Besluit van 17 januari 2005, houdende actualisering van het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Formatiebesluit W.V.O. en het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging mede in verband met vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen in de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede opneming in het Bekostigingsbesluit W.V.O. van regels voor de berekening van de rijksbijdrage voor kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voor hun taken bij leer-werktrajecten vmbo

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 augustus 2004, nr. WJZ/ 2004/ 33830 (3778), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 10b5, tweede lid, 77, derde en vierde lid, 77a, 84, 106 en 110a, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel XV van de Wet van 28 november 2002 houdende wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden budget en de vorming van regionale expertisecentra (Stb. 2002, 631);

De Raad van State gehoord (advies van 2 september 2004, nr. WO5.04.0415/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2005, nr. WJZ/2004/54611 (3778), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BEKOSTIGINGSBESLUIT W.V.O.

Het Bekostigingsbesluit W.V.O. wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

aanvullende bekostiging: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 85a of artikel 89 van de wet;

accountant: accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

bijzondere school: bijzondere school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

eerste schooldag:

1°. bij opening van de school aan het begin van het schooljaar: 1 augustus,

2°. bij opening van de school tijdens het schooljaar: de dag waarop het onderwijs aan de school is aangevangen;

IB-Groep: Informatie Beheer Groep, genoemd in de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of, voorzover het betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

openbare school: openbare school als bedoeld in artikel 1 van de wet;

ouders: ouders, voogden of verzorgers;

school: school voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van scholen voor praktijkonderwijs die zijn aangewezen op grond van artikel 9 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging;

scholengemeenschap: scholengemeenschap bestaande uit twee of meer scholen;

schooljaar: tijdvak van 1 augustus van enig kalenderjaar tot en met 31 juli daaraanvolgend;

teldatum: datum van 1 oktober, bedoeld in artikel 8, tweede lid, en

wet: Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 2 wordt «inspecteur» vervangen door: inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht,.

C

In artikel 7, vierde lid, vervalt: niet zijnde een cursist,.

D

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en derde lid wordt «schooljaar» telkens vervangen door: kalenderjaar.

2. In het tweede lid wordt «schooljaar» vervangen door: jaar.

3. In het vierde lid wordt «onder a tot en met f» vervangen door: onder a tot en met d.

E

In artikel 8a, eerste lid, aanhef, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Na «leerlinggebonden budget» wordt ingevoegd: , dat beschikbaar is op grond van artikel 77a van de wet,.

2. «toegekend» wordt vervangen door: verstrekt.

F

1. De artikelen 11, 12, 13 en 14 vervallen.

2. Het opschrift van titel 2 wordt vervangen door: Titel 2 (vervallen).

G

In artikel 14a, eerste lid, wordt «de artikelen 8 en 13» vervangen door «artikel 8» en wordt «schooljaar» vervangen door: kalenderjaar.

H

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister maakt de in artikel 8 bedoelde bekostiging bekend voorafgaand aan het kalenderjaar, waarop deze betrekking heeft.

2. In de tweede volzin van het eerste lid vervalt: 14, derde lid, onder c,.

3. In het tweede lid wordt «kunnen» vervangen door: kan.

I

Artikel 15b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 8 en 13» vervangen door: artikel 8.

2. In het tweede lid wordt «schooljaar» vervangen door: kalenderjaar.

J

Na hoofdstuk 2 wordt ingevoegd een hoofdstuk 2A, luidend:

HOOFDSTUK 2A. BEREKENINGSWIJZE RIJKSBIJDRAGE VOOR TAKEN KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN INZAKE LEER-WERKTRAJECTEN VMBO

Artikel 15e. Berekeningswijze rijksbijdrage voor taken kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven inzake leer-werktrajecten VMBO

De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 10b5, tweede lid, van de wet omvat een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per leer-werkovereenkomst als bedoeld in artikel 10b3 van de wet waarbij het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven partij is, welke overeenkomst is gesloten in het schooljaar voorafgaand aan het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft. Per leerling per leer-werkplek telt niet meer dan één leer-werkovereenkomst mee in de berekening van de rijksbijdrage op grond van de eerste volzin.

K

In artikel 18, tweede lid, vervalt in de tweede volzin: op grond van artikel 85b van de wet toegekende nascholingsgelden en van.

L

In artikel 19, eerste en tweede lid, vervalt telkens: artikel 14, derde lid,.

M

Hoofdstuk 4 komt te luiden:

HOOFDSTUK 4. VOORSCHRIFTEN INZAKE SAMENVOEGING

Artikel 23. Dóórlopen bekostiging in geval van samenvoeging per 1 augustus

Bij samenvoeging van scholen op 1 augustus van enig kalenderjaar worden:

a. de bekostiging van de personeelskosten op grond van de artikelen 84 en 84b van de wet,

b. de bekostiging van de exploitatiekosten op grond van artikel 86 van de wet, en

c. aanvullende bekostiging op grond van de artikelen 85a of 89 van de wet,

van alle bij de samenvoeging betrokken scholen gehandhaafd tot het einde van dat kalenderjaar.

ARTIKEL II. WIJZIGING FORMATIEBESLUIT W.V.O.

Het Formatiebesluit W.V.O. wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

directie: in artikel 84, eerste lid, onderdeel a, van de wet genoemde personeel;

formatieplaats: betrekking met de omvang van een volledige weektaak;

leerwegondersteunend onderwijs: onderwijs, bedoeld in artikel 10e van de wet;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of, voorzover het betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

personeelscategorie: in artikel 84 van de wet genoemde onderscheiden personeelscategorieën;

ratio: aantal formatieplaatsen van een bepaalde personeelscategorie per aantal leerlingen als bedoeld in artikel 84, tweede lid, van de wet;

school: school voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van scholen voor praktijkonderwijs die zijn aangewezen op grond van artikel 9 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging;

scholengemeenschap: scholengemeenschap bestaande uit twee of meer scholen;

schooljaar: tijdvak van 1 augustus van enig kalenderjaar tot en met 31 juli daaraanvolgend;

schoolsoortgroep 1: scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs, en scholengemeenschappen bestaande uit deze twee schoolsoorten, inclusief het leerwegondersteunend onderwijs en afdelingen voor praktijkonderwijs, alsmede scholen voor praktijkonderwijs die niet zijn aangewezen op grond van artikel 9 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging;

schoolsoortgroep 3: scholengemeenschappen bestaande uit scholen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs en scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, al dan niet in combinatie met scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, inclusief het leerwegondersteunend onderwijs;

schoolsoortgroep 4: scholengemeenschappen bestaande uit scholen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs, al dan niet in combinatie met scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, inclusief het leerwegondersteunend onderwijs en afdelingen voor praktijkonderwijs, en

wet: Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt: , onverminderd artikel 6, tweede lid,.

2. In het eerste lid worden de tabellen vervangen door:

Vaste aantal formatieplaatsen categoriale school

School

Formatieplaatsen

praktijkonderwijs

2,64

v.b.o.

2,64

m.a.v.o.

2,43

h.a.v.o.

2,55

atheneum

2,55

gymnasium

2,55

lyceum

2,55

Vaste aantal formatieplaatsen scholengemeenschappen

Scholengemeenschap

Formatieplaatsen

v.b.o.-m.a.v.o.

4,24

v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.

3,97

v.b.o.-h.a.v.o.

3,97

v.b.o.-h.a.v.o.-v.w.o.

3,97

v.b.o.-v.w.o.

3,97

v.b.o.-m.a.v.o.-v.w.o.

3,97

v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.-v.w.o met v.b.o.-afdelingen

5,36

m.a.v.o.-h.a.v.o.

2,65

m.a.v.o.-h.a.v.o.-atheneum

4,91

m.a.v.o.-h.a.v.o.-gymnasium

4,91

m.a.v.o.-h.a.v.o.-lyceum

4,91

m.a.v.o.-atheneum

2,65

m.a.v.o.-gymnasium

2,65

m.a.v.o.-lyceum

2,65

h.a.v.o.-atheneum

4,47

h.a.v.o.-gymnasium

4,47

h.a.v.o.-lyceum

4,47

3. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «2,26» vervangen door: 2,80.

4. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «0,31» vervangen door: 0,38.

5. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «1,15» vervangen door: 1,43.

6. In het derde lid, onderdeel a, wordt «1,23» vervangen door: 1,53.

7. In het derde lid, onderdeel b, wordt «0,29» vervangen door: 0,36.

C

In artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervalt:

a. «, onderdeel a»,

b. «, onverminderd artikel 6, tweede lid,» en

c. de tweede volzin.

2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt «1/186,64» vervangen door: 1/169,12.

3. In de tweede volzin van het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Na «scholen» wordt ingevoegd: onderdeel uitmaken van.

b. De zinsnede «vormen met een daar bedoeld regionaal opleidingencentrum» vervalt.

c. «1/252,25» wordt vervangen door: 1/228,57.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De ratio's leraar/leerling voor scholen en voor scholengemeenschappen zijn:

    Scholen

    Ratio

    praktijkonderwijs

    1/ 8,87

    v.b.o.

    1/17,14

    h.a.v.o.

    1/20,00

    m.a.v.o.

    1/20,00

    atheneum

    1/20,00

    gymnasium

    1/20,00

    lyceum

    1/20,00

    Scholengemeenschappen

    Ratio

    v.b.o.-m.a.v.o.

    1/17,14

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.

    1/17,14

    v.b.o.-h.a.v.o.

    1/17,14

    v.b.o.-h.a.v.o.-v.w.o.

    1/17,14

    v.b.o.-v.w.o.

    1/17,14

    v.b.o.-m.a.v.o.-v.w.o.

    1/17,14

    v.b.o.-m.a.v.o.-h.a.v.o.-v.w.o.

    1/17,14

    m.a.v.o.-h.a.v.o.

    1/20,00

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-atheneum

    1/20,00

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-gymnasium

    1/20,00

    m.a.v.o.-h.a.v.o.-lyceum

    1/20,00

    m.a.v.o.-atheneum

    1/20,00

    m.a.v.o.-gymnasium

    1/20,00

    m.a.v.o.-lyceum

    1/20,00

    h.a.v.o.-atheneum

    1/20,00

    h.a.v.o.-gymnasium

    1/20,00

    h.a.v.o.-lyceum

    1/20,00

5. In het vierde en vijfde lid wordt «1/11,00» telkens vervangen door: 1/ 8,87.

6. In het zesde lid wordt «1/113,33» vervangen door: 1/104,38.

D

Artikel 4 vervalt.

E

Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. De zinsnede «van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar» wordt vervangen door: voorafgaand aan het kalenderjaar.

b. «vergoeding» wordt vervangen door: bekostiging.

2. Het tweede, derde, zesde en zevende lid vervalt, onder vernummering van het vierde, vijfde, achtste en negende lid tot tweede tot en met vijfde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «vierde» vervangen door: zesde.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede, derde en vijfde» vervangen door: derde.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «vijfde» vervangen door derde.

F

De artikelen 6a en 6b vervallen.

G

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Afronding

Voor de berekening van de aantallen formatieplaatsen volgens de artikelen 2 tot en met 6 worden:

a. de op grond van artikel 3 berekende aantallen formatieplaatsen, en

b. de som van de op grond van de artikelen 2 en 3, eerste en derde lid, berekende aantallen formatieplaatsen,

uitgedrukt in een getal dat rekenkundig wordt afgerond op drie decimalen.

H

In het opschrift van hoofdstuk II wordt «vergoeding» vervangen door: bekostiging.

I

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift en in het eerste lid wordt «vergoeding» vervangen door: bekostiging.

2. In het eerste lid wordt «gemiddelde personeelslast» vervangen door: gemiddelde personeelslast, bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de wet,.

3. In het tweede lid wordt de zinsnede die aanvangt met «dat wordt afgerond» en eindigt met «naar beneden wordt afgerond» vervangen door: dat rekenkundig wordt afgerond op twee decimalen.

J

In artikel 11 wordt «goedkeuren» vervangen door «toestaan» en wordt «beslist» vervangen door: besluit.

ARTIKEL III. WIJZIGING BESLUIT RVC'S, REGIONAAL ZORGBUDGET EN PRAKTIJKSCHOLEN MET DECLARATIEBEKOSTIGING

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

indicatiestelling: beoordeling of een leerling toelaatbaar is tot praktijkonderwijs of is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs;

intelligentiequotiënt: quotiënt dat de cognitieve capaciteiten van een leerling uitdrukt, vastgesteld op basis van scores op verbaal en op niet-verbaal gebied;

leerachterstand: achterstand van een leerling in de domeinen technisch lezen, spellen, begrijpend lezen en inzichtelijk rekenen, gemeten op basis van didactische leeftijdseenheden (DLE) in relatie tot de didactische leeftijd (DL) op het moment van toetsing;

leerling-dossier: dossier dat over een leerling de gegevens bevat, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met e;

leerwegondersteunend onderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 10e van de wet;

m.a.v.o.: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet;

Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of, voorzover het betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

ouders: ouders, voogden of verzorgers;

praktijkonderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 10f van de wet;

regionaal zorgbudget: budget als bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de wet;

regionale verwijzingscommissie: regionale verwijzingscommissie als bedoeld in artikel 10g van de wet;

samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h van de wet;

school: school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 10h van de wet;

sociaal-emotionele problematiek: problematiek als gevolg van het sociaal-emotioneel functioneren van een leerling waardoor het onderwijsleerproces substantieel wordt belemmerd;

v.b.o.: voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

v.m.b.o.: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de wet, en

wet: Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 6 wordt «schooljaar» vervangen door: kalenderjaar.

C

In artikel 7, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin wordt «schooljaar» vervangen door: kalenderjaar.

2. De tweede volzin vervalt.

D

In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. «augustus» wordt vervangen door: januari.

b. «schooljaar» wordt telkens vervangen door: kalenderjaar.

c. «mei» wordt vervangen door: oktober.

2. In het tweede lid wordt «november» vervangen door «april» en «schooljaar» door: kalenderjaar.

E

In artikel 22, vijfde lid, wordt «artikel 19, eerste lid» vervangen door: artikel 19.

F

In artikel 28, vierde en vijfde lid, wordt «artikel 15» telkens vervangen door: artikel 16, tweede lid.

ARTIKEL IV. OVERGANGSBEPALING AANVRAGEN ZORGBUDGET

In afwijking van artikel 8 van het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging geldt de aanvraag voor een zorgbudget die door of namens de bevoegde gezagsorganen van de scholen behorend tot een samenwerkingsverband is gedaan voor het schooljaar 2005/ 06 eveneens als aanvraag voor een zorgbudget voor het kalenderjaar 2006.

ARTIKEL V. VERVALLEN TIJDELIJKE BEREKENINGSWIJZE RIJKSBIJDRAGE VOOR TAKEN LANDELIJKE ORGANEN INZAKE LEER-WERKTRAJECTEN VMBO

Het tijdstip, bedoeld in artikel IIa van de Wet van 26 juni 2003 (Stb.292), is 1 januari 2006.

ARTIKEL VI. OVERGANGSREGELING RIJKSBIJDRAGE 2006 VOOR TAKEN KENNISCENTRA BEROEPSONDERWIJS BEDRIJFSLEVEN INZAKE LEER-WERKTRAJECTEN VMBO

In afwijking van artikel 15e van het Bekostigingsbesluit W.V.O. omvat de rijksbijdrage voor het jaar 2006 een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag per leer-werkovereenkomst, gesloten tussen 15 april 2004 en 1 augustus 2005.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

  • 1. Dit besluit treedt in werking:

    a. wat de artikelen I, met uitzondering van onderdeel J, II, III en IV betreft, op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij tevens kan worden bepaald dat het besluit voor wat betreft artikel II, onderdeel C, onder 3, onderdeel b, en artikel II, onderdeel E, onder 3, terugwerkt tot en met 1 augustus 2003, en

    b. wat de artikelen I, onderdeel J, V en VI betreft, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

  • 2. De in het eerste lid, onder b, genoemde artikelen en onderdelen zijn voor de eerste maal van toepassing op de rijksbijdrage van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voor het jaar 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 januari 2005

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Uitgegeven de vijftiende februari 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

Dit besluit bevat de volgende wijzigingen:

I. In verband met de wijzigingen in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) tot vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen (Kamerstukken I 2003/04, 29 473, nr. A; het wetsvoorstel is op 5 juli 2004 aanvaard door de Eerste Kamer der Staten-Generaal) zijn aangepast:

a. het Bekostigingsbesluit W.V.O.,

b. het Formatiebesluit W.V.O., en

c. het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging.

Door deze wetswijziging en aanpassing van de onderliggende regelgeving wordt de bekostiging van de scholen in het voortgezet onderwijs (VO) transparanter en voorspelbaarder. Het gaat om de VO-scholen met lumpsumfinanciering. De praktijkscholen die nog declaratiebekostiging ontvangen, vallen buiten het bereik van de voorstellen.

De geplande datum van inwerkingtreding van deze wijzigingen is 1 januari 2006.

II. In het Bekostigingsbesluit W.V.O. wordt een nieuw hoofdstuk opgenomen voor de bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KeBB; de nieuwe naam voor de landelijke organen voor het bedrijfsleven, zie Stb. 2004, 216) voor hun taken ten aanzien van de leer-werktrajecten zoals geregeld in de artikelen 10b3, eerste lid, en 10b4, tweede lid, van de WVO.

De inwerkingtreding van deze wijziging is in artikel VII bepaald op 1 januari 2006.

Ad I. Vereenvoudiging bekostiging VO

1.1. Voordelen voorstel

De VO-scholen worden in de nieuwe systematiek eerder bekostigd op het aantal daadwerkelijk aanwezige leerlingen (zie verder paragraaf 1.3, onder 1). De bijlagen bij de bekostigingsbrieven worden minder uitvoerig. Dit komt de duidelijkheid ten goede: scholen kunnen beter zelf nagaan op welk bedrag ze nu en in de toekomst kunnen rekenen. Scholen kunnen daarnaast beter afwegen welk soort onderwijs ze aanbieden zonder dat daarbij financiële overwegingen een oneigenlijke rol spelen.

Verder zijn onredelijke en onbillijke elementen die in het systeem zaten, uitgeschakeld. Ten slotte gaat de overheid een steeds afstandelijker rol spelen. Daarbij past een bekostiging op hoofdlijnen en niet het sturen via verfijningen.

1.2. Totale pakket maatregelen

Het totale pakket aan maatregelen omvat:

1. omzetten van bekostiging per schooljaar naar kalenderjaar;

2. afschaffen van de leerlingfluctuatiefactor;

3. afschaffen van de leeftijdscorrectie voor leraren bij het bepalen van de gemiddelde personeelslast per school;

4. forse vermindering van het aantal parameters van de bekostiging. Er gold een bepaalde verhouding tussen het aantal leerlingen en het aantal personeelsleden dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigt. Nu zijn enige opslagen op het normatief bepaalde aantal personeelsleden – zoals opslagen voor arbeidsduurverkorting, senioren, frictie en het schoolprofielbudget – verdwenen. Deze zijn opgenomen in de huidige verhouding tussen het aantal leerlingen en het aantal bekostigde personeelsleden;

5. gelijktrekken van de basisformatie gerelateerd aan het aantal afdelingen vbo;

6. gelijktrekken van de basisformatie voor atheneum en lyceum, al dan niet in combinatie met havo en/of mavo;

7. opnemen van het nascholingsbudget in de verhouding tussen het aantal leerlingen en het aantal personeelsleden dat OCW bekostigt (genoemd onder 4); en

8. afschaffen van de groeiregeling praktijkonderwijs; deze is door het overgaan naar bekostiging op kalenderjaar overbodig geworden.

De maatregelen 1, 3, 4 en 7 hebben geleid tot wijzigingen in de WVO. Het totale pakket aan maatregelen heeft geleid tot de in het onderhavige besluit opgenomen wijzigingen in zowel het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Formatiebesluit W.V.O. als het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging.

1.3. Gevolgen maatregelen

De gevolgen van de onder 1.2 genoemde maatregelen voor VO-scholen zijn hieronder per maatregel aangegeven. De scholen voelen overigens niet de gevolgen van elke maatregel afzonderlijk, maar de gevolgen van het totale pakket. Een school kan er op grond van de ene maatregel op achteruit gaan, maar kan er evengoed op grond van een of meer andere maatregelen op vooruit gaan.

Ad 1: omzetting naar kalenderjaar

Door de overgang van schooljaar- naar kalenderjaarbekostiging is de periode tussen leerlingentelling en bekostiging verkort van tien maanden (1 oktober–1 augustus) naar drie maanden (1 oktober–1 januari). Daardoor volgt de bekostiging aanzienlijk beter de ontwikkeling in de aantallen leerlingen. Dat is vooral voor scholen met een kleine financiële buffer een voordeel (nieuwe scholen). Ook scholen in groeigemeenten/ vinexlocaties kunnen hierdoor gemakkelijker hun groei opvangen.

Voor de school wordt de administratie eenvoudiger als bekostiging en verantwoording over dezelfde periode gaan (namelijk het kalenderjaar). Een belangrijk voorbeeld hiervan is de jaarrekening. De rijksbijdrage die op schooljaarbasis wordt verstrekt, moest toegerekend worden naar kalenderjaar om de jaarrekening te kunnen opstellen.

Ad 2: afschaffen leerlingfluctuatiefactor

De leerlingfluctuatiefactor is een factor waarbij de bekostiging nog enigszins rekening houdt met het verloop van het aantal leerlingen in het voorgaande schooljaar. Er is nu voor gekozen om sneller en op kalenderjaar te bekostigen, zodat de school wordt bekostigd binnen hetzelfde schooljaar waarin de telling plaatsvindt. Rekening houden met leerlingenaantallen van het voorgaande schooljaar hoeft dan niet meer.

Ad 3: afschaffen leeftijdscorrectie

De oude bekostigingssystematiek legde door de leeftijdscorrectie op het onderwijzend personeel nog een sterke relatie tussen de rijksbijdrage die scholen krijgen en de kosten die scholen maken. Er wordt vanuit gegaan dat de kosten toenemen naarmate het personeel ouder wordt. Eerdere maatregelen hebben er al toe geleid dat het verband tussen de leeftijd van onderwijzend personeel en hun beloning aanzienlijk is verzwakt. Deze maatregelen waren:

– inkorten van de carrièrelijnen door afschaffen van de periodiekenstops en het terugbrengen van de lijnen tot 18 jaar;

– toevoegen van middelen voor scholen met vmbo voor extra functies op LC- en LD-niveau (dat wil zeggen de voormalige schalen 11 en 12);

– toevoegen van middelen aan de bekostiging voor beloningsdifferentiatie in het kader van integraal personeelsbeleid; het bedrag voor competentiebeloning zal nog enkele jaren stijgen, en

– bevorderen van zij-instroom. Zij-instromers worden over het algemeen niet via het reguliere carrièrepad van de beginnende leraren (op basis van functie) ingeschaald, maar op basis van hun eigen arbeidsverleden.

Met de toekomstige verjonging van het personeel (het huidige personeelsbestand is erg vergrijsd en stroomt uit) is een leeftijdscorrectie niet meer te beargumenteren. De verwachting is dat oudere leraren niet op grotere schaal vervroegd uit zullen treden. Schoolbesturen die door de vereenvoudiging van de bekostiging meer dan 1,5% minder bekostiging ontvangen, vallen onder de overgangsregeling die daartoe in het wetsvoorstel vereenvoudiging bekostiging VO is opgenomen en krijgen een budget waardoor zij mensen in dienst kunnen houden.

Het lerarentekort laat zich het meest voelen op scholen die een stijgend leerlingenaantal hebben. Juist deze scholen hebben baat bij de overgang op kalenderjaarbekostiging, waardoor de bekostiging sneller op het niveau van het aantal leerlingen is. Daardoor hebben zij meer ruimte om jonge leraren in dienst te nemen.

Uit de eerder genoemde evaluatie van de invoering van de lumpsum bleek dat de leeftijdscorrectie tot onzekerheid leidt. Afschaffen zorgt ervoor dat – als het aantal inschrijvingen bij de school bekend is – het bevoegd gezag direct weet hoe hoog de bekostiging is. Zij hoeven niet meer af te wachten hoe de school qua leeftijd scoort ten opzichte van de groep soortgelijke scholen. Meerjarenramingen en planningen voor investeringen zijn daardoor eenvoudiger te maken.

Tenslotte is de leeftijdscorrectie een element in de bekostiging dat, in theorie, gevoelig is voor misbruik en oneigenlijk gebruik.

Ad 4: opslagen verwerken in de verhouding leerling/ bekostigd personeel

De eerder onder 1.1 genoemde argumenten en voordelen gelden bij uitstek voor deze maatregel. Het verwerken van alle opslagen, inclusief de nascholing, in de verhouding tussen leerlingaantal en aantal personeelsleden maakt de presentatie van de bekostiging en de planning van de scholen eenvoudiger. Het is eenvoudiger te ramen wat bij een gegeven aantal leerlingen de bekostiging zal zijn. Vereenvoudiging tot één verhouding past ook in de gedachte dat het bestuur zelf verantwoordelijk is voor het afdekken van risico's. Bij de huidige verhoudingen hebben de inkomsten geen directe relatie meer met de werkelijkheid naar personele verplichtingen of uitgaven.

Uit de evaluatie van invoering van de lumpsum blijkt dat scholen de gevolgen van maatregelen op de personele en materiële bekostiging makkelijker kunnen bepalen. Dit effect wordt aanzienlijk versterkt wanneer het aantal parameters sterk daalt.

Ad 5: gelijktrekken basisformatie vbo

Het gaat hier om gelijkschakeling van de basisformatie vbo waardoor deze onafhankelijk wordt van het aantal afdelingen. Deze gelijkschakeling heeft twee effecten.

Ten eerste is de planning van onderwijsvoorzieningen vergaand versoepeld. Scholen kunnen daardoor veel gemakkelijker afdelingen vbo in het leven roepen. Dit kan leiden tot hogere uitgaven zonder dat OCW daar invloed op heeft. Gelijkschakeling van de vaste voeten vbo leidt tot een gelijk bedrag onafhankelijk van het aantal afdelingen.

Ten tweede kunnen de financiële prikkels in de huidige systematiek er toe leiden dat kleine, niet levensvatbare, afdelingen in stand worden gehouden omdat de school anders bekostiging misloopt. Gelijkschakeling van de vaste voeten vbo leidt hier tot een meer efficiënte besteding van overheidsmiddelen.

Door beide maatregelen zullen scholen beter (namelijk meer inhoudelijk, gerelateerd aan het primaire proces en minder financieel) de afweging maken of ze een afdeling vbo in het leven roepen, houden of gaan samenwerken met andere scholen.

Ad 6: gelijkschakeling van de basisformatie lyceum en atheneum

Het gelijktrekken van de basisformatie heeft twee voordelen. Ten eerste worden twee scholen die hetzelfde onderwijsaanbod hebben, gelijk bekostigd (lyceum en atheneum met Griekse taal- en letterkunde en Latijnse taal- en letterkunde).

Ten tweede wordt verhinderd dat een lyceum dat geen gymnasiumleerlingen heeft, meer geld ontvangt dan een atheneum met leerlingen die Griekse en/of Latijnse taal- en letterkunde volgen. Gelijkschakeling van deze vaste voeten doet ook meer recht aan de feitelijke situatie van scholen. Er is immers meer vrijheid in de programmering dan waarmee de bekostiging nu rekening houdt.

Ad 7: de nascholing verwerken in de verhouding leerling/ bekostigd personeel

Deze maatregel is een vervolg op de Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 16) waarbij VO-scholen met ingang van 23 januari 2004 bestedingsvrijheid krijgen ten aanzien van de middelen voor nascholing. De oormerking van de nascholingsbudgetten is daarmee verdwenen. Het opnemen van het nascholingsbudget in de verhouding leerlingen/ bekostigd personeel betekent de laatste stap van dit budget naar de lumpsum. Ook hierbij geldt (net als bij maatregel 4) dat scholen meer ruimte krijgen om eigen keuzen te maken en dat het eenvoudiger is om de bekostiging te ramen.

Ad 8: afschaffen van de groeiregeling praktijkonderwijs

De groeiregeling praktijkonderwijs voorziet door een extra teldatum in de mogelijkheid grote tussentijdse groei van leerlingen in het praktijkonderwijs op te vangen. Door de versnelling van de bekostiging (van 1 augustus naar 1 januari) is deze regeling niet meer nodig. Een extra argument hiervoor is dat in het verleden weinig gebruik is gemaakt van de extra teldatum. Daarnaast gaat het om leerlingen die pas na indicatiestelling instromen in het praktijkonderwijs. Er is daarmee geen sprake van een autonoom effect.

Ad II. Bekostiging KeBB i.v.m. leer-werktrajecten VMBO

Kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven hebben op grond van artikel 10b4, tweede lid, van de WVO tot taak de beoordeling van de kwaliteit van leerbedrijven die het buitenschoolse praktijkgedeelte verzorgen van leer-werktrajecten in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Ten behoeve van deze taak hebben zij aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas, zo bepaalt artikel 10b5, eerste lid, van de WVO.

Het tweede lid van artikel 10b5 WVO regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een berekeningswijze wordt vastgesteld om de rijksbijdrage voor de kenniscentra te bepalen. Daartoe is het Bekostigingsbesluit W.V.O. uitgebreid met een nieuw hoofdstuk 2a.

Als enige maatstaf geldt (zie ook artikel 10b5 WVO) het aantal leer-werkovereenkomsten waarbij het kenniscentrum partij is. Bij ministeriële regeling wordt het bedrag per leer-werkovereenkomst vastgesteld. Dat bedrag kan jaarlijks wisselen en wordt daarom niet in het besluit zelf vermeld (zie artikel I, onderdeel J, van dit besluit).

De nieuwe bepalingen zijn voor de eerste maal van toepassing op de vaststelling van de rijksbijdrage voor het kalenderjaar 2006. Tot dat moment geldt een ministeriële regeling, gebaseerd op artikel IIa van de Wet van 26 juni 2003, Stb. 292 (Regeling leer-werktrajecten vmbo): de Regeling bekostiging landelijke organen beroepsonderwijs voor leer-werktrajecten voorbereidend beroepsonderwijs (vmbo) 2003-2004. Zie artikel V van dit besluit.

Om een naadloze aansluiting met die regeling te bereiken, wordt bij de berekening van de rijksbijdrage voor 2006 uitgegaan van het aantal leer-werkovereenkomsten dat is gesloten tussen de «einddatum» van die tijdelijke regeling: 15 april 2004 (zie artikel 2, eerste lid, van die regeling) en 1 augustus 2005. De periode tussen 15 april 2004 en 1 augustus 2004 is dus «extra». Zie artikel VI van dit besluit.

2. Financiële gevolgen

Aan dit wijzigingsbesluit zijn voor de rijksbegroting geen gevolgen verbonden. Dit geldt zowel voor de wijzigingen als gevolg van de vereenvoudiging bekostiging VO als voor de wijzigingen inzake de bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven in verband met leer-werktrajecten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I, onderdelen A, artikel II, onderdeel A, en artikel III, onderdeel A

De artikelen met de begripsbepalingen van

a. het Bekostigingsbesluit W.V.O. (hierna: Bb. WVO),

b. het Formatiebesluit W.V.O. (hierna: Fb. WVO) en

c. het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkonderwijs met declaratiebekostiging (hierna: Besluit RVC's),

zijn geheel opnieuw geformuleerd. Daarbij is gekozen voor een alfabetische rangschikking zonder nummering of letteraanduiding, opdat latere wijzigingen simpeler kunnen worden aangebracht. Tevens zijn de begripsbepalingen van deze uitvoeringsbesluiten van de WVO veelal gekoppeld aan de begripsbepalingen uit die wet.

Korte begripsbepalingen die slechts éénmaal in een besluit voorkomen, zijn verwijderd uit artikel 1. De uitleg is in een dergelijk geval overgebracht naar het desbetreffende artikel.

Artikel I, onderdelen D, onder 1 en 2 (artikel 8 Bb. WVO), G, tweede wijzigingsopdracht (artikel 14a Bb. WVO), H, onder 1 (artikel 15 Bb. WVO), I, onder 2 (artikel 15b Bb. WVO), artikel II, onderdeel E, onder 1, onder a (artikel 6 Fb. WVO) en artikel III, onderdelen B, C en D (artikelen 6, 7 en 8 Besluit RVC's)

Deze wijzigingen houden verband met de omzetting van de bekostiging van schooljaar naar kalenderjaar. De in artikel 8 Bb. WVO bedoelde bekostiging wordt jaarlijks voorafgaand aan het kalenderjaar bekend gemaakt.

Artikel I, onderdelen F, onder 1, tweede en derde wijzigingsopdracht (artikelen 12 en 13 Bb. WVO), K (artikel 18 Bb. WVO)

Deze wijzigingen houden verband met het opnemen van het nascholingsbudget in de verhouding tussen het aantal leerlingen en het aantal door OCW bekostigde personeelsleden.

Artikel I, onderdeel F, onder 1, vierde wijzigingsopdracht (artikel 14 Bb. WVO)

Deze wijziging houdt verband met het afschaffen van de leeftijdscorrectie voor leraren bij het bepalen van de gemiddelde personeelslast per school.

Artikel I, onderdelen B (artikel 2 Bb. WVO), C (artikel 7 Bb. WVO), D, onder 3 (artikel 8 Bb. WVO), E (artikel 8a Bb. WVO), F, onder 1, eerste wijzigingsopdracht (artikel 11 Bb. WVO) en onder 2 (opschrift titel 2), G, eerste wijzigingsopdracht (artikel 14a Bb. WVO), H, onder 2 (artikel 15 Bb. WVO), I, onder 1, (artikel 15b Bb. WVO), L (artikel 19 Bb. WVO), artikel II, onderdelen E, onder 4 en 5 (art. 6 Fb.) en I, onder 2 (artikel 8 Fb. WVO)

In deze onderdelen vinden technische aanpassingen plaats aan een aantal wijzigingen in de WVO vanwege de vereenvoudiging bekostiging VO zijn opgenomen of aan wijzigingen die elders in dit besluit zijn opgenomen.

Artikel I, onderdeel M (artikel 23 Bb. WVO)

In verband met de overgang op kalenderjaarbekostiging is het nodig een voorziening te treffen in verband met samenvoeging van scholen per 1 augustus van enig kalenderjaar. De bekostiging van de afzonderlijke samenvoegende scholen wordt gehandhaafd tot het einde van het kalenderjaar. Het volgende kalenderjaar wordt de nieuw gevormde school bekostigd, op basis van de leerlingentelling per 1 oktober voorafgaand aan dat kalenderjaar.

Artikel I, onderdeel H, onder 3, artikel II, onderdeel E, onder 3 (art. 6 Fb), artikel III, onderdelen E (artikel 22 Besluit RVC's) en F (artikel 28 Besluit RVC's)

Deze onderdelen bevatten zelfstandige redactionele aanpassingen.

Artikel II, onderdelen B (artikel 2 Fb. WVO) en C (artikel 3 Fb. WVO)

De wijzigingen van het vaste aantal formatieplaatsen voor leraren houden in de eerste plaats verband met het gelijktrekken van de basisformatie gerelateerd aan het aantal afdelingen vbo en het gelijktrekken van het vaste aantal formatieplaatsen voor leraren voor atheneum en lyceum (al dan niet in combinatie met havo en/ of mavo). Daarbij is rekening gehouden met het onderscheid tussen scholen en scholengemeenschappen.

In de tweede plaats zijn diverse opslagen (inclusief de leerlingfluctuatiefactor) verwerkt zowel in het vaste aantal formatieplaatsen als in de ratio's (zie ook de toelichting bij artikel 4 Fb. WVO).

Tenslotte zijn de verschillen in de ratio's voor leraren tussen enkele schoolsoortgroepen, gezien hun geringe omvang, gelijkgetrokken.

Artikel II, onderdeel D (artikel 4 Fb. WVO)

Het vervallen van artikel 4 van het Fb. WVO houdt verband met de afschaffing van diverse opslagen door de vermindering van het aantal parameters dat de bekostiging bepaalt. De aparte opslagen voor adv-herbezetting, formatieve fricties, personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie en tenslotte personeelsbeleid voor oudere personeelsleden zijn verdwenen. De daarbijbehorende bedragen worden via een wijziging van het vaste aantal formatieplaatsen en in de ratio leraar/leerling aan de bekostiging toegevoegd. De vaste aantallen formatieplaatsen en de ratio’s zijn dan ook aangepast (zie ook de toelichting bij artikel 2 en 3 van het Fb. WVO).

Artikel II, onderdeel E, onder 2 (artikel 6 Fb. WVO)

Het vervallen van het tweede, derde, zesde en zevende lid heeft te maken met het afschaffen van de leerlingfluctuatiefactor.

Artikel II, onderdeel F (artikelen 6a en 6b Fb. WVO)

De artikelen 6a en 6b Fb. WVO zijn vervallen als gevolg van het afschaffen van de groeiregeling praktijkonderwijs.

Artikel II, onderdelen E, onder 1, onder b (artikel 6 Fb. WVO), H (opschrift hoofdstuk III Fb. WVO), I, onder 1 (artikel 8 Fb. WVO) en J (artikel 11 Fb. WVO)

In deze wijzigingen wordt de terminologie in overeenstemming gebracht met de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De term «vergoeding» is in de artikelen 6 en 8 en in het opschrift van hoofdstuk III Fb. WVO vervangen door «bekostiging» aangezien het gaat om een geldstroom uit de openbare kas ten behoeve van het onderwijs.

Tevens is in artikel 11 Fb. WVO «goedkeuren» vervangen door «toestaan» omdat het hier gaat om het verrichten van een (feitelijke) handeling, namelijk het mogen afwijken van bepaalde wettelijke voorschriften.

Tenslotte is in artikel 11 Fb. WVO «beslist» vervangen door «besluit» aangezien het gaat om een beslissing van de Minister ter uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid gericht op rechtsgevolg.

Artikel II, onderdelen G (artikel 7 Fb. WVO)

In het BOVO is afgesproken dat de afronding zal worden vereenvoudigd van de aantallen formatieplaatsen (artikel 7 Fb. WVO).

In artikel 7 vindt voortaan de afronding plaats op de derde decimaal in plaats van op de vierde decimaal. De vierde decimaal van een fte directie betreft maximaal 8,10 euro. Een afronding op drie decimalen betekent maximaal 81 euro naar boven of naar beneden.

Deze nieuwe afrondingssystematiek zal overigens ook worden toegepast bij het toekennen van aanvullende bekostiging op grond van artikel 85a WVO, voorzover het toekenningen uitgedrukt in formatieplaatsen betreft.

Artikel IV

Door de overgang van schooljaar- naar kalenderjaarbekostiging zou door of namens de bevoegde gezagsorganen binnen een samenwerkingsverband in korte tijd twee maal een aanvraag moeten worden ingediend voor een zorgbudget. Artikel IV regelt, mede met het oog op het streven naar administratieve lastenverlichting, dat de aanvraag die is gedaan vóór 1 augustus 2005 ten behoeve van het schooljaar 2005/ 06 ook geldt als aanvraag voor een zorgbudget voor het kalenderjaar 2006. Hierdoor is het is niet meer nodig dat scholen vóór 1 januari 2006 opnieuw een aanvraag moeten indienen.

Artikel VII

Eerste lid

Voor de wijzigingen in het kader van de vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen voor het VO is voorzien in een inwerkingtreding bij koninklijk besluit, waarbij tevens voor de verschillende onderdelen verschillende tijdstippen kunnen worden vastgesteld. Daardoor is het mogelijk het moment van inwerkingtreding af te stemmen op de inwerkingtreding van de bijbehorende wetswijzigingen. Bovendien moeten de wijzigingen in het Formatiebesluit W.V.O. en het Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging ook nog voorhangen.

Tweede lid

De wijzigingen in het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de bekostiging van de KeBB's voor hun activiteiten in het kader van de leer-werktrajecten kunnen direct na de plaatsing van het besluit in het Staatsblad in werking treden. Zij vinden voor het eerst toepassing op de rijksbijdrage voor deze centra voor 2006.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven