Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1998, 733 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1998, 733 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen teneinde vanwege het teruglopend aantal leerlingen van ziekenhuisscholen over te gaan tot het beëindigen van de bekostiging van ziekenhuisscholen en zorg te dragen voor de ondersteuning bij het onderwijs aan leerlingen van scholen in de zin van de Wet op het primair onderwijs, scholen en instellingen in de zin van de Wet op de expertisecentra, scholen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs, die ziek zijn;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de expertisecentra1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van school «artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n» vervangen door: artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n.
Aan artikel 11 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.
Na artikel 18 wordt ingevoegd artikel 18a, luidende:
1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.
2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:
a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of
b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 165, indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.
3. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening dan wel de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
In artikel 40, eerste lid, wordt de zinsnede «de artikelen 41, 42, 44 en 45» vervangen door: de artikelen 41, 42 en 45.
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde en het zevende lid vervallen onder vernummering van het vijfde, zesde, achtste en negende tot en met twaalfde lid tot vierde, vijfde, zesde en zevende tot en met tiende lid.
2. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt «in het tweede of vierde lid» vervangen door: in het tweede lid.
3. In het zevende lid wordt «het zesde lid» vervangen door «het vijfde lid» en wordt «het achtste lid» vervangen door «het zesde lid».
In artikel 78, eerste lid, vervalt de zinsnede: scholen voor kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen,.
In artikel 118 vervalt in het opschrift de zinsnede «met uitzondering van leerlingen op ziekenhuisscholen» en vervalt in het eerste lid de zinsnede: , behoudens het bepaalde in artikel 119,.
In artikel 131, eerste lid, wordt in de aanhef de zinsnede «de artikelen 117 tot en met 120,» vervangen door: de artikelen 117, 118 en 120,.
In artikel 165 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het derde lid wordt de volgende volzin toegevoegd:
Onder activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen wordt mede verstaan het ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid tweede volzin, basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs die zijn opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijven.
2. Het vierde tot en met het achtste lid worden vernummerd tot het vijfde tot en met het negende lid.
3. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend:
4. Het ondersteunen, bedoeld in het derde lid, kan in overeenstemming tussen de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
4. In het nieuwe zevende lid onderdeel a, wordt «het zesde lid» vervangen door: het achtste lid.
5. In het nieuwe achtste lid wordt «het vijfde lid» telkens vervangen door: het zesde lid.
6. In het nieuwe negende lid wordt «het derde en vijfde lid» vervangen door: het derde, het vierde en het zesde lid.
In artikel 166, derde lid, wordt «in het vijfde lid, onderdeel a,» vervangen door «in het zesde lid, onderdeel a,» en «in het vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: in het zesde lid, onderdeel b,.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Na de omschrijving van artikel 18 wordt ingevoegd:
Artikel 18a. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen
2. De omschrijving van artikel 44 komt te luiden:
Artikel 44. (vervallen)
3. De omschrijving van artikel 118 komt te luiden:
Artikel 118. Berekening aantal leerlingen
4. De omschrijving van artikel 119 komt te luiden:
Artikel 119. (vervallen)
De Wet op het primair onderwijs2 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 8 wordt een negende lid toegevoegd, luidende:
9. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.
Na artikel 9 wordt ingevoegd artikel 9a, luidende:
1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.
2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:
a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of
b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 179, indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.
3. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening dan wel de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
In artikel 179 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het derde lid wordt de volgende volzin toegevoegd:
Onder activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen wordt mede verstaan het ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, van de Wet op de expertisecentra, instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra, scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs die zijn opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijven.
2. Het vierde tot en met het achtste lid worden vernummerd tot het vijfde tot en met het negende lid.
3. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend:
4. Het ondersteunen, bedoeld in het derde lid, kan in overeenstemming tussen de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
4. In het nieuwe zevende lid onderdeel a, wordt «het zesde lid» vervangen door: het achtste lid.
5. In het nieuwe achtste lid wordt «het vijfde lid» telkens vervangen door: het zesde lid.
6. In het nieuwe negende lid wordt «het derde en vijfde lid» vervangen door: het derde, het vierde en het zesde lid.
In artikel 180, derde lid, wordt «in het vijfde lid, onderdeel a,» vervangen door «in het zesde lid, onderdeel a,» en «in het vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: in het zesde lid, onderdeel b,.
In de inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 9 ingevoegd:
Artikel 9a. Ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen
De Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 6a wordt ingevoegd artikel 6b, luidende:
Na artikel 17 wordt ingevoegd een nieuw artikel 18, luidende:
1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.
2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:
a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of
b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 280, artikel 179 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 165 van de Wet op de expertisecentra indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.
3. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening dan wel de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
Aan artikel 133 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen die in verband met ziekte thuis verblijven dan wel zijn opgenomen in een ziekenhuis, op adequate wijze voldoende onderwijs kunnen genieten.
Na artikel 138 wordt ingevoegd artikel 138a, luidende:
1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een school worden ondersteund.
2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:
a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of
b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 280, indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.
3. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening dan wel de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
In artikel 280 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het derde lid wordt de volgende volzin toegevoegd:
Onder activiteiten die dienen tot bevordering van een optimale schoolloopbaan van leerlingen wordt mede verstaan het ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen van scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125, basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, h, j, k, m of n, van de Wet op de expertisecentra, instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra en instellingen voor beroepsonderwijs die zijn opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijven.
2. Het vierde tot en met het achtste lid worden vernummerd tot het vijfde tot en met het negende lid.
3. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend:
4. Het ondersteunen, bedoeld in het derde lid, kan in overeenstemming tussen de schoolbegeleidingsdienst en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
4. In het nieuwe zevende lid onderdeel a, wordt «het zesde lid» vervangen door: het achtste lid.
5. In het nieuwe achtste lid wordt «het vijfde lid» telkens vervangen door: het zesde lid.
6. In het nieuwe negende lid wordt «het derde en vijfde lid» vervangen door: het derde, het vierde en het zesde lid.
In artikel 281, derde lid, wordt «in het vijfde lid, onderdeel a,» vervangen door «in het zesde lid, onderdeel a,» en «in het vijfde lid, onderdeel b,» vervangen door: in het zesde lid, onderdeel b,.
Na artikel 7.1.3. van de Wet educatie en beroepsonderwijs4 wordt ingevoegd artikel 7.1.4. luidende:
1. Bij het geven van onderwijs aan een leerling van een beroepsopleiding die bij de aanvang van die opleiding leerplichtig was en die is opgenomen in een ziekenhuis of die in verband met ziekte thuis verblijft, kan het bevoegd gezag van een instelling die de beroepsopleiding verzorgt, worden ondersteund.
2. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid wordt verzorgd door:
a. een educatieve voorziening als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek indien de leerling is opgenomen in een academisch ziekenhuis of
b. een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 179 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 165 van de Wet op de expertisecentra en artikel 280 van de Wet op het voortgezet onderwijs indien de leerling is opgenomen in een ziekenhuis niet zijnde een academisch ziekenhuis dan wel indien de leerling in verband met ziekte thuis verblijft.
3. De ondersteuning bedoeld in het eerste lid kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening dan wel de schoolbegeleidingsdienst en de instelling waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd worden een tweede en een derde lid, luidend:
2. De academische ziekenhuizen dragen er zorg voor dat er een educatieve voorziening is die het onderwijs aan een leerling die is opgenomen in het academisch ziekenhuis, kan ondersteunen, en die aan personeel van een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 179 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 165 van de Wet op de expertisecentra en artikel 280 van de Wet op het voortgezet onderwijs informatie verstrekt, die relevant is voor de door dat personeel te verlenen ondersteuning bij het onderwijs.
3. Het ondersteunen van leerlingen, bedoeld in het tweede lid, kan in overeenstemming tussen de educatieve voorziening en de school waarbij de leerling is ingeschreven, mede het geven van onderwijs aan de leerling betreffen.
4. Het academisch ziekenhuis, de rechtspersoon die de educatieve voorziening, bedoeld in het tweede lid, in stand houdt en het personeel van de educatieve voorziening zijn gehouden aan de inspectie, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs, alle gevraagde inlichtingen te geven omtrent de ondersteuning bij het onderwijs, bedoeld in het tweede en het derde lid.
Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt de zinsnede «dat artikel 2.13 niet van toepassing is» vervangen door: dat artikel 2.13 en titel 5 niet van toepassing zijn.
2. De laatste volzin komt te luiden: Op de academische ziekenhuizen zijn uitsluitend de artikelen 2.10, 2.12 en 2.13 en titel 5 van toepassing.
Na artikel 2.17 wordt een titel 5 toegevoegd, luidende:
1. Jaarlijks verstrekt Onze minister een subsidie aan het academisch ziekenhuis dan wel aan de rechtspersoon die de educatieve voorziening, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, in stand houdt, ter tegemoetkoming in de kosten van ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen als bedoeld in de artikelen 9a van de Wet op het primair onderwijs, 18a van de Wet op de expertisecentra, 18 en 138a van de Wet op het voortgezet onderwijs en 7.1.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
2. De hoogte van de subsidie aan het academisch ziekenhuis dan wel aan het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, wordt bepaald op basis van het leerlingenaantal dat het gemiddelde is van de hoogste dagtellingen in de maanden september tot en met april van het schooljaar 1994–1995 van leerlingen van scholen als bedoeld in artikel 2, tweede lid onderdeel g, van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op 31 juli 1999, die waren opgenomen in het desbetreffende academisch ziekenhuis, en een bedrag per leerling.
3. Het bestuur van het academisch ziekenhuis dan wel de rechtspersoon die een educatieve voorziening in stand houdt, ontvangt de subsidie, bedoeld in het tweede lid, onder de voorwaarde dat op de aan deze subsidie gerelateerde formatieplaatsen personeel wordt benoemd, dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op de expertisecentra, zoals dat artikel luidde op 31 juli 1999, tenzij het bestuur van het academisch ziekenhuis dan wel de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt aantoont dat met betrekking tot een formatieplaats geen lid van dat personeel beschikbaar was dat de formatieplaats aanvaardde. Deze benoemingsverplichting geldt voor de betrekkingsomvang die voor de desbetreffende personeelsleden gold aan die scholen.
Met betrekking tot de educatieve voorziening, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, stelt het bestuur van een academisch ziekenhuis dan wel het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, jaarlijks voor 1 juli een begroting voor het volgende jaar en een jaarverslag over het afgelopen jaar vast en zendt die aan Onze minister. Onze minister kan een richtlijn vaststellen voor de inrichting van de begroting en het jaarverslag.
1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de subsidie is toegekend, legt het bestuur van het academisch ziekenhuis dan wel het bestuur van de rechtspersoon die de educatieve voorziening in stand houdt, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan Onze minister, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.
2. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de subsidie is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze minister het desbetreffende bedrag terug.
Na artikel 16.10 wordt een artikel 16.10a ingevoegd, luidende:
Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum blijven voor het personeel, bedoeld in artikel 2.18, derde lid, in de nieuwe functie de regelingen met betrekking tot de rechtspositie zoals die op 31 juli 1999 voor dat personeel golden van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen die zien op de inhoud van de functie die zij op die datum bekleedden, met dien verstande dat die overeenkomstige toepassing in elk geval eindigt op de datum waarop door de educatieve voorziening en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties anders is overeengekomen. In de nieuwe functie geldt een carrièrepatroon en een maximumsalaris dat ten minste gelijk is aan het carrièrepatroon en het maximumsalaris dat behoorde bij de functie die het personeelslid op 31 juli 1999 bekleedde aan de in artikel 2.18, derde lid, bedoelde school.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het opschrift van artikel 2.17 wordt ingevoegd:
Titel 5. Subsidiëring academische ziekenhuizen ten behoeve van de educatieve voorziening
Artikel 2.18. Subsidie educatieve voorziening
Artikel 2.19. Begroting en verslaglegging
Artikel 2.20. Controle en terugvordering.
2. Na het opschrift van artikel 16.10 wordt ingevoegd:
Artikel 16.10a. Tijdelijke garanties voor door academische ziekenhuizen ten behoeve van de educatieve voorziening over te nemen personeel
1. Met ingang van 1 augustus 1999 eindigt de bekostiging van de «Dokter Frankschool» te Santpoort Zuid, de «ziekenhuisschool Rotterdam en omstreken» te Rotterdam, de «ziekenhuisschool Zuid Holland West» te Leiden, de «school voor zieke kinderen» te Groningen, de «ziekenhuisschool Drenthe» te Emmen, de «ziekenhuisschool Friesland» te Leeuwarden, de «ziekenhuisschool Utrecht» te Utrecht, de «ziekenhuisschool Oost Nederland» te Hengelo, de «Radboudschool voor zieke kinderen» te Nijmegen en de «Rooms Katholieke ziekenhuisschool Limburg» te Sittard en worden de «openbare school voor kinderen die zijn opgenomen in het ziekenhuis» te Alkmaar en de «ziekenhuisschool Amsterdam genoemd A.D. Holterman» te Amsterdam opgeheven.
2. Artikel 150 van de Wet op de expertisecentra is van overeenkomstige toepassing.
1. Indien een schoolbegeleidingsdienst, bedoeld in artikel 179 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 165 van de Wet op de expertisecentra en artikel 280 van de Wet op het voortgezet onderwijs, uitgaat van de gemeente ontvangt de gemeente de specifieke uitkering, bedoeld in artikel IX van deze wet uitsluitend indien de gemeente op de aan deze specifieke uitkering gerelateerde formatieplaatsen personeel benoemt, dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen genoemd in artikel VI, tenzij de schoolbegeleidingsdienst aantoont dat met betrekking tot een formatieplaats geen lid van dat personeel beschikbaar was dat de formatieplaats aanvaardde.
2. Indien een schoolbegeleidingsdienst uitgaat van een andere rechtspersoon dan de gemeente ontvangt de gemeente de specifieke uitkering bedoeld in artikel IX van deze wet uitsluitend indien de gemeente de uitkering aan die andere rechtspersoon toekent onder de voorwaarde dat die rechtspersoon op de aan deze specifieke uitkering gerelateerde formatieplaatsen personeel benoemt, dat op 31 juli 1999 was benoemd aan een of meer van de scholen genoemd in artikel VI, tenzij die rechtspersoon aantoont dat met betrekking tot een formatieplaats geen lid van dat personeel beschikbaar was dat de formatieplaats aanvaardde.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde benoemingsverplichting geldt voor de betrekkingsomvang die voor de desbetreffende personeelsleden gold aan de scholen genoemd in artikel VI.
4. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum blijven voor het personeel, bedoeld in het eerste en tweede lid, in de nieuwe functie de regelingen met betrekking tot de rechtspositie zoals die op 31 juli 1999 voor dat personeel golden van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de bepalingen die zien op de inhoud van de functie die zij op die datum bekleedden, met dien verstande dat die overeenkomstige toepassing in elk geval eindigt op de datum waarop door de schoolbegeleidingsdienst en de daarvoor in aanmerking komende personeelsorganisaties anders is overeengekomen. In de nieuwe functie geldt een carrièrepatroon en een maximumsalaris dat ten minste gelijk is aan het carrièrepatroon en het maximumsalaris dat behoorde bij de functie die het personeelslid op 31 juli 1999 bekleedde aan de in het derde lid bedoelde school.
1. De vaststelling en afrekening van de vergoedingen voor de periode voorafgaand aan 1 januari 1999 ten behoeve van een school genoemd in artikel VI geschieden overeenkomstig de Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften zoals die golden voor het jaar waarop de afrekening betrekking heeft. De vaststelling en afrekening van de vergoedingen voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 juli 1999 van de scholen, bedoeld in de vorige volzin, geschieden overeenkomstig de Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften zoals die luidden op 31 juli 1999.
2. De Wet op de expertisecentra en de ter uitvoering daarvan vastgestelde voorschriften en overgangsregelingen zoals die luidden op 31 juli 1999, blijven van toepassing op geschillen met betrekking tot hun toepassing die op 31 juli 1999 aanhangig waren of na die datum binnen de beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt met betrekking tot een school genoemd in artikel VI.
1. Onverminderd artikel VII wordt voor de periode van 1 augustus 1999 tot 1 augustus 2003 uit 's Rijks kas jaarlijks een specifieke uitkering verstrekt aan de gemeente ter tegemoetkoming in de kosten van ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen als bedoeld in de artikelen 9a van de Wet op het primair onderwijs, 18a van de Wet op de expertisecentra, 18 en 138a van de Wet op het voortgezet onderwijs en 7.1.4. van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
2. De hoogte van de specifieke uitkering voor de gemeente wordt bepaald op basis van het totale aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de scholen, bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, de scholen en instellingen, bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de scholen, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs stond ingeschreven vermeerderd met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de beroepsopleiding van een instelling bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs stond ingeschreven en bij de start van die opleiding leerplichtig was, in elke gemeente en een bedrag per leerling. Indien het aantal leerlingen in een gemeente na 1 oktober 1996 is veranderd of verandert als gevolg van een wijziging van de grenzen van de desbetreffende gemeente kan Onze minister met het oog op de berekening in de vorige volzin het aantal leerlingen in overeenstemming brengen met het aantal leerlingen bij de aanvang van het kalenderjaar na dat waarin de grenzen zijn gewijzigd. Indien het aantal leerlingen in een gemeente, anders dan door een wijziging van de grenzen van die gemeente, op 1 oktober van een van de jaren 1997, 1998, 1999 of 2000 toeneemt met een aantal dat uitkomt boven een door Onze Minister vast te stellen percentage van het totale aantal leerlingen per 1 oktober 1996, wordt het aantal leerlingen boven dat percentage voor het desbetreffende jaar meegeteld als leerling bedoeld in de eerste volzin.
1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de specifieke uitkering is toegekend, legt het gemeentebestuur een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens met betrekking tot de schoolbegeleidingsdienst voldoende blijken uit de vastgestelde rekening van de gemeente, kan worden volstaan met de toezending aan Onze Minister van de rekening, voorzien van een verklaring als bedoeld in het eerste lid.
3. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, of uit de rekening, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze Minister het desbetreffende bedrag terug.
Het instellingsbestuur van een academisch ziekenhuis informeert Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen binnen 6 maanden na de datum van de inwerkingtreding van deze wet over de wijze waarop invulling is gegeven aan de taak bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Indien het voorstel van wet, houdende herstel van wetstechnische gebreken en leemten in diverse wetten alsmede intrekking van enkele wetten die geen betekenis meer hebben (kamerstukken II 1997–1998, 25 836), tot wet wordt verheven en op of voor 1 augustus 1999 in werking treedt, wordt de onderhavige wet als volgt gewijzigd:
In artikel II, onderdeel A, wordt in de aanhef «negende lid» vervangen door «achtste lid» en de aanduiding «9.» wordt vervangen door de aanduiding: 8.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
K. Y. I. J. Adelmund
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H. H. Apotheker
Uitgegeven de negenentwintigste december 1998
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1997/98, 1998/99, 25 871.
Handelingen II 1998/99, blz. 188–209; 262–263.
Kamerstukken I 1998/99, 25 871 (20, 20a, 20b, 20c, 20d).
Handelingen I 1998/99, zie vergadering d.d. 8 december 1998.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-733.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.