Besluit van 28 augustus 2008, houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over de beschikbaarheid van documenten voor de keuring van oudere attractietoestellen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 mei 2007, kenmerk VGP/PSL 2770822, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 7 van de Warenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 28 juni 2007, nr. W13.07.0141/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 augustus 2008, VGP/PSL 2865706, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 22 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. Ten aanzien van attractietoestellen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, geldt ten aanzien van de keuringen bedoeld in hoofdstuk 3, dat in plaats van een technisch constructiedossier volstaan kan worden met een onvolledig technisch constructiedossier of met andere documenten indien dat onvolledige technisch constructiedossier of die andere documenten voldoende inzicht geven in de technische kenmerken van het attractietoestel.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.

ARTIKEL II

Artikel 3a, derde lid, van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen is vanaf 13 juli 2006 tot het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, niet van toepassing.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 13 juli 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 28 augustus 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de tweede oktober 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Voorliggend besluit strekt tot wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS).

Deze wijziging van het WAS houdt verband met het aflopen van de overgangstermijn van tien jaren, zoals gesteld in artikel 21 van het WAS, welke van toepassing is op attractietoestellen die vóór 27 maart 1997 reeds in gebruik zijn genomen. Op 27 maart 1997 trad het WAS in werking.

Vanaf 27 maart 2007 geldt voor deze oudere attractietoestellen hetzelfde keuringsregime als voor nieuwe attractietoestellen.

Dit keuringsregime houdt een periodieke keuring in door een aangewezen keuringsinstantie (AKI). Bij een goedkeuring krijgt het betreffende attractietoestel een certificaat van goedkeuring met een geldigheidstermijn van twaalf maanden, zoals is vastgelegd in artikel 6, tweede lid, van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen. Voor attractietoestellen van ná 27 maart 1997 geldt dat bij een aanvraag van een keuring een volledig technisch constructiedossier minimaal beschikbaar dient te zijn, dat bestaat uit meerdere technische documenten. Het vereiste om bij de aanvraag en beoordeling van een keuring een technisch constructiedossier te betrekken is niet gesteld aan attractietoestellen van vóór 27 maart 1997, omdat het in veel gevallen gaat om informatie die de fabrikant bij fabricage zou moeten vastleggen, zonder dat daartoe op dat moment een wettelijke verplichting bestond. Bij inwerkingtreding van dit besluit op 27 maart 1997, konden dergelijke eisen niet op deze oudere attractietoestellen van toepassing zijn, omdat deze op dat moment al in gebruik waren en de geëiste informatie dus in de regel niet voorhanden is. Daarom is destijds in artikel 22 gesteld dat bij de jaarlijkse keuring van deze oudere attractietoestellen geen beoordeling van het technisch constructiedossier hoeft plaats te vinden.

Desalniettemin zijn bij elke keuring van een attractietoestel (dus ook van deze oudere toestellen) bepaalde documenten nodig die inzicht geven in de technische kenmerken en zodoende in de veiligheid van een toestel. De afgelopen tien jaar heeft de branche ernaar toe kunnen werken om de attractietoestellen van vóór 27 maart 1997 voor te bereiden op de periodieke keuring. In 2006 is de branche nogmaals geïnformeerd door de Voedsel en Waren Autoriteit over het aflopen van de overgangstermijn en de consequenties hiervan in de praktijk. Daarbij is ook gewezen op het belang van het beschikbaar zijn van bepaalde technische documenten die inzicht verschaffen in de veiligheid van het toestel.

De branche heeft in reactie hierop aangegeven meer tijd nodig te hebben om aan keuringseisen te voldoen die het WAS stelt ten aanzien van de beschikbaarheid van bepaalde documenten.

Dit signaal is gewogen tegen de mogelijke risico’s voor de gebruikers van deze toestellen en heeft aanleiding gegeven tot volgende afspraken met de branche en de AKI’s.

Wanneer bij een eerste keuring geen elektrisch, pneumatisch en/of hydraulisch schema overgelegd kan worden, zal er in geval van goedkeuring van het attractietoestel, een certificaat van goedkeuring worden afgegeven met een kortere geldigheidsduur dan de reguliere geldigheidsduur van twaalf maanden. Zodoende wordt de ondernemers die nog niet beschikken over deze benodigde documenten, eenmalig extra tijd geboden om vóór de volgende keuring (een half jaar later) wel te kunnen beschikken over deze documenten. De VWA heeft deze afspraken na overeenstemming met VWS op 13 juli 2006 met de branche en de AKI’s schriftelijk bevestigd.

Daarnaast zal het vroegtijdig aanvragen van de hier bedoelde eerste keuring en het wel beschikbaar hebben van de benodigde documenten bij deze eerste keuring beloond worden. De VWA heeft met de branche en AKI’s afgesproken dat van vroegtijdig aanvragen sprake is, wanneer men de aanvraag vóór afgelopen 1 januari 2007 heeft ingediend.

Wanneer in deze situatie het attractietoestel kan worden goedgekeurd, wordt namelijk eenmalig een certificaat afgegeven met een langere geldigheidsduur dan de reguliere geldigheidsduur van twaalf maanden. Bij ministeriële regeling zal de geldigheidsduur worden gesteld op achttien maanden.

De juridische grondslag voor deze afspraken dient alsnog te worden vastgelegd.

Voorliggende wijziging van het WAS biedt deze juridische grondslag. Bij een eerste keuring van de attractietoestellen van vóór 27 maart 1997, kan er zodoende pragmatisch worden omgegaan met de eisen aan de beschikbaarheid van bepaalde documenten welke inzicht geven in de technische kenmerken van het toestel. De veiligheid van het toestel komt door deze wijziging niet in het geding.

Door middel van het gewijzigde artikel 22 kunnen bij ministeriële regeling ten aanzien van de beschikbaarheid van bepaalde documenten bij een verplichte periodieke keuring nadere regels worden gesteld. Het gaat dan in ieder geval om de eerder genoemde documenten: een zogenaamd elektrisch schema van de besturing en installatie en een hydraulisch en/of pneumatisch schema als het toestel hierdoor wordt aangedreven.

Bij ministeriële regeling kan op basis van artikel 10a, vierde lid, zowel de beschreven eenmalig kortere als langere geldigheidsduur van het certificaat van goedkeuring worden bepaald. Dit zal geschieden door een wijziging van artikel 6 van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen.

Een dergelijke ministeriële regeling zal vanzelfsprekend alleen een dergelijke, pragmatische invoering van eisen en van de eenmalig afwijkende geldigheidstermijn van het certificaat van goedkeuring toestaan, indien dit geen risico’s voor de veiligheid en gezondheid van de consument oplevert. Bij het afgeven van een certificaat van goedkeuring door een AKI zonder de beschikbaarheid van de benodigde elektrische, pneumatische en/ of hydraulische schema’s, dient de technische staat van het attractietoestel te allen tijde veilig te zijn. Indien er twijfels bestaan over de veiligheid van het attractietoestel wordt er in geen geval een certificaat van goedkeuring afgegeven.

Bij volgende keuringen dienen de benodigde documenten wel beschikbaar te zijn. Deze documenten bieden op de langere termijn meer zicht op de veiligheid van een attractietoestel.

VWS heeft de VWA en de AKI’s verzocht tot het moment dat het gewijzigde WAS, is vastgesteld reeds te handelen in lijn met deze wijziging van het WAS en de op handen zijnde ministeriële regeling.

Administratieve lasten

Voorliggend besluit zorgt voor eenmalige administratieve lasten ten behoeve van de reeds verplichte periodieke keuring per 27 maart 2007 van attractietoestellen van vóór 27 maart 1997.

Bij het berekenen van de administratieve lasten voor de branche is ervan uitgegaan dat exploitanten van attractietoestellen van vóór 27 maart 1997 niet beschikken over de meest recente documenten welke inzicht geven in de veiligheid van het toestel. De originele documenten zijn in veel gevallen nog opvraagbaar bij de fabrikanten van de toestellen. Deze documenten dienen alleen te worden aangepast aan de huidige stand van zaken.

In Nederland zijn op dit moment 1251 attractietoestellen van voor 27 maart 1997 bekend. Deze 1251 attractietoestellen bestaan uit 149 «gecompliceerde» attractietoestellen, 326 «gemiddelde» attractietoestellen en 776 «eenvoudige» attractietoestellen. Voor meer gecompliceerde attracties en gemiddelde attracties worden hogere kosten verwacht voor het bijwerken van de benodigde documenten dan voor eenvoudige attracties.

Het te verwachten uurtarief van een elektrotechnisch bureau dat de benodigde documenten kan opstellen, is € 60.

Verwacht wordt dat het opstellen van de benodigde documenten voor zowel een gecompliceerde attractie als voor een gemiddelde attractie 36 uur in beslag neemt. Een eenvoudigere attractie zal 10 uur vergen. Doordat bij gecompliceerde attracties meer documenten geleverd zijn dan bij gemiddelde attracties, neemt het opstellen van de benodigde documenten voor de eerste categorie relatief minder tijd in beslag.

Dit levert de volgende berekening van administratieve lasten op:

36 * € 60 * 149 =

€ 321.840

 

36 * € 60 * 326 =

€ 704.160

 

10 * € 60 * 776 =

€ 465.600

 
   

Totaal:

€ 1.491.600

 

Door een geleidelijke invoering van de eisen aan de beschikbaarheid van bepaalde documenten benodigd voor de periodieke keuring vanaf 27 maart 2007, wordt de sector eenmalig extra tijd geboden om bij een volgende keuring aan alle eisen te kunnen voldoen.

Bovendien zal een deel van het betrokken bedrijfsleven, mits aan de bij ministeriële regeling te stellen randvoorwaarden voldaan wordt, eenmalig een certificaat van goedkeuring kunnen krijgen met een langere geldigheidstermijn dan de reguliere geldigheidstermijn.

De onderhavige wijziging brengt geen verplichtingen met zich voor de burger die leiden tot administratieve lasten.

Notificatie bij de Europese Commissie (richtlijn 98/34/EG)

Het ontwerpbesluit is op 16 mei 2007 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204). De notificatie bij de Europese Commissie is noodzakelijk, aangezien het ontwerpbesluit vermoedelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn 98/34/EG. Naar aanleiding van deze notificatie zijn noch door de lidstaten, noch door de Commissie opmerkingen gemaakt.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel maakt het mogelijk bij de keuring van attractietoestellen van vóór 27 maart 1997 af te zien van de volledige beoordeling van een technisch dossier. In plaats daarvan dienen andere documenten of het onvolledige technisch constructiedossier voldoende inzicht te geven in de technische kenmerken van het attractietoestel om een beoordeling van de veiligheid van een toestel mogelijk te maken.

Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld. Op die manier kan bepaald worden dat in plaats van een technisch constructiedossier, elektrische, pneumatische en/of hydraulische schema’s ten behoeve van de jaarlijkse keuring als bedoeld in artikel 22, eerste lid bij de beoordeling moeten worden betrokken. Door te bepalen dat deze afwijking geldt ten aanzien van de oude attractietoestellen, kan ook in andere gevallen waar gesproken wordt van een technisch constructiedossier, worden volstaan met een onvolledig technisch constructiedossier of andere documenten.

Artikel II

De nieuwe keuringsvoorwaarden zullen met terugwerkende kracht worden toegepast. In de toelichting op artikel III is dat uiteengezet. Omdat niet valt uit te sluiten dat ten gevolge van de terugwerkende kracht bepaald handelen of nalaten strafbaar wordt, dat voordien niet strafbaar was, is de verbodsbepaling van artikel 3a, derde lid, van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen voor de periode van 13 juli 2006 tot het tijdstip waarop dit wijzigingsbesluit in werking treedt, niet van toepassing. Dit laat uiteraard onverlet dat attractie- en speeltoestellen nog steeds moeten voldoen aan de overige vereisten gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen en dat gebruikers of verhandelaars van toestellen die bij voorbeeld niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften, op grond van die tekortkomingen strafbaar zijn.

Artikel III

Het betreft 1251 toestellen die uiterlijk 27 maart 2007 gekeurd moesten zijn. Om te voorkomen dat alle keuringen in een zeer kort tijdsbestek dienden plaats te vinden, zijn afspraken met het veld gemaakt over de geldigheidsduur van de certificaten en de aanvragen van de keuring. De met het veld gemaakte afspraken zijn 13 juli 2006 bekend gemaakt. Sinds dat tijdstip wordt al overeenkomstig de thans vast te stellen regelgeving gekeurd. Door dit besluit tot en met 13 juli 2006 terug te laten werken, wordt bereikt dat de certificaten van goedkeuring van een deugdelijke wettelijke grondslag worden voorzien.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven