Besluit van 20 september 2001, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (invoering nieuwe generatie reisdocumenten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 28 augustus 2001, BPR2001/U84169, gedaan mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 6 september 2001, nr. W04.01 0452/I/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid van 17 september 2001, BPR2001/85834, uitgebracht mede namens Onze Minister van Buitenlandse Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na «Binnenlandse Zaken» ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. leverancier: het bedrijf dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast is met het verrichten van diensten in verband met de verstrekking van reisdocumenten, waaronder de vervaardiging en levering van reisdocumenten en bijschrijvingsstickers.

3. Na onderdeel f worden, onder vervanging van de punt door een punt-komma, twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

g. bijschrijvingssticker: sticker, aan te brengen in een uitgereikt reisdocument, waarop de gegevens van een in dat reisdocument bij te schrijven kind zijn vermeld;

h. spoedlevering: de versnelde aflevering van een gepersonaliseerd reisdocument of een bijschrijvingssticker, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een gemeente is aan het Rijk de in artikel 6, eerste lid, vastgelegde kosten verschuldigd in verband met door de leverancier geleverde reisdocumenten en door de leverancier verrichte spoedleveringen. Van een spoedlevering als bedoeld in dit artikel is sprake, indien naar aanleiding van een daartoe vanuit de gemeente verstrekte opdracht, die de leverancier op werkdagen vóór 16.00 uur heeft bereikt, een gepersonaliseerd reisdocument of een bijschrijvingssticker de daarop volgende werkdag uiterlijk 16.00 uur is afgeleverd bij de in de aanvraag opgegeven uitgiftelocatie.

2. Het derde en vierde lid komen te luiden:

  • 3. De in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument, die plaatsvindt ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, dat door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd;

  • 4. De in artikel 6, eerste lid, onderdelen e en f vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd, indien de spoedlevering door toedoen van de leverancier niet binnen de gestelde periode heeft plaatsgevonden, dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten of bijschrijvingsstickers door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze blijken te zijn vervaardigd.

3. Het vijfde lid vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:

  • 1. Onze Minister stelt maandelijks het bedrag vast van de kosten die door een gemeente aan het Rijk moeten worden afgedragen. Deze vaststelling geschiedt aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten en verrichte spoedleveringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 2. Onze Minister zendt voor het einde van elke kalendermaand een factuur aan de gemeente, waarin het bedrag van de aan het Rijk af te dragen kosten in verband met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten en de in de voorafgaande maand verrichte spoedleveringen, wordt vermeld.

  • 3. Onze Minister stelt op basis van:

    a. de door de gemeente verstrekte afschriften van de beschikkingen, inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en

    b. de van de gemeente ontvangen en bij de leverancier geverifieerde mededelingen omtrent gevallen waarin een spoedlevering niet binnen de gestelde periode heeft plaatsgevonden, dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten of bijschrijvingsstickers niet op de juiste wijze blijken te zijn vervaardigd, als bedoeld in artikel 2, vierde lid, het bedrag vast van de kosten die aan de gemeente worden gerestitueerd. Onze Minister maakt, tegelijk met het verzenden van de in het tweede lid bedoelde factuur, schriftelijk aan de gemeente bekend welk bedrag wordt gerestitueerd en op welke wijze de betaling daarvan zal plaatsvinden.

2. In het vierde lid wordt «na de bekendmaking van Onze Minister», vervangen door: na de verzending van de factuur.

D

De artikelen 4 en 5 komen te luiden:

Artikel 4

  • 1. Een eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba, is aan het Rijk de in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met c vastgelegde kosten verschuldigd in verband met door de leverancier geleverde reisdocumenten, indien de aanvraag voor de desbetreffende handeling bij de ingevolge artikel 26 van de Paspoortwet door de Gouverneur aangewezen autoriteit is ingediend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument, die plaatsvindt ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, dat door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd.

Artikel 5

  • 1. De Gouverneur stelt maandelijks het bedrag vast van de kosten die door een eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba aan het Rijk moeten worden afgedragen. Deze vaststelling geschiedt aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

  • 2. De Gouverneur zendt voor het einde van elke kalendermaand een factuur aan het desbetreffende eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba, waarin het bedrag van de aan het Rijk af te dragen kosten in verband met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, wordt vermeld.

  • 3. De afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten geschiedt uiterlijk binnen vier weken na de verzending van de factuur, bedoeld in het tweede lid, door overmaking van het daarin genoemde bedrag op de daartoe aangewezen rekening van het kabinet van de Gouverneur.

  • 4. De Gouverneur kan, na overleg met de bevoegde autoriteiten, bepalen dat de overmaking van de aan het Rijk verschuldigde kosten plaats vindt door middel van automatische incasso van een door het desbetreffende eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba, daartoe speciaal geopende bankof girorekening.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 12,20

    ANG 19,20

    AWG 19,20

    b. voor een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 16,10

    ANG 25,35

    AWG 25,35

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

    EUR 12,20

    ANG 19,20

    AWG 19,20

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 7,88

    e. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

    EUR 33,37

    f. voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker

    EUR 15,88.

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 33,37

    b. voor een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 37,27

    c. voor een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

    EUR 33,37

    d. voor een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 26,87

    e. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

    EUR 6,81

    f. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

    EUR 15,88

    g. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

    EUR 33,37

    h. voor de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker als bedoeld in onderdeel f, zijnde een toeslag op het in dat onderdeel genoemde bedrag

    EUR 15,88.

  • 3. Jaarlijks worden in de maand juli bij ministeriële regeling de in het eerste en tweede lid genoemde bedragen voor het volgende kalenderjaar aangepast op de in het vierde tot en met zesde lid voorgeschreven wijze.

  • 4. De voor het lopende jaar geldende bedragen voor reisdocumenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, worden verhoogd of verlaagd naar de evenredige stijging of daling van het gemiddelde van het op 1 januari van het lopende jaar geldende producenten-prijsindexcijfer van producten in de grafische industrie, afzet binnenland, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en gepubliceerd in het bijvoegsel maandstatistiek van de prijzen, tabel 3.3.1.A, onder nummer 271 6000 (waardepapieren en andere papieren) en het wijzigingspercentage dat voortvloeit uit de door het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen omstreeks oktober van het voorafgaande jaar opgestelde prognose met de betrekking tot de kostenontwikkelingen in de grafische industrie voor het lopende jaar.

  • 5. De voor het lopende jaar geldende bedragen voor reisdocumenten,genoemd in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, worden voor wat betreft het gedeelte, overeenkomende met het bedrag dat in het lopende jaar ingevolge het eerste lid, onderdeel a, b, c of d, voor het desbetreffende reisdocument aan het Rijk als kosten verschuldigd is, geïndexeerd op de in het vierde lid voorgeschreven wijze en voor wat betreft het resterende gedeelte met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar, zoals die in het lopende jaar door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd.

  • 6. De voor het lopende jaar geldende bedragen voor bijschrijvingen, genoemd in het tweede lid, onderdelen e en f, spoedleveringen, genoemd in het eerste lid, onderdelen e en f, versnelde uitreiking van een reisdocument, genoemd in het tweede lid, onderdeel g en versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker, genoemd in het tweede lid, onderdeel h, worden geïndexeerd met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar, zoals die in het lopende jaar door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd.

  • 7. De in het eerste lid genoemde bedragen in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse valuta worden jaarlijks in de maand juli voor het volgende kalenderjaar door Onze Minister aangepast aan de hand van de op 1 juli van het lopende jaar geldende administratiekoers, zoals deze door Onze Minister van Buitenlandse Zaken wordt vastgesteld voor de omrekening van de euro in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse munt. De omgerekende bedragen worden op 5/100 gulden dan wel 5/100 florin afgerond. Bij de omrekening wordt uitgegaan van de ingevolge het derde lid voor het volgende kalenderjaar aangepaste bedragen in euro.

  • 8. Het in het zevende lid bedoelde besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba.

F

In onderdeel b van artikel 7 vervalt «diplomatieke en».

G

In artikel 8 vervalt «diplomatieke of».

H

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager kunnen worden geheven, bedragen:

    a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

    EUR 40,18

    ANG 63,25

    AWG 63,25

    b. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen, ten behoeve van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt

    EUR 28,20

    ANG 44,40

    AWG 44,40

    c. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

    EUR 44,08

    ANG 69,40

    AWG 69,40

    d. voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort

    EUR 37,25

    ANG 58,65

    AWG 58,65

    e. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

    EUR 33,68

    f. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

    EUR 33,37

    ANG 52,55

    AWG 52,55

    g. voor het aanbrengen van een wijziging van een reisdocument als bedoeld in onderdeel a, b en c, waarbij de geldigheidsduur wordt verlengd (noodverlenging)

    EUR 33,37

    ANG 52,55

    AWG 52,55

    h. voor de bijschrijving van een kind in een reisdocument, waarvoor de aanvraag tegelijk met de aanvraag van het desbetreffende reisdocument is ingediend

    EUR 6,81

    ANG 10,70

    AWG 10,70

    i. voor de bijschrijving van een kind in een reeds uitgereikt reisdocument, met behulp van een bijschrijvingssticker

    EUR 15,88

    ANG 25,00

    AWG 25,00.

  • 2. Jaarlijks worden in de maand juli bij ministeriële regeling de in het eerste lid genoemde bedragen in euro voor het volgende kalenderjaar aangepast op de in het derde en vierde lid voorgeschreven wijze.

  • 3. De voor het lopende jaar geldende bedragen voor reisdocumenten, genoemd in het eerste lid, onderdelen a, b, c en e, worden voor wat betreft het gedeelte, overeenkomende met het bedrag dat in het lopende jaar ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b of d, voor het desbetreffende reisdocument aan het Rijk als kosten verschuldigd is, geïndexeerd op de in artikel 6, vierde lid voorgeschreven wijze en voor wat betreft het resterende gedeelte met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar, zoals die in het lopende jaar door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd.

  • 4. De voor het lopende jaar geldende bedragen, genoemd in het eerste lid, onderdelen d en f tot en met i, worden geïndexeerd met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar, zoals die in het lopende jaar door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd.

  • 5. De in het eerste lid genoemde rechten die door de aanvrager zijn voldaan, worden aan deze gerestitueerd indien de gevraagde handeling niet wordt verricht.

  • 6. De in het eerste lid genoemde rechten worden niet geheven, indien de verstrekking van het reisdocument onderscheidenlijk de bijschrijving of de wijziging plaatsvindt in verband met een ambtelijke fout.

  • 7. Het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde recht wordt niet geheven voor de verstrekking van diplomatieke paspoorten of dienstpaspoorten ten behoeve van personen die bij een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland zijn tewerkgesteld, hun inwonende huwelijkspartner, geregistreerde partner of levenspartner als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en bij hen inwonende minderjarige kinderen.

  • 8. Artikel 6, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Tot 1 januari 2002 bedragen de in het Besluit paspoortgelden in euro vermelde tarieven in afwijking van:

a. artikel 6, eerste lid, onderdeel a: NLG 26,90;

b. artikel 6, eerste lid, onderdeel b: NLG 35,50;

c. artikel 6, eerste lid, onderdeel c: NLG 26,90;

d. artikel 6, eerste lid, onderdeel d: NLG 17,35;

e. artikel 6, eerste lid, onderdeel e: NLG 73,55;

f. artikel 6, eerste lid, onderdeel f: NLG 35,00;

g. artikel 6, tweede lid, onderdeel a: NLG 73,55;

h. artikel 6, tweede lid, onderdeel b: NLG 82,15;

i. artikel 6, tweede lid, onderdeel c: NLG 73,55;

j. artikel 6, tweede lid, onderdeel d: NLG 59,20;

k. artikel 6, tweede lid, onderdeel e: NLG 15,00;

l. artikel 6, tweede lid, onderdeel f: NLG 35,00;

m. artikel 6, tweede lid, onderdeel g: NLG 73,55;

n. artikel 6, tweede lid, onderdeel h: NLG 35,00;

o. artikel 12, eerste lid, onderdeel a: NLG 88,55;

p. artikel 12, eerste lid, onderdeel b: NLG 62,15;

q. artikel 12, eerste lid, onderdeel c: NLG 97,15;

r. artikel 12, eerste lid, onderdeel d: NLG 82,10;

s. artikel 12, eerste lid, onderdeel e: NLG 74,20;

t. artikel 12, eerste lid, onderdeel f: NLG 73,55;

u. artikel 12, eerste lid, onderdeel g: NLG 73,55;

v. artikel 12, eerste lid, onderdeel h: NLG 15,00;

w. artikel 12, eerste lid, onderdeel i: NLG 35,00.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2000 ingediende voorstel van Rijkswet op de consulaire tarieven (Kamerstukken II, 27 217 [R 1659]) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel 10 van het Besluit paspoortgelden de zinsnede «artikel 12 van de Wet op de Kanselarijrechten (Stb. 1948, I 481)» vervangen door: artikel 6 van de Rijkswet op de consulaire tarieven.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 september 2001

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zevenentwintigste september 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het Besluit paspoortgelden is gewijzigd in verband met de invoering van een nieuwe generatie reisdocumenten op 1 oktober 2001. Een van de belangrijkste veranderingen betreft de wijze waarop de vaststelling van de door de gemeenten aan het Rijk verschuldigde kosten plaatsvindt. Als gevolg van het feit dat in het nieuwe paspoortsysteem de personalisering van de reisdocumenten (met uitzondering van nooddocumenten) is gecentraliseerd en onderdeel uitmaakt van het productieproces bij de leverancier, worden er geen blanco reisdocumenten meer aan de verstrekkende autoriteiten geleverd. Het op de levering van blanco reisdocumenten gebaseerde systeem van kostenafdracht is vervangen door een facturering op basis van geleverde gepersonaliseerde reisdocumenten. De gegevens daarvoor worden aangeleverd door de leverancier, die de opdracht tot het vervaardigen en leveren van de reisdocumenten op geautomatiseerde wijze ontvangt van de paspoortverstrekkende autoriteiten.

Andere wijzigingen die voortvloeien uit het nieuwe paspoortsysteem betreffen de invoering van de bijschrijvingssticker, waarop de gegevens (inclusief foto) van een in een reisdocument bij te schrijven minderjarige zijn vermeld en de spoedlevering van gepersonaliseerde reisdocumenten en bijschrijvingsstickers. Voorts is de Europese identiteitskaart als document vervangen door de Nederlandse identiteitskaart.

Ook op het gebied van de tariefstelling zijn er veranderingen. In het kader van de voorbereidingen op de invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten zijn, gehoor gevend aan de wens om te komen tot een niet meer dan de kosten dekkende verstrekking van reisdocumenten, per 1 april 2001 de rijksleges voor de bestaande reisdocumenten verlaagd. Daarbij is uitgegaan van een kostendekkend niveau, gebaseerd op een integrale kostprijsberekening van de nieuwe generatie reisdocumenten, onder handhaving van de algemene uitgangspunten van het geldende tarievenbeleid voor de op dat moment bestaande reisdocumenten. In de nota van toelichting bij het desbetreffende besluit van 19 maart 2001, houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden (Stb. 148) werd vermeld, dat bij de daadwerkelijke invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten op 1 oktober 2001, de doorwerking van de verlaging van de rijksleges in de tarieven opnieuw zal worden bekeken.

Inmiddels is een definitieve berekening van de integrale kostprijs van de nieuwe generatie reisdocumenten tot stand gekomen en heeft nadere besluitvorming plaatsgevonden over de wijze waarop deze in de tarieven dienen te worden verwerkt. Dit heeft geleid tot aanpassingen van de op 1 april 2001 vastgestelde tarieven, waarvan de verlaging van de aan het Rijk verschuldigde kosten voor nationale paspoorten en daarvan afgeleide reisdocumenten en de, geringe, verhoging van het tarief voor de Nederlandse identiteitskaart de belangrijkste zijn.

Met ingang van 1 april 2001 werd in het Besluit paspoortgelden ook een tijdelijke regeling opgenomen, teneinde zeker te stellen dat de verlaging van de rijksleges zou doorwerken in de gemeentelijke tarieven en daarmee volledig ten goede zou komen aan de burger. De basis voor die tijdelijke regeling was het per 1 april 2001 gewijzigde artikel 7, derde lid, van de Paspoortwet. Op grond van dat wetsartikel kan voor alle in Nederland aangevraagde reisdocumenten bij algemene maatregel van rijksbestuur worden bepaald, dat de door de burger bij de aanvraag aan de gemeente verschuldigde rechten of leges een in die algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen bedrag niet te boven gaan. De tijdelijkheid van de regeling hield verband met het feit, dat door deMinister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, mede namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken, onderzoek werd verricht naar de mogelijkheden om, uitgaande van een berekende gemiddelde kostprijs van door gemeenten te verrichten handelingen met betrekking tot de nieuwe generatie reisdocumenten, een bandbreedte voor de gemeentelijke leges vast te stellen. De bedoeling was om na te gaan of de tussen gemeenten bestaande verschillen in de gemeentelijke leges voor hetzelfde reisdocument, die in toenemende mate ter discussie stonden, zouden kunnen worden teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. Het onderzoek en de daarop volgende besprekingen tussen de daarbij betrokken partijen hebben uiteindelijk geleid tot overeenstemming over de vaststelling van maximumtarieven, die gemeenten mogen heffen voor nationale paspoorten en daarvan afgeleide reisdocumenten, voor de Nederlandse identiteitskaart en voor de bijschrijving van kinderen. De Tweede Kamer is bij brief van 5 juli 2001 over de uitkomsten van deze zogenaamde bandbreedte-discussie geïnformeerd (Kamerstukken II, 2000–2001, 25 764, nr. 16). De maximumtarieven zijn in het gewijzigde artikel 6 van het Besluit paspoortgelden opgenomen.

De voordracht tot wijziging van het Besluit paspoortgelden is gedaan door de in het Koninkrijk op dit terrein verantwoordelijke Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, die mede betrokken is bij de uitvoering van dit besluit.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De wijziging van de definitie van «Onze Minister» in onderdeel b van artikel 1 betreft een louter technische aanpassing, die eerder ook in de Paspoortwet is aangebracht.

De definitie van «leverancier» in onderdeel f van artikel 1 geeft meer duidelijkheid over de rol die de leverancier in het nieuwe paspoortsysteem vervult.

Aan artikel 1 zijn twee nieuwe definities toegevoegd (onderdelen g en h), die verband houden met de invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten. In onderdeel g wordt een omschrijving gegeven van de bijschrijvingssticker, die bedoeld is om in een reeds uitgereikt reisdocument kinderen te kunnen bijschrijven. Indien gelijktijdig met de aanvraag voor een nieuw reisdocument wordt verzocht om daarin kinderen bij te schrijven, worden de gegevens van de bij te schrijven minderjarigen tijdens de vervaardiging van het reisdocument daarin opgenomen.

De spoedlevering (onderdeel h) betreft een voorziening om in het nieuwe paspoortsysteem tegemoet te kunnen komen aan de wens van een burger om sneller over het reisdocument of de bijschrijving te kunnen beschikken. In het eerste lid van artikel 2 zijn de criteria vermeld, waaraan een spoedlevering moet voldoen.

Artikel I, onderdelen B en C

In de gewijzigde artikelen 2 en 3 zijn de nieuwe grondslag voor de vaststelling van de door de gemeenten aan het Rijk af te dragen kosten, alsmede de facturering en restitutie van deze kosten, neergelegd.

Hoofdregel is dat de kosten verschuldigd zijn in verband met de door de leverancier geleverde reisdocumenten en de door de leverancier verrichtespoedleveringen (artikel 2, eerste lid). De opdracht tot levering wordt gegeven door de gemeenten, die met gebruikmaking van de voorgeschreven apparatuur en programmatuur (het zogenaamde reisdocumentenstation) de aanvraaggegevens, via een beveiligd netwerk, op digitale wijze aanleveren bij de leverancier. Daarbij kan worden aangegeven of er sprake dient te zijn van een spoedlevering van het aangevraagde document. Als gevolg van de centrale personalisering bedraagt de gemiddelde levertijd van de aangevraagde documenten drie werkdagen. Bij spoedlevering kan deze termijn worden teruggebracht tot maximaal 24 uur, mits aan de voorwaarde is voldaan dat de aanvraag, met de daarin opgenomen opdracht tot spoedlevering, de leverancier vóór 16.00 uur heeft bereikt. De mogelijkheid om opdracht te geven voor een spoedlevering kan slechts door een gemeente worden gegeven. Na vervaardiging van het aangevraagde document door de leverancier, waarbij tevens de in de aanvraag opgenomen persoonsgegevens in het document worden opgenomen, vindt aflevering daarvan plaats op de in de aanvraag opgegeven uitgiftelocatie. De geleverde documenten worden geregistreerd in het reisdocumentenstation.

Indien blijkt, dat een reisdocument niet op de juiste wijze is vervaardigd (er is sprake van een misdruk dan wel de persoonsgegevens zijn door de leverancier niet op de juiste wijze vermeld), wordt met gebruikmaking van de in het reisdocumentenstation aanwezige aanvraaggegevens door de gemeente een hernieuwde aanvraag gedaan. Deze heraanvraag is als zodanig in de productiesystemen van de leverancier herkenbaar en leidt ertoe, dat het opnieuw geleverde reisdocument, dat dient ter vervanging van het eerder geleverde reisdocument, niet aan de gemeente in rekening wordt gebracht (artikel 2, derde lid).

Indien de in het geleverde reisdocument opgenomen persoonsgegevens wel in overeenstemming zijn met de naar de leverancier verzonden aanvraaggegevens, maar bij het opmaken van de aanvraag door de gemeente fouten zijn gemaakt, wordt een nieuwe aanvraag met de juiste gegevens opgesteld en verzonden. Een dergelijk document wordt op de normale wijze aan de gemeente in rekening gebracht, omdat het een nieuwe aanvraag met andere gegevens betreft.

Aangezien geen sprake meer is van levering van blanco reisdocumenten, die kunnen worden gestolen, verduisterd of anderszins op onregelmatige wijze aan de voorraad onttrokken, dan wel verschreven of op andere wijze onbruikbaar gemaakt, zijn het vierde en vijfde lid van artikel 2 vervallen.

De vaststelling van de aan het Rijk af te dragen kosten geschiedt nog steeds door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In het nieuwe paspoortsysteem, zoals dat hierboven is beschreven, is het evenwel niet meer noodzakelijk dat vanuit de gemeenten maandelijks een schriftelijke verantwoording wordt opgemaakt met betrekking tot misdrukken, verschreven of aan de voorraad onttrokken blanco reisdocumenten. Bovendien is er geen koppeling meer van het tijdstip van de afdracht aan de eerstvolgende bestelopdracht van blanco reisdocumenten.

De vaststelling van de aan de gemeenten te factureren kosten geschiedt maandelijks aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten en de in die maand verrichte spoedleveringen, waarbij de levering van reisdocumenten ter vervanging van onjuist vervaardigde reisdocumenten niet wordt meegerekend (artikel 3, eerste lid). De factuur wordt voor het einde van de maand aan de gemeenten verzonden (artikel 3, tweede lid).

In voorkomende gevallen kan het nodig zijn om door de gemeenten afgedragen kosten te restitueren. In de eerste plaats vindt gehele of gedeeltelijke restitutie van de afgedragen kosten plaats, indien uit door de gemeenten verstrekte afschriften van beschikkingen blijkt, dat aan de burger geheel of gedeeltelijk kwijtschelding is verleend van de gemeentelijke leges voor het desbetreffende reisdocument of de verrichte spoedlevering (artikel 2, tweede lid en artikel 3, derde lid). Deze restitutiemogelijkheid is overigens niet nieuw.

Daarnaast is ingevolge artikel 3, vierde lid, restitutie mogelijk naar aanleiding van door de gemeenten gedane en bij de leverancier geverifieerde mededelingen omtrent gevallen waarin een spoedlevering niet binnen de daarvoor gestelde periode heeft plaatsgevonden, dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten of bijschrijvingsstickers niet op de juiste wijze door de leverancier zijn vervaardigd.

Bij een aanvraag kan worden aangegeven of de aflevering van het reisdocument of een bijschrijvingssticker op versnelde wijze dient plaats te vinden. De leverancier houdt in zijn systeem het exacte tijdstip van de over het netwerk ontvangen aanvragen bij. Spoedaanvragen, die de leverancier op werkdagen vóór 16.00 uur bereiken, worden met voorrang behandeld, zodat de documenten de volgende werkdag op het met de distributeur afgesproken tijdstip bij de in de aanvraag opgegeven uitgiftelocatie kunnen worden afgeleverd. Dit reguliere aflevertijdstip kan niet na 16.00 uur liggen. De distributeur registreert het exacte tijdstip van overhandiging van de zending.

Indien een spoedlevering niet binnen de daarvoor gestelde periode heeft plaatsgevonden, dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten of bijschrijvingsstickers niet op de juiste wijze door de leverancier blijken te zijn vervaardigd, is door de leverancier niet aan zijn verplichting tot spoedlevering voldaan. Het aangevraagde document kan immers niet met spoed aan de burger worden uitgereikt. Omdat een mislukte spoedlevering per definitie niet in de geautomatiseerde produktiesystemen van de leverancier kan worden verwerkt, wordt deze altijd in rekening gebracht aan de gemeente. Deze kosten zullen evenwel, na verificatie van de door de gemeente terzake gedane mededeling bij de leverancier, door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de gemeente worden gerestitueerd.

Artikel I, onderdeel D

De wijzigingen in de artikelen 4 en 5 zijn hoofdzakelijk het gevolg van de invoering van het nieuwe paspoortsysteem in de Nederlandse Antillen en Aruba waar, op dezelfde wijze als in Nederland, reisdocumenten en bijschrijvingsstickers bij de leverancier worden aangevraagd die, voorzien van de persoonsgegevens van de houder, vervolgens worden afgeleverd bij de in de aanvraag opgegeven uitgiftelocatie. De door de Gouverneur ingevolge artikel 26 van de Paspoortwet aangewezen autoriteiten van de eilandgebieden binnen de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk binnen Aruba zijn aan het Rijk kosten verschuldigd voor de aan hen geleverde reisdocumenten, tenzij de levering plaatsvindt ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, dat door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd (artikel 4). In de Nederlandse Antillen en Aruba (en de buitenlandse posten) is geen mogelijkheid tot het doen van spoedaanvragen. De aangevraagde reisdocumenten en bijschrijvingsstickers worden door de leverancier te allen tijde als spoedlevering behandeld, teneinde deze documenten zo snel mogelijk ter bestemde plaatse te kunnen afleveren. De gemiddelde levertijd voor de Nederlandse Antillen en Aruba, evenals voor de buitenlandse posten, bedraagt vijf tot zeven werkdagen.

De vaststelling van de aan het Rijk af te dragen kosten geschiedt maandelijks door de Gouverneur, aan de hand van de in de voorafgaande kalendermaand geleverde reisdocumenten, waarbij de levering van reisdocumenten ter vervanging van onjuist vervaardigde reisdocumentenniet wordt meegerekend (artikel 5, eerste lid). Evenals dit het geval is voor een gemeente in Nederland, behoeft er geen maandelijkse verantwoording met betrekking tot verschreven of aan de voorraad onttrokken blanco reisdocumenten meer te worden opgemaakt. De factuur wordt voor het einde van de maand door de Gouverneur aan het desbetreffende eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba gezonden (artikel 5, tweede lid).

De regels met betrekking tot de feitelijke afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten door de eilandgebieden in de Nederlandse Antillen en het land Aruba zijn meer in overeenstemming gebracht met de regels die daaromtrent in Nederland gelden. Dit betekent, dat de afdracht uiterlijk binnen vier weken na de verzending van de factuur dient te geschieden op de daartoe aangewezen rekening van het kabinet van de Gouverneur (artikel 5, derde lid). Voorts biedt het Besluit paspoortgelden de Gouverneur de mogelijkheid om, na overleg met de bevoegde autoriteiten, te bepalen dat de overmaking van de aan het Rijk verschuldigde kosten plaats vindt door middel van automatische incasso van een door het desbetreffende eilandgebied van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het land Aruba, daartoe speciaal geopende bank- of girorekening (artikel 5, vierde lid). Een dergelijke voorziening kan de afdracht van de aan Rijk verschuldigde kosten inzichtelijker maken en vereenvoudigen.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 6, eerste lid

In het algemeen deel van deze nota van toelichting is reeds aangegeven dat, na de initiële verlaging van de tarieven per 1 april 2001 met een bedrag van NLG 27,50, een nadere berekening van de integrale kostprijs van de nieuwe generatie reisdocumenten heeft plaatsgevonden, waarbij met de laatste ontwikkelingen en inzichten in de kosten van deze documenten rekening is gehouden. De nieuwe berekening van de integrale kostprijs heeft geleid tot de volgende bedragen voor de reisdocumenten, genoemd in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d.

Het tarief voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen en een faciliteitenpaspoort is ten opzichte van 1 april 2001 verder verlaagd tot EUR 12,20 (NLG 26,88), terwijl het bedrag dat voor een Nederlandse identiteitskaart aan het Rijk moet worden afgedragen in geringe mate is verhoogd tot EUR 7,88 (NLG 17,35). Per 1 april 2001 luidden deze bedragen respectievelijk NLG 30,90 en NLG 16,85. Het tarief voor een zakenpaspoort (per 1 april 2001 vastgesteld op NLG 59,15) is verlaagd tot EUR 16,10 (NLG 35,50).

Aangezien de bevoegdheid van de gemeente Den Haag tot het verstrekken van nooddocumenten met ingang van 1 oktober 2001 is komen te vervallen, is in artikel 6, eerste lid, geen tarief voor een nooddocument meer opgenomen.

Als gevolg van de invoering van de mogelijkheid van spoedlevering van reisdocumenten en bijschrijvingsstickers zijn in artikel 6, eerste lid, tarieven opgenomen voor de daarmee verbonden kosten, die aan het Rijk moeten worden afgedragen. Het uitgangspunt voor een spoedlevering is, dat er sprake dient te zijn van een bijzondere situatie die een versnelde levering van het aangevraagde document noodzakelijk maakt. Daarop is ook de produktiecapaciteit bij de leverancier gebaseerd. Dit rechtvaardigt een tariefstelling, waarbij rekening wordt gehouden met de financiële risico's die uit het systeem van spoedleveringen voor de overheid kunnen voortvloeien. Dit heeft geleid tot het opnemen van een tarief van EUR 33,37 (NLG 73,55) voor de spoedlevering van een reisdocument en EUR 15,88 (NLG 15,88) voor de spoedlevering van een bijschrijvingssticker.

Artikel 6, tweede lid

De bedragen voor reisdocumenten, bijschrijvingsstickers, versnelde uitreiking van een reisdocument en versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker in een reisdocument, die gemeenten op grond van hun gemeentelijke verordening ten hoogste als rechten van een aanvrager mogen heffen, zijn genoemd in het tweede lid van artikel 6. De tarieven zijn opgebouwd uit twee kostencomponenten, te weten het deel dat voor het desbetreffende document of de verrichte spoedlevering door de gemeente als kosten aan het Rijk moet worden afgedragen en het deel dat gemeenten zelf gemiddeld genomen aan kosten moeten maken. De aan het Rijk verschuldigde kosten zijn terug te vinden in artikel 6, eerste lid. Voor de berekening van de gemeentelijke kostencomponent wordt verwezen naar de in het algemeen deel van deze nota van toelichting genoemde brief van 5 juli 2001 aan de Tweede Kamer, waarin deze uitvoerig wordt toegelicht.

De tarieven gelden per reisdocument, bijschrijving, dan wel versnelde uitreiking van een reisdocument of versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker. Dit betekent, dat bij een gelijktijdige aanvraag voor de versnelde uitreiking van een paspoort en een Nederlandse identiteitskaart, dan wel voor de versnelde plaatsing van twee of meer bijschrijvingsstickers voor alle documenten, naast het reguliere tarief, ook het spoedtarief mag worden geheven. Indien daarentegen, tegelijk met de spoedaanvraag van een reisdocument, wordt verzocht om daarin een of meer kinderen bij te schrijven, kan naast het reguliere tarief voor het reisdocument en voor elke daarin op te nemen bijschrijving, slechts een keer het tarief voor versnelde uitreiking van het reisdocument aan de burger in rekening worden gebracht.

Voor een bijschrijving, ongeacht of deze tijdens de vervaardiging van een nieuw reisdocument daarin wordt opgenomen, dan wel met behulp van een bijschrijvingssticker wordt aangebracht in een reeds uitgereikt reisdocument, zijn door een gemeente geen kosten aan het Rijk verschuldigd. Indien een bijschrijvingssticker met spoed wordt aangevraagd, dienen echter wel de aan versnelde plaatsing van de bijschrijvingssticker in het reisdocument verbonden kosten te worden afgedragen.

Het bedrag dat een gemeente ten hoogste van de burger mag heffen voor een versnelde uitreiking van een reisdocument of een versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker in een reisdocument, is gelijk aan het bedrag dat de gemeente voor een spoedlevering van het reisdocument of de bijschrijvingssticker aan het Rijk verschuldigd is. Dit houdt in, dat het een gemeente niet is toegestaan om zelf nog extra rechten voor versnelde uitreiking of plaatsing als hier bedoeld te introduceren. Voor gemeenten zijn immers geen bijkomende handelingen aan een versnelde uitreiking of plaatsing verbonden.

Artikel 6, derde tot en met zesde lid

De in artikel 6, eerste en tweede lid, genoemde bedragen worden jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd voor het volgende kalenderjaar. De indexering van in het Besluit paspoortgelden opgenomen bedragen is niet nieuw. In verband met het uitgangspunt, dat de tarieven zoveel mogelijk gebaseerd dienen te zijn op de daadwerkelijke kostprijsvoor de verstrekking van de documenten, is de methode van indexering echter gewijzigd. Bij de indexering wordt rekening gehouden met het feit, dat de kostprijs van een document uit twee componenten bestaat. Naast de zuivere produktiekosten van een document zijn er de zogenaamde apparaatskosten van de overheidsinstanties, die bij de uitgifte daarvan zijn betrokken.

In artikel 6, derde lid, is de verplichting opgenomen dat de jaarlijkse aanpassing van de tarieven plaatsvindt bij ministeriële regeling in de maand juli. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de geïndexeerde bedragen bijtijds aan de betrokken instanties bekend worden gemaakt, zodat deze voldoende gelegenheid hebben om voor het volgende kalenderjaar hun eigen regelingen te wijzigen.

De produktiekosten van de in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d genoemde reisdocumenten worden geïndexeerd met gebruikmaking van de in artikel 6, vierde lid, vermelde indexeringssystematiek, die ook wordt gehanteerd in de tussen de Staat en de leverancier gesloten overeenkomst inzake de nieuwe generatie reisdocumenten.

De indexering van de zogenaamde apparaatskosten van de overheidsinstanties voor de in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d genoemde reisdocumenten geschiedt, evenals voorheen, met de prijsmutatie van de overheidsconsumptie voor het voorafgaande kalenderjaar, zoals die in het lopende jaar door het Centraal Plan Bureau in het Centraal economisch plan is gepubliceerd. Deze prijsmutatie wordt ook gebruikt voor de indexering van de bedragen die gemeenten maximaal mogen heffen voor bijschrijvingen, omdat daarbij slechts sprake is van handelingen van het gemeentelijke apparaat, waarbij de produktiekosten geen rol spelen. Voorts is de desbetreffende prijsmutatie voorgeschreven bij de indexering van de in het Besluit paspoortgelden opgenomen bedragen voor spoedlevering, omdat deze tarieven dienen ter afdekking van eventuele door de overheid te lopen financiële risico's. De maximumtarieven die gemeenten mogen heffen voor versnelde uitreiking van een reisdocument en de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker in een reisdocument sluiten hierbij aan.

Artikel 6, zevende en achtste lid

De jaarlijkse aanpassing van de bedragen in Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse valuta aan de administratiekoers, zoals deze door de Minister van Buitenlandse Zaken wordt vastgesteld, is gehandhaafd met dien verstande, dat in het vervolg wordt uitgegaan van de op 1 juli van het lopende jaar geldende administratiekoers (in plaats van 1 augustus). Voor de berekening van de bedragen die vanaf 1 oktober 2001 in het Besluit paspoortgelden zijn opgenomen en in beginsel zullen gelden tot en met 31 december 2002, is nog uitgegaan van de administratiekoers van 1 augustus 2001.

Artikel I, onderdelen F en G

De wijzigingen in de artikelen 7 en 8 betreffen louter technische aanpassingen, die eerder ook in de Paspoortwet zijn aangebracht.

Artikel I, onderdeel H

In artikel 12, eerste lid, zijn de tarieven vermeld, die door het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland, de kabinetten van de Gouverneur, alsmede het District Schiphol en de aangewezen grensbrigades van de KoninklijkeMarechaussee rechtstreeks van de burger worden geheven in verband met door deze instanties verstrekte reisdocumenten. Bij de vaststelling van de bedragen is uitgegaan van de verlaging die per 1 april 2001 reeds heeft plaatsgevonden en waar mogelijk aangesloten bij de tarieven die voor de verstrekking van reisdocumenten in Nederland zijn vastgesteld.

De bedragen voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een zakenpaspoort en een Nederlandse identiteitskaart zijn opgebouwd uit het tarief, dat gemeenten ten hoogste voor deze documenten aan de burger in rekening mogen brengen, vermeerderd met de extra kosten die het gevolg zijn van het feit dat de uitgifte van deze documenten in het buitenland plaatsvindt. Deze extra kosten zijn bij de verlaging van de tarieven per 1 april 2001 berekend op NLG 15,00 per document.

Het per 1 april 2001 reeds verlaagde jeugdtarief voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen ten behoeve van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, is ongewijzigd gebleven. Gezien de zeer geringe verlaging van het reguliere tarief voor de desbetreffende reisdocumenten, heeft de handhaving van het bestaande jeugdtarief nauwelijks invloed op de verhouding tussen beide tarieven, zodat besloten is van wijziging af te zien.

Het bedrag voor de verstrekking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort is opgebouwd uit de integrale kostprijs voor deze reisdocumenten (NLG 35,45), vermeerderd met het tarief dat gemeenten ten hoogste voor een nationaal paspoort aan de burger in rekening mag brengen. Omdat deze reisdocumenten uitsluitend door het ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland worden verstrekt, zijn er geen extra kosten in verband met de uitgifte in het buitenland.

Voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer en voor het aanbrengen van een noodverlenging is het tarief vastgesteld op het bedrag, dat in Nederland ten hoogste aan de burger in rekening kan worden gebracht voor een nationaal paspoort (EUR 33,37). Hierbij heeft een rol gespeeld, dat het een bijzondere voorziening betreft ter vervanging van een regulier reisdocument. Aangezien deze documenten ter plaatse worden vervaardigd en er dus geen extra kosten voor datacommunicatie en distributie zijn, is de in het buitenland berekende toeslag van NLG 15,00 niet in het tarief verwerkt.

De rechten die ingevolge artikel 12 door het Rijk kunnen worden geheven voor het bijschrijven van een kind in een reisdocument (tijdens de vervaardiging van een nieuw reisdocument, dan wel door middel van een bijschrijvingssticker in een reeds uitgereikt reisdocument), zijn gelijk aan de rechten die gemeenten ingevolge artikel 6, tweede lid, daarvoor ten hoogste aan de burger in rekening mogen brengen.

Het tarief voor het aanbrengen van een of meer wijzigingen in een reisdocument, niet zijnde een noodverlenging, is komen te vervallen, omdat in de nieuwe generatie reisdocumenten geen gegevens meer kunnen worden gewijzigd.

De jaarlijkse indexering van de in artikel 12 neergelegde bedragen, alsmede de koersaanpassing van de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse valuta, geschiedt overeenkomstig de in artikel 6 vermelde systematiek.

In het zevende lid is de wijziging van artikel 2, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken bij Besluit van 29 januari 1998, houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van partnerschapsregistratie (Stb. 89) verwerkt.

Artikel II

De in het Besluit paspoortgelden opgenomen tarieven zullen in beginsel van kracht blijven tot en met 31 december 2002. Met het oog op de invoering van de euro per 1 januari 2002 zijn de in Nederland geldende bedragen reeds in euro vermeld. Tot dat tijdstip gelden, in afwijking van de in het Besluit paspoortgelden opgenomen tarieven, de in artikel II vermelde bedragen in Nederlandse valuta.

Artikel III

De Wet op de Kanselarijrechten (Stb. 1948, I 481) zal naar verwachting op termijn worden vervangen door de Rijkswet op de consulaire tarieven. Het onderhavige artikel voorziet in een daarmee samenhangende wijziging van artikel 10 van het Besluit paspoortgelden, die van kracht wordt op het moment dat genoemde Rijkswet op de consulaire tarieven in werking treedt.

Artikel IV

De inwerkingtreding van dit besluit is gekoppeld aan de invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten op 1 oktober 2001.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XNoot
1

Stb. 1991, 563, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 maart 2001, Stb. 148.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 oktober 2001, nr. 195.

Naar boven