Wet van 16 november 2005 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het vervallen van de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven alsmede enige aanpassingen van de regeling van de verjaring en de stuiting van de verjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn (opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Wetboek van Strafrecht de verjaringstermijn voor de vervolging van moord en enkele andere misdrijven te schrappen en de verjaringstermijn voor enige andere misdrijven te verlengen en enkele aanpassingen door te voeren in de regeling omtrent de stuiting van de vervolgingsverjaring en de regeling van de strafverjaringstermijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In onderdeel 4° wordt «vijftien jaren» vervangen door «twintig jaren» en wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.

3. Onderdeel 5° vervalt.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 2. In afwijking van het eerste lid verjaart het recht tot strafvordering niet voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.

B

Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «mits die daad de vervolgde bekend of hem betekend zij» vervangen door: ook ten aanzien van anderen dan de vervolgde.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Het recht tot strafvordering vervalt evenwel indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het feit geldende verjaringstermijn.

C

Aan artikel 77d wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het recht tot strafvordering voor misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld, verjaart in twintig jaren.

ARTIKEL II

De Wet internationale misdrijven wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13 wordt vervangen door:

Artikel 13

Ten aanzien van de in deze wet omschreven misdrijven – met uitzondering van de feiten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en, voor zover met die feiten verband houdend, de feiten, bedoeld in artikel 9 – verjaart het recht tot strafvordering niet. De artikelen 76 en 77d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn op die misdrijven niet van toepassing.

B

Aan het slot van artikel 21, tweede lid, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: , tenzij het feit op dat tijdstip reeds is verjaard.

ARTIKEL III

Ten aanzien van de feiten die op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, zijn verjaard, blijven de wettelijke bepalingen inzake de verjaring van toepassing zoals zij luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 16 november 2005

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de dertiende december 2005

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 28 495

Naar boven