Besluit van 22 augustus 2005, houdende aanpassing van het Uitvoeringsbesluit
inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot als voorheffing aan te
wijzen bronbelasting
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
de Staatssecretaris van Financiën van 2 juli
2005;
Gelet op
artikel 9.2, negende lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001;
De Raad van State gehoord (advies van
21 juli 2005, nr. W06.05.0336/IV);
Gezien het nader rapport van de
Staatssecretaris van Financiën van 12 augustus 2005,
WDB 2005/492;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting
2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «10.8,» vervangen
door: 9.2, 10.8 en.
B
Na hoofdstuk 7 wordt een hoofdstuk met
één artikel ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 7A. WIJZE
VAN HEFFING (HOOFDSTUK 9 VAN DE
WET)
Artikel 21a. Als
voorheffing aangewezen bronbelasting
Als voorheffing
worden aangewezen door Andorra, British Virgin Islands, Guernsey, Isle
of Man, Jersey, Liechtenstein, Monaco, Nederlandse Antillen, San
Marino, Turks and Caicos Islands en Zwitserland geheven bronbelasting
over een uit die mogendheid als uiteindelijk gerechtigde als bedoeld in
artikel 2 van de richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese
Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit
spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 157), genoten
rentebetaling, mits de bronbelasting vergelijkbaar is met die in
artikel 11 van die richtlijn en de rentebetaling valt onder de
begripsomschrijving van artikel 6 van die
richtlijn.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin dit wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juli
2005.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 22
augustus
2005
Beatrix
De
Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
Uitgegeven de achtste september 2005
De Minister van
Justitie,
J.
P.
H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Bij de wet van 18 december 2003 tot wijziging van
de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen en de Wet inkomstenbelasting 2001 (implementatie
spaarrenterichtlijn) (Stb. 531), is in artikel III voorzien in een
wijziging van artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Een
onderdeel van die wijziging is het toevoegen van een negende lid aan
artikel 9.2. Daarin is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur
als voorheffing van de inkomstenbelasting kunnen worden aangewezen door
andere mogendheden ingehouden bronbelastingen op rentebetalingen. Het
dient te gaan om een bronbelasting die wordt ingehouden door een andere
mogendheid dan genoemd in het nieuwe onderdeel d van artikel 9.2,
eerste lid; aldaar worden genoemd België, Luxemburg en
Oostenrijk. Voor de toepassing van artikel 9.2, negende lid, zijn in
dat lid enkele afhankelijke en geassocieerde gebieden gelijkgesteld met
mogendheden.
Door middel van voorliggend besluit wordt de
bronheffing die door Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco, San
Marino, Guernsey, Jersey, de British Virgin Islands, het Isle of Man,
de Turks and Caicos Islands en de Nederlandse Antillen is ingehouden in
het kader van de spaarrenterichtlijn, aangemerkt als voorheffing. De
eerste vijf voornoemde derdelanden houden een bronheffing in op basis
van de tussen deze derdelanden en de Europese Gemeenschap afgesloten
spaartegoedenovereenkomst. De genoemde afhankelijke en geassocieerde
gebieden houden gedurende de overgangsperiode als bedoeld in artikel 10
van de spaarrenterichtlijn een bronheffing in op basis van met deze
gebieden afgesloten bilaterale verdragen.
De
inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur is gekoppeld
aan de inwerkingtreding van artikel III van de genoemde wet van 18
december 2003. Ingevolge artikel V, tweede lid, van die wet treedt deze
bepaling in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Voor het uitvaardigen van dat koninklijk besluit is van belang dat de
Raad van de Europese Unie ingevolge artikel 17, lid 2, van de Richtlijn
2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op
inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
(spaarrenterichtlijn), heeft besloten dat is voldaan aan de gestelde
voorwaarden. Inmiddels is bij koninklijk besluit van 30 juni 2005 (Stb.
331) vastgesteld dat met ingang van 1 juli 2005 de artikelen II en III
van de Wet van 18 december 2003 (Stb. 531), in werking
treden. Met de inwerkingtreding van de spaarrenterichtlijn op die datum
kan door genoemde mogendheden bronbelasting worden ingehouden. Deze
bronbelasting kan vervolgens in de aangifte Inkomstenbelasting/Premies
volksverzekeringen over het desbetreffende jaar, welke aangifte bij
aanvang van het jaar erop moet worden gedaan, worden verrekend met de
uit dien hoofde aan de fiscus te betalen Inkomstenbelasting/Premies
volksverzekeringen (voor het eerst derhalve in 2006).
De Staatssecretaris van
Financiën,
J.
G. Wijn
XHistnoot
Het advies van de
Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a,
vijfde lid j° vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van
State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat.