Besluit van 24 december 2002 tot vaststelling van
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel Ia van de wet van 2 april
1998 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs-
en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
drs. Annette D. S. M. Nijs, MBA, van 18 december 2002, nr. WJZ/2002/58415
(6115), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel IX, zevende lid, van de wet van 2 april 1998
tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs-
en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
Artikel Ia van de wet van 2 april 1998 tot wijziging van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering
ter uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde
maatregelen treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast
met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 24 december 2002
Beatrix
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs
Uitgegeven de drieëntwintigste januari 2003
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
NOTA VAN TOELICHTING
Met ingang van 1 september 1998 is artikel 7.7a van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in werking getreden. Die bepaling
bevat een experimentele regeling voor de duale opleidingen in het wetenschappelijk
onderwijs.
Op grond van artikel VIIId van de wet van 2 april 1998 (Stb. 216) diende
drie jaar na de invoering van de duale opleidingen in het wetenschappelijk
onderwijs een verslag over de werking van die opleidingen te worden uitgebracht.
Dat verslag is bij brief van 31 oktober 2001 van de toenmalige Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
aangeboden (Kamerstukken II 2001/02, 26 807, nr. 26). Kern van de beleidsreactie
was dat het duaal studeren in het wetenschappelijk onderwijs evenals in het
hoger beroepsonderwijs een reguliere opleidingsroute is.
Dit betekent dat de definitieve regeling betreffende de duale opleidingsvorm
in het wetenschappelijk onderwijs, zoals neergelegd in artikel Ia van de wet
van 2 april 1998, in werking kan treden. Voorwaarde voor de inwerkingtreding
van dat artikel is instemming van de Tweede Kamer met het evaluatieverslag
(artikel IX, zevende lid, van de wet van 2 april 1998). Die instemming is
verkregen op 5 december 2002.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
A. D. S. M. Nijs