Rijkswet van 6 oktober 1999 tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen betreffende Koninkrijksaangelegenheden die zijn uitgewerkt

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wet van 9 december 1997 (Stb. 1998, 9) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van additionele artikelen betreffende Koninkrijksaangelegenheden die zijn uitgewerkt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Grondwet1 ondergaat de in artikel II omschreven veranderingen.

ARTIKEL II

De additionele artikelen XI, XXI en XXX van de Grondwet vervallen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 oktober 1999

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Uitgegeven de tweede november 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1996, 218, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 februari 1999, Stb. 135.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/99, 26 242(R 1621).

Handelingen II 1998/99, blz. 5869.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 242 (R 1621) (15).

Handelingen I 1999/2000, zie vergadering d.d. 5 oktober 1999.

Naar boven