van verontreinigende stoffen worden gerapporteerd waarvan de drempelwaarden worden overschreden (artikel 2, tweede lid, onder c, in verbinding met artikel 2a, eerste lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR);

  • de rapportage over de emissies alle emissies van alle bronnen op het terrein van de inrichting omvat (artikel 2, tweede lid, onder c, in verbinding met artikel 2a, derde lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR);

  • de gerapporteerde gegevens vergezeld gaan van de vermelding of het gaat om informatie gebaseerd op metingen, berekeningen of ramingen (artikel 2, tweede lid, onder c, in verbinding met artikel 2a, tweede lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR);

  • voor zover de gerapporteerde gegevens op metingen of berekeningen berusten, tevens de analysemethode en/of berekeningsmethode wordt vermeld (artikel 2, tweede lid, onder c, in verbinding met artikel 2a, derde lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR);

  • de gerapporteerde informatie alle informatie bevat over de totaliteit van de emissies en overbrengingen van verontreinigende stoffen die het resultaat zijn van alle opzettelijke, accidentele, routinematige en niet-routinematige activiteiten (artikel 2, tweede lid, onder c, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR, in verbinding met artikel 5, tweede lid, EG-verordening PRTR);

  • ten behoeve van de rapportage gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare informatie (artikel 2, tweede lid, onder c, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol, in verbinding met artikel 5, vierde lid, EG-verordening PRTR).

Artikel 2, tweede lid, onder a en b, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol geldt voor alle inrichtingen die onder bijlage I bij de EG-verordening PRTR vallen, dat wil zeggen onafhankelijk van de vraag of zij in een bepaald jaar rapportageplichtig zijn. Artikel 2, tweede lid, onder c, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol geldt echter alleen voor zover degene die de inrichting drijft, met betrekking tot een bepaald jaar rapportageplichtig is.

Artikel 2, derde lid, Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol strekt ertoe te regelen dat de verplichting tot het beschikken over een gedocumenteerd meet- en registratiesysteem niet alleen geldt voor inrichtingen die over een bepaald jaar een PRTR-verslag moeten indienen, maar zich uitstrekt tot alle inrichtingen die onder bijlage I bij de EG-verordening PRTR vallen. Deze verplichting geldt dus ongeacht de vraag of er op grond van artikel 5, eerste lid, van de EG-verordening PRTR dan wel artikel 12.20a, eerste lid, Wm een rapportageplicht bestaat.

Er is een nieuw vierde lid aan artikel 2 toegevoegd, dat de mogelijkheid biedt om bij ministeriële regeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de inrichting van het meet- en registratiesysteem. Deze bepaling is met name bedoeld om in de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol een voorschrift voor de monitoring van fijnstofemissies op te nemen in de vorm van het verplicht stellen van het gebruik van een Nederlandse Technische Afspraak (hierna: NTA). Deze is in samenspraak met het bedrijfsleven en de bevoegde instanties ontwikkeld door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Bij het opstellen van het Actieplan fijn stof en industrie, dat onderdeel uitmaakt van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), is namelijk geconstateerd dat de onzekerheden in de emissiegegevens dermate groot zijn dat de beleidsontwikkeling hierdoor wordt belemmerd. Om tot een goede monitoring van het Actieplan fijn stof en industrie te komen, is een betere emissieregistratie voor fijn stof nodig. Doel van de NTA is dan ook de kwaliteit van de emissiegegevens te verbeteren, zodat betrouwbaarder gegevens worden verkregen over de luchtkwaliteit. De voorgestelde bepaling past in de richtsnoeren voor de totstandbrenging van het Europese PRTR van 31 mei 2006 volgens welke inrichtingen voor de bepaling van de emissies methodieken kunnen gebruiken die in nationale wet- en regelgeving voorgeschreven zijn, bijvoorbeeld wanneer er geen internationaal aanvaarde methodieken voorhanden zijn. Dit laatste is bij fijn stof het geval.

Onderdeel B
Artikel 2a

Ingevolge het eerste lid van artikel 2a wordt bij ministeriële regeling nader geconcretiseerd welke aanvullende gegevens in het integrale PRTR-verslag dienen te worden opgenomen. Dit zal worden neergelegd in het model van het integrale PRTR-verslag dat op grond van artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol in de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol zal worden opgenomen. Dit is overigens een voortzetting van de praktijk die bij het MJV bestond. In het eerste lid van artikel 2a is een niet-limitatieve opsomming opgenomen van onderwerpen waarop de aanvullende rapportageplicht betrekking kan hebben. Beide daar genoemde situaties zijn thans voorzien. Zo zal in de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol, in aanvulling op de lijst van stoffen in bijlage II bij de EG-verordening PRTR, een lijst van extra stoffen worden opgenomen, waarover via het integrale PTTR-verslag moet worden gerapporteerd. Rapportage is alleen verplicht indien de in de regeling gestelde drempelwaarden in het voorliggende jaar zijn overschreden. Daarnaast zullen bepaalde drempelwaarden uit de verordening worden verlaagd. In paragraaf 3 van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet is uiteengezet welke wijzigingen in stoffen en drempelwaarden zijn voorzien. Overigens zal voor de meeste stoffen waarvoor Nederland in het MJV een lagere drempelwaarde hanteerde dan de EG-verordening PRTR voortaan de drempelwaarde uit de verordening gaan gelden. Hierdoor worden de administratieve lasten verminderd.

De lijst met (aanvullende) stoffen zal periodiek worden geëvalueerd en indien nodig worden herzien. Hierbij moet met name worden gedacht aan een toetsing of met het oog op nationale en internationale beleidsontwikkelingen nieuwe stoffen dienen te worden toegevoegd dan wel bestaande dienen te worden verwijderd. Deze dynamiek zal tot gevolg hebben dat de lijst van stoffen in de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol aan verandering onderhevig is. Aangezien deze lijst bij regeling wordt vastgesteld, kunnen eventuele wijzigingen betrekkelijk snel worden doorgevoerd. De periodieke bijstelling van de lijst zal plaatsvinden in nauw overleg met de betrokken branches, het Wm- en Wvo-bevoegd gezag, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de Rijkswaterstaat Waterdienst, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en andere betrokken (overheids)instanties.

Ingevolge het tweede lid van artikel 2a dient bij de gegevens, bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, Wm in het integrale PRTR-verslag vermeld te worden of deze informatie gebaseerd is op metingen, berekeningen of ramingen. In het derde lid is ook artikel 5, eerste lid, derde alinea, EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent dat ingeval van metingen en berekeningen ook wordt aangegeven welke analyse- of berekeningsmethoden zijn gehanteerd.

Ook is in het derde lid artikel 5, eerste lid, vierde alinea, EG-verordening PRTR van overeenkomstige toepassing verklaard op de gegevens, bedoeld in artikel 12.20a, eerste lid, Wm, voorzover deze betrekking hebben op emissies. Dit betekent dat de drijver van de inrichting dient te rapporteren over alle emissies van alle bronnen op het terrein van de inrichting. Het gaat daarbij uiteraard alleen om emissies waarvan de drempelwaarden worden overschreden en die het gevolg zijn van activiteiten als bedoeld in bijlage I bij de EG-verordening PRTR. In beginsel betekent dit dat kwantitatieve gegevens worden vermeld als jaarvrachten voor de gehele inrichting. Echter, in bepaalde gevallen is ook rapportage per groep installaties of op individueel installatieniveau noodzakelijk om tot een goede kwaliteitsbeoordeling van het integrale PRTR-verslag te komen en ten behoeve van internationale verplichtingen en beleidsmonitoring. Dit wordt nader uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling EG-verordening PRTR en PRTR-protocol en in vergunningvoorschriften (zie artikel 2a, vijfde lid, en de daarbij behorende toelichting).

Het MJV kende een beschrijvend deel, dat inzicht gaf in de milieumaatregelen die de inrichting in het verslagjaar had genomen en te verwachten ontwikkelingen in het eerstvolgende verslagjaar. Dit beschrijvend deel is met de wijzigingswet komen te vervallen. Wel is in het vierde lid van artikel 2a de verplichting opgenomen om een toelichting bij de gegevens op te nemen, indien dit voor een goed begrip van die gegevens noodzakelijk is. Het biedt inrichtingen de mogelijkheid om een toelichting te geven op de gerapporteerde emissies. Deze bepaling komt overeen met artikel 3, derde lid, van het Besluit milieuverslaglegging.

Het vijfde lid biedt de mogelijkheid aan het Wm-bevoegd gezag om aan de milieuvergunning een voorschrift te verbinden inhoudende dat de drijver van de inrichting bepaalde gegevens op een lager aggregatieniveau moet verstrekken dan volgens het model voor het PRTR-verslag is vereist. De basis voor deze bepaling vormt artikel 12.29, onder c en e, Wm. Inrichtingen zullen op basis van het model voor het PRTR-verslag altijd moeten rapporteren op inrichtingsniveau en in bepaalde, in de regeling nader gespecificeerde, gevallen tevens per groep installaties of op individueel installatieniveau. Indien de bevoegde instantie in aanvulling op dat model nog een nadere uitsplitsing van de informatie nodig heeft om de kwaliteit van het integrale PRTR-verslag goed te kunnen beoordelen, kan in de milieuvergunning worden voorgeschreven op welk lager aggregatieniveau moet worden gerapporteerd. Terzake kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Artikel 2b

Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 12.28a Wm. Het Wm-bevoegd gezag kan alleen voor de lokale thema’s geur en geluid een voorschrift in de vergunning opnemen inhoudende de verplichting om hierover via het integrale PRTR-verslag te rapporteren. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld. Die regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de gegevensinzameling en de kwaliteitsbeoordeling van de betrokken gegevens. De bepalingen van de EG-verordening PRTR en titel 12.3 Wm die betrekking hebben op de gegevensverzameling en de kwaliteitsbeoordeling zijn op deze gegevens namelijk niet van toepassing, omdat die gericht zijn op het bepalen van de emissies en zich onvoldoende lenen voor het rapporteren over lokale thema’s.

Onderdeel C

Dit onderdeel strekt tot wijziging van artikel 5 Uitvoeringsbesluit EG-verordening PRTR en PRTR-protocol. Aangezien er altijd een model voor het integrale PRTR-verslag wordt vastgesteld, is de oorspronkelijke «kan»-bepaling omgezet in een verplichting. Degenen die rapportageplichtig zijn, dienen dit model te gebruiken. De rapportage geschiedt elektronisch (artikel 12.20, eerste lid, Wm). Het model is neergelegd in het e-MJV. Een ieder is dus verplicht te rapporteren met gebruikmaking van het e-MJV.

Artikel II

Ingevolge dit artikel vervallen het derde lid van artikel 43a en het tweede en derde lid van artikel 43b van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (hierna: Bees A). De betreffende verplichtingen om gegevens beschikbaar te stellen aan het bevoegd gezag zijn al via titel 12.3 Wm geregeld. Rapportage hierover zal via het integrale PRTR-verslag plaatsvinden. Het vierde lid van artikel 43a Bees A kan vervallen omdat deze bepaling overbodig is gebleken. Bees A is ingevolge de begripsbepaling voor «inrichting», bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van dat besluit, namelijk uitsluitend van toepassing op stookinstallaties van 50 MW of meer.

Artikel III

De verwijzing naar het Besluit milieuverslaglegging in artikel 6, eerste lid, van het Besluit emissie-eisen titaandioxide-inrichtingen wordt vervangen door een verwijzing naar titel 12.3 Wm. Dit houdt verband met het vervallen van het Besluit milieuverslaglegging.

Artikelen IV en V

Deze artikelen strekken tot aanvulling van de rechtsbasis in artikel 1, derde lid, Besluit identificatie en registratie van dieren en artikel 1a Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, met artikel 12.29, aanhef en onder f, Wm. Dit onderdeel f is bij de wijzigingswet toegevoegd aan artikel 12.29 Wm. Artikel 12.29, onder f, Wm maakt het mogelijk om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen inzake de gegevens die bevoegde instanties mogen gebruiken om vast te stellen of inrichtingen rapportageplichtig zijn. Hiermee wordt gedoeld op gegevens die in het kader van de uitvoering van andere regelgeving zijn verkregen. Onderdeel f is van belang voor gevallen waarin een inrichting geen PRTR-verslag heeft ingediend, maar onduidelijk is of dit op terechte gronden niet is gebeurd. Door de verbreding van de rechtsbasis van het Besluit identificatie en registratie van dieren en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet kan de Dienst Regelingen informatie die zij heeft verkregen via de genoemde besluiten, tevens gebruiken om te beoordelen of een inrichting rapportageplichtig is in het kader van titel 12.3 Wm.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

PbEU L 33.

XNoot
2

Kamerstukken II 2007/08, 31 592, nr. 3, blz. 10–13.

XNoot
3

Kamerstukken II 2007/08, 31 592, nr. 3, blz. 13–14.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven