Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 1999, 122 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 1999, 122 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet milieubeheer, de Wet rampen en zware ongevallen en de Arbeidsomstandighedenwet te wijzigen ter uitvoering van richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 19.3 van de Wet milieubeheer1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «ten aanzien waarvan deze wet of afdeling 3.5 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht de verplichting tot openbaarmaking inhoudt» vervangen door: ten aanzien waarvan bij of krachtens deze wet of door afdeling 3.5 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht openbaarmaking wordt voorgeschreven.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet kunnen ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie gegevens worden aangewezen waarvoor de in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid eveneens geldt.
3. In het tweede lid wordt «ten aanzien waarvan deze wet of afdeling 3.5 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht de verplichting tot openbaarmaking inhoudt» vervangen door: ten aanzien waarvan bij of krachtens deze wet of door afdeling 3.5 of 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht openbaarmaking wordt voorgeschreven.
De Wet rampen en zware ongevallen2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2c komt te luiden:
1. Een ieder die beschikt over relevante veiligheidstechnische gegevens, verschaft burgemeester en wethouders, de burgemeester en het bestuur van de regionale brandweer de informatie die nodig is opdat zij hun taken in het kader van de voorbereiding van de bestrijding van rampen en zware ongevallen naar behoren kunnen uitvoeren. Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden verkregen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen bevelen dat een krachtens artikel 7, derde lid, aangewezen inrichting niet in bedrijf gesteld wordt indien degene die de inrichting gaat drijven niet aan de in het eerste lid bedoelde verplichting tot informatieverstrekking heeft voldaan.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de informatieverschaffing, bedoeld in het eerste lid.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de veiligheid van de staat is geboden.
Aan artikel 7 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, die als volgt luiden:
3. Een rampbestrijdingsplan wordt in ieder geval vastgesteld voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen rampen en zware ongevallen. Bij of krachtens die maatregel worden regels gesteld omtrent:
a. de inhoud van het rampbestrijdingsplan;
b. het raadplegen van de bevolking bij het opstellen van het rampbestrijdingsplan en van belangrijke wijzigingen van dat plan;
c. het periodiek beproeven en actualiseren van het rampbestrijdingsplan;
d. de bekendmaking van een besluit, bedoeld in het vierde lid.
4. De burgemeester kan op grond van de ingevolge artikel 2c verschafte informatie besluiten dat voor een inrichting die behoort tot een krachtens het derde lid aangewezen categorie geen rampbestrijdingsplan behoeft te worden vastgesteld.
Na artikel 25 worden drie artikelen ingevoegd, die als volgt luiden:
1. Burgemeester en wethouders stellen de krachtens artikel 2c verschafte gegevens ten behoeve van de vaststelling van de in artikel 7, derde lid, bedoelde rampbestrijdingsplannen uit eigen beweging ter beschikking van het publiek. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake regels worden gesteld.
2. Onverminderd artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in afwijking van artikel 10, tweede lid, van die wet blijft het verstrekken van informatie over de gegevens, bedoeld in het eerste lid, achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. het voorkomen van sabotage.
3. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens die bij de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde ter uitvoering van richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10) door enig bestuursorgaan zijn verkregen.
4. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing, voor zover die gegevens een vertrouwelijk karakter hebben.
5. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing, voor zover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 2c bepaalde ten aanzien van krachtens artikel 7, derde lid, aangewezen inrichtingen zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders binnen hun ambtsgebied aangewezen ambtenaren. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over dit toezicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens artikel 2c bepaalde ten aanzien van krachtens artikel 7, derde lid, aangewezen inrichtingen, tot welke bevoegdheid mede behoort het stilleggen of gedeeltelijk buiten werking stellen of verzegelen van de inrichting dan wel het verzegelen of verwijderen van hetgeen zich in de inrichting bevindt.
De Arbeidsomstandighedenwet3 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 en het opschrift «Arbeidsveiligheidsrapporten» worden vervangen door:
1. De werkgever neemt, binnen het algemeen ondernemingsbeleid, bedoeld in artikel 4, de maatregelen die nodig zijn ter voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, inrichting of deel daarvan werkzame werknemers. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de categorieën van bedrijven of inrichtingen ten aanzien waarvan de werkgever die maatregelen neemt;
b. de gegevens die de werkgever met betrekking tot de bedrijven of inrichtingen, bedoeld onder a, op schrift stelt of verstrekt aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 32, eerste lid, of aan werknemers, andere personen en diensten als bedoeld in artikel 17;
c. de maatregelen die de werkgever neemt ten aanzien van de bedrijven of inrichtingen, bedoeld onder a;
d. het tijdstip waarop en de frequentie waarmee wordt voldaan aan de verplichtingen, bedoeld onder b en c;
e. het vooraf voeren van overleg met de ondernemingsraad, of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers, omtrent de verplichtingen, bedoeld onder b, c en d;
f. een verbod op de exploitatie van het bedrijf, de inrichting of een gedeelte ervan, indien niet of niet voldoende is voldaan aan een of meer verplichtingen krachtens dit artikel;
g. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit artikel bepaalde.
2. Onze Minister kan een bedrijf of een inrichting of een deel daarvan afzonderlijk aanwijzen ten aanzien waarvan op de werkgever een of meer van de verplichtingen bedoeld in of krachtens het eerste lid rusten indien zich in verband met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen bijzondere gevaren kunnen voordoen voor de veiligheid en de gezondheid van de daarin werkzame werknemers. Bij de aanwijzing wordt bepaald op welk tijdstip aan de betreffende verplichtingen moet zijn voldaan. De werking van de aanwijzing wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
1. De daartoe aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 32, eerste lid, stelt krachtens artikel 5, eerste lid, onder b, verschafte en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens uit eigen beweging ter beschikking van het publiek. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake regels worden gesteld.
2. Onverminderd artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in afwijking van artikel 10, tweede lid, van die wet blijft het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. het voorkomen van sabotage.
3. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op het op verzoek verstrekken van gegevens die door de daartoe aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 32, eerste lid, zijn verkregen in verband met de toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 5 ter uitvoering van richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10).
4. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing, voorzover die gegevens een vertrouwelijk karakter hebben.
5. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing voor zover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.
In artikel 36, eerste lid, wordt «krachtens artikel 2 of 24» vervangen door: krachtens artikel 2, 5 of 24.
De Wet op de economische delicten4 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 onder 4° wordt in de opsomming betreffende de Arbeidsomstandighedenwet «5, eerste, tweede en dertiende lid» vervangen door: 5, eerste en tweede lid,.
In artikel 1a onder 1° wordt in de opsomming betreffende de Wet rampen en zware ongevallen «de artikelen 2c, eerste lid, en 11b, tweede lid» vervangen door: de artikelen 2c, eerste en derde lid, en 11b, tweede en derde lid.
Ten aanzien van rampbestrijdingsplannen, bestaande op het tijdstip waarop artikel II, onderdeel C, in werking treedt, blijft artikel 7, eerste lid, tweede volzin van de Wet rampen en zware ongevallen van toepassing gedurende twee jaar na dat tijdstip, met dien verstande dat deze termijn ten aanzien van een rampbestrijdingsplan als bedoeld in artikel 7, derde lid, van die wet eindigt, zodra de krachtens dat artikellid vastgestelde regels worden toegepast. Deze termijn eindigt eveneens zodra de burgemeester zulks ten aanzien van een rampbestrijdingsplan bepaalt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 februari 1998 ingediende voorstel van wet Arbeidsomstandighedenwet 1998 (25 879) tot wet wordt verheven en in werking treedt voordat deze wet in werking treedt, vervallen artikel III en artikel IV, onderdeel A, van deze wet en wordt artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 vervangen door:
1. De werkgever neemt bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid de maatregelen die nodig zijn ter voorkoming en beperking van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, inrichting of deel daarvan werkzame werknemers. Bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de categorieën van bedrijven of inrichtingen ten aanzien waarvan de werkgever die maatregelen neemt;
b. de gegevens die de werkgever met betrekking tot de bedrijven of inrichtingen, bedoeld onder a, op schrift stelt of verstrekt aan een daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24 of aan werknemers, andere personen en diensten als bedoeld in artikel 14;
c. de maatregelen die de werkgever neemt ten aanzien van de bedrijven of inrichtingen, bedoeld onder a;
d. het tijdstip waarop en de frequentie waarmee wordt voldaan aan de verplichtingen bedoeld onder b en c;
e. een verbod op de exploitatie van het bedrijf, de inrichting of een gedeelte ervan, indien niet of niet voldoende is voldaan aan een of meer verplichtingen krachtens dit artikel;
f. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens dit artikel bepaalde.
2. Onze Minister kan een bedrijf of een inrichting of een deel daarvan afzonderlijk aanwijzen ten aanzien waarvan op de werkgever een of meer van de verplichtingen bedoeld in of krachtens het eerste lid rusten indien zich in verband met de aanwezigheid van de gevaarlijke stoffen bijzondere gevaren kunnen voordoen voor de veiligheid en de gezondheid van de daarin werkzame werknemers. Bij de aanwijzing wordt bepaald op welk tijdstip aan de betreffende verplichtingen moet zijn voldaan. De werking van de aanwijzing wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
3. Het niet naleven van het bij of krachtens dit artikel bepaalde is een overtreding.
1. De daartoe aangewezen ambtenaar bedoeld in artikel 24 stelt krachtens artikel 6, eerste lid, onder b, verschafte en bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens uit eigen beweging ter beschikking van het publiek. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake regels worden gesteld.
2. Onverminderd artikel 10, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur en in afwijking van artikel 10, tweede lid, van die wet blijft het verstrekken van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. het voorkomen van sabotage.
3. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op het op verzoek verstrekken van gegevens die door de daartoe aangewezen ambtenaar bedoeld in artikel 24 zijn verkregen in verband met de toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 6 ter uitvoering van richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10).
4. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing, voorzover die gegevens een vertrouwelijk karakter hebben.
5. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing voor zover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst
Uitgegeven de achttiende maart 1999
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 972.
Handelingen II 1998/99, blz. 3101.
Kamerstukken I 1998/99, 25 972 (183, 183a).
Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 23 februari 1999.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1999-122.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.