Besluit van 22 december 2006, houdende wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit W.V.O., het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., en het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 in verband met wijziging van de wettelijke bepalingen over de tweede fase van het havo en vwo

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 oktober 2006, nr. WJZ/2006/38538 (3803), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 13, derde tot en met zevende lid, 14, tweede tot en met zesde lid, 15, 22, 29, vierde lid, 60 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel V van de Wet van 27 april 2006 (Stb. 2006, 251) tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo);

De Raad van State gehoord (advies van 16 november 2006, no. W05.06.0463/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2006, nr. WJZ/2006/38693 (3803), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING INRICHTINGSBESLUIT W.V.O.

Het Inrichtingsbesluit W.V.O. wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

In de begripsbepaling van «de vakken behorende tot de beeldende vorming» wordt «handvaardigheid (handenarbeid)» vervangen door «handvaardigheid» en wordt «handvaardigheid (textiele werkvormen)» vervangen door: textiele vormgeving.

B

In artikel 21, vierde lid wordt «letterkunde» telkens vervangen door: literatuur.

C

Artikel 23 vervalt.

D

Artikel 26a vervalt.

E

Artikel 26b komt te luiden:

Artikel 26b. Inrichting profielen v.w.o.

  • 1. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. Nederlandse taal en literatuur: 480,

    b. Engelse taal en literatuur: 400,

    c. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 480,

    d. maatschappijleer: 120,

    e. algemene natuurwetenschappen: 120,

    f. culturele en kunstzinnige vorming of ter keuze van de leerling klassieke culturele vorming, voor zover het bevoegd gezag dit aanbiedt, met dien verstande dat het vak klassieke culturele vorming in elk geval deel uitmaakt van het profiel indien ook Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur, dan wel beide, deel uitmaken van het profiel: 160, en

    g. lichamelijke opvoeding : 160.

  • 2. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het gymnasium omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. Nederlandse taal en literatuur: 480,

    b. Engelse taal en literatuur: 400,

    c. Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur: 600,

    d. maatschappijleer: 120,

    e. algemene natuurwetenschappen: 120,

    f. klassieke culturele vorming: 160, en

    g. lichamelijke opvoeding : 160.

  • 3. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde B: 600,

    b. natuurkunde: 480,

    c. scheikunde: 440, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. natuur, leven en technologie: 440;

    2°. informatica: 440;

    3°. biologie: 480;

    4°. wiskunde D: 440.

  • 4. Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde A: 520, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt,

    b. biologie: 480,

    c. scheikunde: 440, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. natuur, leven en technologie: 440;

    2°. aardrijkskunde: 440;

    3°. natuurkunde: 480.

  • 5. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde A: 520, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt,

    b. economie: 480,

    c. geschiedenis: 440, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. management en organisatie: 440;

    2°. aardrijkskunde: 440;

    3°. maatschappijwetenschappen: 440;

    4°. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur of Friese taal en cultuur: 480.

  • 6. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het gymnasium en atheneum omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde C: 480, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde C kan vervangen door wiskunde A of wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag deze vakken als onderdeel van dit profiel aanbiedt,

    b. geschiedenis: 480,

    c. een van de volgende culturele profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. kunst (beeldende vormgeving), kunst (muziek), kunst (drama), kunst (dans), muziek, tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving: 480;

    2°. filosofie: 480;

    3°. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, Friese taal en cultuur met een normatieve studielast van 480 uren, Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur met een normatieve studielast van 600 uren;

    d. een van de volgende maatschappelijke profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. aardrijkskunde: 440;

    2°. maatschappijwetenschappen: 440;

    3°. economie: 480.

  • 7. Het vrije deel van elk profiel in het gymnasium en atheneum kan omvatten:

    a. de vakken, genoemd in het eerste tot en met het zesde lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat:

    1°. van de vakken wiskunde A, wiskunde B en wiskunde C er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en

    2°. kunst (beeldende vormgeving) niet gekozen kan worden in combinatie met tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving, dat kunst (muziek) niet gekozen kan worden in combinatie met muziek, en

    3°. van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving er slechts één deel kan uitmaken van het profiel,

    b. de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, met dien verstande dat deze vakken slechts deel kunnen uitmaken van het vrije deel voor zover de desbetreffende taal niet reeds eerder is gevolgd of al deel uitmaakt van het profiel:

    1°. Spaanse taal en literatuur (elementair): 480,

    2°. Russische taal en literatuur (elementair): 480,

    3°. Italiaanse taal en literatuur (elementair): 480,

    4°. Arabische taal en literatuur (elementair): 480, en

    5°. Turkse taal en literatuur (elementair): 480,

    c. de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast in uren:

    1°. kunst (algemeen): 200,

    2°. bewegen, sport en maatschappij: 440, en

    d. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen.

F

Artikel 26c komt te luiden:

Artikel 26c. Inrichting profielen h.a.v.o.

  • 1. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. Nederlandse taal en literatuur: 400,

    b. Engelse taal en literatuur: 360,

    c. maatschappijleer: 120,

    d. culturele en kunstzinnige vorming : 120, en

    e. lichamelijke opvoeding: 120.

  • 2. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde B: 360,

    b. natuurkunde: 400,

    c. scheikunde: 320, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. natuur, leven en technologie: 320;

    2°. informatica: 320;

    3°. biologie: 400;

    4°. wiskunde D: 320.

  • 3. Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde A: 320, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt,

    b. biologie: 400,

    c. scheikunde: 320, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. natuur, leven en technologie: 320;

    2°. aardrijkskunde: 320;

    3°. natuurkunde: 400.

  • 4. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. wiskunde A: 320, met dien verstande dat de leerling het vak wiskunde A kan vervangen door wiskunde B, voor zover het bevoegd gezag dit vak als onderdeel van dit profiel aanbiedt,

    b. economie: 400,

    c. geschiedenis: 320, en

    d. een van de volgende profielkeuzevakken, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. management en organisatie: 320;

    2°. aardrijkskunde: 320;

    3°. maatschappijwetenschappen: 320;

    4°. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur: 400.

  • 5. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    a. geschiedenis: 320,

    b. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur ter keuze van de leerling voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt: 400,

    c. een van de volgende culturele profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. kunst (beeldende vormgeving), kunst (muziek), kunst (drama), kunst (dans), muziek, tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving: 320;

    2°. filosofie: 320;

    3°. Franse taal en literatuur, Duitse taal en literatuur, Spaanse taal en literatuur, Russische taal en literatuur, Italiaanse taal en literatuur, Arabische taal en literatuur, Turkse taal en literatuur, of Friese taal en cultuur: 400,

    d. een van de volgende maatschappelijke profielkeuzevakken ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze vakken aanbiedt:

    1°. aardrijkskunde: 320;

    2°. maatschappijwetenschappen: 320;

    3°. economie: 400.

  • 6. Het vrije deel van elk profiel in het h.a.v.o. kan omvatten:

    a. de vakken, genoemd in het eerste tot en met het vijfde lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat:

    1°. van de vakken wiskunde A en wiskunde B er slechts één deel kan uitmaken van het profiel, dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel, en

    2°. kunst (beeldende vormgeving) niet gekozen kan worden in combinatie met tekenen, handvaardigheid of textiele vormgeving, dat kunst (muziek) niet gekozen kan worden in combinatie met muziek, en

    3°. van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving er slechts één deel kan uitmaken van het profiel,

    b. de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren, met dien verstande dat deze vakken slechts deel kunnen uitmaken van het vrije deel voor zover de desbetreffende taal niet reeds eerder is gevolgd of al deel uitmaakt van het profiel:

    1°. Spaanse taal en literatuur (elementair): 320,

    2°. Russische taal en literatuur (elementair): 320,

    3°. Italiaanse taal en literatuur (elementair): 320,

    4°. Arabische taal en literatuur (elementair): 320, en

    5°. Turkse taal en literatuur (elementair): 320,

    c. de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast in uren:

    1°. kunst (algemeen): 120,

    2°. algemene natuurwetenschappen: 120, en

    3°. bewegen, sport en maatschappij: 320, en

    d. door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen.

G

Artikel 26d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, evenals de aanduiding «2.» voor het tweede lid.

2. In de eerste volzin wordt na «andere programma-onderdelen» telkens ingevoegd: van het vrije deel.

3. In de derde volzin wordt «bewijs van bekwaamheid en bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding» vervangen door: getuigschrift als bedoeld in onderdeel b. 1° van dat lid.

H

Artikel 26e komt te luiden:

Artikel 26e. Vrijstellingen en ontheffingen in periode voorbereidend hoger onderwijs v.w.o. en h.a.v.o.

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor v.w.o. of h.a.v.o. kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van het onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen.

  • 2. De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer. Indien het betreft het atheneum is deze leerling tevens vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak culturele en kunstzinnige vorming.

  • 3. De leerling van een school voor v.w.o. die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 26c, examen heeft afgelegd in één of meer overeenkomstige vakken van artikel 26b, is vrijgesteld van het volgen van onderwijs in dit vak respectievelijk deze vakken.

  • 4. Het bevoegd gezag van een atheneum kan een leerling ontheffing verlenen van het volgen van onderwijs in de taal genoemd in artikel 26b, eerste lid, onder c, in de volgende gevallen:

    a. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal;

    b. de leerling heeft een andere moedertaal dan de Nederlandse taal of de Friese taal;

    c. de leerling volgt onderwijs in het profiel natuur en techniek of het profiel natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.

  • 5. Bij toepassing van het vierde lid, wordt de taal vervangen door een van de vakken of programma-onderdelen, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, of in het zevende lid, onder c of d, met een normatieve studielast van tenminste 440 uren, ter keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze als zodanig aanbiedt.

I

Artikel 26f vervalt.

ARTIKEL II. WIJZIGING EINDEXAMENBESLUIT V.W.O.-H.A.V.O.-M.A.V.O.-V.B.O.

Het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o. wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van «vakken» vervalt: , deelvakken.

2. In de begripsbepaling van «de vakken behorende tot de beeldende vorming» wordt «handvaardigheid (handenarbeid)» vervangen door «handvaardigheid» en wordt «handvaardigheid (textiele werkvormen)» vervangen door: textiele vormgeving.

B

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het profielwerkstuk heeft betrekking op één of meer vakken van het eindexamen. Ten minste één van deze vakken heeft een omvang van 400 uur of meer voor v.w.o. en 320 uur of meer voor h.a.v.o.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt «vrijstelling» vervangen door: ontheffing.

D

Artikel 7, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan onderdeel a wordt na de komma toegevoegd: en.

2. Aan het slot van onderdeel b wordt «, en» vervangen door een punt.

3. Onderdeel c en de laatste volzin vervallen.

E

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt: van rechtswege

2. In het eerste lid, aanhef, wordt «vrijstellingen» vervangen door «vrijstellingen en ontheffingen».

3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden als volgt:

e. vrijgesteld van het profielwerkstuk, indien reeds eerder een profielwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een of meer vakken van dezelfde schoolsoort, behorende tot het profiel van de kandidaat en waarvoor een eindcijfer 6 of hoger is behaald,

4. In het eerste lid wordt na onderdeel e een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende:

f. vrijgesteld van het sectorwerkstuk, indien reeds eerder een sectorwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een thema uit die sector, en dat is beoordeeld als «voldoende» of «goed».

5. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid.

6. In het derde lid (nieuw) wordt «onder a tot en met e, en derde lid» vervangen door: onder a tot en met d.

F

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt «Vrijstellingen» vervangen door: Ontheffingen.

2. In het eerste, vierde, vijfde en zesde lid, wordt «vrijstelling» telkens vervangen door: ontheffing.

G

Artikel 10a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt «Vrijstellingsprocedure» vervangen door: Ontheffingsprocedure.

2. In de tekst van het artikel wordt «vrijstelling» telkens vervangen door: ontheffing.

H

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Eindexamen v.w.o. (atheneum)

  • 1. Het eindexamen v.w.o. (atheneum) omvat:

    a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk,

    b. de vakken van het profieldeel van één van de profielen, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., en

    c. tenminste één vak met een normatieve studielast van tenminste 440 uren van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. zoals geldend voor de scholen voor v.w.o., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.w.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken waarvoor vrijstelling of ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met vierde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. Bij een ontheffing op grond van artikel 26e, vierde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. wordt de taal vervangen door een ander vak als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, en in het bezit is van het diploma h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer.

  • 5. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs en in het bezit is van het diploma h.a.v.o., en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 26c van het Inrichtingsbesluit W.V.O. examen heeft afgelegd in een of meer overeenkomstige vakken van artikel 26b van het Inrichtingsbesluit W.V.O., bij het eindexamen vrijgesteld van dit vak of deze vakken.

  • 6. In afwijking van het eerste lid kan de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs bij het eindexamen ontheffing worden verleend van de taal, genoemd in artikel 26b, eerste lid onder c, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., in de volgende gevallen:

    a. de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal,

    b. de leerling heeft een andere moedertaal dan de Nederlandse taal, of

    c. de leerling volgt onderwijs in het profiel natuur en techniek of het profiel natuur en gezondheid en de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.

  • 7. Bij ontheffing op grond van het zesde lid wordt de taal vervangen door een van de vakken, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, of in het zevende lid, onder c of d, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. met een normatieve studielast van tenminste 440 uren, naar keuze van de leerling, voor zover het bevoegd gezag deze als zodanig aanbiedt.

I

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Eindexamen v.w.o. (gymnasium)

  • 1. Het eindexamen v.w.o. (gymnasium) omvat:

    a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk,

    b. de vakken van het profieldeel, genoemd in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., en

    c. ten minste één vak met een normatieve studielast van tenminste 440 uur van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O. zoals geldend voor de scholen voor v.w.o., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor v.w.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken waarvoor vrijstelling of ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste tot en met derde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van het vak lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, en die in het bezit is van het diploma h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de volgende vakken van het gemeenschappelijk deel: algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer.

  • 5. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs en in het bezit is van het diploma h.a.v.o., en die in plaats van de vakken, genoemd in artikel 26c van het Inrichtingsbesluit W.V.O. examen heeft afgelegd in een of meer overeenkomstige vakken van artikel 26b van het Inrichtingsbesluit W.V.O., bij het eindexamen vrijgesteld van dit vak of deze vakken.

J

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13. Eindexamen h.a.v.o.

  • 1. Het eindexamen h.a.v.o. omvat:

    a. de vakken van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, genoemd in artikel 26c, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., daaronder tevens begrepen een profielwerkstuk,

    b. de vakken van het profieldeel, genoemd in artikel 26c, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., en

    c. ten minste één vak met een normatieve studielast van tenminste 320 uur van het vrije deel van elk profiel, genoemd in artikel 26c, zesde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., met dien verstande dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken onderdeel zijn van het eindexamen uitsluitend voor zover Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend.

  • 2. Ingeval van toepassing van artikel 14, achtste lid, van de wet is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een school voor h.a.v.o., bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken van het gemeenschappelijk deel waarvoor ontheffing is verleend van het volgen van onderwijs op grond van artikel 26e, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is de kandidaat die het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, bij het eindexamen vrijgesteld van de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel.

K

In artikel 22, vijfde lid, wordt «worden vrijgesteld» vervangen door: ontheffing worden verleend.

L

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32. Schoolexamen

  • 1. Het bevoegd gezag bepaalt het tijdstip waarop het schoolexamen aanvangt.

  • 2. Het schoolexamen wordt afgesloten voor de aanvang van het eerste tijdvak, bedoeld in artikel 37.

  • 3. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het tweede lid een kandidaat die ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen niet heeft kunnen afsluiten voor de aanvang van het eerste tijdvak, in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak af te sluiten vóór het centraal examen in dat vak, doch na de aanvang van het eerste tijdvak.

  • 4. In afwijking van het tweede lid geldt voor het v.m.b.o. dat het schoolexamen voor de vakken waarin geen centraal examen wordt afgelegd en, voor zover van toepassing, het sectorwerkstuk uiterlijk moeten zijn afgesloten op een datum gelegen na de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen, doch uiterlijk een week voordat de uitslag van het centraal examen wordt vastgesteld.

  • 5. In afwijking van het tweede lid geldt voor het h.a.v.o. en het v.w.o. dat de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld, moeten zijn afgesloten uiterlijk een week voordat de uitslag van het centraal examen wordt vastgesteld.

  • 6. Indien het bevoegd gezag gebruikmaakt van de afwijkingsbevoegdheid in het tweede lid, zendt het de resultaten die zijn behaald met het schoolexamen en het sectorwerkstuk zo spoedig mogelijk aan de inspectie, tenzij het bevoegd gezag op grond van artikel 103b, tweede lid, van de wet examengegevens samen met het persoonsgebonden nummer verstrekt aan de Informatie Beheer Groep.

M

In artikel 33, onderdeel c, vervalt: het profielwerkstuk of.

N

Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt:

a. «deelvak culturele en kunstzinnige vorming 1» vervangen door «vak culturele en kunstzinnige vorming»,

b. «deelvak lichamelijke opvoeding 1» vervangen door «vak lichamelijke opvoeding», en

c. «deelvakken» vervangen door «vakken».

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt het sectorwerkstuk beoordeeld met «voldoende» of «goed». Deze beoordeling geschiedt op de grondslag van het genoegzaam voltooien van het sectorwerkstuk, zoals blijkend uit het examendossier. Het sectorwerkstuk wordt beoordeeld door ten minste twee examinatoren die de kandidaat hebben begeleid bij de totstandkoming van het sectorwerkstuk.

O

In artikel 39, eerste lid, wordt na onderdeel c een nieuw onderdeel ingevoegd, luidend:

c1. het vaststellen van het aantal en de tijdsduur van de toetsen van het centraal examen;.

P

Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vierde lid, onderdeel d, wordt «vrijstelling» vervangen door: ontheffing.

2. In het vijfde lid wordt «Vrijstellingsbewijzen» vervangen door: Bewijzen van ontheffing.

3. In het zesde lid wordt «vrijstelling» vervangen door: vrijstelling of ontheffing.

Q

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49. Uitslag

  • 1. De kandidaat die eindexamen v.m.b.o. heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:

    a. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, of

    b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, of

    c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt het eindcijfer van het afdelingsvak of intrasectorale programma in de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerweg meegerekend als twee eindcijfers.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens dat voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijk deel en in de gemengde en de theoretische leerweg voor het sectorwerkstuk de kwalificatie «voldoende» of «goed» is behaald.

  • 4. In afwijking van het eerste en derde lid, is de kandidaat die eindexamen v.m.b.o. heeft gelegd ter afsluiting van een leerwerktraject als bedoeld in artikel 10b1 van de wet, geslaagd indien hij zowel voor het vak Nederlandse taal als voor het beroepsgerichte programma het eindcijfer 6 of hoger heeft behaald. Indien de vakken waarin examen is afgelegd, tezamen een eindexamen vormen van de basisberoepsgerichte leerweg, bedoeld in artikel 10b van de wet, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De kandidaat die eindexamen v.w.o. of h.a.v.o. heeft afgelegd, is geslaagd:

    a. indien hij:

    1°. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    3°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, dan wel

    4°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt,

    b. indien geen van de eindcijfers van onderdelen, genoemd in het zesde lid, lager is dan 4, en

    c. indien de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed».

  • 6. Bij de uitslagbepaling volgens het vijfde lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor v.w.o. ook algemene natuurwetenschappen. Het bevoegd gezag kan daaraan toevoegen:

    a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het schoolexamen van de desbetreffende taal en literatuur,

    b. klassieke culturele vorming, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, klassieke culturele vorming voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het schoolexamen van Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur,

    c. algemene natuurwetenschappen in het h.a.v.o.,

    d. bij bijzondere scholen: godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs geen onderdeel is van het eindexamen, tenzij Onze Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend met toepassing van artikel 11, eerste lid, onder c, artikel 12, eerste lid, onder c, of artikel 13, eerste lid, onder c.

  • 7. Indien het bevoegd gezag toepassing geeft aan de tweede volzin van het zesde lid, wordt in het examenreglement, bedoeld in artikel 31, vermeld welk onderdeel of welke onderdelen worden toegevoegd.

  • 8. De directeur bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het zesde lid, als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 9. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de directeur deze schriftelijk aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het in artikel 51 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 51, eerste lid, geen toepassing vindt.

R

In artikel 51, eerste lid, wordt «vijfde lid» vervangen door: negende lid.

S

Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop voor zover van toepassing zijn vermeld:

    a. de cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het centraal examen,

    b. voor v.w.o. en h.a.v.o. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    c. voor v.m.b.o. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk,

    d. de beoordeling van de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding in v.w.o. en h.a.v.o.,

    e. de beoordeling van het kunstvak en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van de leerweg in m.a.v.o. en v.b.o.,

    f. volgens welke differentiatie, bedoeld in artikel 7, derde lid, is geëxamineerd,

    g. de eindcijfers voor de examenvakken met inbegrip van het cijfer bepaald op grond van artikel 49, vierde lid, en

    h. de uitslag van het eindexamen.

2. Het vijfde lid komt te luiden als volgt:

  • 5. Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het eindexamen geldt het volgende:

    a. indien het betreft het eindexamen v.w.o. of het eindexamen h.a.v.o.:

    1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst indien de kandidaat het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs;

    2°. de vakken algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer waarvoor de kandidaat bij het eindexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma h.a.v.o., worden niet vermeld op de cijferlijst;

    3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van dit besluit of artikel 10 van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het eindexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen h.a.v.o. waarvan deze v.w.o.-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    5°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

    b. indien het betreft het eindexamen v.m.b.o.:

    1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst indien de kandidaat het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs;

    2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van dit besluit of artikel 10 van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    3°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer.

T

Artikel 53, eerste en tweede lid, wordt vervangen door:

  • 1. De examencommissie v.a.v.o. reikt aan de kandidaat die deeleindexamen heeft afgelegd aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs, een cijferlijst uit waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    a. de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen,

    b. voor het v.w.o. en h.a.v.o. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    c. voor het v.m.b.o. het thema alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, en

    d. de eindcijfers voor de examenvakken met inbegrip van het cijfer, bepaald op grond van artikel 49, vierde lid.

  • 2. De examencommissie v.a.v.o. reikt aan de in het eerste lid bedoelde kandidaat, alsmede aan de kandidaat aan wie op grond van de definitieve uitslag niet op grond van 52, tweede lid, een diploma kan worden uitgereikt, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:

    a. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    b. voor het v.w.o. en h.a.v.o. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk, en

    c. voor het v.m.b.o. het thema van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met «goed» of «voldoende».

U

In artikel 54, eerste lid wordt «vrijstellingsbewijzen» vervangen door: bewijzen van ontheffing.

V

In artikel 55, derde lid, onderdeel a, wordt «letterkunde» vervangen door: literatuur

W

Artikel 56, onderdeel c, komt te luiden als volgt:

c. de cijfers van het schoolexamen alsmede in voorkomend geval, het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft en de beoordeling en het thema van het sectorwerkstuk;

X

De inhoudsopgave vervalt.

ARTIKEL III. WIJZIGING BESLUIT STAATSEXAMENS VWO-HAVO-MAVO 2000

Het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder i, vervalt, onder verlettering van de onderdelen j tot en met v tot onderdelen i tot en met u.

B

In artikel 3, derde lid, wordt vrijstellingen vervangen door: vrijstellingen of ontheffingen.

C

In artikel 6, eerste lid, wordt «vrijstelling» vervangen door: ontheffing.

D

In artikel 8, tweede lid, wordt «de deelvakken culturele en kunstzinnige vorming 3 (drama) en culturele en kunstzinnige vorming 3 (dans)» vervangen door: de vakken kunst (drama) en kunst (dans).

E

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «vrijstellingen» vervangen door «vrijstellingen en ontheffingen».

2. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

d. vrijgesteld van het profielwerkstuk, indien reeds eerder een profielwerkstuk is gemaakt dat betrekking heeft op een of meer vakken van dezelfde schoolsoort, behorende tot het profiel van de kandidaat en waarvoor een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald;.

3. In het derde lid, wordt «letterkunde» telkens vervangen door «literatuur».

4. In het vierde lid wordt «a tot en met c» vervangen door «a tot en met d».

F

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt «Vrijstellingen» vervangen door: Ontheffingen.

2. In het eerste, vierde, vijfde en zesde lid wordt «vrijstelling» telkens vervangen door: ontheffing.

G

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt «Vrijstellingsprocedure» vervangen door: Ontheffingsprocedure.

2. In de tekst van het artikel wordt «vrijstelling» telkens vervangen door: ontheffing.

H

Artikel 15, derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt het sectorwerkstuk beoordeeld met «voldoende» of «goed».

I

Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt «vrijstellingsbewijzen» telkens vervangen door: bewijzen van ontheffing.

2. In het vierde lid wordt «Vrijstellingsbewijzen» vervangen door: Bewijzen van ontheffing.

J

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26. Uitslag

  • 1. De kandidaat die het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs van de theoretische leerweg, genoemd in artikel 10 van de Wet op het voortgezet onderwijs, heeft afgelegd, is geslaagd indien hij:

    a. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger,

    b. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger, dan wel

    c. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger waarvan ten minste één 7 of hoger.

  • 2. De kandidaat die staatsexamen havo of vwo heeft afgelegd, is geslaagd:

    a. indien hij:

    1°. voor al zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    2°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald,

    3°. voor één van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, dan wel

    4°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald dan wel voor één van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor één van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald, en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers tenminste 6,0 bedraagt, en

    b. indien geen van de eindcijfers van onderdelen, genoemd in het derde lid, lager is dan 4.

  • 3. Bij de uitslagbepaling volgens het tweede lid wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van één vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer en het profielwerkstuk en voor v.w.o. ook algemene natuurwetenschappen. De staatsexamencommissie kan aan die onderdelen toevoegen:

    a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien de staatsexamencommissie daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het commissie-examen van de desbetreffende taal en literatuur;

    b. klassieke culturele vorming, met dien verstande dat indien de staatsexamencommissie daartoe niet besluit, klassieke culturele vorming voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het commissie-examen van Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur;

    c. algemene natuurwetenschappen in het h.a.v.o..

  • 4. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens als voorwaarde dat het sectorwerkstuk moet zijn beoordeeld als «voldoende» of «goed».

  • 5. Het eindcijfer, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald als het rekenkundig gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

  • 6. De kandidaat die niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het eerste en vierde of het tweede en derde lid, is afgewezen voor het staatsexamen.

  • 7. Zodra de uitslag ingevolge het eerste, vierde en zesde lid of het tweede, derde en zesde lid is vastgesteld, maakt de voorzitter deze samen met de eindcijfers schriftelijk aan de kandidaat bekend. Indien de kandidaat is afgewezen voor het staatsexamen, wordt bij de bekendmaking mededeling gedaan van het in artikel 27 bepaalde. De in de eerste volzin bedoelde uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 27 geen toepassing vindt.

K

In artikel 28 wordt «artikel 26, vierde lid» vervangen door: artikel 26, zevende lid.

L

Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,.

2. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,.

3. In het tweede lid onder d, wordt «is vrijgesteld» vervangen door: vrijstelling of ontheffing is verleend.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het staatsexamen geldt het volgende:

    a. indien het betreft het staatsexamen v.w.o. of het staatsexamen h.a.v.o.:

    1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

    2°. de vakken algemene natuurwetenschappen en maatschappijleer waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma h.a.v.o., worden niet vermeld op de cijferlijst;

    3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. of artikel 10 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het staatsexamen v.w.o. is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen of staatsexamen h.a.v.o. waarvan deze v.w.o.-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    5°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

    b. indien het betreft het staatsexamen v.m.b.o. theoretische leerweg:

    1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst;

    2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 9 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. of artikel 10 van dit besluit, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

    3°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer.

M

Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,.

2. In het eerste lid, onder c, wordt «de beoordeling van het sectorwerkstuk,» vervangen door: de beoordeling van het sectorwerkstuk, en.

3. Het tweede lid, onder b, komt te luiden:

b. het vak of de vakken, het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk of het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met «goed» of «voldoende».

N

In artikel 32, eerste lid, wordt «vrijstellingsbewijzen» vervangen door: bewijzen van ontheffing.

O

In artikel 33, derde lid, onder a, wordt «letterkunde» vervangen door: literatuur.

P

Artikel 34, wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;.

2. Het tweede lid, onder d, komt te luiden:

d. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;.

3. In het tweede lid, onder h, wordt «is vrijgesteld» vervangen door: vrijstelling of ontheffing is verleend.

4. Het derde lid, onder c, komt te luiden:

c. het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft;.

Q

In de artikelen 3, derde lid, 25, tweede en derde lid, 29, derde lid en 44, eerste lid, wordt «deartikelen» telkens vervangen door: de artikelen.

ARTIKEL IV. INTREKKING BESLUIT VAN 15 NOVEMBER 1997, STB. 588

Het Besluit van 15 november 1997, houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en enkele andere besluiten in verband met invoering van profielen in het voortgezet onderwijs (Stb. 588) wordt ingetrokken.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALINGEN

  • 1. In het schooljaar 2008–2009 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het eindexamen h.a.v.o. volgens de op 31 juli 2007 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2007 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.

  • 2. In het schooljaar 2009–2010 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het eindexamen v.w.o. volgens de op 31 juli 2007 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2007 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.

  • 3. In het jaar 2010 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen h.a.v.o. volgens de op 31 juli 2007 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften.

  • 4. In het jaar 2011 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen v.w.o. volgens de op 31 juli 2007 geldende bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften.

  • 5. Vrijstellingsbewijzen die op grond van de artikelen 48, vijfde lid, en 54, eerste lid, van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., en de artikelen 25, derde en vierde lid, en 32, eerste lid, van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000, zoals luidend op 31 juli 2007, zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met bewijzen van ontheffing, bedoeld in deze artikelen zoals luidend na inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL VI. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 22 december 2006

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inhoud en doel van het besluit

Dit besluit brengt een aantal wijzigingen aan in uitvoeringsbesluiten in verband met aanpassingen binnen de profielen in het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) en het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). Het besluit strekt daarmee tot uitvoering van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), zoals deze wet met ingang van 1 augustus 2007 luidt, door de wijzigingen die daarin zijn aangebracht door de wet van 27 april 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo) (Stb. 251). Een algemene toelichting daarop wordt gegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2005/06, 30 187, nr. 3).

Voor de uitvoering van de wet aanpassing profielen tweede fase vwo en havo is aanpassing van diverse besluiten noodzakelijk. Het betreft het Inrichtingsbesluit W.V.O., het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. en het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000.

Inhoudelijk regelt het voorliggende wijzigingsbesluit in hoofdzaak de andere invulling van de profielen wat betreft de vakken (naast hetgeen reeds in de wet is vastgelegd nu ook de nadere bepaling van talen, typen wiskunde en vakken in het vrije deel), hun normatieve studielast, en aanpassingen van de examensystematiek: wijziging van de uitslagregel door herinvoering van een mogelijkheid tot compensatie en het zgn. combinatiecijfer.

2. Achtergronden van het besluit

De invulling van dit besluit vloeit voort uit de nieuwe bepalingen in de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die tot stand zijn gekomen als resultaat van uitgebreid overleg met onder meer het onderwijsveld, weergegeven in een aantal discussienota's en daarop gebaseerde beleidsreacties. De belangrijkste daarvan is «Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase havo en vwo», aan de Tweede Kamer gezonden bij brief van 8 januari 2003 (OCW0300015). De discussie, en de hoofdlijnen van de veranderingen, zijn toegelicht in de memorie van toelichting bij de wet aanpassing profielen tweede fase vwo en havo. De wijziging die van deze discussie het resultaat is, vervangt het vrij complexe en versnipperde systeem van vakken en deelvakken door een eenvoudiger systeem van volledige vakken, met een min of meer gestandaardiseerde omvang. Daartoe is de omvang van het gemeenschappelijk deel enigszins teruggebracht en is die van het profieldeel uitgebreid, zodat daar ruimte is geschapen voor vier vakken, waarvan in beginsel drie verplicht en één profielkeuzevak (in cultuur en maatschappij twee verplicht en twee ter keuze), en een vrij deel met ruimte voor tenminste één volledig vak. Dit leidt tot een betere studeerbaarheid, organiseerbaarheid en werkbaarheid voor scholen, leraren en leerlingen.

3. Aard van het besluit

De wijziging van profielen in de WVO (voor een gedetailleerde omschrijving daarvan zie de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel) maakt het noodzakelijk de vakken per profiel opnieuw te benoemen, met een aangepaste studielast. Daarbij is uitgegaan van de beginselen zoals genoemd in par. 2 (samenstelling profieldeel, min of meer gestandaardiseerde omvang). De omvang van de studielast van het examenpakket is voor elke profiel in principe gelijk, met een lichte uitzondering voor het profiel natuur en techniek. Dit heeft tot gevolg dat bij dit profiel het geheel vrije deel een wat geringere omvang heeft; de totale studielast is wel voor ieder profiel gelijk.

Bij de uitslagbepaling voor het examen is weer een compensatiemogelijkheid opgenomen, zoals ook vóór de invoering van de profielen het geval was. Dat stimuleert de leerlingen tot hogere prestaties, omdat hogere cijfers meer kans bieden op compensatie van mogelijke onvoldoendes: het gaat de «zesjescultuur» tegen. Er wordt een hoge mate van gelijkwaardigheid bereikt tussen de cijfers die in de uitslagregeling worden betrokken door de introductie van het zgn. combinatiecijfer, waarin de cijfers van de kleinere vakken worden samengenomen (maar deze cijfers blijven wel afzonderlijk op de cijferlijst staan).

Bij de voorwaarden voor het verlenen van een ontheffing is rekening gehouden met de nieuwe verhoudingen tussen scholen en inspectie: scholen mogen meer zelf beslissen over zaken waarvoor ze tot dusver vooraf toestemming van de inspectie nodig hadden.

4. Administratieve lasten

Het bestaande systeem van profielen blijft, ook bij de wijzigingen die bij dit besluit worden aangebracht, in grote lijnen in stand. De administratieve lasten voor scholen zullen daarom niet wezenlijk wijzigen. Wel worden de administratieve lasten voor scholen in zekere mate verminderd, doordat de verplichting om bij het verlenen van bepaalde ontheffingen de inspectie om goedkeuring te vragen dan wel deze daarvan in kennis te stellen, vervalt. Bij de invoering van de gewijzigde situatie zullen scholen besluiten moeten nemen over zaken als roosters en formatie.

5. Uitvoeringsgevolgen

Het doel van de voorstellen is onder meer, dat de profielen door een meer «robuuste» structuur beter te organiseren zijn op schoolniveau. Ook op het niveau van landelijke instellingen zal de uitvoering eenvoudiger worden. Uiteraard zal de wijze waarop de inspectie het toezicht inricht moeten worden aangepast aan de nieuwe gewijzigde regelgeving.

6. Financiële gevolgen

De nieuwe structuur vergt niet meer middelen uit de Rijkskas voor de scholen dan in de huidige situatie. Wel zal de ontwikkeling van de nieuwe vakken wiskunde D en natuur, leven en technologie financieel worden gestimuleerd, uit de middelen die beschikbaar zijn voor het Deltaplan Bèta/techniek.

7. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I. Wijziging Inrichtingsbesluit W.V.O.

Algemeen

In artikel I, onderdeel H, artikel II, onderdelen C, E, F, G, H, I ,J, K, P, S, en U, en artikel III, onderdelen B, C, E, F, G, I, L, N en P, is de terminologie aangepast aan Aanwijzing voor de regelgeving nr. 125: voor een categorie van gevallen wordt de term «vrijstelling» gebruikt en voor een individueel geval de term «ontheffing». Tot nu toe werd de term «vrijstelling» ook gebruikt voor een individueel geval. In artikel V, vijfde lid, is voor de volledigheid voorzien in een overgangsbepaling die eerder verstrekte vrijstellingsbewijzen gelijkstelt met het nu gehanteerde begrip «bewijzen van ontheffing».

Onderdeel A (artikel 1)

De benaming van twee kunstvakken is aangepast.

Onderdeel B (artikel 21)

De benaming van de beide klassieke talen in de onderbouw is aangepast aan die in de bovenbouw.

Onderdeel C (artikel 23)

Als gevolg van de wijzigingen in artikel 22 van de WVO is het artikellid dat gaat over het aantal te verzorgen lessen lichamelijke opvoeding vervallen. Bij de regeling onderbouw (Kamerstukken II, 2005/06, 30 323) zijn de overige leden in dit artikel komen te vervallen. Met het vervallen van de bepaling over lessen lichamelijke opvoeding vervalt het gehele artikel.

Onderdeel D (artikel 26a)

Omdat in artikel 15 van de WVO de bepaling over de vaststelling bij AMvB van de normatieve studielast is vervallen, vervalt in het Inrichtingsbesluit artikel 26a dat aan deze bepaling uitvoering gaf.

Onderdeel E (artikel 26b)

De grondslag van artikel 26b is artikel 15, eerste lid, onderdelen b en c, van de WVO. Artikel 26b bevat voor het vwo de nadere ordening van de vakken binnen de profielen. Samen met artikel 26c, dat hetzelfde doet voor het havo, vormt artikel 26b de kern van de wijziging van het Inrichtingsbesluit. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de «oude» bepalingen zijn het verdwijnen van deelvakken en de mogelijkheid voor de leerling om meer keuzes te maken binnen het gevolgde profiel. Die keuzes betreffen onder meer de in onderdeel A genoemde profielkeuzevakken. Daarbij is de keuze van de leerling afhankelijk van de ruimte die het bevoegd gezag biedt.

Artikel 26b is, voor het gemeenschappelijk deel, gesplitst in atheneum (eerste lid) en gymnasium (tweede lid). Voor deze splitsing is gekozen om de verschillen tussen atheneum en gymnasium wat het gemeenschappelijk deel betreft goed zichtbaar te maken.

In het eerste lid zijn de deeltalen Frans 1 en Duits 1 vervangen door een keuze voor één volledige moderne vreemde taal (onderdeel c).

Uit de WVO volgt dat indien de leerling een klassieke taal volgt in het profieldeel Cultuur en Maatschappij of in het vrije deel van het atheneum, de leerling tevens klassieke culturele vorming volgt in plaats van culturele kunstzinnige vorming in het gemeenschappelijk deel. Onderdeel f van het eerste lid van artikel 26b moet dus in combinatie met de WVO gelezen worden. Daarnaast kan klassieke culturele vorming als zelfstandig vak worden gekozen in plaats van culturele kunstzinnige vorming.

In het tweede lid is de ordening van vakken in het gemeenschappelijk deel van het gymnasium geregeld. Deze ordening verschilt met die voor het atheneum alleen voor de klassieke talen en klassieke culturele vorming (onderdelen c en f). Door de omvang van de klassieke taal is het aantal studielasturen voor het gymnasium iets hoger dan voor het atheneum. Dit is geen verandering ten opzichte van het oude systeem. Formeel komt de studielast voor het gymnasium boven 4800 uren over drie jaren, dus boven 1600 uur per jaar. In de werkelijkheid is dat niet het geval. De extra ruimte voor de klassieke taal (120 studielasturen meer dan voor de moderne vreemde taal) vindt de gymnasiast óf in het vrije deel óf doordat hij minder tijd nodig heeft voor de overige vakken. Dit is het «extra» dat het gymnasium kenmerkt.

Het derde tot en met het zesde lid van artikel 26b bevatten de vakken die behoren tot de profieldelen van de vier verschillende profielen binnen het VWO. De leerling volgt bij het gekozen profiel de in deze leden voorgeschreven vakken. Het profielwerkstuk, met zowel in vwo als havo een omvang van 80 studielasturen die bovenop die van de afzonderlijke vakken komt, wordt in dit artikel niet afzonderlijk genoemd omdat het direct verbonden is met een of meer van de vakken en niet als een afzonderlijk te verzorgen vak zal worden behandeld. Bij de bepalingen in het Eindexamenbesluit heeft het profielwerkstuk echter wel de status van een afzonderlijk vak.

In het profiel natuur en techniek krijgt het nieuw te ontwikkelen geïntegreerd, modulair opgebouwd bètavak op voorstel van de daartoe ingestelde stuurgroep, daarbij voortbouwend op de Profielcommissie natuur en techniek/natuur en gezondheid de naam «natuur, leven en technologie». Een ander nieuw profielkeuzevak is wiskunde D, inhoudelijk te omschrijven als «voortgezette wiskunde». Het omvat elementen van wiskunde A en C die niet in wiskunde B voorkomen, en daarnaast aanvullende modules die het vak aantrekkelijk maken voor specifiek in wiskunde geïnteresseerde leerlingen: er is sprake van verbreding en verdieping.

Bij het profiel natuur en techniek omvat het profieldeel meer studielasturen dan bij de andere profielen; dit als gevolg van de omvang van het vak wiskunde B. Deze «extra» uren worden in mindering gebracht op het geheel vrije deel, zodat de totale studielast voor elk profiel gelijk blijft.

In het profiel natuur en gezondheid is eveneens een plaats ingeruimd voor het nieuwe geïntegreerde bètavak «natuur, leven en technologie» als profielkeuzevak. Welke de profielkeuzevakken zijn, is bepaald op grond van het advies van de profielcommissies.

In het profiel economie en maatschappij is het vak geschiedenis een verplicht vak geworden. Als gevolg daarvan dient ook in dit profiel naast de verplichte vakken nog één profielkeuzevak te worden gekozen.

In het profiel cultuur en maatschappij zijn er twee verplichte vakken en dienen twee profielkeuzevakken te worden gekozen, waarvan één met een maatschappelijk karakter en één met een cultureel karakter. De benaming van het vak maatschappijleer als profielvak is vervangen door maatschappijwetenschappen.

In het vierde en vijfde lid wordt de mogelijkheid geschapen om wiskunde A te vervangen door wiskunde B in het profieldeel van de profielen natuur en gezondheid en economie en maatschappij. Indien leerlingen hiervoor kiezen, geldt de voor wiskunde B geldende normatieve studielast van 600 uren.

Wanneer leerlingen er voor kiezen om in het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij wiskunde C te vervangen door wiskunde A of wiskunde B, hetgeen op grond van het zesde lid mogelijk is, geldt eveneens de normatieve studielast van laatstgenoemde vakken (520 respectievelijk 600 uren).

In het zevende lid van dit artikel worden de vakken genoemd die deel kunnen uitmaken van het vrije deel van elk profiel. Daarbij is bepaald dat het niet mogelijk is om de vakken wiskunde A, B en C in combinatie met elkaar te kiezen; dit vanwege de overlap tussen de betreffende vakken. Zoals bepaald in het derde lid van dit artikel is het wel mogelijk om te kiezen voor een zo breed mogelijk aanbod aan wiskunde, nl. door wiskunde B te combineren met wiskunde D. Voor leerlingen met het profiel natuur en techniek kan dit als profielkeuzevak, en voor anderen door de in hun profieldeel verplichte wiskunde te vervangen door wiskunde B en daarnaast in het vrije deel wiskunde D te kiezen.

Voor inhoudelijk sterk verwante kunstvakken is bepaald dat deze niet naast elkaar gekozen mogen worden: dit zou een te grote overlapping opleveren.

De benaming van het vak lichamelijke opvoeding 2 is gewijzigd in bewegen, sport en maatschappij.

Onderdeel F (artikel 26c)

Dit artikel bevat de nieuwe voorschriften voor de vakken in het gemeenschappelijk deel, het profieldeel en het vrije deel van het havo.

In het eerste lid, over het gemeenschappelijk deel, zijn de belangrijkste wijzigingen dat er geen ruimte meer is voor een tweede vreemde taal en voor het vak algemene natuurwetenschappen. Voor de argumentatie hiervan zij verwezen naar de memorie van toelichting bij de wet tot aanpassing van de profielen in de tweede fase van havo en vwo.

Het tweede tot en met vijfde lid gaan over het profieldeel van de afzonderlijke profielen. Hiervoor geldt in grote lijnen hetzelfde als voor artikel 26b. Het belangrijkste verschil is dat in het profiel cultuur en maatschappij niet wiskunde een verplicht vak is, maar een (tweede) vreemde taal. Dat verschil wordt veroorzaakt door de onderscheiden functies van vwo en havo. Zie hiervoor verder wat hierover is opgemerkt in de memorie van toelichting bij bovengenoemd wetsvoorstel.

In het derde en vierde lid wordt de mogelijkheid geschapen om wiskunde A te vervangen door wiskunde B in het profieldeel van de profielen natuur en gezondheid en economie en maatschappij. Indien leerlingen hiervoor kiezen, geldt de voor wiskunde B geldende normatieve studielast van 360 uren.

In het zesde lid van dit artikel worden de vakken genoemd die deel kunnen uitmaken van het vrije deel van elk profiel. Het vak algemene natuurwetenschappen, dat bij havo niet meer voorkomt in het gemeenschappelijk deel, kan wel deel uitmaken van het vrije deel. De school kan dit ter keuze laten aan de leerling, maar kan ook besluiten om het vak verplicht te stellen voor alle leerlingen of voor leerlingen met een bepaald profiel. Het cijfer voor dit vak telt dan mee in het combinatiecijfer (vgl. artikel 49 van het Eindexamenbesluit).

Onderdeel G (artikel 26d)

Het eerste lid van dit artikel regelde dat door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programma-onderdelen van het vrije deel een normatieve studielast moeten hebben van 40 uren of een geheel veelvoud daarvan. Deze bepaling is geschrapt in het kader van de grotere autonomie voor scholen. Het onderdeel voorziet tevens in een technische aanpassing van het artikel aan de terminologie die de wet na inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in het onderwijs (Stb. 2004, 344) hanteert.

Onderdeel H (artikel 26e)

In dit artikel zijn de vrijstellingen en ontheffingen voor de te volgen vakken op het havo en vwo geregeld.

Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn afgezien van een kleine vereenvoudiging niet wezenlijk gewijzigd.

Het derde lid berust op artikel 14, achtste lid, van de WVO, dat bepaalt dat op het havo een of meer vakken kunnen worden vervangen door de overeenkomstige vakken op vwo-niveau. Hier is bepaald dat een leerling met een havo-diploma die voor een of meer vakken examen heeft afgelegd op vwo-niveau, voor dit vak of deze vakken op het vwo is vrijgesteld. Het cijfer telt dan mee bij de uitslagbepaling van het vwo-examen (zie Eindexamenbesluit artikel 52, vijfde lid).

In het vierde lid is geregeld welke atheneumleerlingen ontheffing kunnen krijgen van het volgen van een tweede taal naast Engels. Deze systematiek is toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel profielen tweede fase (Kamerstukken II, 2005/06, 30 187). Voor alle categorieën die in aanmerking kunnen komen voor een ontheffing als bedoeld in het vierde lid, geldt nadrukkelijk dat het bevoegd gezag bepaalt of en aan wie deze ontheffing wordt gegeven; het is dus geen recht waarop de leerling aanspraak kan maken.

In het vijfde lid is bepaald dat in het geval van een ontheffing voor een vreemde taal naast Engels, daarvoor in de plaats een ander examenvak moet worden gevolgd.

Onderdeel I (artikel 26f)

De omvang van het in schooltijd verzorgde onderwijsprogramma in het laatste leerjaar (700 uren) is inmiddels geregeld in artikel 12, vijfde lid, van de WVO zelf en vervalt daarom uit het Inrichtingsbesluit.

Artikel II. Wijziging Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

Onderdeel A (artikel 1)

Omdat er in de profielen geen deelvakken meer voorkomen, is deze term bij de begripsbepalingen geschrapt. De benaming van twee kunstvakken is aangepast, vergelijkbaar met de aanpassingen in het Inrichtingsbesluit.

Onderdeel B (artikel 4)

Het derde lid van artikel 4 is geheel vervangen door een nieuwe formulering. Het profielwerkstuk hoeft nu niet meer betrekking te hebben op twee (deel)vakken uit het profieldeel; de minimumeis wordt teruggebracht tot één «groot» vak, dat deel kan uitmaken van zowel het gemeenschappelijk deel, het profieldeel als het vrije deel. De eis dat het profielwerkstuk betrekking moet hebben op twee vakken is al losgelaten tijdens de z.g. verlichtingsmaatregelen. Dit voldoet in de praktijk goed; herinvoering van de eis dat het om twee vakken moet gaan, zou een extra belasting voor de schoolorganisatie betekenen. De eis dat het profielwerkstuk een vak uit alleen het profieldeel moet betreffen, wordt meer diffuus met de invoering van het profielkeuzevak en de gelijktijdige uitbreiding van de ruimte in het vrije deel: het is nu goed denkbaar dat leerlingen in het vrije deel een vak kiezen dat voor hen ook profielkeuzevak had kunnen zijn. Daarnaast werd het ook in de oude situatie voor leerlingen met een taal als (mogelijk) profielvak (profiel cultuur en maatschappij) al toegestaan om een profielwerkstuk te maken over de talen Nederlands en Engels uit het gemeenschappelijk deel, en kan in de nieuwe situatie in twee profielen (cultuur en maatschappij en economie en maatschappij) een taal worden gekozen in het profieldeel. Deze omstandigheden samen maken het nagenoeg zinloos om beperkingen aan te brengen in het vak waarop het profielwerkstuk betrekking mag hebben, anders dan dat het een bepaalde omvang heeft. Uiteraard dient het profielwerkstuk betrekking te hebben op een vak dat deel uitmaakt van het examenpakket van de leerling; het kan dus niet gaan over bij voorbeeld een profielkeuzevak dat de leerling had kunnen kiezen maar niet feitelijk gekozen heeft.

Onderdeel D (artikel 7)

Met de herijking van de profielen gaat tevens een globalisering van de examenprogramma»s gepaard: niet langer zal de wijze van examineren tot in detail in de regelgeving worden vastgelegd. Beslissingen rond het schoolexamen komen daardoor in veel grotere mate bij de scholen. Voor de centrale examens blijft een centrale regie noodzakelijk maar deze zal meer eenduidig worden belegd bij de examenorganisatie, omdat de huidige situatie aanleiding geeft tot onduidelijkheid over de verschillende verantwoordelijkheden.

Onderdeel E (artikel 9)

De vrijstelling voor het profielwerkstuk (vwo en havo) is losgemaakt van die van het sectorwerkstuk (vmbo) omdat het profielwerkstuk, anders dan het sectorwerkstuk, met een cijfer wordt beoordeeld.

De vrijstelling voor letterkunde is vervallen omdat scholen nu zelf kunnen kiezen of letterkunde een afzonderlijk cijfer verkrijgt.

Onderdeel H (artikel 11)

In het eerste lid van dit artikel is geregeld welke vakken het examen voor het atheneum dient te omvatten. Deze bepalingen grijpen in sterke mate terug op die in het Inrichtingsbesluit (artikel 26b).

Zoals opgemerkt in de toelichting bij het Inrichtingsbesluit heeft het profielwerkstuk in het Eindexamenbesluit de status van een afzonderlijk vak: het heeft een zelfstandige plaats op de cijferlijst en in de uitslagregeling.

Indien de tweede moderne vreemde taal is vervangen door een ander vak met toepassing van artikel 26e, vierde en vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit W.V.O., maakt dat vak deel uit van het eindexamen.

Voor het vrije deel geldt als norm een minimum-omvang voor het vak dat hier dient te worden gekozen. Vrijwel elk vak dat in dit deel van het profiel gekozen zou kunnen worden gekozen, voldoet aan deze omvang. Dat geldt echter niet voor kunst (algemeen), culturele en kunstzinnige vorming of klassieke culturele vorming. Deze vakken kunnen dus alleen in het vrije deel gekozen worden naast een ander, groot vak.

In het tweede lid zijn de vrijstellingen omschreven, eveneens in aansluiting op wat hierover in het Inrichtingsbesluit (artikel 26e) is bepaald.

In het derde lid worden de vrijstellingen bepaald die specifiek zijn voor het VAVO.

In het vierde tot en met zesde lid worden de vrijstellingen en ontheffingen voor VAVO geregeld die overeenkomen met die voor de dagscholen (zie daarvoor het tweede lid). Omdat voor het VAVO geen Inrichtingsbesluit geldt, is dit hier afzonderlijk vastgelegd.

Onderdeel I (artikel 12)

Dit artikel regelt voor het eindexamen gymnasium op overeenkomstige wijze dat wat artikel 11 regelt voor het eindexamen atheneum. Hiervoor gelden dezelfde opmerkingen, met dien verstande dat bij het gymnasium klassieke culturele vorming behoort tot het gemeenschappelijk deel en dus niet in het vrije deel kan worden gekozen, en dat op het gymnasium geen ontheffing mogelijk is voor de taal naast Nederlands en Engels in het gemeenschappelijke deel, hier immers een klassieke taal.

Onderdeel J (artikel 13)

Dit artikel regelt voor het eindexamen havo op overeenkomstige wijze dat wat artikel 11 voor het atheneum regelt. Hiervoor gelden dezelfde opmerkingen, met dien verstande dat het havo geen taal in het gemeenschappelijke deel kent naast Nederlands en Engels.

Het tweede lid regelt de mogelijkheid, gebaseerd op de WVO, dat op het havo een of meer vakken worden vervangen door het overeenkomstige vak op vwo-niveau. De voorschriften over de samenstelling van het profiel blijven in dat geval voor het overige ongewijzigd.

Onderdeel L (artikel 32)

De nieuwe bepaling in het tweede lid van dit artikel voorziet erin dat vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld (dat kunnen zijn culturele en kunstzinnige vorming of lichamelijke opvoeding) nog na de aanvang van het eerste tijdvak mogen worden afgesloten.

Onderdeel M (artikel 33)

In dit artikel is het profielwerkstuk verwijderd uit categorie c, omdat het niet langer een onderdeel is waarvoor een beoordeling als «voldoende» of «goed» wordt vastgesteld. Het profielwerkstuk wordt in de nieuwe opzet aangemerkt als vak waarvoor een cijfer wordt vastgesteld, het maakt daarmee onderdeel uit van categorie a.

Onderdeel N (artikel 35)

In het derde lid is het begrip deelvakken geschrapt en is de benaming van enkele vakken aangepast aan de nieuwe terminologie.

Het vierde lid is gewijzigd omdat het profielwerkstuk niet langer een onderdeel is waarvoor een beoordeling als «voldoende» of «goed» wordt vastgesteld (zie de toelichting bij de wijziging van artikel 33).

Onderdeel O (artikel 39)

Zoals aangegeven in artikel 7 zal het vaststellen van het aantal en de tijdsduur van de toetsen van het centraal examen niet langer gebeuren in het examenprogramma, maar zal de Centrale examencommissie vaststelling opgaven dit doen.

Onderdeel Q (artikel 49)

De uitslagregeling is gewijzigd, en het zogeheten combinatiecijfer is ingevoerd.

In de uitslagregel blijft gehandhaafd dat het mogelijk is om te slagen met ten hoogste één vier en één vijf, maar de aanvullende voorwaarde om met een of twee onvoldoendes op de lijst te slagen wordt anders. Terwijl in de oude situatie gold dat er niet meer dan één onvoldoende onderdeel mag zijn van het profieldeel, wordt de voorwaarde nu dat het gemiddelde van alle eindcijfers samen ten minste een zes is (zonder afronding); de voorwaarde geldt niet bij één cijfer vijf. Dit maakt de uitslagregel eenvoudiger (de afzonderlijke regel voor het profieldeel vervalt) en biedt de mogelijkheid van compensatie: onvoldoendes zijn, behalve als het één vijf betreft, alleen nog mogelijk (binnen zekere grenzen) indien daar hogere cijfers tegenover staan. Dat laatste stimuleert de leerlingen tot hogere prestaties: het gaat de «zesjescultuur» tegen. Dit betekent dat compensatie alleen kan worden verkregen met een «volle zes» (die dus niet door afronding tot stand komt): tegenover onvoldoendes cijfers dienen cijfers te staan die hoger zijn dan zes. Indien ook een zes die door afronding tot stand komt zou worden geaccepteerd, heeft de regel geen zin: dan voldoet ook een lijst met een vier, een vijf en verder slechts zessen en is er dus geen sprake van compensatie.

De bepaling voor de onderdelen die niet met een cijfer worden beoordeeld maar met een beoordeling «voldoende» of «goed», is alleen gewijzigd in die zin dat het profielwerkstuk hier geen deel meer van uitmaakt (het krijgt immers in de nieuwe situatie wel een cijfer).

Ten aanzien van het combinatiecijfer (zie onder) geldt dat de samenstellende delen hiervan (dus de cijfers voor de desbetreffende vakken en het profielwerkstuk) geen van alle lager mogen zijn dan een 4; dit om te voorkomen dat ten aanzien van één van deze onderdelen een «wanprestatie» wordt geleverd die vervolgens zou worden gemiddeld met de andere resultaten.

Om in de uitslagregeling de cijfers voor de verschillende vakken min of meer gelijkwaardig te maken, is het zgn. combinatiecijfer geïntroduceerd. Dit cijfer wordt gevormd door het gemiddelde van de cijfers van de relatief kleine vakken zonder centraal examen en wordt in de uitslagregel beschouwd als het cijfer van één vak, gelijkwaardig aan de cijfers van de andere (grote) vakken. Het combinatiecijfer wordt op de cijferlijst vermeld; daarnaast blijven ook de afzonderlijke kleine vakken met het daarvoor behaalde cijfer op de cijferlijst vermeld worden. Dit wordt geregeld bij de vaststelling van de modellen van diploma’s en cijferlijsten. Door het combinatiecijfer ligt het aantal cijfers dat in de uitslagregeling wordt betrokken weer vast: bij het havo acht, en bij het vwo negen.

Door de cijfers van de desbetreffende vakken bij de uitslagbepaling samen te nemen, krijgen ze minder invloed op zakken en slagen.

Naast de relatief kleine vakken maakt ook het profielwerkstuk onderdeel uit van het combinatiecijfer: dit wordt nu ook met een cijfer gewaardeerd, zodat een goede prestatie in de uitslagregel kan meewegen. Tevens maakt het combinatiecijfer het mogelijk om ook het vak godsdienst/levensbeschouwelijke vorming een plaats te geven. Het gaat hierbij dus om het algemene vak, verzorgd op een bijzondere school, en niet erkend als «groot» examenvak dat met een afzonderlijk cijfer op de cijferlijst komt (op basis van de artikelen 11, 12 of 13 – steeds onder c, van het Eindexamenbesluit).

Als een school ervoor heeft gekozen dat een vak(onderdeel) wordt opgenomen in het combinatiecijfer (dat moet worden vastgelegd in het examenreglement), dan geldt dat voor alle leerlingen die dat vak hebben moeten volgen.

Het vak algemene natuurwetenschappen in het havo kan door de school verplicht worden gesteld.

Onderdeel R (artikel 51)

In verband met de nieuwe indeling van artikel 49 is het noodzakelijk de verwijzing naar artikel 49 in dit artikel aan te passen.

Onderdelen S, T, V en W (artikelen 52, 53, 55 en 56)

Deze artikelen zijn aangepast aan het feit dat het profielwerkstuk niet langer een beoordeling («voldoende» of «goed») krijgt maar een cijfer; het valt daarmee nu onder de bepaling in het eerste lid onder a (cijfers voor het schoolexamen) van artikel 52.

Tevens is in het vijfde lid van artikel 52 geregeld dat vakken die door een havist al op vwo-niveau zijn afgesloten (en waarvoor hij op het vwo dus vrijstelling heeft (artikelen 11 en 12, beide tweede lid, van dit besluit, onder verwijzing naar artikel 26e, derde lid, van het Inrichtingsbesluit) met het cijfer op de cijferlijst komen en dus worden betrokken bij de uitslagregeling.

Artikel III. Wijziging Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000

Onderdeel A (artikel 1)

Dit artikel is gewijzigd omdat in de nieuwe opzet de deelvakken vervallen.

Onderdelen D, E en H (artikelen 8, 10 en 15)

In artikel 8 is een wijziging in de terminologie verwerkt. Artikel 10 is aangepast omdat het profielwerkstuk niet langer een beoordeling («voldoende» of «goed») krijgt maar een cijfer. In artikel 15 moet het sectorwerkstuk weer uitgezonderd worden omdat deze wel een beoordeling krijgt, in plaats van een cijfer.

Onderdeel J (artikel 26)

De uitslagbepaling is gewijzigd in lijn met artikel 49 van het Eindexamenbesluit.

Onderdelen L, N en P (artikelen 30, 31 en 34)

Deze artikelen zijn aangepast omdat het profielwerkstuk niet langer een beoordeling («voldoende» of «goed») krijgt maar een cijfer en het profielwerkstuk ook op één vak betrekking kan hebben.

Tevens is in het zesde lid van artikel 30, in lijn met artikel 52 van het Eindexamenbesluit geregeld dat vakken die door een havist al op vwo-niveau zijn afgesloten (en waarvoor hij bij het vwo-examen dus vrijstelling heeft) met het cijfer op de cijferlijst komen en dus worden betrokken bij de uitslagregeling.

Onderdeel O (artikel 33)

In dit artikel is een wijziging in de terminologie verwerkt.

Artikel IV. Intrekking Besluit van 15 november 1997, Stb. 588

Dit besluit wordt ingetrokken, omdat het geen functie meer heeft.

Artikel V. Overgangsbepalingen

Er zullen gedurende twee jaar lang «bezemexamens» oude stijl worden afgenomen; het eerste jaar zowel op dagscholen, vavo’s en bij het staatsexamen en het tweede jaar alleen nog bij het staatsexamen. Hierdoor wordt het merendeel van de leerlingen in staat gesteld om de opleiding af te ronden in de vorm waarin in het vierde leerjaar aan de schoolexamens is begonnen. Voor de overige leerlingen zal in regelingen worden vastgelegd in hoeverre de diverse vakken «oud» en «nieuw» als evenwaardig kunnen gelden, zodat ook na de bezemexamens nog een diploma kan worden behaald dat gedeeltelijk berust op certificaten «oude stijl».

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven