Wet van 3 april 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, in hoofdzaak in verband met uitzendkrachten in het onderwijs (regeling uitzendkrachten in het onderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is, expliciet te regelen dat aan de benoemingsvereisten ook moet worden voldaan ten aanzien van personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld bij een school voor basisonderwijs, voor (voortgezet) speciaal onderwijs of voor voortgezet onderwijs, of bij een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs;

dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs te wijzigen;

dat het tevens wenselijk is, bepaalde beslissingen over aanvang van de bekostiging in de Wet op het voortgezet onderwijs te harmoniseren met beslissingen waarbij beroep in één instantie is geregeld;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs1 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 komt de begripsbepaling van «personeel» te luiden:

personeel:

a. de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs en het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs;

b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 33, 34, 37, 38, 52, 53, eerste en tweede lid, 59, eerste tot en met vierde lid, 60 tot en met 62, 64, 68, 138 en 139, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen.

B

In artikel 17, vierde lid, wordt na «openbare school» ingevoegd: en niet zonder benoeming is tewerkgesteld.

C

In artikel 29, derde lid, wordt na «benoemd» telkens ingevoegd: dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

D

In artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 32. Vereisten benoeming of tewerkstelling personeel

2. Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot tweede tot en met zesde lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend:

  • 1. Directeuren, adjunct-directeuren en leraren worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

3. In het tweede tot en met vierde lid wordt na «te kunnen worden benoemd» ingevoegd: of tewerkgesteld zonder benoeming.

4. In het vijfde lid wordt « het derde lid» vervangen door: het vierde lid.

5. In het zesde lid wordt na «benoeming» toegevoegd: of de tewerkstelling zonder benoeming.

E

Aan artikel 53 wordt een derde lid toegevoegd, luidend:

  • 3. Het eerste lid, aanhef en onder i, en het tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder aanstelling.

F

In artikel 54 wordt na «aanstelling» ingevoegd: of tewerkstelling zonder aanstelling.

G

Aan artikel 59 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Het eerste lid, aanhef en onder i, en het vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder benoeming.

H

In de inhoudsopgave komt de aanduiding van artikel 32 te luiden:

Artikel 32. Vereisten benoeming of tewerkstelling personeel.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra2 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt na de begripsbepaling van schooljaar ingevoegd:

personeel:

a. de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs en het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs;

b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 33, 34, 37, 38, 55, 56, eerste en tweede lid, 62, eerste tot en met vierde lid, 63 tot en met 66, 69, 132 en 133, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen.

B

In artikel 28, vierde lid, wordt na «openbare school» ingevoegd: en niet zonder benoeming is tewerkgesteld.

C

In artikel 29, derde lid, wordt na «benoemd» telkens ingevoegd: dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

D

In artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 32. Vereisten benoeming of tewerkstelling personeel

2. Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot tweede tot en met zesde lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend:

  • 1. Directeuren, adjunct-directeuren en leraren worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

3. In het tweede, derde en vierde lid wordt na «te kunnen worden benoemd» ingevoegd: of tewerkgesteld zonder benoeming.

4. In het vijfde lid wordt « het derde lid» vervangen door: het vierde lid.

5. In het zesde lid wordt na «benoeming» ingevoegd: of de tewerkstelling zonder benoeming.

E

Aan artikel 56 wordt een vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Het eerste lid, aanhef en onder i, alsmede het tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder aanstelling.

F

Aan artikel 62 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Het eerste lid, aanhef en onder i, en het vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder benoeming.

G

In de inhoudsopgave komt de aanduiding van artikel 32 te luiden:

Artikel 32. Vereisten benoeming of tewerkstelling personeel.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt voor de begripsomschrijving van nascholing ingevoegd:

«personeel»:

a. de benoemde rector, directeur, conrector, adjunct-directeur of leraar, en overig personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs;

b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 38a tot en met 39a, 40, 40a, 43a, eerste en tweede lid, 51, eerste tot en met derde lid, 52, 52a, 53, 53b, 96o en 96q.1, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen.

B

Na artikel 2 wordt ingevoegd een nieuw artikel 2a, luidend:

Artikel 2a. Bevoegdheid schoolonderwijs

Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge deze wet bevoegd is.

C

In artikel 32, vierde lid, eerste volzin, wordt «is slechts benoembaar» vervangen door: kan slechts worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

D

In artikel 32a, eerste lid, eerste volzin, wordt na «benoemd tot voorzitter» ingevoegd: dan wel zonder benoeming tewerkgesteld als voorzitter.

E

In artikel 33 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 33. Vereisten benoeming of tewerkstelling leraren

2. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Leraren worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming. Om tot leraar te kunnen worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming dient de betrokkene in het bezit te zijn van:.

3. In het derde lid vervallen de woorden «van benoembaarheid», wordt «de benoeming» vervangen door «de benoeming of de tewerkstelling zonder benoeming» en vervalt de komma na «leraar».

F

In artikel 35a vervalt «van benoembaarheid».

G

In artikel 38a, vierde lid, wordt «zevende titel A van boek 7A» vervangen door: titel 10 van boek 7.

H

Aan artikel 43a wordt een derde lid toegevoegd, luidend:

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder aanstelling.

I

Aan artikel 51 wordt een vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder benoeming.

J

In artikel 53c, vierde lid, wordt na «openbare school» ingevoegd: en niet is tewerkgesteld zonder benoeming.

K

In artikel 65, tweede lid, wordt «in de Staatscourant» vervangen door: in het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

L

Artikel 71 vervalt.

M

In artikel 72 wordt «Indien beroep is ingesteld als bedoeld in artikel 71» vervangen door:

Indien op grond van artikel 75c beroep is ingesteld tegen:

a. een besluit omtrent het vervallen van een school uit het plan, anders dan op verzoek van de aanvrager op grond van artikel 67, vierde lid, of

b. een besluit waarbij aan een verzoek tot opneming van een school in het plan geen gevolg is gegeven,.

N

Artikel 75, zevende lid, vervalt.

O

In artikel 75b vervalt het vierde lid.

P

Na artikel 75c wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 75c1. Beroep

Tegen een besluit op grond van deze afdeling met uitzondering van artikel 75d kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Q

In artikel 124 wordt na de begripsbepaling van schooljaar ingevoegd:

personeel:

a. de benoemde directeur, het personeel benoemd in een functie voor het geven van onderwijs en het personeel benoemd in een andere functie dan het geven van onderwijs, dan wel

b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld aan de school, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 153, 154, 157, 158, 173, 174, eerste tot en met derde lid, 180, eerste tot en met vierde lid, 181 tot en met 184, 187, 247 en 248, voor zover niet anders is bepaald, en de toepassing van daarmee verband houdende wettelijke bepalingen.

R

In artikel 126, zevende lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. in de eerste volzin, vervalt «van benoembaarheid»,

b. in de tweede volzin wordt na «benoeming» ingevoegd: of tewerkstelling zonder benoeming.

S

In artikel 148, vierde lid, wordt na «openbare school» ingevoegd: en niet is tewerkgesteld zonder benoeming.

T

In artikel 149, derde lid, wordt na «benoemd» telkens ingevoegd: dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

U

In artikel 152 worden de volgende wijzigingen aangebracht

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 152. Vereisten voor benoeming of tewerkstelling personeel

2. Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot tweede tot en met zesde lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend:

  • 1. Directeuren, adjunct-directeuren en leraren worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

3. In het tweede, derde en vierde lid wordt na «te kunnen worden benoemd» ingevoegd: of tewerkgesteld zonder benoeming.

4. In het vijfde lid wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

5. In het zesde lid wordt na «benoeming» ingevoegd: of de tewerkstelling zonder benoeming.

V

Aan artikel 174 wordt een vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Het eerste lid, aanhef en onder i, alsmede het tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder aanstelling.

W

Aan artikel 180 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Het tweede lid, aanhef en onder i, en het vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op personeel dat is tewerkgesteld zonder benoeming.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs4 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1.1 wordt aan het slot van onderdeel x de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:

y. personeel:

a. de benoemde docenten, en overig personeel dat is benoemd aan de instelling, het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum of het landelijk orgaan;

b. het onder a bedoelde personeel dat zonder benoeming is tewerkgesteld aan de instelling, het agrarisch innovatie- en praktijkcentrum of het landelijk orgaan, tenzij het betreft de toepassing van de artikelen 3.1.2, 3.2.1, 3.3.1, 4.1.1, 4.1.2 tot en met 4.1.6, 4.3.1 tot en met 4.3.5, en de toepassing daarmee verband houdende wettelijke bepalingen.

B

Het opschrift van hoofdstuk 4, titel 2, komt te luiden:

TITEL 2. VEREISTEN BENOEMING OF TEWERKSTELLING VOOR DOCENTEN VAN INSTELLINGEN.

C

In artikel 4.2.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 4.2.1. Vereisten benoeming of tewerkstelling docenten

2. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend:

  • 1. Docenten worden door het bevoegd gezag benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming.

3. In het tweede lid wordt na «kan slechts worden benoemd» ingevoegd: of tewerkgesteld zonder benoeming.

4. In het derde lid wordt «eerste lid» vervangen door: tweede lid.

5. In het vierde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. in de aanhef wordt «eerste lid» telkens vervangen door: tweede lid,

b. de aanhef en in onderdeel b wordt telkens na «benoeming» ingevoegd: of tewerkstelling zonder benoeming,

c. in de aanhef wordt «benoembaarheidseisen» vervangen door: eisen.

d. in onderdeel b wordt «de eisen van benoembaarheid» vervangen door: de in de aanhef bedoelde eisen.

D

In artikel 4.2.2 wordt in de aanhef van het eerste en van het tweede lid «artikel 4.2.1, eerste lid» vervangen door: artikel 4.2.1, tweede lid.

ARTIKEL V. WIJZIGING INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

De Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs5 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. in het eerste lid, aanhef, wordt na «benoemen» ingevoegd: of zonder benoeming tewerkstellen,

2. in het tweede lid wordt na «Benoeming» ingevoegd: of tewerkstelling zonder benoeming.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt na «benoeming» telkens ingevoegd: of tewerkstelling zonder benoeming.

C

In artikel 2, tweede lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 6, eerste lid, wordt telkens na «benoemingsperiode» ingevoegd: of tewerkstellingsperiode.

D

In artikel 4, eerste lid, wordt na «benoemen» telkens ingevoegd: of tewerk te stellen

E

Aan artikel 5 wordt toegevoegd:

Indien het bevoegd gezag betrokkene tewerkstelt zonder benoeming, is de werkgever waarbij betrokkene in dienst is, mede partij bij de in de eerste volzin bedoelde overeenkomst.

ARTIKEL VI. VERVALLEN ONDERDELEN ARTIKEL III IN VERBAND MET VERVALLEN DEEL II WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

Indien Deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs eerder vervalt dan met ingang van het tijdstip waarop artikel III, onderdelen Q tot en met W, van deze wet in werking treedt, vervalt artikel III, onderdelen Q tot en met W.

ARTIKEL VII. VERVALLEN ARTIKEL V IN VERBAND MET INTREKKEN INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Indien de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs wordt ingetrokken met ingang van een eerder tijdstip dan dat waarop artikel V van deze wet in werking treedt, vervalt dat artikel V.

ARTIKEL VIII. AFHANDELING LOPENDE BEZWAREN EN BEROEPEN AANVANG BEKOSTIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

  • 1. Op geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn of verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door Onze in de Wet op het voortgezet onderwijs bedoelde Minister zijn genomen op grond van titel III, Afdeling I, van die wet, voor zover tegen deze besluiten geen beroep openstond op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, blijven de op dat tijdstip geldende voorschriften van toepassing. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de in die volzin bedoelde geschillen hebben geleid.

  • 2. Artikel 72 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel M, van deze wet, blijft van toepassing naar aanleiding van uitspraken in geschillen als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL IX. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 april 2003

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M. J. A. van der Hoeven

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B. J. Odink

Uitgegeven de dertiende mei 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Stb. 1998, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 56.

XNoot
2

Stb. 1998, 496, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 56.

XNoot
3

Stb. 1998, 512, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 februari 2003, Stb. 56.

XNoot
4

Stb. 1995, 501, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 november 2002, Stb. 552.

XNoot
5

Stb. 2000, 306, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 november 2002, Stb. 552.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2002/2003, 28 643.

Handelingen II 2002/2003, blz. 3237.

Kamerstukken I 2002/2003, 28 643 (172, 172a).

Handelingen I 2002/2003, blz. 617–618.

Naar boven