Besluit van 21 oktober 2004, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet documentatie vennootschappen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 21 juli 2004, nr. 5299128/04/6;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, onder f, 4, tweede lid, 5, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Wet documentatie vennootschappen;

De Raad van State gehoord (advies van 16 augustus 2004, nr. W03.04.0388/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 15 oktober 2004, nr. 5312336/04/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet documentatie vennootschappen;

b. relevant strafbaar feit: een strafbaar feit dat verband houdt met het doel of de werkzaamheid van de vennootschap;

c. transactie: het voldoen aan voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging, als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht en in de artikelen 36 en 37 van de Wet economische delicten.

Paragraaf 2. Bronnen van de registratie

Artikel 2

Als bestuursorganen of diensten die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten of met het toezicht op financiële instellingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f, van de wet, worden aangewezen:

a. de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. de Autoriteit Financiële Markten;

c. de Belastingdienst FIOD-ECD;

d. de Belastingdienst Douane;

e. de Dienst Nationale Recherche;

f. de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

g. Interregionale Fraudeteams;

h. de Koninklijke Marechaussee;

i. de Milieudienst Rijnmond;

j. De Nederlandsche Bank N.V.;

k. het openbaar ministerie;

l. de Pensioen- & Verzekeringskamer;

m. de politie;

n. Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams;

o. de rijksbelastingdienst en

p. de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Paragraaf 3. De inhoud van de registratie

Artikel 3

  • 1. Over de personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, voor zover het natuurlijke personen betreft, kunnen de volgende gegevens dan wel categorieën van gegevens in de registratie worden opgenomen:

    a. de geslachtsnaam en voorvoegsels;

    b. de voornaam of voornamen;

    c. het adres;

    d. de geboorteplaats en het geboorteland;

    e. de geboortedatum of, indien onbekend, het geboortejaar;

    f. de nationaliteit;

    g. de burgerlijke staat;

    h. de samenlevingsvorm;

    i. persoonsidentificerende nummers;

    j. de gevolgde opleidingen;

    k. het beroep;

    l. de naam waaronder de persoon handelt en

    m. het arbeidsverleden.

  • 2. Over de personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, voor zover het rechtspersonen betreft, kunnen de volgende gegevens dan wel categorieën van gegevens in de registratie worden opgenomen:

    a. de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen;

    b. de rechtsvorm;

    c. de zetel;

    d. de plaats waar de rechtspersoon gevestigd is, waaronder begrepen het adres en het land;

    e. de feitelijke oprichtingsdatum;

    f. het nummer en de datum van de afgifte van de verklaring van geen bezwaar;

    g. het nummer waaronder de rechtspersoon overeenkomstig de Handelsregisterwet 1996 in het handelsregister is ingeschreven;

    h. overige nummers ter identificatie van de rechtspersoon;

    i. het statutaire doel en de hoofdactiviteiten;

    j. de liquiditeitsgegevens en de hoogte van het eigen vermogen zoals vermeld in de laatst opgemaakte balans;

    k. het resultaat over de laatste twee boekjaren;

    l. een splitsing of fusie waarbij de rechtspersoon is ontstaan; en

    m. de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met m, van natuurlijke personen die het beleid van de rechtspersoon bepalen of mede kunnen bepalen en de gegevens, bedoeld in dit lid, onder a tot en met l, van rechtspersonen die het beleid van de rechtspersoon bepalen of mede kunnen bepalen.

  • 3. Over de personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, kunnen voorts de volgende gegevens dan wel categorieën van gegevens in de registratie worden opgenomen:

    a. de gegevens, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met m, van andere rechtspersonen waarbij de persoon betrokken is;

    b. de aard van de functie, de bevoegdheid of de hoedanigheid met betrekking tot de vennootschap en andere rechtspersonen waarbij de persoon betrokken is, en de datum van de aanvang en de beëindiging daarvan; en

    c. het aantal en de soort aandelen in de vennootschap en in andere rechtspersonen waarbij de persoon betrokken is.

Artikel 4

Over de personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, kunnen in de registratie worden opgenomen:

a. de gegevens, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder 1° tot en met 6°, van de Faillissementswet, omtrent een rechterlijke uitspraak inzake faillissement van de persoon of van een rechtspersoon waarbij de persoon betrokken is geweest;

b. de gegevens, bedoeld in artikel 222a, eerste lid, onder 1° tot en met 4°, van de Faillissementswet, omtrent een rechterlijke uitspraak inzake surseance van betaling of voorlopige surseance van betaling van de persoon of van een rechtspersoon waarbij de persoon betrokken is geweest;

c. de gegevens, bedoeld in artikel 294, eerste lid, onder a tot en met h, van de Faillissementswet, omtrent een rechterlijke uitspraak inzake schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van de persoon;

d. de hoogte van een betalingsachterstand bij de belastingdienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

e. de inbreng van een onderneming, die een negatief eigen vermogen heeft of die in de laatste twee boekjaren verlies heeft geleden, in de vennootschap of in een rechtspersoon waarbij de persoon betrokken is of is geweest, dan wel de inbreng van aandelen in een dergelijke onderneming; en

f. andere feiten en omstandigheden van financiële aard die reden geven om aan te nemen dat het gevaar bestaat dat de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden of dat haar werkzaamheid zal leiden tot benadeling van haar schuldeisers.

Artikel 5

Over de personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, kunnen in de registratie worden opgenomen:

a. de datum van een veroordeling van de persoon of van een rechtspersoon waarbij de persoon betrokken is of is geweest terzake van een relevant strafbaar feit, alsmede de aard van het strafbare feit, de aard en de hoogte van de opgelegde straf en de datum waarop het strafbare feit is gepleegd;

b. de datum van een transactie ten aanzien van de persoon of van een rechtspersoon waarbij de persoon betrokken is of is geweest terzake van een relevant strafbaar feit, alsmede de aard van het strafbare feit, de hoogte van de transactie, de eventueel gestelde andere voorwaarden en de datum waarop het strafbare feit gepleegd zou zijn; en

c. andere feiten en omstandigheden in verband met een relevant strafbaar feit die reden geven om aan te nemen dat het gevaar bestaat dat de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden of dat haar werkzaamheid zal leiden tot benadeling van haar schuldeisers.

Paragraaf 4. Het verstrekken van gegevens uit de registratie

Artikel 6

Aan de volgende instanties of personen worden als vaste gebruikers als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, desgevraagd in individuele gevallen persoonsgegevens uit de registratie verstrekt:

a. de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 6 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

b. het openbaar ministerie, de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Belastingdienst FIOD-ECD, de Belastingdienst Douane, de Dienst Nationale Recherche, de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Interregionale Fraudeteams, de Milieudienst Rijnmond, Regionaal Interdisciplinaire Fraudeteams, de rijksbelastingdienst, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, voor zover dat noodzakelijk is voor de opsporing of de vervolging van strafbare feiten;

c. de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank N.V., de Nederlandse mededingingsautoriteit en de Pensioen- & Verzekeringskamer voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het toezicht op financiële instellingen of op de naleving van de Mededingingswet;

d. de faillissementscuratoren en de rechters-commissarissen in faillissementen, voor zover dat noodzakelijk is voor het beheer en de vereffening van een failliete boedel alsmede voor de uitoefening van het toezicht hierop;

e. het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, voor zover dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van informatie omtrent geregistreerde personen uit het register, bedoeld in artikel 4 van de Wet melding ongebruikelijke transacties;

f. de Koninklijke Marine, voor zover dat noodzakelijk is voor de voorkoming en bestrijding van ambtelijke en niet-ambtelijke corruptie;

g. het Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, voor zover dat noodzakelijk is voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur; en

h. het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag, voor zover dat noodzakelijk is voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag.

Artikel 7

Indien dat noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, verband houdend met de integriteit in het financiële, economische of maatschappelijke verkeer, kunnen desgevraagd uit de registratie persoonsgegevens worden verstrekt aan instanties in een ander land dat geen passend niveau van bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 76 van de Wet bescherming persoonsgegevens biedt.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit documentatie vennootschappen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 21 oktober 2004

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de negende november 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Minister van Justitie heeft op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek de taak preventief toezicht uit te oefenen bij de oprichting van een naamloze vennootschap (NV) of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Hij toetst daarbij of er, gelet op de voornemens en antecedenten van de personen die het beleid van de vennootschap zullen bepalen of mede bepalen, het gevaar bestaat dat de vennootschap voor ongeoorloofde doeleinden zal worden gebruikt of dat haar werkzaamheid zal leiden tot benadeling van haar schuldeisers. Indien geen bezwaren blijken, geeft de minister een verklaring van geen bezwaar af.

De minister verzamelt in het kader van dit preventieve toezicht de relevante gegevens die verwerkt worden in een geautomatiseerde registratie. Ook wijzigingen met betrekking tot de vennootschap en de beleidsbepalers die na de oprichting plaatsvinden, worden verwerkt. De registratie bevat daarnaast gegevens, waaronder de financiële en criminele antecedenten, van andere rechtspersonen dan NV’s en BV’s voor zover deze betrokken zijn bij het beleid van een in de registratie opgenomen vennootschap. Met behulp van verwijzingen tussen de gegevens in de registratie kunnen in zogenoemde relatieschema’s verbanden en relaties tussen natuurlijke personen en rechtspersonen in beeld gebracht worden. De relatieschema’s kunnen op deze manier netwerken van natuurlijke personen en rechtspersonen blootleggen.

In de praktijk komt het voor dat een vennootschap na de verlening van een verklaring van geen bezwaar desondanks voor ongeoorloofde doeleinden gebruikt wordt. Het kan gaan om het plegen van misdrijven en overtredingen alsmede om het benadelen van schuldeisers. Dergelijk misbruik van vennootschappen is schadelijk voor het economisch bestel en dient daarom bestreden te worden. Om die reden is het van groot belang dat de gegevens die zijn verzameld en verwerkt bij het preventief toezicht, ook gebruikt kunnen worden om op te treden tegen misbruik van de vennootschap na de verlening van een verklaring van geen bezwaar. De Wet documentatie vennootschappen1 (hierna: de wet) biedt deze voorziening. Vooral het gebruik van de genoemde relatieschema’s die door de registratie worden geboden, kan van nut zijn bij de bestrijding van misbruik van de vennootschap. In deze zin kan de registratie een belangrijke bijdrage leveren aan de integriteit van het economisch bestel.

Het besluit regelt welke gegevens in de registratie mogen worden verwerkt. Daarnaast wordt geregeld aan welke instanties die belast zijn met het optreden tegen misbruik, de registratie gegevens kan ontlenen en aan welke instanties gegevens uit de registratie mogen worden verstrekt.

Over het ontwerp van het besluit is advies uitgebracht door het College Bescherming Persoonsgegevens en door de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. De adviezen hebben op onderdelen geleid tot bijstelling van het besluit en van de toelichting.

2. Doel en inhoud van de Wet documentatie vennootschappen

Ter voorkoming en bestrijding van misbruik van vennootschappen is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de verbanden die tussen vennootschappen en andere natuurlijke personen en rechtspersonen bestaan. De wet maakt het mogelijk om de gegevens die ten behoeve van het preventieve toezicht in de registratie zijn verwerkt ook ten behoeve van de voorkoming en bestrijding van misbruik na de oprichting te benutten. Daarnaast benoemt de wet de bronnen van de gegevens die in de registratie kunnen worden opgenomen. Ook is vastgelegd over welke personen gegevens kunnen worden verwerkt. Zorgvuldigheid is hierbij geboden met het oog op de bescherming van persoonsgegevens. De wet bevat daartoe een aantal specifieke waarborgen, onder meer met betrekking tot de verwijdering van persoonsgegevens uit de registratie.

3. Doel en inhoud van het besluit

Het besluit geeft uitvoering aan een aantal bepalingen uit de wet. Ten eerste bepaalt de wet in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder f, ten aanzien van de bronnen van de registratie dat gegevens kunnen worden opgenomen die afkomstig zijn van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen bestuursorganen of diensten die met de opsporing van strafbare feiten of met het toezicht op financiële instellingen zijn belast. Artikel 2 van het besluit wijst deze bronnen aan.

Ten tweede eist de wet met betrekking tot de inhoud van de registratie dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke categorieën gegevens over de personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet in de registratie kunnen worden opgenomen. De artikelen 3 tot en met 5 van het besluit geven uitwerking aan deze eis. Het gaat daarbij om persoonsgegevens, gegevens omtrent de rechtspersoon in kwestie en gegevens omtrent de financiële en criminele antecedenten van de natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Ten derde is een nadere regeling van de verstrekking van de gegevens uit de registratie aan instanties en personen noodzakelijk. Artikel 5, tweede lid, van de wet stelt dat nader wordt vastgesteld aan welke instanties of personen als vaste gebruikers desgevraagd in individuele gevallen persoonsgegevens uit de registratie worden verstrekt en voor welk doel. In artikel 5 van het besluit worden deze vaste gebruikers aangewezen.

Artikel 8, tweede lid, van de wet bepaalt ten slotte dat in een algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld, waaraan voldaan moet zijn om gegevens te verstrekken aan instanties in een land dat geen passend niveau van bescherming van persoonsgegevens biedt. Artikel 7 van het besluit geeft hieraan uitvoering.

4. Administratieve lasten

De bepalingen in het onderhavige besluit bevatten geen extra informatieverplichtingen voor het bedrijfsleven en hebben derhalve geen gevolgen voor de hoogte van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Artikelen

Artikel 1

In artikel 1 zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. Onder b wordt een relevant strafbaar feit, zoals genoemd in artikel 5, gedefinieerd als een strafbaar feit dat verband houdt met het doel of de werkzaamheden waarvoor de NV of de BV is opgericht. Met andere woorden, er dient sprake te zijn van een directe relatie tussen het doel of de activiteiten van de vennootschap en het gepleegde strafbare feit. Een dergelijke relatie is bijvoorbeeld aanwezig, indien een persoon is veroordeeld voor de handel in drugs en deze persoon vervolgens een transportbedrijf begint. In een dergelijk geval zijn het doel c.q. de werkzaamheden van de vennootschap in verband te brengen met het gepleegde strafbare feit.

Artikel 2

Artikel 3 van de wet noemt de bronnen van de registratie en geeft daarmee de grondslag voor de rechtmatige verkrijging van gegevens. Het eerste lid, onder a tot en met e, wijst een vijftal categorieën van bronnen aan, waaronder het door de geregistreerde ingevulde aanvraagformulier ter verkrijging van een verklaring van geen bezwaar en een aantal registraties. Indien de wetgeving die daarop van toepassing is het toestaat, kunnen voorts gegevens in de registratie worden opgenomen die afkomstig zijn van de in het tweede lid onder a tot en met g genoemde organen en registraties.

Artikel 2 geeft uitvoering aan artikel 3, tweede lid, onder f, van de wet. Het wijst de bestuursorganen en diensten aan, die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten of met het toezicht op financiële instellingen en die in deze hoedanigheid als bron van de registratie kunnen dienen. Hieronder worden allereerst begrepen de bestuursorganen en diensten die zijn belast met een algemene opsporingsbevoegdheid op grond van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering: het openbaar ministerie, de politie (waaronder mede de Dienst Nationale Recherche die zich vanaf 1 juli 2003 onder meer bezighoudt met de opsporing van zware en georganiseerde criminaliteit met een landelijk of internationaal karakter) en de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast wordt een aantal bijzondere opsporingsdiensten aangewezen.

De Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (AID) is belast met de opsporing van overtredingen van regelgeving van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en bepaalde artikelen uit het Wetboek van Strafrecht voor zover anderen daarmee niet zijn belast.

De Belastingdienst FIOD-ECD legt zich toe op de opsporing van fiscale, financiële en economische fraude. Op 1 januari 2003 is bovendien de opsporingsdienst van de BUMA/STEMRA aan de Belastingdienst FIOD-ECD toegevoegd, zodat de Belastingdienst FIOD-ECD tevens belast is met de opsporing van overtredingen en misdrijven die vallen onder de Auteurswet 1912.

De Belastingdienst Douane bestrijdt fraude op zowel fiscaal als niet-fiscaal terrein. Haar doel is het handhaven van de Nederlandse en Europese regelgeving met betrekking tot in-, uit- en doorvoer van goederen en de accijnzen. Opsporen van drugs, tegengaan van ontduiking van accijns en het bestrijden van smokkel zijn daarbij de belangrijkste activiteiten.

De Dienst Recherchezaken van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is samen met de Inspectie Milieuhygiëne, de Inspectie Ruimtelijke Ordening en de Inspectie Volkshuisvesting van VROM op 1 januari 2002 opgegaan in de VROM-Inspectie, waarvan de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van VROM onderdeel uitmaakt. Deze dienst onderzoekt onder gezag van het openbaar ministerie overtreding van regelgeving die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VROM valt.

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de opsporing van strafbare feiten op het terrein van misbruik van werknemersverzekeringen, volksverzekeringen, sociale voorzieningen en arbeidsmarktregelingen.

De Interregionale Fraudeteams en de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams zijn samenwerkingsverbanden die vallen onder de politie. Het gaat thans om de Interregionale Fraudeteams Amsterdam, Noord, Noord-West, Oost, Rotterdam, West en Zuid, en de Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Twente, Noord, Midden en Zuid. Deze teams zijn belast met de opsporing van ernstige fraudegevallen.

De Milieudienst Rijnmond is onder meer belast met de opsporing van strafbare feiten op het terrein van milieucriminaliteit.

De rijksbelastingdienst is belast met belastingheffing en -controle en houdt zich in het bijzonder bezig met de opsporing van belastingfraude.

De instanties die zijn belast met het toezicht op financiële instellingen zijn de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) en de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK). DNB en PVK zullen uiterlijk op 1 januari 2005 fuseren. De gegevens die afkomstig zijn van deze toezichthouders kunnen in de registratie worden opgenomen. Het gaat dan om gegevens die niet afkomstig zijn uit een openbaar register, maar om gegevens waarover de financiële toezichthouders in het kader van hun werkzaamheden beschikken, zoals gegevens die zij vergaren ten behoeve van de betrouwbaarheids- en integriteitstoetsing van (mede-) beleidsbepalers van financiële instellingen. Gegevens uit de openbare registers die worden gehouden door de toezichthouders op financiële instellingen vallen onder artikel 3, eerste lid, onder d, van de wet.

Artikel 3

Artikel 4 van de wet ziet op de inhoud van de registratie. Het stelt vast over welke personen gegevens kunnen worden opgenomen, alsmede welke categorieën gegevens over die personen kunnen worden geregistreerd. De registratie kan gegevens bevatten over de oprichters, de aandeelhouders, de bestuurders, de commissarissen en de vertegenwoordigers van de vennootschap, over andere personen die het beleid van de vennootschap bepalen of kunnen bepalen en indien dat nodig is over de echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel van genoemde personen. Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn. Het tweede lid vereist een nadere uitwerking van de categorieën gegevens die in de registratie kunnen worden opgenomen. Artikel 3 van het besluit, alsmede de artikelen 4 en 5 waarop hieronder wordt ingegaan, voorzien hierin.

Artikel 3, eerste lid, bevat de gegevens die over een natuurlijke persoon in de registratie kunnen worden verwerkt. Het gaat daarbij om gegevens ter vaststelling van de identiteit, de hoedanigheden en de werkzaamheden van de natuurlijke persoon. Immers, ter beoordeling van een aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar of ter bestrijding van misbruik van een vennootschap is het vereist dat de identiteit van de natuurlijke persoon zo nauwkeurig mogelijk bekend is en dat inzicht kan worden verkregen in de verbanden tussen vennootschappen, andere rechtspersonen en natuurlijke personen. Bij persoonsidentificerende nummers (onder i) valt te denken aan het sofinummer, het nummer van de Gemeentelijke Basisadministratie en het nummer van het identiteitsbewijs.

Het tweede lid bevat gegevens ter identificatie, ter vaststelling van de hoedanigheden en van de werkzaamheden van beleidsbepalende rechtspersonen. Bij de overige nummers waaruit de identiteit van de rechtspersoon blijkt (onder h), kan worden gedacht aan het nummer waaronder de rechtspersoon in het systeem Vennoot is opgenomen en eventueel het sofinummer. Ook hiervoor geldt dat door registratie van de gegevens van personen die het beleid van de rechtspersoon (mede) bepalen, een overzicht kan worden verkregen van de onderlinge relaties tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. In het geval van (mede) beleidsbepalende rechtspersonen, kan deze bepaling een sneeuwbaleffect sorteren. Immers, van deze rechtspersonen kunnen ook weer de gegevens van artikel 3, tweede lid, worden opgenomen.

Het derde lid is van toepassing op zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet. Het betreft gegevens omtrent de relatie tussen de persoon en de vennootschap en eventuele andere rechtspersonen waarbij de persoon is betrokken. Hiervoor geldt als criterium dat de persoon in kwestie invloed uitoefent op het beleid van de vennootschap, bijvoorbeeld als bestuurder, beleidsbepaler of als adviseur.

De gegevens zijn van belang voor het inzicht in verbanden tussen deze entiteiten. Door van zowel de vennootschap als van de andere rechtspersonen waarbij de persoon is betrokken, dezelfde gegevens te registreren als genoemd in het tweede lid, ontstaat een beeld van het «netwerk» van de persoon. Voor een juiste interpretatie van dit netwerk, is het vereist dat wordt geregistreerd in welke hoedanigheid de persoon verbonden is met deze rechtspersonen. Daartoe worden gegevens opgenomen over de functie en de bevoegdheden van de persoon in de rechtspersoon, alsmede de begindatum en eventuele einddatum van de functie en de bevoegdheden. Ook aandeelhoudersrelaties kunnen worden geregistreerd: het aantal en de soort aandelen in de vennootschap en andere rechtspersonen worden bijgehouden.

Artikel 4

Naast de in artikel 3 opgenomen gegevens zijn ook mogelijke feiten en omstandigheden uit het verleden van belang, die reden geven om aan te nemen dat er gevaar bestaat dat de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden of dat haar werkzaamheid zal leiden tot benadeling van haar schuldeisers. De artikelen 4 en 5 bevatten de gegevens over deze zogenoemde antecedenten die in de registratie kunnen worden opgenomen.

Artikel 4 bevat een aantal financiële antecedenten. Ten eerste kan de betrokkenheid van een persoon bij een faillissement, surseance van betaling of schuldsanering natuurlijke personen een aanwijzing vormen dat de activiteiten van de vennootschap zullen leiden tot misbruik van de vennootschap. Dat is het geval indien blijkt dat het faillissement, de surseance of de schuldsanering natuurlijke personen in belangrijke mate aan de persoon in kwestie te wijten is geweest. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de omstandigheid dat er sprake is geweest van bestuurdersaansprakelijkheid of dat de financiële administratie niet op orde was. In dergelijke gevallen wordt een gerede kans op herhaling aanwezig geacht, hetgeen tot benadeling van de schuldeisers van de vennootschap kan leiden. Inzicht in deze antecedenten kan behulpzaam zijn bij de preventieve en repressieve bestrijding van misbruik van vennootschappen. In de registratie kunnen daartoe gegevens worden opgenomen die afkomstig zijn uit de openbare registers die de griffier van elke rechtbank krachtens de artikelen 19, 222a en 294 van de Faillissementswet (Fw) houdt.

Andere relevante financiële antecedenten zijn een betalingsachterstand bij de belastingdienst of bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en de inbreng van een verlieslijdende onderneming in een op te richten vennootschap. Een betalingsachterstand kan de benadeling van schuldeisers tot gevolg hebben, indien de hoogte substantieel is. Het gaat hier dan niet alleen om handelingen die als strafbaar zijn te kwalificeren. Ook de inbreng op zich van een verliesgevende onderneming als storting op het aandelenkapitaal kan negatief uitpakken voor de crediteuren en aandeelhouders, indien als gevolg hiervan de vennootschap verlies zal leiden.

Voorts valt er te denken aan andere feiten en omstandigheden die een serieus risico in zich dragen, zoals de oprichting van een vennootschap door een rechtspersoon die zelf ten tijde van de oprichting in een zeer slechte financiële situatie (negatief eigen vermogen) verkeert en achterstand in de betaling van premies aan andere instanties dan de belastingdienst of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zoals bijvoorbeeld het Sociaal Fonds Bouwnijverheid.

Artikel 5

De in artikel 5 genoemde criminele antecedenten, op grond waarvan de betrouwbaarheid en integriteit van een vennootschap of natuurlijke persoon in het geding is, spelen een rol omdat deze kunnen betekenen dat de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden of dat haar werkzaamheid zal leiden tot de benadeling van schuldeisers.

Aangenomen wordt dat het gevaar van misbruik van de vennootschap bestaat indien een beleidsbepalende persoon is veroordeeld voor een relevant strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, onder b, of een transactievoorstel van de officier van justitie heeft geaccepteerd ter voorkoming van strafvervolging terzake van een relevant strafbaar feit. Het gaat in het bijzonder om financieel-economische delicten, zoals fraude en oplichting, maar ook om andere feiten die ernstig genoeg zijn om aan de integriteit en de betrouwbaarheid van de persoon te twijfelen. In de registratie kunnen de datum van de veroordeling of de transactie, de aard van het (vermeende) strafbare feit, de aard van de straf, de hoogte van de straf of van de transactie en de datum waarop het strafbare feit is of zou zijn begaan, worden opgenomen.

Onder de andere feiten en omstandigheden kunnen bijvoorbeeld worden begrepen een uitgereikte dagvaarding, een sepot, of een rechterlijke uitspraak anders dan een veroordeling terzake van een relevant strafbaar feit. Ondanks het feit dat er geen veroordeling is uitgesproken, kan er in bepaalde gevallen sprake zijn van een signaal dat, in combinatie met andere factoren, een duidelijke indicatie oplevert voor het bestaan van misbruik van de vennootschap. In de registratie kunnen daartoe de datum en de inhoud van een dergelijke dagvaarding, sepot of uitspraak, de aard van het strafbare feit en de datum waarop het strafbare feit gepleegd zou zijn, worden verwerkt. Een lopend onderzoek, bijvoorbeeld door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, een opsporingsverzoek tegen de persoon, een proces-verbaal of andere politierapporten kunnen tevens van belang zijn. Ook een serie van veroordelingen of transacties voor strafbare feiten die niet aan de omschrijving van artikel 1, onder b, voldoen, kan aanleiding zijn voor het aannemen van een gevaar van misbruik van de vennootschap. Van een dergelijk «veelplegen» kan immers een dusdanig slechte indruk van de betrouwbaarheid van de persoon uitgaan, dat het aannemelijk is dat hij of zij ook binnen of door middel van de vennootschap strafbare feiten zal plegen.

Artikel 6

Artikel 5 van de wet regelt de gegevensverstrekking aan derden. Deze worden onderscheiden in vaste en incidentele gebruikers. Incidentele gebruikers kunnen in individuele gevallen op verzoek gegevens verkrijgen, mits zij deze nodig hebben ter uitvoering van een publiekrechtelijke functie. Van deze verstrekking en het doeleinde ervan wordt een aantekening gehouden, die gedurende drie jaren wordt bewaard. Aan de hand van de aantekeningen wordt bepaald of incidentele gebruikers in aanmerking komen voor de status van vaste gebruiker. Bij deze beoordeling wordt gelet op de frequentie van de verstrekkingen, welke categorieën gegevens zijn verstrekt en het specifieke doel van de verstrekking. Indien het gewenst is dat een incidentele gebruiker de status van vaste gebruiker zal krijgen, zal een wijziging van het besluit noodzakelijk zijn. Dit voorkomt een lichtvaardige toekenning van de status van vaste gebruiker en vormt daarmee een extra privacywaarborg.

Vaste gebruikers kunnen in overeenstemming met artikel 8, onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens ten behoeve van de uitoefening van een publiekrechtelijke functie desgevraagd gegevens uit de registratie verkrijgen. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de wet stelt artikel 6 van het besluit vast welke instanties of personen als vaste gebruikers worden aangemerkt en ten behoeve van welke publiekrechtelijke functie zij gegevens uit de registratie kunnen verkrijgen. Door die vaststelling is aparte aantekening van het doeleinde van de gegevensverstrekking aan vaste gebruikers niet nodig. Vaste gebruikers dienen wel zorg te dragen voor een heldere interne bevoegdheidstoedeling, zodat duidelijk is aan welke personen of organen de gegevens mogen worden verstrekt.

De onder a. genoemde Algemene Inlichtingen- en Opsporingsdienst (AIVD) heeft blijkens artikel 6 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten tot taak het verrichten van onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die een potentieel gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere staatsbelangen en het verrichten van onderzoek met betrekking tot andere landen. Daarnaast verricht de AIVD veiligheidsonderzoeken en neemt zij maatregelen ter bescherming van de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere staatsbelangen.

Met het oog op het uitoefenen van hun opsporings- en vervolgingsbevoegdheid kunnen de onder b. genoemde algemene en bijzondere opsporingsinstanties persoonsgegevens opvragen uit de registratie. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.

De AFM, de PVK en DNB zijn belast met het toezicht op financiële instellingen. De Nederlandse mededingingsautoriteit (Nma) houdt toezicht op de naleving van de Mededingingswet. Deze instanties kunnen gegevens uit de registratie verkrijgen voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het uitoefenen van hun toezichttaken.

Faillissementscuratoren zijn op grond van artikel 68 Fw belast met het beheer en de vereffening van een failliete boedel. De rechters-commissarissen in faillissementen zijn op grond van artikel 64 Fw belast met het toezicht hierop. De faillissementscuratoren hebben belang bij informatie uit de registratie om te kunnen achterhalen of er eventueel vermogensbestanddelen door de failliete rechtspersoon bij andere (rechts)personen zijn ondergebracht met het doel deze buiten de failliete boedel te houden. Hiertoe dienen zij inzicht te verkrijgen in het vennootschappelijk netwerk en het netwerk rondom een natuurlijk persoon. Ook kan dergelijke informatie dienen ter onderbouwing van een aangifte van faillissementsfraude.

Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties is met name belast met het verzamelen, registreren, bewerken en analyseren van de gegevens die het verkrijgt in het kader van de melding van ongebruikelijke transacties, om te bezien of deze gegevens van belang kunnen zijn voor de voorkoming en opsporing van misdrijven. Daarnaast is het verantwoordelijk voor het verstrekken van persoonsgegevens en andere gegevens. Ten behoeve van deze publiekrechtelijke taken kunnen gegevens uit de registratie worden verkregen.

De Koninklijke Marine houdt zich bezig met de voorkoming en bestrijding van zowel ambtelijke als niet ambtelijke corruptie. Ter uitvoering van deze taak kunnen gegevens uit de registratie worden opgevraagd.

Op grond van artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) geeft het Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Bureau BIBOB) advies aan bestuursorganen die daarom verzoeken. Indien ernstig gevaar bestaat dat een door het bestuursorgaan af te geven beschikking zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen, kan een bestuursorgaan het Bureau BIBOB vragen advies uit te brengen over de mate van gevaar (artikel 9, eerste lid, van de Wet BIBOB). Dat kan ook indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de beschikking een strafbaar feit is gepleegd. In dat geval kan het Bureau BIBOB advies uitbrengen over de ernst van de feiten en omstandigheden. Tenslotte bestaat in bepaalde gevallen een adviestaak ten aanzien van aanbestedende diensten (artikel 9, tweede lid, van de Wet BIBOB). Om tot zijn advies te komen, kan het Bureau BIBOB de registratie bevragen.

Ten slotte kan het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) een beroep doen op de registratie voor zover dat nodig is voor de afweging tot het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag. De verklaring kan ook betrekking hebben op rechtspersonen, zulks in verband met het aangaan van een overeenkomst waaraan een arbeidsrelatie ten grondslag ligt of bij toetreding tot een brancheorganisatie, vereniging of stichting. De verklaring kan daardoor een nuttig instrument zijn bij de voorkoming of bestrijding van misbruik door vennootschappen.

Artikel 7

In artikel 8 van de wet is bepaald dat persoonsgegevens slechts aan instanties in een ander land kunnen worden verstrekt, indien in dat land een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 76 van de Wet bescherming persoonsgegevens aanwezig is. Bovendien dient de instantie een publiekrechtelijke functie te vervullen die verband houdt met het doel van de registratie.

Is geen passend niveau van bescherming van persoonsgegevens aanwezig, dan kunnen op grond van artikel 8, tweede lid, van de wet toch persoonsgegevens worden verstrekt, indien aan de in artikel 7 van het besluit geformuleerde voorwaarden is voldaan. Artikel 7 vereist dat de verstrekking noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, dat verband houdt met de integriteit in het financiële, economische of maatschappelijke verkeer. Daarmee blijft een verstrekking aan een derde land binnen de grens die de Wet bescherming persoonsgegevens met het criterium «zwaarwegend algemeen belang» in artikel 77, aanhef onder d, stelt. Verder is het voormelde algemene criterium door de toegevoegde nadere precisering toegespitst op de aspecten die in het kader van de onderhavige regelgeving van belang zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om het voorkomen van grote financiële fraudes, die ontwrichtend kunnen werken op de grondslagen van het maatschappelijk verkeer.

Voorts is van belang dat bij elk verzoek tot verstrekking van specifiek aan te geven gegevens een zorgvuldige afweging gemaakt zal worden, waarbij zowel het belang van het verzoekende land gewogen wordt, als het Nederlandse belang bij de verstrekking van de verzochte gegevens.

Ten aanzien van de verzoekende instanties in het buitenland, zij nog opgemerkt dat deze een gelijksoortige taak dienen te hebben als de instanties die binnen Nederland krachtens de Wet documentatie vennootschappen en dit besluit bevoegd zijn tot de verkrijging van gegevens uit de registratie.

Wellicht ten overvloede wijs ik in dit verband op overweging 58 van de Richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoons- gegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L281). Daarin wordt uitdrukkelijk gemeld dat een uitzondering kan worden gemaakt op het beginsel dat verstrekking van gegevens plaatsvindt aan instanties in derde landen met een passend niveau van bescherming, wanneer er sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, bijvoorbeeld in het geval van internationale gegevensuitwisselingen tussen belasting- of douanediensten of tussen voor de sociale zekerheid bevoegde diensten.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 december 2004, nr. 241.

XNoot
1

Wet van 8 mei 2003, houdende regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen), Stb. 203.

Naar boven