Besluit van 4 juli 2006, houdende wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 en enkele andere besluiten in verband met invoering van single-information en single-audit voor specifieke uitkeringen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 april 2006, nr. 2006-0000111558, Directie Constitutionele zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Ministers van Financiën, voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Verkeer en Waterstaat, alsmede de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 17 en 22 van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 190 en 217, zesde lid, van de Provinciewet, de artikelen 186 en 213, zesde lid, van de Gemeentewet, artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies, artikel 7 van de Invoeringswet werk en bijstand en artikel 10, derde lid, van de Wet BDU verkeer en vervoer;

De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 2006, nr. W04.06.0110/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 juni 2006, nr. 2006-0000200605, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Financiën, voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Verkeer en Waterstaat, alsmede de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 INVOERING VAN SINGLE-INFORMATION EN SINGLE AUDIT

Artikel 1

Artikel 27 van het Besluit financiële verhouding 2001 komt te luiden:

Artikel 27

  • 1. Gedeputeerde staten en het college verstrekken de verantwoordingsinformatie over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm waarin die informatie is opgenomen in:

    a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet;

    b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.

  • 2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over de wijze van verstrekken van de in het eerste lid bedoelde informatie.

  • 3. Gedeputeerde staten en het college verstrekken desgevraagd inlichtingen omtrent de besteding van een specifieke uitkering aan de door Onze Minister wie het aangaat daartoe aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 66, eerste lid,van de Comptabiliteitswet 2001. De ambtenaren van de accountantsdienst kunnen tevens informatie inwinnen bij de in artikel 217, tweede lid, van de Provinciewet onderscheidenlijk artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde accountants.

  • 4. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties brengt de informatie betreffende de specifieke uitkeringen onverwijld ter kennis aan Onze Ministers wie het aangaat.

Artikel 2

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. de bijlage met de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen.

B

Na artikel 58 wordt een titel ingevoegd, luidende:

Titel 4.6 De bijlage met de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen.
Artikel 58a
  • 1. Bij de jaarrekening is een bijlage gevoegd waarin verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen wordt verstrekt op basis van indicatoren.

  • 2. Onze Minister stelt, in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat, bij ministeriële regeling een model vast voor de in het eerste lid bedoelde bijlage en bepaalt daarbij over welke specifieke uitkeringen daarin verantwoordingsinformatie wordt opgenomen en welke indicatoren worden gebruikt.

Artikel 3

Het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a (controle specifieke uitkeringen)

De accountant beoordeelt voor elke specifieke uitkering of er sprake is van risico’s die richtinggevend zijn voor de inrichting van de accountantscontrole. Indien de provincie of gemeente een of meer specifieke uitkeringen ontvangt met een omvang van tenminste € 100.000,– in het verantwoordingsjaar voert de accountant in ieder geval voor elk van die specifieke uitkeringen een deelwaarneming uit.

B

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In het verslag van bevindingen van de accountant wordt per specifieke uitkering gerapporteerd met een rapporteringstolerantie gebaseerd op de lasten van de specifieke uitkering in het verantwoordingsjaar of, bij meerjarige financiële afrekening op basis van prestatieafspraken, gebaseerd op het totale voorschot per specifieke uitkering, in alle gevallen met een ondergrens van te melden bevindingen van:

    a. € 10.000 indien de lasten kleiner dan of gelijk aan € 100.000 zijn;

    b. 10% indien de lasten groter dan € 100.000 en kleiner dan of gelijk aan € 1.000.000 zijn;

    c. € 1.00.000 indien de lasten groter dan € 1.000.000 zijn.

HOOFDSTUK 2 AANPASSING VAN SPECIFIEKE UITKERINGEN

Artikel 1

Het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

2. Het derde, vierde, zesde, zevende, achtste en negende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde, tiende en elfde lid tot derde, vierde en vijfde lid.

B

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het verslag, bedoeld in artikel 24, tweede lid,» vervangen door: de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid,.

2. De tweede volzin van het tweede lid komt te luiden: Dat verantwoordingsverslag wordt vormgegeven volgens het model, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

3. het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien een deel van de verleende voorschotten niet is besteed aan de bestedingsdoeleinden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt bij de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid, tevens verantwoordingsinformatie gevoegd over de besteding van dat deel.

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «het verslag, bedoeld in artikel 24, tweede lid,» vervangen door: de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid,.

2. In het derde lid wordt «in het verslag, bedoeld in artikel 24, tweede lid,» vervangen door: in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid,.

3. In het vijfde lid wordt «in het verslag, bedoeld in artikel 24, vierde lid, dan wel in het verslag, bedoeld in artikel 26, derde lid,» vervangen door: de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid, en in artikel 26, derde lid,.

D

Artikel 29, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, kunnen ten aanzien van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 24, tweede lid, en artikel 26, derde lid, tevens informatie inwinnen bij de in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde accountants.

Artikel 2

Artikel 10 van het Besluit subsidies stadseconomie GSB III wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van de verantwoordingsinformatie bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid vervallen het derde, vierde en zesde lid.

3. In het nieuwe derde lid wordt de zinsnede «Het tweede en derde lid» in de laatste volzin vervangen door: Het tweede lid.

Artikel 3

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54. Vaststelling
  • 1. Onze Minister stelt de ten laste van de gemeente gebleven kosten, bedoeld in de artikelen 48 en 50, de vergoeding, bedoeld in artikel 48, en de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 52, vast binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, niet binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de ten laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve door Onze Minister vastgesteld.

B

Artikel 58 komt te luiden:

Artikel 58. Vaststelling
  • 1. Onze Minister stelt de vergoeding, bedoeld in artikel 56, vast binnen één jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, niet binnen achttien maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt de vergoeding ambtshalve door Onze Minister vastgesteld.

Artikel 4

Artikel 5 van het Besluit BDU verkeer en vervoer komt te luiden:

Artikel 5

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur nemen in de bijlage bij de jaarrekening de verantwoordingsinformatie op, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALING

Enig artikel

  • 1. Hoofdstuk 1 treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Hoofdstuk 2 treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. De met de inwerkingtreding van hoofdstuk 2 gewijzigde bepalingen worden voor het eerst toegepast ten aanzien van de jaarstukken en de controle van de jaarrekening over het begrotingsjaar 2006.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt hoofdstuk 1 in werking met ingang van 1 januari 2007 voor zover betrekking hebbend op de jaarstukken en de controle van de jaarrekening over het begrotingsjaar 2006 inzake de in hoofdstuk 2 genoemde regelingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 4 juli 2006

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de achttiende juli 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Kabinetsstandpunt over specifieke uitkeringen

Op 1 april 2005 is het kabinetsstandpunt over het rapport «Anders gestuurd, beter bestuurd: De specifieke uitkeringen doorgelicht» van de stuurgroep Brinkman vastgesteld (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 B, nr. 16). Besloten is dat het Rijk bij de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen overheden zal sturen op hoofdlijnen. Voor zover hier van belang heeft dat de volgende drie gevolgen.

In de eerste plaats is vastgesteld dat bij sturing op hoofdlijnen minder snel het instrument van specifieke uitkeringen past, omdat aan de besteding van deze uitkeringen een specifieke bestemming is gekoppeld. Daarom is een vermindering afgesproken van het aantal bestaande specifieke uitkeringen én een beperking van de mogelijkheden om nieuwe specifieke uitkeringen in het leven te roepen. Om deze beperking te realiseren is door het kabinet een beoordelingskader vastgesteld, waaraan nieuwe beleidsvoornemens worden getoetst ter bepaling van de het bestuurlijke en financiële arrangement.

In de tweede plaats betekent sturen op hoofdlijnen dat voor de overblijvende en nieuwe specifieke uitkeringen de gemeenten en provincies zoveel mogelijk beleids- en bestedingsvrijheid krijgen en zo min mogelijk verantwoordingsbureaucratie. Voor een aantal van de bestaande specifieke uitkeringen is het wenselijk dat de huidige sturingsfilosofie wordt aangepast, omdat de huidige systematiek teveel gebaseerd is op gedetailleerde sturing door het Rijk. Deze aanpassing zorgt voor minder regeldrukte bij gemeenten en provincies. Daarom wordt, voor zover relevant, gestreefd naar aanpassing van de sturingsfilosofie van bestaande specifieke uitkeringen in de komende jaren. Nieuwe specifieke uitkeringen worden direct voorzien van een sturingsfilosofie, die is gebaseerd op sturen op hoofdlijnen.

In de derde plaats is gekozen voor een systeem van verantwoording op hoofdlijnen. Het voorliggende besluit heeft met name daarop betrekking. Het is de bedoeling de verantwoordingsbureaucratie voor de medeoverheden sterk te beperken. De huidige informatiebehoefte is teveel gericht op het vooraf invulling geven aan mogelijke vragen van het parlement en beleidsontwikkelingen door departementen. Ten aanzien van de specifieke uitkeringen die overblijven na de bovenbedoelde vermindering wordt de verantwoordingsbureaucratie daarom verminderd door de invoering van het uitgangspunt single information en single audit.

Algemene uitgangspunten single information en single audit

Het Rijk vraagt bij single information en single audit naar informatie die zo veel mogelijk aansluit bij de informatiebehoefte en verantwoordingsmomenten van de gemeenten en provincies zelf. Dat betekent dat het Rijk in principe voldoende heeft aan het jaarverslag inclusief de jaarrekening van een gemeente, gemeenschappelijke regeling en provincie. Deze jaarstukken moeten ieder jaar volgend op het jaar waarover verantwoording wordt afgelegd, uiterlijk 15 juli aan het Rijk worden aangeleverd. Inherent aan invoering van single information en single audit is dat er geen aparte verantwoording en accountantsverklaring per specifieke uitkering meer wordt gevraagd. Daarvoor in de plaats wordt een bijlage bij de jaarrekening van iedere medeoverheid opgenomen. In deze bijlage wordt alleen de noodzakelijke verantwoordingsinformatie per specifieke uitkering opgenomen, zodat het Rijk zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van specifieke uitkeringen kan waarmaken.

In deze toelichting worden daarom de begrippen single information en single audit gehanteerd in de volgende betekenis:

Single information

Voor de verantwoordingen (jaarstukken incl. bijlage over specifieke uitkeringen) naar het bestuur van medeoverheden en naar het Rijk wordt dezelfde verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen gebruikt. Met het bestuur wordt voor het jaarverslag de gemeenteraad, provinciale staten of bestuur van een gemeenschappelijke regeling bedoeld.

  

Single audit

Voor de verantwoording, zijnde de verantwoording waarop de controle betrekking heeft, naar de besturen van de medeoverheden en naar het Rijk wordt van dezelfde controle gebruik gemaakt. Met het bestuur wordt voor het jaarverslag de gemeenteraad, provinciale staten of bestuur van een gemeenschappelijke regeling bedoeld.

Reikwijdte invoering single information en single audit

Het kabinetsstandpunt, en daarmee ook het principe van single information en single audit, is van toepassing op de verhouding tussen het Rijk en de decentrale overheden, zijnde de provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. Daartoe behoren alle organisatieonderdelen waarvoor de besturen van deze medeoverheden verantwoordelijk zijn.

De relevante bepalingen in de Gemeente- en Provinciewet zijn ook van toepassing op gemeenschappelijke regelingen. Met het oog daarop wordt in het vervolg van deze toelichting alleen gesproken over gemeenten en provincies.

Als een medeoverheid (bijvoorbeeld een provincie) een van het rijk ontvangen specifieke uitkering mag of moet verstrekken aan andere medeoverheden (bijvoorbeeld gemeenten) wordt in de jaarstukken alleen de informatie opgenomen, waarvoor de desbetreffende medeoverheid verantwoordelijk is. Dit betekent bijvoorbeeld dat de provincie zich via de bijlage bij de jaarrekening verantwoordt over de verdeling van een specifieke uitkering over gemeenten. De ontvangende gemeenten verantwoorden zich bijvoorbeeld over de rechtmatigheid van de bestedingen van de ontvangen gelden of te behalen prestaties. Het ligt in de rede dat ook in de laatstbedoelde verantwoordingsrelatie het principe van single information en single audit uitgangspunt is. In de eisen die het Rijk aan de verantwoording van de verdelende medeoverheid stelt, gaan we daar van uit.

Totstandkoming van dit besluit

Alle partijen, of een afvaardiging daarvan, die direct belang hebben bij de invoering van single information en single audit zijn betrokken geweest bij de uitwerking en invoering van dit principe. Deze partijen betroffen de Algemene Rekenkamer, de vakdepartementen, de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), diverse gemeenten en provincies, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Interprovinciaal overleg (IPO), Centraal bureau voor Statistiek (CBS) en Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA). Een begeleidingscommissie single information en single audit, bestaande uit voornoemde partijen, adviseerde op basis van uitwerkingen door vijf werkgroepen de interdepartementale stuurgroep invoering kabinetsstandpunt Brinkman over de algemene uitwerking van het principe van single information en single audit. Deze stuurgroep adviseerde het ministerie van BZK. Twee werkgroepen – de werkgroepen «single audit incl. inrichtingseisen» en «informatievoorziening en wet- en regelgeving» – hebben de algemeen geldende consequenties van single information en single audit uitgewerkt. De overige 3 werkgroepen adviseerden over de kansen en bedreigingen van single information en single audit voor de specifieke uitkeringen WWIK, ISV en basisonderwijs.

Er is daarnaast een relatie gelegd met het Interdepartementaal BeleidsOnderzoek (IBO) Regeldruk en controletoren (Kamerstukken II 2004/05, 29 949 en 29 950, nr. 5), waarin onder meer aandacht voor single information en single audit tussen departementen en de daling van het aantal verantwoordings- en controlevoorschriften in regelgeving.

Geleidelijke invoering

Met dit besluit wordt voor een deel van de specifieke uitkeringen het principe van single information en single audit ingevoerd. Tot de specifieke uitkeringen behoren ook de brede doeluitkeringen. Nog niet alle specifieke uitkeringen zijn op dit punt doorgelicht. Toch wordt deze wijziging al ingevoerd, opdat ten behoeve van nieuwe specifieke uitkeringen de algemene principes al in de wetgeving zijn vastgelegd. Bovendien wordt, zoals VNG en IPO in hun advies ook aangeven, door invoering van single information en single audit per verantwoordingsjaar 2006 op korte termijn een vermindering van de verantwoordingsbureaucratie gerealiseerd. De specifieke uitkeringen die in dit besluit zijn opgenomen, zijn geselecteerd op basis van de oordelen in het kabinetsstandpunt Brinkman, looptijd (minimaal t/m 2007) en op ministerie. Voor de andere specifieke uitkeringen (looptijd minimaal t/m 2008) geldt dat de aanpassing zo spoedig mogelijk, bij voorkeur voor het eerst ten aanzien van de verantwoording en controle over het begrotingsjaar 2007, zal worden gerealiseerd. In een aantal gevallen is een formele wet nodig. Ook in die gevallen is het streven het principe van single-information en single-audit in te voeren met ingang van het begrotingsjaar 2007. In dat voorstel van wet zal bovendien het principe van single information en single audit in de Financiële-verhoudingswet zelf verankerd worden. Noodzakelijke wijzigingen van ministeriële regelingen of beleidsregels zijn of worden door de verantwoordelijke vakdepartementen zelf geregeld.

Voor alle nieuwe specifieke uitkeringen geldt dat met ingang van de datum van invoering voldaan moet worden aan het principe van single information en single audit.

Verantwoordingsinformatie

Uitgangspunt voor de verantwoordingsinformatie is de wettelijke taak/doelstelling waarvoor de minister verantwoordelijk is. Deze taak/doelstelling leidt tot een bepaalde informatiebehoefte van de minister voor het beheer van de specifieke uitkering. Vanuit deze informatiebehoefte, die gekoppeld is aan de bevoorschotting en afrekening per specifieke uitkering, wordt verantwoordingsinformatie aan medeoverheden gevraagd. Daarnaast moet de minister zich in het jaarverslag kunnen verantwoorden over de hoofddoelstellingen. Welke verantwoordingsinformatie is vereist, is gebaseerd op de wet- en regelgeving per specifieke uitkering. Deze informatiebehoefte dient voor het uitgangspunt van sturen op hoofdlijnen relevant, maar wel zo beperkt mogelijk, te zijn.

Verantwoordingsinformatie is dus de informatie per specifieke uitkering die voor het departement noodzakelijk is voor het afleggen van verantwoording over het beheer van deze specifieke uitkering en over het behalen van de hoofddoelstellingen. De verantwoordelijkheid voor het beheer is vastgelegd in de artikelen 21, 22 en 26 van de Comptabiliteitswet 2001. Indien voldaan wordt aan een van de volgende criteria is sprake van verantwoordingsinformatie:

1. De gevraagde informatie heeft betrekking op de hoofddoelstelling van een specifieke uitkering. Dit is de doelstelling die conform de methodiek van Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB) voortvloeit uit de vragen «wat wil het Rijk bereiken» en «welke activiteiten moet het Rijk daarvoor doen». Over deze doelstelling dient door de ministeries via het jaarverslag aan de Tweede Kamer te worden gerapporteerd. De informatie moet in kwantitatieve indicatoren zijn vertaald. Daarbij is het van belang dat het Rijk deze indicatoren van alle (en niet een selectie van) uitvoerende medeoverheden nodig heeft.

2. De gevraagde informatie heeft betrekking op de informatie die noodzakelijk is voor de financiële afrekening van de specifieke uitkering. De wet- en regelgeving per specifieke uitkering moet bevatten of en zo ja, op welke wijze, er sprake is of kan zijn van financiële afrekening. Onder de benodigde informatie kan bijvoorbeeld de geleverde prestaties en de bestedingen worden verstaan.

3. De gevraagde informatie heeft betrekking op Europese verplichtingen. Het Rijk streeft ernaar om de Europese verplichtingen te minimaliseren, maar deze doelstelling is niet op korte termijn te realiseren.

Beleidsinformatie

Beleidsinformatie behoort niet tot de verantwoordingsinformatie en daarmee is het geen onderdeel van single information en single audit. Vakdepartementen dienen deze informatievoorziening zelf te organiseren. Niettemin is in dit kader beleidsinformatie gedefinieerd; enerzijds om helderheid te verschaffen in het onderscheid tussen beleids- en verantwoordingsinformatie en anderzijds om ook voor beleidsinformatie het belang van sturen op hoofdlijnen weer te geven. Beleidsinformatie is gedefinieerd als de informatie die noodzakelijk is voor het evalueren van beleid of het ontwikkelen van nieuw beleid. De vakdepartementen hoeven deze informatie niet jaarlijks of niet van elke uitvoerende medeoverheid te ontvangen. Als verantwoordingsinformatie tevens voor beleidsontwikkeling en -evaluatie wordt gebruikt, dan wordt deze informatie via de bijlage bij de jaarrekening opgevraagd.

Informatievoorziening: verantwoordelijkheid en proces

De gemeenteraden en provinciale staten zijn verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de informatie (jaarverslag, jaarrekening incl. bijlage over specifieke uitkeringen en rapport van bevindingen) aan het Rijk. Tevens is het hun verantwoordelijkheid om informatie aan te leveren, die betrouwbaar en rechtmatig is. Deze informatie dient daarmee bij voorkeur ontdaan te zijn van door de interne organisatie of accountant geconstateerde fouten.

De informatie wordt door de gemeenteraden en provinciale jaarlijks, uiterlijk 15 juli volgend op het verantwoordingsjaar, aan het CBS aangeleverd. Deze datum is gelijk aan de voorschriften voor de aanlevering van de jaarstukken aan de toezichthouder van de gemeenten en provincies. De datum is voor de vaststelling van de begroting van het Rijk voor het volgende jaar, maar na het moment van de vaststelling van de jaarstukken van het Rijk.

De Minister van BZK zal er via een ministeriële regeling zorg voor dragen dat het CBS de informatie verzamelt namens de Minister van BZK en onverwijld aan de betrokken ministeries verstrekt. Om de uniformiteit van de aanlevering te borgen dienen de medeoverheden de informatie in een gestandaardiseerd model aan te leveren. De eerste jaren dient dit zowel op papier als elektronisch te geschieden.

Accountantscontrole

Het uitgangspunt is, conform het kabinetsstandpunt Brinkman, de eigen verantwoordelijkheid van de medeoverheden, ook voor de wijze waarop medebewindstaken worden uitgevoerd. De reguliere jaarrekeningcontrole door de accountants van gemeenten en provincies is daarmee in beginsel ook voldoende voor het Rijk.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten (BAPG) zijn algemene eisen aan de jaarrekeningcontrole opgenomen. De uitgangspunten zijn:

– 1% goedkeuringstolerantie op jaarrekeningniveau. Dat wil zeggen dat de accountant (met een betrouwbaarheid van 95%) beoordeelt of er in de jaarrekening een fout groter of kleiner dan 1% van het totaal van de lasten van de provincie of gemeente is opgenomen. Voor onzekerheden in de controle geldt een goedkeuringstolerantie van 3% van het totaal van de lasten van de provincie of gemeente.

– de accountantsverklaring bevat twee onderdelen:

• Rechtmatigheid: de financiële beheershandelingen zijn conform wet- en regelgeving.

• Getrouwheid: de financiële transacties zijn juist en volledig weergegeven.

De accountant is daarbij zelf verantwoordelijk voor de professionele weging van de invulling van de controle van de (bijvoorbeeld steekproef of systeemgerichte controle). In lijn met de reguliere accountantsrichtlijnen is het gebruikelijk dat voorafgaand aan een jaarrekeningcontrole wordt gestart met een risicoanalyse (mede gebaseerd op de beoordeling van de administratieve organisatie en interne controle), waarbij ook aandacht zal zijn voor alle specifieke uitkeringen. Daarbij kan de accountant gebruik maken van de bevindingen uit voorgaande jaren. De uitkomsten van de risicoanalyse zijn voor de accountant richtinggevend voor de controle-inspanning.

Als uit de accountantscontrole van de jaarrekening negatieve bevindingen naar voren komen inzake specifieke uitkeringen, dan beoordeelt de accountant de invloed van deze bevindingen conform reguliere accountantsvoorschriften op de financiële massa waarop de controle betrekking heeft. De aard van de massa kan per gemeente en provincie verschillen. Voorbeelden van massa’s zijn de jaarrekeningpost overdrachtsuitgaven, die op alle specifieke uitkeringen betrekking heeft, en de totale lasten van één specifieke uitkering.

De gevolgen van bevindingen die de 1%-goedkeuringstolerantiegrens voor onrechtmatigheden of 3% voor onzekerheden overschrijden worden door de accountant verwerkt in zijn accountantsverklaring. Bij iedere niet-goedkeurende accountantsverklaring (verklaring met beperking, oordeelonthouding of afkeurende verklaring) moet de accountant altijd de oorzaak, aard en omvang verplicht melden in zijn accountantsverklaring. Tevens vindt een nadere uiteenzetting plaats in het rapport van bevindingen.

Specifieke controlevoorschriften

De ministeriële verantwoordelijkheid betreft, zoals in de bestuurlijke reactie is aangehaald, het beheer van de specifieke uitkeringen. Dit beheer heeft op grond van de artikelen 21, 22 en 26 van de Comptabiliteitswet 2001 betrekking op de bevoorschotting door het Rijk en de financiële afrekening met de medeoverheden. De minister is dus verantwoordelijk voor zijn eigen beheershandelingen en niet voor de uitvoering door de medeoverheden zelf.

Voor de bevoorschotting is geen controle door medeoverheden vereist, omdat het Rijk zelf de controle moet uitvoeren. Het Rijk voert immers de beheershandeling uit.

De rechtmatigheideisen aan de financiële afrekening zijn per specifieke uitkering verschillend. Deze eisen zijn opgenomen in de wet- en regelgeving per specifieke uitkering. De toets aan de specifieke voorschriften is een belangrijk onderdeel van de risicoanalyse en de vervolgwerkzaamheden. Zoals in de paragraaf «kabinetsstandpunt over specifieke uitkeringen» is aangegeven wordt in de komende jaren de sturingsfilosofie van specifieke uitkeringen – indien nodig – gewijzigd om daarmee te voldoen aan het uitgangspunt van sturen op hoofdlijnen. Indien de eisen betrekking hebben op de financiële afrekening met het Rijk, dan behoren deze eisen tot de accountantscontrole van de jaarrekening van de medeoverheden. Voor afrekening op basis van prestatieafspraken geldt daarbij dat – tenzij de specifieke wet- en regelgeving anders voorschrijft – de accountant van de medeoverheden in ieder geval de deugdelijke totstandkoming en de juistheid van de in de bijlage opgenomen informatie controleert.

Voor de informatie in de bijlage die niet van invloed is op de financiële afrekening (informatie over hoofddoelstellingen in het jaarverslag van een departement) wordt in ieder geval de deugdelijke totstandkoming beoordeeld. Dit betekent dat de accountant beoordeelt dat de informatie op betrouwbare en rechtmatige wijze wordt geregistreerd of door een deskundige wordt onderzocht. De juistheid van de informatie hoeft de accountant niet vast te stellen.

In sommige gevallen is in de wet- en regelgeving sprake van eenmalige financiële afrekening na afloop van de uitvoering van een specifieke uitkering, waarbij die uitvoering meerdere jaren duurt. Het moment van controle – jaarlijks of na afloop van de doorlooptijd van de specifieke uitkering – door de accountant van deze specifieke uitkeringen is afhankelijk van de wet- en regelgeving over die specifieke uitkeringen. Tot de jaarrekeningcontrole behoort in ieder geval de controle van de rechtmatigheid van de in de jaarrekening opgenomen bedragen over deze specifieke uitkeringen. De financiële afrekening kan dan na afloop van de specifieke uitkering plaatsvinden op basis van de jaarlijks ontvangen jaarstukken.

Controlevoorschriften voor de controle van specifieke uitkeringen

De accountants van de gemeentes en provincies dienen bij initiële risicoanalyse voor de reguliere jaarrekeningcontrole aandacht te besteden aan alle specifieke uitkeringen. Als de accountant op basis van zijn professionele beoordeling concludeert dat er sprake is van een bijzonder risico, zal hij hier bij de verdere inrichting van de accountantscontrole rekening moeten houden. Specifieke uitkeringen die in het verantwoordingsjaar omvangrijker zijn dan € 100.000 vindt het Rijk dermate materieel dat de accountant hierbij altijd een deelwaarneming uit dient te voeren. Waar de accountant heeft vastgesteld dat er een toereikende administratieve organisatie en interne controle is, zal deze deelwaarneming gericht zijn op het bestaan en de werking van de administratieve organisatie en interne controle. De nadere invulling van de deelwaarneming (omvang en doel) is afhankelijk van de uitkomsten van de initiële risicoanalyse, en zal dus per gemeente en provincie verschillen. De accountant dient de financiële omvang van een eventuele onrechtmatigheid of onzekerheid te bepalen. Door deze bepaling wordt tevens tegemoet gekomen aan de informatiebehoefte van de Algemene Rekenkamer voor de oordeelsvorming per begrotingsartikel van het Rijk.

Controlevoorschriften door Europese eisen

Door Europese voorschriften dienen soms aanvullende controlewerkzaamheden door medeoverheden worden verricht. Deze eisen dienen in de wet- en regelgeving per specifieke uitkering te zijn opgenomen. Er zijn dus geen generieke controlevoorschriften. Het kabinet heeft op zich genomen om te streven naar vermindering van het aantal Europese voorschriften en de invoering van single audit.

Rapporteringtolerantie

In het verslag van bevindingen van de accountant van de medeoverheid bij de jaarrekening wordt per specifieke uitkering gerapporteerd over het totaal van fouten en onzekerheden, die van invloed (kunnen) zijn op de financiële afrekening met het Rijk. Fouten of onzekerheden zijn daarbij, zoals in de paragraaf accountantscontrole beschreven, gerelateerd aan de financiële massa waarop de fouten of onzekerheden betrekking hebben. Het gaat hierbij om incidentele fouten en onzekerheden die de rapporteringtolerantie overschrijden en van de overige fouten het betrokken totaal.

Niet alle geconstateerde fouten en onzekerheden hoeven in het rapport van bevindingen te worden opgenomen, omdat geringe fouten en onzekerheden niet relevant zijn voor de ministeriële verantwoordelijkheid voor het beheer van de specifieke uitkeringen. Wel is de rapporteringtolerantie strikter dan de goedkeuringtolerantie voor de reguliere jaarrekeningcontrole om de ministeries voldoende inzicht te geven in relevante bevindingen over het beheer van de specifieke uitkeringen ten behoeve van de financiële afrekening met de medeoverheden. Voor de financiële afrekening gelden, zoals in de paragraaf specifieke voorschriften verwoord, de eisen in de wet- en regelgeving per specifieke uitkering.

De rapporteringtolerantie is gebaseerd op de lasten van de specifieke uitkering in het verantwoordingsjaar of, bij meerjarige financiële afrekening uitgaande van prestatieafspraken, gebaseerd op het totale voorschot per specifieke uitkering. Er zijn ondergrenzen bepaald om te voorkomen dat bij (zeer) geringe of juist bij (zeer) omvangrijke financiële specifieke uitkeringen geringe bevindingen moeten worden gerapporteerd. Deze rapporteringtolerantie is:

– € 10.000 indien de lasten kleiner dan of gelijk aan € 100.000 zijn;

– 10% indien de lasten groter dan € 100.000 en kleiner dan of gelijk aan € 1.000.000 zijn;

– € 1.00.000 indien de lasten groter dan € 1.000.000 zijn.

Als uit de accountantscontrole (inclusief extrapolatie e.d.) bij de jaarrekening van een medeoverheid geen bevindingen boven de rapporteringgrens naar voren komen inzake specifieke uitkeringen, dan hoeft de accountant daarover dus niet te rapporteren.

Controleprotocollen

Zoals in het kabinetsstandpunt al is aangegeven komen de controleprotocollen per specifieke uitkering te vervallen. De combinatie van het besluit accountantscontrole provincies en gemeenten en de wet- en regelgeving per specifieke uitkering bevatten de benodigde controlevoorschriften. Er is bij (accountants van) medeoverheden en de departementen behoefte aan uniforme en eenduidige controlevoorschriften, die in handzame vorm worden verstrekt. Daarom zal een toetsingskader worden uitgewerkt. De precieze invulling van dit kader wordt nog door het ministerie van BZK nader uitgewerkt. In ieder geval wordt een limitatieve opsomming van relevante (leden van) artikelen uit de wet- en regelgeving per specifieke uitkering opgenomen. Deze worden door de accountant van de medeoverheid getoetst. Er zal in het toetsingskader geen nieuwe wet- en regelgeving worden opgenomen.

Borging kwaliteit accountantscontrole / review

Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Besluit financiële verhouding 2001 kunnen de accountantsdiensten van departementen reviews uitvoeren. Deze reviews zijn bedoeld om vast te stellen dat de kwaliteit van de accountantscontrole door de accountants van de medeoverheden voldoende is. Deze bevoegdheid bestond al (artikel 27, derde lid, oud), maar zal door single information en single audit een andere invulling krijgen.

Er zal sprake zijn van single review. Dat wil zeggen dat de auditdiensten van de departementen een gezamenlijke review uitvoeren, zodat de review zo effectief en efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd. De single review past bij single information en single audit, omdat door de invoering van single information en single audit voor de specifieke uitkeringen door alle departementen wordt gesteund op de jaarrekeningcontrole per gemeente en provincie.

Over de nieuwe aanpak – zowel organisatorisch als inhoudelijk – van de review worden door het Interdepartementaal Overleg Departementale Audit Diensten (IODAD) in afstemming met het NIVRA nadere afspraken gemaakt. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in het Handboek auditing rijksoverheid. Voor de inhoudelijke kant van de review is het uitgangspunt dat als de controleaanpak door de accountants van de decentrale overheden voldoet aan de eisen die vastgelegd zijn in het BBV en BAPG, de review beperkt zal zijn. Uit deze review moet dan blijken dat de controle conform deze eisen is uitgevoerd.

Maatregelenbeleid

Er zijn twee soorten maatregelen mogelijk; een generieke maatregel voor een individuele medeoverheid en maatregelen per specifieke uitkering per individuele medeoverheid.

De generieke maatregel is gebaseerd op de artikelen 215 van de Gemeentewet en 219 van de Provinciewet. Deze artikelen bepalen dat gedeputeerde staten respectievelijk de Minister van BZK te allen tijde een onderzoek kunnen instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie, bedoeld in artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 216, eerste lid, van de Provinciewet. Deze bepalingen regelen dat de gemeenteraad en provinciale staten bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, financiële beheer en de financiële organisatie vast moet stellen.

Voor de financiële afrekening geldt dat de minister op grond van de jaarstukken van de medeoverheden besluit of vanuit zijn verantwoordelijkheid correctieve maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen zijn opgenomen in de wet- en regelgeving per specifieke uitkering.

Adviezen

Advies VNG

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) spreekt waardering uit voor de snelle invoering van het principe van single information en single audit voor specifieke uitkeringen, omdat deze invoering zorgt voor veel minder bureaucratie en daarmee een daling van de bestuurlijke lasten. De VNG hecht aan een snelle verankering van het principe van single information en single audit in de Financiële-verhoudingswet. Daarnaast onderschrijft de VNG het belang van de aanpassing van het sturingsarrangement voor een aantal specifieke uitkeringen.

De VNG verzoekt om een verduidelijking van enkele aspecten in de nota van toelichting. De VNG ziet geen nut in handleidingen voor de accountantscontrole per specifieke uitkering als vervanging van de accountantsprotocollen per specifieke uitkering. Verder stelt zij voor om een toetsingskader voor alle specifieke uitkeringen tezamen te formuleren, dat jaarlijks door het ministerie van BZK wordt vastgesteld. De VNG vraagt verder om aandacht voor eenduidigheid in begrippen, omdat gelijkluidende financiële begrippen in verschillende specifieke uitkeringen uiteenlopende betekenissen hebben. Daarnaast stelt VNG dat gewaakt moet worden voor een te omvangrijke behoefte aan verantwoordingsinformatie.

Advies IPO

Het Interprovinciaal overleg (IPO) onderschrijft de strekking en snelle invoering van het besluit, omdat hiermee een belangrijke aanzet wordt gegeven tot daadwerkelijke vermindering van bureaucratie en lastendruk. Tevens stemt het IPO volledig in met het onderscheid tussen beleids- en verantwoordingsinformatie. Wel stelt IPO als randvoorwaarde dat de verantwoordingsinformatie zich beperkt tot hetgeen echt nodig is. Het IPO adviseert dringend om vast te houden aan de controle van de jaarrekening als één massa en daarmee niet of in beperkte mate min of meer afzonderlijke controles of rapporteringtoleranties per specifieke uitkering voor te schrijven. Van belang is voor het IPO dat expliciet wordt aangegeven welke informatie in de bijlage in welke mate door de accountant van een provincie dient te worden gecontroleerd. Het IPO wil graag betrokken zijn bij de verdere uitwerking van eenduidige controlevoorschriften.

Reactie op adviezen

Het positieve advies van de VNG en het IPO heb ik ter harte genomen. Tevens is het advies overgenomen om deze organisaties te betrekken in de verdere uitwerking van de controlevoorschriften, zijnde één toetsingskader voor de specifieke uitkeringen die vermeld worden in het model voor de bijlage bij de jaarrekening, bedoeld in artikel 58a, tweede lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarbij is de verbetering van de eenduidigheid van de begrippen ook een belangrijk element. In de ministeriële regeling, waarin de bijlage bij de jaarrekening is opgenomen, zal conform het advies van het IPO worden aangegeven in welke mate een indicator dient te worden gecontroleerd. Ook zal getoetst worden of de gevraagde indicatoren voldoen aan de definitie van verantwoordingsinformatie.

Verder is een aantal aspecten in de tekst verduidelijkt. Ik ga niet mee in het advies van het IPO om geen of nauwelijks afwijkende rapporteringtoleranties voor te schrijven. De rapporteringtoleranties zijn na overleg met de vakdepartementen enigszins aangescherpt. De reden is dat de vakministers anders onvoldoende inzicht hebben in de geconstateerde fouten en onzekerheden om te beoordelen of maatregelen moeten worden getroffen, zoals het terugvorderen van verstrekte financiële gelden voor de specifieke uitkering, waarin de fout of onzekerheid is aangetroffen.

Artikel 3, onderdeel A, van hoofdstuk 1 is na advisering door VNG en IPO toegevoegd. VNG en IPO hebben aldus dit artikel niet in hun reactie betrokken.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Invoering van single-information en single audit

Artikel 1

In artikel 27, eerste lid, van het Besluit financiële verhouding 2001 wordt aangegeven dat gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders de benodigde verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen voortaan in alle gevallen aan het Rijk verstrekken door tussenkomst van de Minister van BZK. Dat gebeurt in de vorm van een bijlage bij de jaarrekening De vorm van de informatie volgt daarmee voorschriften in Provincie- en Gemeentewet. De Minister van BZK draagt er zorg voor dat de overige ministers de benodigde informatie over hun specifieke uitkeringen ontvangen.

Op grond van het tweede lid kan de Minister van BZK nader regels stellen over de wijze van verstrekken. In het algemeen deel van deze toelichting is al aangegeven dat de verantwoordingsinformatie in de praktijk door het CBS zal worden verzameld.

Het tweede lid van artikel 27, zoals dat tot dusverre luidde, is vervallen, waardoor het niet meer mogelijk is om in de regeling van een specifieke uitkering van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

In een nieuw vierde lid zijn regels gesteld over het tijdstip van verzending van de verantwoordingsinformatie. In het algemeen deel van deze toelichting is daar al nader op ingegaan.

Artikel 2

In artikel 2 wordt het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) gewijzigd.

Aan artikel 24, derde lid, wordt een onderdeel toegevoegd dat er in voorziet dat de jaarrekening naast de programmarekening en toelichting en de balans met toelichting, een bijlage zal bevatten met de verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen die de ministers nodig hebben voor de verantwoording in hun eigen jaarrekeningen. De bijlage maakt deel uit van de toelichting op de jaarrekening conform de bepalingen in artikel 213 Gemeentewet en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten.

Toegevoegd is artikel 58a, waarin nader wordt aangegeven wat de bijlage met de verantwoordingsinformatie omvat. Het model, waarin de concrete indicatoren worden voorgeschreven, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Het is immers te voorzien dat frequente wijziging van de inhoud van het model nodig zal zijn.

Artikel 3

Het begrip deelwaarneming, zoals verwoord in artikel 3a, hoeft niet verder te worden toegelicht, omdat dit begrip onderdeel is van de reguliere accountantsvoorschriften.

Artikel 3a is opgenomen om zeker te stellen dat oordeelsvorming per begrotingsartikel van het Rijk zonder meer mogelijk is. De verwachting is echter dat de reguliere jaarrekeningcontrole door accountants van provincies en gemeenten voldoende is voor het Rijk. Daarom zal na afloop van het verantwoordingsjaar 2008 dit artikel worden geëvalueerd om te bezien of het alsnog geschrapt kan worden.

Op de verdere wijziging van het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten is al ingegaan in het algemeen deel van deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Aanpassing van specifieke uitkeringen

Artikelen 1 tot en met 4

In hoofdstuk 2 wordt een aantal bestaande regelingen van specifieke uitkeringen aangepast aan de uniforme verantwoording over specifieke uitkeringen en de controle, die het gevolg is van de in hoofdstuk 1 opgenomen wijzigingen van het Besluit financiële verhouding 2001, het Besluit begroting en verantwoording en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. In principe kunnen als gevolg daarvan in de regelingen van specifieke uitkeringen bepalingen ten aanzien van verantwoording en accountantscontrole achterwege worden gelaten. Waar een vermelding van de verantwoordingsinformatie of de controle door de accountant binnen de systematiek van de uitkering noodzakelijk is, kan worden volstaan met een verwijzing naar de algemene bepalingen. De regelingen in dit hoofdstuk zijn op die wijze aangepast.

Wellicht ten overvloede: de ministers ontvangen de informatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording, en het verslag en de verklaring bij de jaarrekening van de accountant, via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; zij hoeven deze informatie niet meer bij de ontvangers van een specifieke uitkering op te vragen, en gemeenten hoeven deze informatie niet meer naar de afzonderlijke ministeries op te sturen.

Hoofdstuk 3 Slotbepaling

De principes van single-audit en single-information zullen voor de regelingen die in dit besluit zijn genoemd voor het eerst worden toegepast op de jaarstukken over het begrotingsjaar 2006. Voor de overige specifieke uitkeringen blijft voorshands de huidige tekst van toepassing van de in hoofdstuk 1 gewijzigde bepalingen. Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip zullen de wijzigingen in hoofdstuk 1 voor alle specifieke uitkeringen gaan gelden. Verwezen wordt naar de paragraaf geleidelijke invoering in het algemeen deel van deze toelichting. Bij het introduceren van nieuwe specifieke uitkeringen zal de nieuwe regelgeving wel meteen van toepassing worden verklaard.

Mede namens de Ministers van Financiën, voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Verkeer en Waterstaat, alsmede de Staatssecretarissen van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven