Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1998, 413 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1998, 413 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 17 maart 1998 nr. 1998/12 527 (2536), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Gelet op de artikelen 9, vijfde lid, 69, tweede en derde lid, 120, eerste en tweede lid, 121, eerste lid, 122, eerste en vierde lid, 123, tweede lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 132, zevende lid, 173, eerste lid, 185 en 186, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 8, derde lid, 14, vijfde lid, 17, eerste lid, 25, 70, 117, eerste en tweede lid, 120, tweede lid, 159, eerste lid, en 171, derde, vierde, zesde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 131, derde lid, 135, vijfde lid,137, eerste lid, 142, 188, 233, eerste en tweede lid, 235, tweede lid, en 286, derde, vierde, zesde en zevende lid,van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel III, tweede lid, onder c, van de wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 148), de artikelen XXXIII, tweede lid, XXXVII, tweede lid, en XLV, zevende lid, van de wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228), de artikelen 9, 10, 11, eerste lid, en 12 van de Tabakswet, de artikelen 2, derde lid, 3 en 6, tweede lid, van de Wet collectieve preventie volksgezondheid, de artikelen 7, eerste lid, en 17, onder b en c, van de Wet persoonsregistraties, de artikelen 47, eerste lid, 49, 50, eerste lid, 66, eerste lid, 68, eerste en tweede lid, 82, tweede lid, 83, eerste lid, 84, tweede lid, 85, 86, eerste, tweede en vijfde lid, 105, 106, 108, 110, 125, 129, 130 en 174 van de Wet geluidhinder, de artikelen 25 en 76, eerste lid onder a, van de Luchtvaartwet en de artikelen 12, eerste lid, 15 en 21.8 van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 24 april 1998, nr. W05.98 0097);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, T. Netelenbos, van 29 mei 1998 nr. 1998/22 594 (2536), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO1 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: Wet op het primair onderwijs;
2. Na de begripsomschrijving van «wet» wordt ingevoegd:
basisschool: een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;
speciale school voor basisonderwijs: een school waar basisonderwijs wordt gegeven aan kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een zodanige orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is, dat zij althans gedurende enige tijd op een speciale school voor basisonderwijs moeten worden opgevangen;
samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de wet;
3. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;
4. Na de begripsomschrijving van «nevenvestiging» wordt ingevoegd:
centrale dienst: centrale dienst die formatie ontvangt als bedoeld in artikel 132 van de wet;
5. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt «artikel 35» vervangen door: artikel 55.
6. De begripsomschrijving van «teldatum» komt te luiden:
teldatum: voor wat betreft:
a. basisscholen: een van de data, bedoeld in artikel 121 van de wet,
b. speciale scholen voor basisonderwijs: de datum, bedoeld in artikel 122 van de wet;.
7. In de begripsomschrijving van «leerling» wordt «artikel 23» vervangen door: artikel 39.
8. Na de begripsomschrijving van «leerling» wordt ingevoegd:
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba,
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet,
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;.
9. In de begripsomschrijving van «activiteitenplan» wordt «artikel 11» vervangen door: artikel 12.
10. De begripsomschrijving van «hoofdgebouw» komt te luiden:
hoofdgebouw: het gebouw dat als zodanig is aangewezen ingevolge
a. de Regeling huisvestingsnormen Overgangswet WBO,
b. een besluit van Onze Minister ingevolge het overzicht, bedoeld in artikel 69 van de Wet op het basisonderwijs,
c. een besluit van Onze minister ingevolge de artikelen 70 of 73 van de Wet op het basisonderwijs, of
d. een besluit van Onze Minister naar aanleiding van een besluit van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 67, vierde lid, of artikel 72, derde lid, van de Wet op het basisonderwijs,
zoals deze regeling onderscheidenlijk deze wet luidden op 31 december 1996;.
In artikel 2 wordt in het opschrift en de eerste volzin «artikel 63a» telkens vervangen door «artikel 84, 87 of 88» en wordt in de eerste volzin «beslissing» vervangen door: beschikking.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «artikel 107» telkens vervangen door: artikel 153.
2. In het eerste en derde lid wordt «artikel 96b» telkens vervangen door: artikel 121.
3. In het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt «artikel 107d» telkens vervangen door: artikel 157.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid wordt het tweede lid vervangen door drie nieuwe leden, luidend:
2. De opgave, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen is onderverdeeld in de categorieën leerlingen, bedoeld in artikel 15c van het Formatiebesluit WPO, en in de categorieën leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba.
3. De opgave, bedoeld in het eerste lid, voor speciale scholen voor basisonderwijs is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.
4. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt de opgave, bedoeld in het eerste lid, tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de artikelen 95, 97, 100, 101, 104 en 105a tot en met 105g» vervangen door: de artikelen 116, 133, 134, 135, 137, 139 tot en met 147 en 173, derde lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 93» vervangen door: artikel 114.
3. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een nieuw onderdeel e ingevoegd, luidend:
e. uitgaven ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen.
4. Na het vijfde lid wordt toegevoegd:
6. Het bestuur van een centrale dienst draagt zorg voor een overzichtelijke en deugdelijke administratie van de financiële gegevens van de centrale dienst. De administratie omvat de ontvangsten voor personeel, onderscheiden naar ontvangsten ingevolge artikel 124, 125 en 132, eerste lid, van de wet en de overige ontvangsten voor personeel en alle uitgaven voor personeel, onderscheiden naar uitgaven ingevolge artikel 124, 125 en 132, vijfde lid, van de wet, en overige uitgaven voor personeel.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt na «schoolgrootte» toegevoegd: basisscholen.
2. In het eerste lid wordt na «leerlingen» ingevoegd: van basisscholen.
3. In het eerste en tweede lid wordt «artikel 100» telkens vervangen door: artikel 134.
4. In het tweede lid wordt in de omschrijving van «B» «Formatiebesluit WBO 1992» telkens vervangen door: Formatiebesluit WPO.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WPO.
2. In het eerste en vijfde lid wordt «artikel 100» telkens vervangen door: artikel 134.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister stelt jaarlijks voor 1 februari de vergoedingen voor dat jaar voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs vast, gebaseerd op de grondslag bedoeld in artikel 134, vijfde lid, onderscheidenlijk artikel 115 van de wet.
In artikel 18, eerste lid, 20, 21, 22, eerste lid, 23, eerste lid, 24, eerste lid, 29 en 30, eerste lid wordt «artikel 104» telkens vervangen door: artikel 137.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «artikel 104» vervangen door: artikel 137.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt na «teldatum» ingevoegd: , alsmede voor wat speciale scholen voor basisonderwijs betreft, op het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waaraan de school op de teldatum deelneemt.
3. In het tweede lid wordt «besluiten» vervangen door: beslissingen.
Na artikel 23 worden twee artikelen ingevoegd, luidend:
1. Onze Minister verstrekt jaarlijks in de maand maart aan het bestuur van een centrale dienst het overzicht van de voor de centrale dienst beschikbare formatierekeneenheden met ingang van het schooljaar volgend op de maand waarin het overzicht is verstrekt. Dit overzicht is gebaseerd op de door de bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband opgegeven aantallen leerlingen van die scholen op de teldatum.
2. Onze Minister verstrekt jaarlijks voor 1 juli aan het bestuur van een centrale dienst een overzicht van de beschikbare formatierekeneenheden waarin de opgave van het bestuur en de betrokken bevoegde gezagsorganen van de overdracht van formatierekeneenheden aan en door de centrale dienst, bedoeld in artikel 18a van het Formatiebesluit WPO zijn verwerkt, voor zover die voor 15 mei daaraan voorafgaand aan Onze Minister zijn gemeld.
3. De artikelen 20 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband deelt voor 1 januari aan Onze Minister mee, via welke school dan wel centrale dienst met ingang van het volgende schooljaar de gezamenlijke zorgformatie van de basisscholen moet worden toegekend.
In artikel 25 wordt «het voorschot, bedoeld in artikel 20» vervangen door: het voorschot, bedoeld in artikel 20 of 23a.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «artikel 104» wordt vervangen door: artikel 137.
2. De zinsnede «artikel 96a» wordt vervangen door: artikel 120 onderscheidenlijk 122.
Na artikel 30 wordt ingevoegd:
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 96f» vervangen door: artikel 130.
2. In het tweede lid, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WPO.
Na hoofdstuk IV wordt een nieuw hoofdstuk IVa ingevoegd:
1. Een gemeentebestuur komt met ingang van 1 augustus 1998 voor een periode van vier jaar in aanmerking voor een bedrag als bedoeld in artikel III, tweede lid, onder c, van de wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 1998, 148), indien in de gemeente volgens opgave van het Centraal bureau voor de statistiek, gebaseerd op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op 1 januari 1997 ten minste 1 160 minderjarigen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar woonachtig zijn, die:
a. niet zijn geboren in Nederland, onderscheidenlijk Griekenland, Italië, (voormalig) Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije; of
b. zijn geboren in een van de onder a genoemde landen, maar van wie ten minste een van de ouders of voogden niet is geboren in een van de onder a genoemde landen.
2. Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is onderdeel van de specifieke uitkering ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen, verzorgd door basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, scholen als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en rechtspersonen die niet een dergelijke school in stand houden.
1. De hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 34a, wordt vastgesteld door het aantal minderjarigen als bedoeld in artikel 34a, eerste lid, dat volgens opgave van het Centraal bureau voor de statistiek, gebaseerd op de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, op 1 januari 1997 in de gemeente woonachtig is, te vermenigvuldigen met 80,69 gulden.
2. Het op grond van het eerste lid vastgestelde bedrag wordt met ingang van 1 augustus 1999 en vervolgens jaarlijks met ingang 1 augustus geïndexeerd op basis van de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten van een leerkracht in het basisonderwijs.
Artikel 35 komt te luiden:
De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:
1. In de omschrijving van artikel 2 wordt «artikel 63a» vervangen door: artikel 84, 87 of 88.
2. Na de omschrijving van artikel 23 wordt ingevoegd:
Artikel 23a. Overzicht beschikbare formatierekeneenheden en voorschot centrale dienst
Artikel 23b. Verstrekken gegevens door het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband.
3. De omschrijving van artikel 27 vervalt.
4. Na de omschrijving van artikel 30 wordt ingevoegd:
Artikel 30a. Vergoeding centrale dienst.
5. Na de omschrijving van artikel 34 wordt ingevoegd:
Hoofdstuk IVa. Specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs in allochtone levende talen
Artikel 34a
Artikel 34b
6. De omschrijving van artikel 35 wordt vervangen door: Citeertitel.
Het Formatiebesluit WBO 19922 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van wet komt te luiden:
wet: Wet op het primair onderwijs;.
2. De begripsomschrijving van school komt te luiden:
school: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;.
3. Na de begripsomschrijving van «school» wordt ingevoegd:
samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de wet;
centrale dienst: centrale dienst die formatie ontvangt als bedoeld in artikel 132 van de wet;.
4. In de begripsomschrijving van bevoegd gezag wordt «artikel 35» vervangen door: artikel 55.
5. Na de begripsomschrijving van «schooljaar» wordt ingevoegd:
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba,
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet (Stb. 1965, 40),
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;.
6. In de begripsomschrijving van «formatiebudget» wordt «artikel 96c» vervangen door: artikel 123.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «school» vervangen door: basisschool.
2. In het eerste lid wordt «artikel 96a» telkens vervangen door: artikel 120.
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 3 tot en met 16» vervangen door: de artikelen 3 tot en met 15c en 16.
In het opschrift en de aanhef van artikel 3 wordt «de school» telkens vervangen door: de basisschool.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de school» vervangen door: de basisschool.
2. In het tweede lid wordt «een school» vervangen door «een basisschool», wordt «één school» vervangen door «één basisschool» en wordt «scholen» telkens vervangen door: basisscholen.
3. In het derde lid wordt «een school» vervangen door: een basisschool.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «school» vervangen door: basisschool.
2. In de tekst van het artikel wordt «een school» vervangen door: een basisschool.
In artikel 10, tweede lid, wordt «artikel 96b, tweede lid, van de wet» vervangen door: artikel 121, tweede lid, van de wet.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «De formatie voor de schoolleiding» vervangen door «De formatie voor de schoolleiding van een basisschool» en wordt na «derde lid» toegevoegd: en indien van toepassing aan de hand van het vijfde lid.
2. In het tweede lid wordt «de formatie bedoeld in artikel 15 en artikel 15c» vervangen door: de formatie, bedoeld in artikel 15c.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 96b» vervangen door: Artikel 121.
4. Na het vierde lid wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend:
5. Voor een basisschool in een samenwerkingsverband dat de instemming, bedoeld in artikel 18, zevende lid, van de wet heeft verkregen, wordt de in het derde lid bedoelde formatie voor 2% van het aantal leerlingen van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, rekenkundig afgerond op een geheel getal, verhoogd met 0,2 formatierekeneenheid per leerling. Het verkregen aantal formatierekeneenheden wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
In artikel 13a wordt «De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel 16,» vervangen door: De aantallen formatierekeneenheden voor een basisschool, berekend op grond van artikel 16.
Artikel 13b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt na «wordt» ingevoegd: voor een basisschool.
2. In het vijfde lid, onder a3°, wordt «besluit» vervangen door «beslissing» en wordt «artikel 96c» vervangen door: artikel 123.
3. In het vijfde lid, onder c, wordt «de school» vervangen door: de basisschool.
4. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel 14 wordt na «De formatie voor speciale doeleinden» ingevoegd «van een basisschool», vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot a, b en c en wordt «artikel 96a» vervangen door: artikel 120.
In artikel 15a, eerste lid, wordt na «De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie» ingevoegd «van een basisschool» en wordt «de artikelen 8, 15, eerste tot en met derde lid, en 15c,» telkens vervangen door: de artikelen 8 en 15c,.
Artikel 15b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en vierde lid wordt «een school» telkens vervangen door: een basisschool.
2. In het derde lid wordt «van scholen» vervangen door: van basisscholen.
3. In het vierde lid wordt «Artikel 96b» vervangen door: Artikel 121.
Artikel 15c wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «school» vervangen door: basisschool.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «Besluit trekkende bevolking WBO» vervangen door: Besluit trekkende bevolking WPO.
3. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «Leerling die 1°» vervangen door:
Leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond die tevens.
4. In het eerste lid, onderdeel d, vervallen de zinsnede «, en die tevens» en punt 2°.
5. In het tweede lid wordt «Artikel 96b» vervangen door: Artikel 121.
Na artikel 15c wordt ingevoegd:
1. De zorgformatie, bedoeld in artikel 132 van de wet bestaat uit het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het tweede lid, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de onderscheiden basisscholen.
2. Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:
Aantal leerlingen van de school | aantal formatierekeneenheden per leerling |
---|---|
1 tot en met 30 | 0,365 |
31 tot en met 70 | 0,385 |
71 tot en met 105 | 0,405 |
106 tot en met 154 | 0,415 |
155 tot en met 184 | 0,42 |
vanaf 185 | 0,425 |
3. Het aantal leerlingen van de school, bedoeld in het tweede lid, is het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar verhoogd met 3%. Voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend en voor het daaropvolgende schooljaar is het aantal leerlingen van de school, bedoeld in het tweede lid, het aantal leerlingen op 1 oktober, volgend op de opening, verhoogd met 3%. Het op grond van de eerste onderscheidenlijk de tweede volzin berekende aantal leerlingen wordt naar beneden afgerond op een geheel getal.
4. In een samenwerkingsverband dat de instemming, bedoeld in artikel 18, zevende lid, van de wet heeft verkregen, wordt de in het eerste tot en met derde lid bedoelde formatie voor 2% van het aantal leerlingen van elke basisschool op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, rekenkundig afgerond op een geheel getal, verhoogd met 13,5 formatierekeneenheden per leerling.
5. Het totale aantal formatierekeneenheden zoals berekend op grond van het eerste tot en met vierde lid wordt per school rekenkundig afgerond op een geheel getal.
Het opschrift § 5. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden« wordt vervangen door: Hoofdstuk 4. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden
In artikel 16, eerste lid, wordt na «de formatie voor speciale doeleinden» ingevoegd: van een basisschool.
Na artikel 16 wordt ingevoegd:
1. Het formatiebudget waarop het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs per schooljaar aanspraak heeft, bestaat uit:
a. de basisbekostiging, bedoeld in artikel 122, eerste lid onderdeel a, van de wet,
b. in voorkomende gevallen formatie voor speciale doeleinden, bedoeld in artikel 122, eerste lid onderdeel b, van de wet,
c. de zorgformatie, bedoeld in artikel 122, eerste lid onderdeel c, van de wet en
d. de formatie, bedoeld in artikel 122, vierde lid, van de wet.
2. De omvang van het formatiebudget is de som van de aantallen formatierekeneenheden, zoals voor de school berekend op grond van de artikelen 16b tot en met 16e.
1. De basisbekostiging, bedoeld in artikel 16a, eerste lid onderdeel a, van een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar vermenigvuldigd met 9,1 formatierekeneenheden. Het aldus berekende aantal formatierekeneenheden wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
2. Voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend en het daaropvolgende schooljaar wordt voor het aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid, het aantal leerlingen op 1 oktober, volgend op de opening genomen.
3. De formatie, bedoeld in artikel 16a, eerste lid onderdeel d, van een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit:
a. het aantal formatierekeneenheden voor schoolleiding en
b. het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij het gedeelte van een betrekkingsomvang dat wordt herbezet in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen.
4. Het in het derde lid, onderdeel a, bedoelde aantal formatierekeneenheden voor schoolleiding wordt berekend volgens het onderstaande schema:
aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar | aantal formatierekeneenheden |
---|---|
1 tot en met 99 | 65 |
100 tot en met 199 | 98 |
200 en hoger | 171 |
5. De formatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt berekend overeenkomstig artikel 13c.
Indien een speciale school voor basisonderwijs nog geen leerlingen heeft, wordt voor een periode van ten hoogste acht weken de basisbekostiging berekend op 1 formatieplaats, uitgedrukt in 265 formatierekeneenheden.
1. De formatie voor speciale doeleinden van een speciale school voor basisonderwijs omvat de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, bedoeld in artikel 122 van de wet.
2. De formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden wordt berekend door het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond boven het aantal van 4 te vermenigvuldigen met 8,3 formatierekeneenheden. Het aldus berekende aantal formatierekeneenheden wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
1. De zorgformatie, bedoeld in artikel 16a, eerste lid onderdeel c, van een speciale school voor basisonderwijs wordt in elk samenwerkingsverband waaraan de school deelneemt, berekend aan de hand van de formule:
H = p/q x 0,02 x r x 13,5 formatierekeneenheden, waarin
H = het aantal formatierekeneenheden zorgformatie dat een speciale school voor basisonderwijs in het desbetreffende samenwerkingsverband ontvangt,
p = het aantal leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs, voor zover dit op grond van het derde lid aan het desbetreffende samenwerkingsverband is toe te rekenen,
q = het totale aantal leerlingen van alle speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor zover dit op grond van het derde lid aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen en
r = het totale aantal leerlingen van alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs die deelnemen aan het desbetreffende samenwerkingsverband, voor speciale scholen voor basisonderwijs uitsluitend voor zover dit op grond van het derde lid aan dat samenwerkingsverband is toe te rekenen.
2. Bij het bepalen van p, q en r, bedoeld in het eerste lid, wordt het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, dan wel, indien het de zorgformatie voor het eerste schooljaar van een nieuw geopende school betreft, het aantal leerlingen op 1 oktober volgend op de opening genomen.
3. Bij het bepalen van p, q en r, bedoeld in het eerste lid, wordt het aantal leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs die deelneemt aan meer dan één samenwerkingsverband, aan de desbetreffende samenwerkingsverbanden toegerekend naar rato van het aantal basisschoolleerlingen van elk verband op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de zorgformatie wordt toegekend.
4. Bij het bepalen van p, q en r, bedoeld in het eerste lid, worden de leerlingen van afdelingen die aan de school zijn verbonden niet meegeteld.
5. De uitkomst van de formule, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend op 4 cijfers achter de komma en rekenkundig afgerond op een geheel getal.
6. De zorgformatie van een speciale school voor basisonderwijs is de som van de zorgformatie van de school in alle samenwerkingsverbanden waaraan de school deelneemt.
HOOFDSTUK 6. BESTEDING FORMATIEREKENEENHEDEN EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Het opschrift «§ 6. Besteding formatiebudget» wordt vervangen door: «§ 1. Besteding formatierekeneenheden».
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt de tabel vervangen door:
Functie (normbetrekking) | Maximumschaal behorende bij een functie (*) | Verbruik van formatie-rekeneenheden |
---|---|---|
a. schoolleiding en leraren | ||
1. directeur | 10 | 233 |
2. directeur | 11 | 265 |
3. directeur | 12 | 306 |
4. adjunct-directeur | 9 | 211 |
5. adjunct-directeur | 10 | 233 |
6. adjunct-directeur | 11 | 265 |
7. leraar | 9 | 179 |
8. leraar | 10 | 200 |
b. onderwijsondersteunend personeel | ||
1. administratief medewerker | 3 | 137 |
1a. administratief medewerker | 4 | 144 |
2. psychologisch assistent | 4 | 144 |
3. conciërge | 3 | 137 |
4a. klassenassistent | 3 | 137 |
4b. klassenassistent | 4 | 144 |
5. logopedist/akoepedist | 8 | 188 |
6. maatschappelijk deskundige | 8 | 188 |
7. orthopedagoog/psycholoog | 11 | 265 |
8. onderwijsassistent | 4 | 144 |
In artikel 17a wordt na «de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie» ingevoegd: van een basisschool.
Na artikel 17b wordt ingevoegd:
1. Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 124, eerste lid, van de wet bedraagt 9,1.
2. Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 124, tweede lid, van de wet bedraagt 13,5.
3. Het op grond van het eerste onderscheidenlijk het tweede lid berekende aantal formatierekeneenheden wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
1. Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 125, eerste en tweede lid, van de wet bedraagt voor elk van de vier schooljaren volgend op het schooljaar van de toelating van de leerling tot de speciale school voor basisonderwijs 13,5 formatierekeneenheden, met dien verstande dat dit aantal in het eerste schooljaar volgend op de toelating 22,6 formatierekeneenheden bedraagt indien de toelating heeft plaatsgevonden in de periode van 2 oktober tot 1 augustus daaropvolgend.
2. Het op grond van het eerste lid berekende aantal formatierekeneenheden wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd: door het bevoegd gezag van een school.
2. In het eerste lid wordt «of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt na «een ander bevoegd gezag» toegevoegd: dan wel het bestuur van een centrale dienst.
3. In het eerste lid wordt na de eerste volzin toegevoegd: Het aantal formatierekeneenheden bedoeld in de eerste volzin, is een geheel getal.
4. In het tweede lid wordt na «formatierekeneenheden» ingevoegd: anders dan op grond van de overdrachtsverplichtingen ingevolge de artikelen 124 en 125 van de wet en artikel XLIV van de wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228).
5. In het derde lid wordt «ontvangende school of instelling» vervangen door «ontvangende school, instelling of centrale dienst», wordt «een nader besluit» vervangen door «een nadere beslissing» en vervalt de zinsnede: , met dien verstande dat dit nader besluit niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden overgedragen dan overeenkomstig de eerste volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
Na artikel 18 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidend:
1. Het bestuur van een centrale dienst kan telkens voor de periode van een schooljaar overeenkomstig het zorgplan formatierekeneenheden overdragen aan een school, of indien het andere formatie betreft dan bedoeld in artikel 132 van de wet, een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of een instelling als bedoeld in de wet of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Indien het formatie betreft als bedoeld in artikel 132 van de wet is de overdracht, bedoeld in de eerste volzin, uitsluitend mogelijk indien dit in overeenstemming is met het zorgplan.
2. Overdracht van formatierekeneenheden mag niet leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel.
3. Indien overdracht van formatierekeneenheden als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, deelt het bestuur van de overdragende centrale dienst voor 15 mei voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar aan Onze Minister mee hoeveel formatierekeneenheden worden overgedragen.
4. Het bestuur van de centrale dienst kan tot 1 oktober van het desbetreffende schooljaar aan Onze Minister meedelen dat de overdracht, bedoeld in het derde lid wordt gewijzigd. Indien het formatie betreft als bedoeld in artikel 132 van de wet, is dit uitsluitend mogelijk indien dit in overeenstemming is met het zorgplan en het gevolg is van
a. een vacature die niet meteen kan worden vervuld,
b. een verklaring van een accountant dat de opgave van de leerlingenaantallen moet worden bijgesteld,
c. vertraging in de besluitvorming over het zorgplan door een geschillenprocedure als bedoeld in artikel 22 van de wet,
d. wijziging van de formatie door het vertrek per 1 augustus van een boventallig personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie van wie de dienstbetrekking in stand werd gehouden op grond van artikel XLIV van de wet van 2 april 1998 houdende wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228), of
e. andere door het samenwerkingsverband redelijkerwijs niet te voorziene omstandigheden.
Indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, is artikel 18 van overeenkomstige toepassing op de aan het bevoegd gezag toegekende zorgformatie, met dien verstande dat geen overdracht aan de centrale dienst plaatsvindt.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «besluiten» vervangen door «beslissen» en worden de onderdelen a en b vervangen door:
a. 10% van het voor de school beschikbare formatiebudget, daaronder wat betreft een basisschool niet begrepen de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en personeelsinnovatie,
b. wat betreft een basisschool de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en personeelsinnovatie, en.
2. In het derde lid wordt «een besluit» vervangen door «een beslissing» en wordt «een nader besluit» telkens vervangen door «een nadere beslissing» en wordt «dit nader besluit» vervangen door: deze nadere beslissing.
3. Na het vierde lid worden twee nieuwe leden opgenomen, luidend:
5. Het bestuur van een centrale dienst kan telkens voor de periode van een schooljaar overeenkomstig het zorgplan tot ten hoogste 10% minder formatierekeneenheden besteden dan voor die dienst mogelijk zou zijn op grond van de door de dienst krachtens artikel 132 van de wet ontvangen formatierekeneenheden. De laatste volzin van het eerste lid en het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de mededeling en de nadere mededeling in overeenstemming dienen te zijn met het zorgplan.
6. Indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, zijn het eerste tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing op de aan het bevoegd gezag toegekende zorgformatie.
Artikel 22 komt te luiden:
De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:
1. De omschrijving «Paragraaf 1. Algemene bepalingen» wordt vervangen door: HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING.
2. Na de omschrijving van artikel 1 wordt ingevoegd: HOOFDSTUK 2. FORMATIE BASISSCHOLEN.
3. In de omschrijving van artikel 3 wordt «de school» vervangen door: de basisschool.
4. De omschrijving van artikel 15 wordt vervangen door:
Artikel 15. (vervallen)
5. Na de omschrijving van artikel 15c wordt ingevoegd:
HOOFDSTUK 3. GEZAMENLIJKE ZORGFORMATIE BASISSCHOLEN
Artikel 15d. Berekening gezamenlijke zorgformatie basisscholen.
6. De omschrijving «§ 5. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden» wordt vervangen door: HOOFDSTUK 4. OMREKENING FORMATIEPLAATSEN EN UREN IN FORMATIEREKENEENHEDEN.
7. Na de omschrijving van artikel 16 wordt ingevoegd:
HOOFDSTUK 5. FORMATIE SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS
Artikel 16a. Formatiebudget
Artikel 16b. Basisbekostiging en formatie voor schoolleiding en voor herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen
Artikel 16c. Basisbekostiging nieuwe school
Artikel 16d. Formatie voor speciale doeleinden
Artikel 16e. Zorgformatie
HOOFDSTUK 6.BESTEDING FORMATIEREKENEENHEDEN EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
8. De omschrijving «§ 6. Besteding formatiebudget» wordt vervangen door: «§ 1. Besteding formatierekeneenheden.
9. Na de omschrijving van artikel 17b wordt ingevoegd:
Artikel 17c. Overdracht formatierekeneenheden aan speciale scholen voor basisonderwijs bij toename aantal leerlingen na 1 oktober en bij deelname boven 2%
Artikel 17d. Overdracht formatierekeneenheden aan speciale school voor basisonderwijs bij overgang leerling naar ander samenwerkingsverband.
10. Aan de omschrijving van artikel 18 wordt toegevoegd: door het bevoegd gezag van een school.
11. Na de omschrijving van artikel 18 wordt ingevoegd:
Artikel 18a. Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden door het bestuur van een centrale dienst
Artikel 18b. Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden door het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband.
12. De omschrijving «§ 6a. Overgangsbepalingen» wordt vervangen door: § 2. Overgangsbepalingen.
13. De omschrijving «§ 7. Slotbepalingen» wordt vervangen door:
§ 3. Slotbepalingen.
Het Besluit kerndoelen basisonderwijs3 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 9, eerste tot en met vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 9, eerste tot en met vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs.
In artikel 3 en in het opschrift van de bijlage wordt «Besluit kerndoelen basisonderwijs» vervangen door: Besluit kerndoelen primair onderwijs.
Het Besluit oude eigendoms- en huurscholen WBO4 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» wordt vervangen door: Wet op het primair onderwijs.
2. De begripsomschrijving van «school» wordt vervangen door: basisschool.
In artikel 7, eerste lid, wordt «voor het geven van basisonderwijs» vervangen door: voor een basisschool.
In artikel 26 wordt «Besluit oude eigendoms- en huurscholen WBO» vervangen door: Besluit oude eigendoms- en huurscholen WPO.
Het Besluit trekkende bevolking WBO5 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel A 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: Wet op het primair onderwijs;
2. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: een basisschool als bedoeld in de titels B, C, D en F van dit besluit, tenzij het tegendeel blijkt;.
3. Na de begripsomschrijving van «schooljaar» wordt ingevoegd:
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba,
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet,
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;.
Artikel A 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «WBO» vervangen door: WPO.
2. In het eerste lid wordt «3 tot en met 7» vervangen door: 3, 5, 6 en 7.
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 8, 13, 19 tot en met 22a, 24 tot en met 29, 31 tot en met 36, 38 tot en met 43, 46 en 47, 96c, tweede lid, 96d, 96d.1, 96d.2, 105, 106, 111, 112, 114, 114a, 116 en 116b van de wet» vervangen door «de artikelen 8, 16, 32 tot en met 37, 40 tot en met 46, 16 tot en met 56, 58 tot en met 64, 66, 67, 123, tweede lid, 126, 127, 128, 138, 164, 177, 178, 182, 183, 186 en 187 van de wet», vervallen de zinsneden «het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond WBO (Stb. 1985, 197),» en «(Stb. 1985, 155)» en wordt «Bevoegdhedenbesluit WBO (Stb. 1986, 572)» vervangen door: Bevoegdhedenbesluit WPO.
Artikel A 3 komt te luiden:
Artikel A3 Van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van het Formatiebesluit WPO
De artikelen 4, 9, 17, 17a, 17b, 18 en 19 en de definitiebepaling van leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond van het Formatiebesluit WPO zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel B3a wordt vervangen door:
Artikel B3a. Onderwijs in allochtone levende talen
1. Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, kan mede betrekking hebben op scholen als bedoeld in deze titel.
2. De artikelen 172, 173, eerste lid, en 175, eerste en tweede lid, van de wet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 172, tweede lid, de zinsnede «artikel 12, vijfde lid,» telkens wordt vervangen door: artikel B4, vierde lid, van dit besluit.
Artikel B 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na «die bestaan met» ingevoegd: speciale scholen voor basisonderwijs,.
2. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt: alsmede de daarmee beoogde kwalitatieve en kwantitatieve resultaten gedurende de periode waarvoor het schoolwerkplan geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige schoolwerkplan gold.
3. In het tweede lid, onderdeel j, wordt «artikel 13 van de wet» vervangen door: artikel 16 van de wet.
4. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.
5. In het zesde lid (oud) wordt «artikel 12, tweede lid, van de wet» vervangen door «artikel 15 van de wet» en wordt «het vijfde lid» telkens vervangen door: het vierde lid.
In artikel B 10a wordt «De artikelen 30 en 37 van de wet» vervangen door «De artikelen 50 en 57 van de wet» en wordt «B 4, vijfde lid» vervangen door: B 4, vierde lid.
Na het opschrift «§ 1. Algemeen» in afdeling 6 van titel B wordt een nieuw artikel B 12 ingevoegd, luidend:
Artikel B 12. Bekostigingsbesluit WPO
De artikelen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 van het Bekostigingsbesluit WPO zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van artikel 7, eerste lid, onder b, de bepaling inzake de termijn van 6 maanden buiten toepassing blijft.
In artikel B 13, vierde lid, wordt «Onze Minister beslist» vervangen door «Onze Minister besluit» en wordt «heeft beslist» vervangen door: heeft besloten.
In de tweede volzin van artikel B 16b, eerste lid, wordt «de artikelen B 16j en B 16k» vervangen door: artikel B 16j.
Artikel B 16i.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onder a3°, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door «Formatiebesluit WPO» en wordt «artikel 96c, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 123, derde lid, van de wet.
2. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel B 16i3 wordt «de artikelen B 16e en B 16k» vervangen door: artikel B 16e en B 16k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998,.
In artikel B 16j vervalt: de formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur als bedoeld in artikel 10 van de wet en.
Artikel B 16k1, eerste lid, wordt vervangen door:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel B 16e, te vermenigvuldigen:
a. met 2,7% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel B 16e, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4; of
b. met 5,0% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel B 16e, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.
In artikel B 16l, eerste lid, wordt «de artikelen B 16e, B 16g en B 16k,» vervangen door: de artikelen B 16e en B 16g,.
In artikel B 18, tweede, derde en vijfde lid, en artikel C 16b, tweede, derde en vijfde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
In artikel B 20, tweede lid, wordt «Artikel 104, tweede en derde lid, van de wet» telkens vervangen door «artikel 137, tweede en derde lid, van de wet» en wordt «Bekostigingsbesluit WBO/OWBO (Stb. 1985, 558)» vervangen door: Bekostigingsbesluit WPO.
Artikel B 22, tweede lid, wordt vervangen door:
2. De bekostiging van een bijzondere school wordt niet beëindigd binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.
Artikel C2a wordt vervangen door:
Artikel C2a. Onderwijs in allochtone levende talen
1. Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, kan mede betrekking hebben op scholen als bedoeld in deze titel.
2. De artikelen 172, 173, eerste lid, en 175, eerste en tweede lid, van de wet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 172, tweede lid, de zinsnede «artikel 12, vijfde lid» telkens wordt vervangen door: artikel C 3, zesde lid, van dit besluit.
Artikel C 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt na «die bestaan met» ingevoegd: speciale scholen voor basisonderwijs,.
2. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede: alsmede de daarmee beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten gedurende de periode waarvoor het schoolwerkplan geldt, onderscheidenlijk de periode waarvoor het vorige schoolwerkplan gold.
3. In het tweede lid, onderdeel j, wordt «artikel 13 van de wet» vervangen door: artikel 16 van de wet.
4. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
5. In het zevende lid (oud) wordt «artikel 12, tweede lid, van de wet» vervangen door «artikel 15 van de wet» en wordt «het zesde lid» vervangen door: het vijfde lid.
In artikel C 9a wordt «De artikelen 30 en 37 van de wet» vervangen door «De artikelen 50 en 57 van de wet» en wordt «C 3, zesde lid» vervangen door: C 3, vijfde lid.
Artikel C 11 komt te luiden:
Artikel C 11. Bekostigingsbesluit WPO
De artikelen 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 van het Bekostigingsbesluit WPO zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van artikel 7, eerste lid, onder b, de bepaling inzake de termijn van 6 maanden buiten toepassing blijft.
In artikel C 13, vierde lid, vervalt «en deelt zijn beslissing schriftelijk mee aan het bevoegd gezag», wordt «Onze Minister beslist» vervangen door «Onze Minister besluit» en wordt «heeft beslist» vervangen door: heeft besloten.
In artikel C 15 wordt «de artikelen 92 tot en met 96 van de wet» vervangen door: de artikelen 113, 114, 116, 117 en 119 van de wet.
In de tweede volzin van artikel C 15c, eerste lid, wordt «de artikelen C 15j en C 15k» vervangen door: artikel C 15j.
Artikel C 15i.1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onder a 3°, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door «Formatiebesluit WPO» en wordt «artikel 96c, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 123, derde lid, van de wet.
2. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel C 15i3 wordt «de artikelen C 15f en C 15k» vervangen door: artikel C 15f en artikel C 15k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998,.
In artikel C 15j vervalt «de formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur als bedoeld in artikel 10 van de wet en».
Artikel C 15k1, eerste lid, wordt vervangen door:
1. De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel C 15f, te vermenigvuldigen:
a. met 2,7% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel C 15f, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4; of
b. met 5,0% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel C 15f, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.
In artikel C 15l, eerste lid, wordt «de artikelen C 15f, C 15g en C 15k,» vervangen door: de artikelen C 15f en C 15g,.
In artikel C 16 wordt «de artikelen 97 tot en met 101 van de wet» vervangen door: de artikelen 133 tot en met 135.
In artikel C 18, tweede lid, wordt «Artikel 104, tweede en derde lid, van de wet» vervangen door «Artikel 137, tweede en derde lid, van de wet» en wordt «Bekostigingsbesluit WBO/OWBO» vervangen door: Bekostigingsbesluit WPO.
Artikel C 18a wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «De artikelen 105a tot en met 105g van de wet» vervangen door: De artikelen 139 tot en met 147 van de wet.
2. In onderdeel a wordt «artikel 105d, eerste lid onderdeel c1°, van de wet» vervangen door «artikel 144, eerste lid onderdeel c1°, van de wet» en wordt «artikel 104, derde lid» vervangen door: artikel 137, derde lid.
3. In onderdeel b wordt «artikel 105d, eerste lid onderdeel c2° van de wet» vervangen door: artikel 144, eerste lid onderdeel c2° van de wet.
In artikel C 18b, derde lid, wordt «Artikel 105j van de wet» vervangen door: Artikel 150 van de wet.
Artikel C 19, tweede lid, wordt vervangen door:
2. De bekostiging van een bijzondere school wordt niet beëindigd binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.
Artikel C 20, tweede lid, wordt vervangen door:
2. Een openbare school wordt niet opgeheven binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.
In de artikelen C 21, eerste lid, en C 21a, eerste lid, wordt «artikel 36 van de wet» telkens vervangen door: artikel 56 van de wet.
In artikel D 12i.1, vijfde lid, onder a3°, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door «Formatiebesluit WPO» en wordt «artikel 96c, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 123 van de wet.
In artikel D 12j vervalt: de formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur als bedoeld in artikel 10 van de wet.
Artikel F 13i wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onder a3°, wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door «Formatiebesluit WPO» en wordt «artikel 96c, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 123 van de wet.
2. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel F 13j vervalt: de formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur als bedoeld in artikel 10 van de wet.
In artikel G 1a wordt in de aanhef van de onderdelen a en b de zinsnede «de artikelen B 16e en B 16k» telkens vervangen door: artikel B 16e en artikel B 16k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998,.
In artikel G 1b wordt in de aanhef van de onderdelen a en b de zinsnede «de artikelen C 15f en C 15k» telkens vervangen door: artikel C 15f en artikel C 15k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998,.
In artikel G 2 wordt «artikel 115, derde lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 185, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs.
In artikel G 3 wordt «Besluit trekkende bevolking WBO» vervangen door: Besluit trekkende bevolking WPO.
De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:
1. In de omschrijving van artikel A 2 wordt «WBO» vervangen door: WPO.
2. In de omschrijving van artikel A 3 wordt «Formatiebesluit WBO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WPO.
3. In de omschrijving van artikel C 11 wordt «Bekostigingsbesluit WBO» vervangen door: Bekostigingsbesluit WPO
4. De omschrijvingen met betrekking tot titel E worden vervangen door: Titel E (vervallen).
Het Bevoegdhedenbesluit WBO6 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2, derde lid, wordt «artikel 10, eerste lid, van de wet,» vervangen door: artikel 172, eerste lid, van de wet,
In artikel 5d, onderdeel c, wordt «artikel 29, vierde lid onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 29, vierde lid onder a, van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 6, onderdeel l, wordt «artikel 29, vierde lid onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552)» vervangen door: artikel 29, vierde lid onder a, van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel 6b wordt als volgt gewijzigd:
1. De benaming wordt vervangen door:
Artikel 6b. Allochtone levende talen
2. In de eerste volzin wordt «onderwijs in niet-Nederlandse taal en cultuur, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet» vervangen door: onderwijs in een allochtone levende taal als bedoeld in artikel 172, eerste lid, van de wet.
3. Aan het slot van de eerste volzin wordt, onder vervanging van de punt na het woord «Turks» door een puntkomma, toegevoegd:
c. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar in één der allochtone levende talen in het primair onderwijs;
d. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar basisonderwijs, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
e. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Turks, of in Arabisch, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
f. het diploma van de pedagogisch-didactische cursus onderwijs in een allochtone levende taal.
4. In de tweede volzin vervalt «en cultuur».
In artikel 7, tweede lid, wordt «Bevoegdhedenbesluit WBO» vervangen door: Bevoegdhedenbesluit WPO.
In artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 6a, 6b, aanhef en onder 6°, worden de verwijzingen naar artikelen van de Wet op het primair onderwijs aangepast aan de vernummering van die artikelen bij de plaatsing in het Staatsblad van de Wet op het primair onderwijs, zoals bedoeld in artikel VI, eerste lid, van de wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het totstandbrengen van een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra.
Het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond WBO wordt ingetrokken.
Het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO7 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: wet: Wet op de expertisecentra;
2. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: school: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n, van de wet, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de wet, tenzij het tegendeel blijkt;
3. In de begripsomschrijving van «afdeling» wordt «artikel 9, tweede en derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 8, tweede lid, van de wet.
4. In de begripsomschrijving van «instelling» wordt «artikel 9» vervangen door: artikel 8.
5. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 57.
6. In de begripsomschrijving van «teldatum» wordt «artikel 93b» vervangen door: artikel 118.
7. In de begripsomschrijvingen van «commissie» en «leerling» wordt «artikel 33» telkens vervangen door: artikel 41.
8. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding» wordt «in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs» vervangen door «van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «een school voor basisonderwijs of voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
9. In de begripsomschrijving van «activiteitenplan» wordt «artikel 19» vervangen door: artikel 21.
10. In de begripsomschrijving van «formatiebudget» wordt «artikel 93d» vervangen door: artikel 120.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 68» vervangen door «artikel 84» en wordt «artikel 70» vervangen door: artikel 86.
2. Het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid vervallen.
In artikel 9, vierde lid, wordt «Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517)» vervangen door: Onderwijskundig besluit WEC.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de tweede volzin vervangen door:
De opgave, bedoeld in de eerste volzin dient onderverdeeld te zijn in leerlingen, bedoeld in de begripsomschrijving van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond in artikel 1 van het Formatiebesluit WEC en overige leerlingen. Indien het een instelling betreft wordt de opgave tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen van die instelling.
2. In het tweede lid, wordt «Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WEC.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de artikelen 92, 94, 97, 98, 101 en 102a tot en met 102h» vervangen door «de artikelen 113, 127, 128, 129, 131, 133 tot en met 142 en 159, derde lid,» en wordt «artikel 90» vervangen door: artikel 112.
2. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:
e. uitgaven ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen.
3. In het zesde lid wordt «artikel 83b van de wet» vervangen door: artikel 69 van de wet.
In de artikelen 12, tweede lid en 13, eerste en tweede lid, wordt «artikel 97» telkens vervangen door: artikel 128.
Artikel 14, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «artikel 97» wordt telkens vervangen door: artikel 128.
2. De volgende regels vervallen:
i. moeilijk lerende kinderen | 15 | 14 |
l. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden | 15 | 14 |
o. in hun ontwikkeling bedreigde kleuters | 12 | – |
In artikel 16, eerste, vierde en vijfde lid, wordt «artikel 97» telkens vervangen door: artikel 128.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 88d» vervangen door: artikel 108.
2. In het derde lid wordt «artikel 90» vervangen door «artikel 112» en wordt «artikel 89» vervangen door: «artikel 111».
In artikel 21 wordt na «het voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: , bedoeld in artikel 2 van de wet,.
In artikel 22, eerste lid, wordt na «speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in artikel 2 van de wet.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 45» vervangen door «artikel 58» en wordt na «Overgangswet ISOVSO» ingevoegd: zoals luidend op 31 juli 1998.
2. In het eerste en derde lid wordt «de beslissing» telkens vervangen door: het besluit.
In artikel 28, eerste lid, wordt na «speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd «als bedoeld in artikel 2 van de wet» en wordt na «Overgangswet ISOVSO» ingevoegd: zoals luidend op 31 juli 1998.
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid onder c wordt «artikel 101» vervangen door: artikel 131.
2. In het tweede lid wordt «Formatiebesluit ISOVSO 1992» telkens vervangen door «Formatiebesluit WEC» en wordt «beslist» vervangen door: besloten.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «artikel 101» vervangen door: artikel 131.
2. In onderdeel a wordt «goedgekeurd» vervangen door «toegestaan» en wordt na «voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in artikel 2 van de wet.
In artikel 34, eerste lid, 35, eerste lid, 36, eerste lid, en 38 wordt «artikel 101» telkens vervangen door: artikel 131.
Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 93g» vervangen door: artikel 125.
2. In het tweede lid wordt «Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WEC.
In artikel 49 wordt «de artikelen 11 en 11a van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 11 van het Formatiebesluit WEC.
In artikel 60, tweede lid, wordt «Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO» vervangen door: Bekostigingsbesluit WEC.
In de inhoudsopgave wordt in de omschrijving van artikel 43 «artikel 93a» vervangen door: artikel 117.
Het Formatiebesluit ISOVSO 19928 wordt gewijzigd als volgt.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: wet: Wet op de expertisecentra;
2. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: school: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n, van de wet, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin, van de wet, tenzij het tegendeel blijkt;
3. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 57.
4. In de begripsomschrijving van «afdeling» wordt «artikel 9, tweede en derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 8, tweede lid, van de wet.
5. In de begripsomschrijving van «instelling» wordt «artikel 9» vervangen door: artikel 8.
6. In de begripsomschrijving van «teldatum» wordt «de artikelen 93b en 93c» vervangen door: de artikelen 118 en 119.
7. In de begripsomschrijving van «schoolsoort» wordt «artikel 9» vervangen door: artikel 8.
8. In de begripsomschrijving van «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» wordt «Joegoslavië» vervangen door: het voormalige Joegoslavië.
9. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding» wordt «in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs» vervangen door «van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «een school voor basisonderwijs of voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
10. In de begripsomschrijving van «formatiebudget» wordt «artikel 93d» vervangen door: artikel 120.
In artikel 5, tweede lid, vervalt: met dien verstande, dat voor de berekening van de formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur en voor de berekening van de formatie voor ambulante begeleiding op grond van artikel 11a een afdeling voor speciaal onderwijs als een geheel met het speciaal onderwijs van een school wordt beschouwd en een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als een geheel met het voortgezet speciaal onderwijs van een school.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid vervalt telkens «of 11a» en «, 22».
2. In het vierde lid wordt «artikel 93c» vervangen door: artikel 119.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van de eerste volzin van het eerste lid vervalt «of 11a» en «, 22».
2. In onderdeel b van het eerste lid wordt «artikel 93b» vervangen door: artikel 118.
3. De tweede volzin van het eerste lid vervalt.
4. In het derde lid wordt «artikel 93c» vervangen door: artikel 119.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: voor scholen die niet deelnemen aan een samenwerkingsverband.
2. In het eerste lid wordt «h tot en met o» vervangen door «h, k, m en n» en vervalt: en die niet deelneemt aan een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 21a van de wet,.
3. In het derde lid wordt «Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517)» vervangen door: Onderwijskundig besluit WEC.
In artikel 13, zesde lid, wordt «artikel 101 en artikel 102a tot en met 102g van de wet» vervangen door: artikel 131 en artikel 133 tot en met 141 van de wet.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: voor het speciaal onderwijs van scholen die niet deelnemen aan een samenwerkingsverband en voor het voortgezet speciaal onderwijs.
2. In de derde kolom van de tabel wordt na «het basisonderwijs» ingevoegd «daaronder niet begrepen voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en vervalt: (Stb. 1986, 552).
3. De onderdelen i, l en o en de daarbij aangegeven schoolsoorten en minuten vervallen.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. In punt 1 van de tabel vervallen de onderdelen i, l en o en de daarbij aangegeven schoolsoorten en minuten.
2. In punt 2 van de tabel vervallen de onderdelen i en l en de daarbij aangegeven schoolsoorten en minuten.
Artikel 20b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid, onder a3°, wordt «besluit» vervangen door «beslissing» en wordt «artikel 93d» vervangen door: artikel 120.
2. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel 21 vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en b en wordt in onderdeel b (oud) «artikel 93a» vervangen door: artikel 117.
In artikel 22a, eerste lid, wordt «de artikelen 7, 22 en 22b» vervangen door: de artikelen 7 en 22b.
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een instelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin, van de wet, of een basisschool» vervangen door: een instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de wet, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs.
2. In het tweede lid wordt «een nader besluit» vervangen door «een nadere beslissing» en vervalt: , met dien verstande dat dit nader besluit niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden overgedragen dan overeenkomstig de eerste en tweede volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
3. In het derde lid wordt «een instelling als bedoeld in het eerste lid, een basisschool» vervangen door: een instelling als bedoeld in het eerste lid, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs.
In artikel 26d, eerste lid, wordt «artikel 93a» vervangen door «artikel 117» en wordt «een andere instelling» vervangen door: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een andere instelling,
In artikel 26d, tweede lid, wordt «een nader besluit» vervangen door een nadere beslissing en vervalt: , met dien verstande dat dit nader besluit niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden overgedragen dan overeenkomstig de eerste volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
Artikel 26e wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 93a» vervangen door: artikel 117.
2. In het tweede lid, wordt een nader besluit vervangen door een nadere beslissing en wordt dit nader besluit vervangen door: deze nadere beslissing.
De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:
1. De omschrijving van artikel 11a wordt vervangen door: (vervallen).
2. In de omschrijving van artikel 17 vervalt: voor het speciaal onderwijs van scholen die niet deelnemen aan een samenwerkingsverband en voor het voortgezet speciaal onderwijs.
3. De omschrijving van artikel 22 wordt vervangen door:
Artikel 22: (vervallen)
Het Onderwijskundig besluit ISOVSO9 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: wet: Wet op de expertisecentra;
2. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: school: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n, van de wet, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin, van de wet, tenzij het tegendeel blijkt;
3. In de begripsomschrijving van «instelling» wordt «artikel 9, eerste lid tweede volzin, van de wet» vervangen door: artikel 8, eerste lid, van de wet.
4. In de begripsomschrijving van «afdelingen» wordt «artikel 9, derde lid,» vervangen door: artikel 8, tweede lid,.
5. In de begripsomschrijving van «stage» wordt «artikel 16 van de wet» vervangen door: artikel 17 van de wet.
6. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding» wordt «in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs» vervangen door: van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en wordt «een school voor basisonderwijs of voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 12, tweede lid onderdeel g, wordt «artikel 21, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 27, derde lid, van de wet.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «basisonderwijs, voortgezet onderwijs dat aansluit op basisonderwijs of een opleiding voor middelbaar beroepsonderwijs volgen als bedoeld in artikel 15a, derde lid onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552)» vervangen door: onderwijs volgen op een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een opleiding volgen als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
2. In het derde lid wordt «het basisonderwijs» vervangen door: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs.
3. In het vierde lid wordt «in het basisonderwijs» vervangen door «op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs», wordt «voortgezet onderwijs volgen» vervangen door «voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs volgen» en wordt «het voortgezet onderwijs» vervangen door: het voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. In het vijfde lid wordt «het voortgezet onderwijs» vervangen door: het voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5. In het zesde lid wordt «het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs bedoeld in het tweede lid» vervangen door «een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs, of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «in dit onderwijs» vervangen door: op een zodanige school.
8. In het zevende lid wordt «in het basisonderwijs» vervangen door «op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs», wordt «voortgezet onderwijs volgen» vervangen door «voorgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs volgen» en wordt «het voortgezet onderwijs» vervangen door: het voortgezet onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «artikel 2, tweede lid onderdeel h tot en met m en o, van de wet» vervangen door: artikel 2, tweede lid, onderdeel h tot en met m, van de wet.
2. In het eerste lid wordt «artikel 2, tweede lid onderdeel h, j, k, m en o, van de wet» vervangen door «artikel 2, tweede lid onderdeel h, j, k en m, van de wet», wordt «het basisonderwijs» vervangen door «een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs» en vervalt de tweede volzin.
3. In het tweede lid wordt «het voortgezet onderwijs bedoeld in artikel 14» vervangen door: een school voor voortgezet onderwijs of voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie beroepsonderwijs.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «voortgezet speciaal onderwijs in niet-Nederlandse taal en cultuur, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet» vervangen door: onderwijs in een allochtone levende taal als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de wet.
2. In onderdeel b6° van de eerste volzin wordt «artikel 111, eerste lid, van de wet» vervangen door «artikel 170, eerste lid, van de wet» en wordt «artikel 111, tweede lid eerste volzin, van de wet» vervangen door: artikel 170, tweede lid eerste volzin, van de wet.
3. Aan het slot van de eerste volzin wordt, onder vervanging van de punt na het woord «Turks» door een puntkomma, toegevoegd:
c. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar in één der allochtone levende talen in het primair onderwijs;
d. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar basisonderwijs, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
e. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Turks, of in Arabisch, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
f. het diploma van de pedagogisch-didactische cursus onderwijs in een allochtone levende taal.
2. In de tweede volzin vervalt: en cultuur.
In artikel 27 wordt «Onderwijskundig besluit ISOVSO» vervangen door «Onderwijskundig besluit WEC».
Het Bekostigingsbesluit W.V.O.10 wordt gewijzigd als volgt:
Voor de aanduiding van «Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen» wordt opgenomen: DEEL I. VOORTGEZET ONDERWIJS.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «dit besluit» vervangen door: deel I van dit besluit.
2. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Na artikel 27 wordt een nieuw «DEEL II. VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS» ingevoegd, gelijkluidend aan de hoofdstukken I tot en met VII van het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO zoals luidend op 31 juli 1998, met dien verstande dat daarin de volgende wijzigingen worden aangebracht:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «dit besluit» vervangen door: deel II van dit besluit.
2. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
3. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt.
4. De begripsomschrijving «afdeling: afdeling als bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, van de wet;» vervalt.
5. De begripsomschrijving «instelling: instelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin, van de wet, tenzij het tegendeel blijkt;» vervalt.
6. De begripsomschrijving «nevenvestiging: een nevenvestiging van een instelling, genoemd in artikel X van de Wet van 31 mei 1995, houdende wijziging van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en van enkele andere wetten inzake samenvoeging van de schoolsoorten onderwijs aan blinde kinderen en onderwijs aan slechtziende kinderen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen (Stb. 1995, 319)» vervalt.
7. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 175.
8. In de begripsomschrijving van «inspecteur» wordt «artikel 5» vervangen door: artikel 128.
9. In de begripsomschrijving van «teldatum» wordt «artikel 93b» vervangen door «artikel 234» en vervalt: en artikel 93c.
10. In de begripsomschrijvingen van «commissie» en «leerling» wordt «artikel 33» telkens vervangen door: artikel 161.
11. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding»worden de zinsneden «, niet zijnde een instelling,» , «het basisonderwijs en» en «voor basisonderwijs of» geschrapt.
12. In de begripsomschrijving van «activiteitenplan» wordt «artikel 19» vervangen door: artikel 141.
13. De begripsomschrijving «schoolbad: een bad voor watergewenning of bewegingstherapie;» vervalt.
14. In de begripsomschrijving van «formatiebudget» wordt «artikel 93d» vervangen door: artikel 235.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 68» vervangen door «artikel 202» en vervalt: en artikel 70, eerste lid,.
2. Het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid vervallen.
In artikel 4 wordt «besluit» vervangen door «een beslissing» en vervallen de zinsneden «of een nevenvestiging van een instelling», «of een nevenvestiging van een bijzondere instelling» en «onderscheidenlijk de nevenvestiging van de instelling».
Artikel 5, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «artikel 33, negende lid,» vervangen door: artikel 161, zevende lid,.
2. De tweede en derde volzin vervallen.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 33, twaalfde lid» vervangen door: artikel 161, tiende lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 33, negende lid, van de wet» vervangen door: artikel 161, zevende lid, van de wet.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7» vervangen door «artikel 34» en wordt «artikel 10» vervangen door: artikel 37.
2. In het vierde lid wordt «artikel 15 van het Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517)» vervangen door: artikel 47 van het Inrichtingsbesluit W.V.O..
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de tweede volzin vervangen door:
De opgave, bedoeld in de eerste volzin, dient onderverdeeld te zijn in leerlingen, bedoeld in de begripsomschrijving van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond in artikel 1 van het Formatiebesluit W.V.O. en overige leerlingen.
2. In het eerste lid, negende volzin, wordt «artikel 9» vervangen door: artikel 36.
3. In het tweede lid wordt «artikel 9 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 19 van het Formatiebesluit W.V.O.
3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: en instellingen.
2. In het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid vervalt telkens: , niet zijnde een instelling,.
3. In het tweede lid wordt «de artikelen 92, 94, 97, 98, 101 en 102a tot en met 102h» vervangen door: de artikelen 230, 242, 243, 244, 246, 248 tot en met 257 en 274, derde lid,.
4. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:
e. uitgaven ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen.
5. Het zesde lid vervalt.
De aanduiding van hoofdstuk III wordt vervangen door: Hoofdstuk II. Vergoeding voor de uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding.
Artikel 14 komt te luiden:
Artikel 14. Normatieve vaststelling schoolgrootte
1. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen, bedoeld in artikel 243, vijfde lid, onder a, en zesde lid, onder a, van de wet, wordt voor het jaar waarvoor de vergoeding voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding strekt, berekend door het aantal leerlingen van de desbetreffende school op 1 oktober van het voorafgaande jaar, dan wel indien artikel 243, zevende lid, van de wet van toepassing is, het aantal leerlingen van de desbetreffende school op 16 januari van dat jaar, te delen door de voor het desbetreffende onderwijs geldende factor N van de onderstaande tabel.
Factor N
a. moeilijk lerende kinderen 14
b. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden 14
2. Het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen, bedoeld in het eerste lid, wordt naar boven afgerond op een geheel getal.
In artikel 16, eerste, vierde en vijfde lid, wordt «artikel 97» telkens vervangen door: artikel 243.
In artikel 18 wordt «artikel 89, derde lid onderdeel a, van de wet» vervangen door: artikel 228, derde lid, van de wet.
In artikel 21 wordt «voor het speciaal onderwijs» geschrapt en wordt na «het voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: , bedoeld in artikel 125 van de wet,.
In artikel 22, eerste lid, wordt «speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de wet.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «beslist» vervangen door: besloten.
2. In het eerste en tweede lid wordt «artikel 22» telkens vervangen door: artikel 46.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 45» vervangen door «artikel 176» en wordt «artikel 25» vervangen door: artikel 49.
2. In het derde lid wordt «de beslissing» vervangen door «het besluit» en wordt «artikel 25» vervangen door: artikel 49.
In artikel 27, tweede lid, wordt «, niet zijnde een instelling,» geschrapt en wordt na «hoofdstuk III» ingevoegd: van deel II van dit besluit.
In artikel 28, eerste lid, wordt «artikel 27» vervangen door «artikel 51», wordt «speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de wet» en wordt na «artikel E 24, derde lid, van de Overgangswet ISOVSO» ingevoegd: zoals luidend op 31 juli 1998.
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 101» vervangen door «artikel 246» en wordt «artikel 49» vervangen door: artikel 71.
2. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt «, niet zijnde een instelling,» en wordt «beslist» vervangen door: besloten.
4. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «artikel 10 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 20 van het Formatiebesluit W.V.O.
5. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «artikel 101» vervangen door: artikel 246.
2. In onderdeel a wordt «goedgekeurd» vervangen door «toegestaan» en wordt «het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 125 van de wet.
In artikel 34, eerste lid, en artikel 35, eerste lid, wordt «artikel 33» telkens vervangen door: artikel 57.
In artikel 34, eerste lid, 35, eerste lid, 36, eerste lid, en 38 wordt «artikel 101» telkens vervangen door: artikel 246.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift en het eerste lid wordt «artikel 93a» telkens vervangen door: artikel 233.
2. In het tweede lid wordt «artikelen 32 tot en met 40» vervangen door «artikelen 56 tot en met 63» en wordt «artikelen 38 tot en met 42» vervangen door: artikelen 62 tot en met 65.
Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 93g» vervangen door: artikel 240.
2. In het tweede lid wordt «artikel 10 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 20 van het Formatiebesluit W.V.O.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 93g» vervangen door: artikel 240.
2. In het tweede lid wordt «artikel 44» vervangen door: artikel 67.
De aanduiding van hoofdstuk VII wordt vervangen door: Hoofdstuk VI. Vergoeding voor de uitgaven van scholen voor ambulante begeleiding.
In artikel 49 wordt «de artikelen 11 en 11a van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 21 van het Formatiebesluit W.V.O.
Hoofdstuk 7 wordt vervangen door:
De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de aanduiding van «Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen» wordt opgenomen:
DEEL I. VOORTGEZET ONDERWIJS
2. Na de aanduiding van artikel 27 wordt opgenomen:
DEEL II. VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Titel I. Algemeen
Artikel 28. Begripsbepalingen
Titel II. Administratieve voorschriften met betrekking tot aanvang en einde bekostiging en borgstelling
Artikel 29. Gegevens en bescheiden school in plan van nieuwe scholen
Artikel 30. Borgstelling
Artikel 31. Opheffing van een school
Titel III. Leerlingenadministratie en leerlingentelling
Artikel 32. Inhoud leerlingenadministratie
Artikel 33. Inschrijving
Artikel 34. Uitschrijving
Artikel 35. Bewaren van gegevens
Artikel 36. Leerlingentelling
Artikel 37. Verstrekken gegevens aan Minister
Titel IV. Boekhoudvoorschriften
Artikel 38. Boekhoudvoorschriften bijzondere scholen
Hoofdstuk II. Vergoeding voor de uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
Artikel 39. Maandelijkse vergoeding
Artikel 40. Normatieve vaststelling schoolgrootte
Artikel 41. Verstrekken gegevens vergoeding materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
Artikel 42. Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
Artikel 43. Omvang vergoeding uitgaven materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding
Hoofdstuk III. Vergoeding voor en buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen
Titel I. Algemeen
Artikel 44. Schatting
Artikel 45. Niet meer verschuldigde vergoeding
Titel II. Eigendomsscholen als bedoeld in artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920
Artikel 46. Vergoeding
Artikel 47. Hoogte vergoeding
Artikel 48. Vermindering van de vergoeding
Artikel 49. Buitengebruikstelling gebouw of terrein van een bijzondere school
Artikel 50. Vervreemding en buitengebruikstelling
Titel III. Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967
Artikel 51. Scholen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967
Artikel 52. Vervreemding en buitengebruikstelling
Titel IV. Vergoeding Rijk–gemeente voor de uitgaven, bedoeld in de titels II en III van dit hoofdstuk
Artikel 53. Vergoeding Rijk–gemeente voor de uitgaven, bedoeld in de titels II en III van dit hoofdstuk
Hoofdstuk IV. Vergoeding voor de uitgaven voor het personeel
Titel I. Aanvang van de bekostiging
Artikel 54. Aanvang van de bekostiging
Titel II. Voorschot
Artikel 55. Overzicht beschikbare formatierekeneenheden en gewijzigd overzicht
Artikel 56. Voorschot
Artikel 57. Onderscheid wijze van uitkering van het voorschot
Artikel 58. Verstrekken gegevens voor bevoorschotting door bevoegd gezag aangesloten bij geautomatiseerd systeem
Artikel 59. Verstrekken gegevens voor bevoorschotting door bevoegd gezag niet aangesloten bij geautomatiseerd systeem
Artikel 60. Opschorting voorschot
Artikel 61. Nadere voorschriften
Titel III. Vergoeding
Artikel 62. Omvang vergoeding
Artikel 63. Verrekening met de vergoeding
Artikel 64. Onderscheid wijze van uitkering van de vergoeding
Artikel 65. Verstrekken gegevens ten behoeve van de afrekening vergoeding voor uitgaven voor het personeel
Titel IV. Overige bepalingen
Artikel 66. Verstrekken gegevens in verband met artikel 233, vierde lid, van de wet
Hoofdstuk V. Vergoeding voor de uitgaven voor nascholing
Artikel 67. Aanvang van de bekostiging
Artikel 68. Vergoeding voor nascholing
Artikel 69. Omvang vergoeding
Artikel 70. Verstrekken gegevens i.v.m. de terugstorting van niet bestede nascholingsgelden
Hoofdstuk VI. Vergoeding voor de uitgaven van scholen voor ambulante begeleiding
Titel I. Aanvang van de bekostiging
Artikel 71. Aanvang van de bekostiging
Artikel 72. Verstrekken van gegevens
Titel II. Voorschot
Artikel 73. Voorschot
Titel III. Vergoeding
Artikel 74. Omvang vergoeding
Artikel 75. Verrekening met de vergoeding
Artikel 76. Verstrekken gegevens voor vergoeding
3. De aanduiding van hoofdstuk 7 wordt vervangen door:
Hoofdstuk VII. Slotbepaling
Artikel 77. Citeertitel.
Het Formatiebesluit W.V.O.11 wordt gewijzigd als volgt:
Voor de aanduiding van «HOOFDSTUK I Algemene bepalingen» wordt opgenomen: DEEL I. VOORTGEZET ONDERWIJS.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «dit besluit» vervangen door: deel I van dit besluit.
2. De begripsomschrijving van «wet» wordt vervangen door: wet: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
Na artikel 11 wordt een nieuw «DEEL II. VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS» ingevoegd, gelijkluidend aan de paragrafen 1 tot en met 7 en 7b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals luidend op 31 juli 1998, met dien verstande dat daarin de volgende wijzigingen worden aangebracht:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef wordt vervangen door: In deel II van dit besluit wordt verstaan onder:.
2. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
3. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt.
4. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt in onderdeel b «artikel 44 van de wet» vervangen door: artikel 175 van de wet.
5. De begripsomschrijvingen van «afdeling» en «instelling» vervallen.
6. In de begripsomschrijvingen van «teldatum» en «schooljaar» wordt «de artikelen 93b en 93c van de wet» telkens vervangen door: artikel 234 van de wet.
7. In de begripsomschrijving van «schoolsoort» wordt «artikel 9, eerste lid' vervangen door «artikel 131» en wordt «artikel 2» vervangen door: artikel 125.
8. De begripsomschrijving «onderwijsvorm: speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;» vervalt.
9. In de begripsomschrijving van «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» wordt «Joegoslavië» vervangen door: het voormalige Joegoslavië.
10. In de begripsomschrijvingen van «vakonderwijs» en «groepsonderwijs» vervalt telkens: bij het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs.
11. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding» worden de zinsneden «het basisonderwijs en» en «voor basisonderwijs of» geschrapt.
12. In de begripsomschrijving van «formatiebudget» wordt «artikel 93d, eerste lid, van de wet» vervangen door: artikel 235, eerste lid, van de wet.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 93a, eerste lid onderdeel a, van de wet» vervangen door: artikel 233, eerste lid onderdeel a, van de wet.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 93a, eerste lid onderdeel b, van de wet» vervangen door: artikel 233, eerste lid onderdeel b, van de wet.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «artikelen 8 en 9» vervangen door: artikel 18 en 19.
4. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 93a, derde of vierde lid, van de wet» vervangen door: artikel 233, derde of vierde lid, van de wet.
5. In het tweede lid wordt «de artikelen 3 tot en met 23» vervangen door: de artikelen 14 tot en met 36.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: B x C + .
2. In het tweede lid wordt «artikel 16, vijfde lid» vervangen door «artikel 25, vierde lid», vervalt onderdeel C, vervallen in onderdeel D de zinsneden «voor voortgezet speciaal onderwijs» en «en onderwijsvorm», wordt in de onderdelen D en E «artikel 14» telkens vervangen door «artikel 24», vervalt in onderdeel E «en onderwijsvorm», wordt in onderdeel F «artikel 22b» vervangen door «artikel 35», wordt in onderdeel G «artikel 16» vervangen door «artikel 25», wordt de formule in onderdeel G vervangen door «(B x D + B x E + F + H + I) : 2400», wordt in onderdeel H «artikel 11 juncto artikel 17, of artikel 11a» vervangen door «artikel 21 juncto artikel 26», wordt in onderdeel I «artikel 13» vervangen door «artikel 23» en vervalt onderdeel Ia.
3. In het derde lid vervalt: B x C,.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «de artikelen 7, 11 of 11a, 13, 13a, 22 en 22b» telkens vervangen door: de artikelen 17, 21, 23 en 34.
2. In het tweede lid wordt «artikel 9» vervangen door: artikel 19.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 14» vervangen door: artikel 24.
3. Het vierde lid vervalt.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «de artikelen 7, 11 of 11a, 13, 13a, 22 en 22b» vervangen door «de artikelen 17, 21, 23 en 34», wordt «artikel 93b» vervangen door «artikel 234» en wordt «artikel 14» vervangen door: artikel 24.
2. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
3. Het derde lid vervalt.
In artikel 10, eerste lid, wordt in de eerste volzin «artikel 33 tweede lid, van de wet» vervangen door «artikel 161, tweede lid, van de wet» en vervalt de tweede volzin.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift vervalt: voor scholen die niet deelnemen aan een samenwerkingverband.
2. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
3. In het derde lid (oud) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door «bedoeld in het eerste lid», wordt «artikel 14, eerste tot en met zevende lid, en artikel 16 van het Onderwijskundig besluit ISOVSO (Stb. 1985, 517) vervangen door «artikel 48 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.» en wordt «artikel 17» vervangen door: artikel 26.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 13 en 18» vervangen door «de artikelen 23 en 27» en vervallen de onderdelen c tot en met f, m, n en p, onder vervanging van de komma aan het eind van onderdeel l door «, en» en van «, en» aan het eind van onderdeel o door een punt.
2. Het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid vervallen.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «artikel 12, eerste lid» vervangen door: artikel 22.
2. In het eerste en tweede lid wordt «artikel 12» telkens vervangen door: artikel 22.
3. In het tweede lid, punt P, vervalt «en onderwijsvorm» en wordt «artikel 18» vervangen door: artikel 27.
4. Het vierde, vijfde en zesde lid vervallen.
Artikel 14 komt te luiden:
Artikel 14. Tabel formatie groeps- en vakonderwijs en groepsgrootte
D | E | N | |
---|---|---|---|
groepsgrootte | |||
a. moeilijk lerende kinderen | 224 | 10 | 14 |
b. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden | 210 | 10 | 14 |
D = aantal minuten per week per leerling voor groepsonderwijs of vakonderwijs
E = aantal minuten per week per leerling voor vakonderwijs
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16. Tabel formatie schoolleiding
1. De formatie voor de schoolleiding wordt deels berekend in minuten en deels uitgedrukt in formatierekeneenheden. De berekening van de formatie in minuten geschiedt aan de hand van het schema in het tweede lid en de berekening van de formatierekeneenheden geschiedt aan de hand van het schema in het derde lid juncto het vierde lid.
2.
Aantal formatieplaatsen | G (aantal minuten per week) |
---|---|
1 tot en met 4 | 800 |
5 | 1 000 |
6 | 1 200 |
7 | 1 400 |
8 | 1 650 |
9 | 1 900 |
10 | 2 100 |
11 | 2 200 |
en vervolgens voor elke formatieplaat boven het aantal van 11, 75 minuten per week waarbij G niet groter kan zijn dan | 3 600 |
3.
Q | Aantal formatierekeneenheden |
---|---|
< 12 | 65 |
12 < = Q < 24 | 98 |
Q > = 24 | 171 |
4. In het schema, bedoeld in het derde lid, is:
Q het totale aantal formatieplaatsen voor onderwijzend personeel en schoolleiding, en voor onderwijsondersteunend personeel, berekend aan de hand van de formule Q = (B x D + B x E + F + G + H + I ) : 2400, afgerond naar boven.
Artikel 17 komt te luiden:
Schoolsoort | voortgezet onderwijs dat aansluit op het basisonderwijs alsmede aan leerlingen die een opleiding voor middelbaar beroepsonderwijs volgen als bedoeld in artikel 15a, derde lid onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs |
K (aantal minuten per week) |
a. moeilijk lerende kinderen 126
b. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden 126
Artikel 18 komt te luiden:
P (aantal minuten per week per leerling) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
a | b | g en o | h | i en j | k | |
a. moeilijk lerende kinderen | 8,75 | 16 | 12,5 | 3,5 | 6,5 | 2,5 |
b. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden | 8,75 | 16 | 12,5 | 3,5 | 6,5 | 2,5 |
a* = administratief medewerker
b* = conciërge
g* = logopedist,
h* = maatschappelijk deskundige,
i* = orthopedagoog,
j* = psycholoog,
k* = psychologisch assistent,
Artikel 20b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «artikel 20a» vervangen door: artikel 29.
2. In het vijfde lid onderdeel a3°, wordt «besluit» vervangen door «beslissing», wordt «artikel 26» vervangen door «artikel 41» en wordt «artikel 93d, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 235, derde lid, van de wet.
3. In het zesde lid wordt «het in de eerste volzin bedoelde aanvraag» vervangen door: de in de eerste volzin bedoelde aanvraag.
4. In het zevende lid wordt «beslist» vervangen door: besluit.
In artikel 21 vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en b, en wordt in onderdeel c (oud) «artikel 93a» vervangen door: artikel 233.
Artikel 22a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 7, 22 en 22b» vervangen door: de artikelen 17 en 33.
2. In het derde lid wordt «de artikelen 8 en 9» vervangen door: de artikelen 18 en 19.
Artikel 24, derde lid, komt te luiden:
3. Verbruikstabel functies schoolleiding, leraren en onderwijsondersteunend personeel
functie (normbetrekking) | maximumschaal behorend bij een functie* | verbruik van formatierekeneenheden |
---|---|---|
a. schoolleiding en leraren | ||
1. directeur | 11 | 265 |
2. directeur | 12 | 306 |
3. adjunct-directeur | 10 | 233 |
4. adjunct-directeur | 11 | 265 |
5. leraar | 10 | 200 |
b. onderwijsondersteunend personeel | ||
1. administratief medewerker | 3 | 137 |
1a. administratief medewerker | 4 | 144 |
2. psychologisch assistent | 4 | 144 |
3. conciërge | 3 | 137 |
4. technisch assistent | 5 | 150 |
5. logopedist | 8 | 188 |
6. maatschappelijk deskundige | 8 | 188 |
7. orthopedagoog/psycholoog | 11 | 265 |
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een instelling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin, van de wet of een basisschool» vervangen door: een instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs.
2. In het tweede lid wordt «een nader besluit» vervangen door «een nadere beslissing» en vervalt de zinsnede: , met dien verstande dat dit nader besluit niet kan inhouden dat in totaal minder formatierekeneenheden worden overgedragen dan overeenkomstig de eerste en tweede volzin is medegedeeld aan Onze Minister.
3. In het derde lid wordt «artikel 8» vervangen door «artikel 18» en wordt «een basisschool» vervangen door: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «besluiten» vervangen door: beslissen.
2. In het vierde lid wordt «artikel 8» vervangen door: artikel 18.
De paragrafen 1 tot en met 7 en 7b van deel II worden aangeduid als «hoofdstukken I tot en met VIII» en de artikelen 1 tot en met 26 en 26f tot en met 26k van deel II worden vernummerd tot de artikelen 12 tot en met 46.
Het Inrichtingsbesluit W.V.O.12 wordt gewijzigd als volgt:
Voor de aanduiding van «Hoofdstuk I. Algemene bepalingen» wordt opgenomen: DEEL I. VOORTGEZET ONDERWIJS.
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «dit besluit» vervangen door: deel I van dit besluit.
2. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 3, tweede lid, wordt «artikel 26 van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: «artikel 42 van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 34, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 43, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 163, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 4, tweede lid onder c, en artikel 5, tweede lid, wordt na «de basisschool» telkens ingevoegd: , de speciale school voor basisonderwijs.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onder a, wordt «artikel 26 van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 42 van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 34 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 43 van de Wet op de expertisecentra of artikel 163 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
2. In het derde lid wordt «artikel 33, negende lid van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «artikel 41, negende lid, van de Wet op de expertisecentra, of artikel 161, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «Onderwijskundig besluit ISOVSO» vervangen door: Onderwijskundig besluit WEC.
Na artikel 37 wordt een nieuw «DEEL II. VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS» ingevoegd, gelijkluidend aan de titels I, III, IV, V en VII van het Onderwijskundig besluit ISOVSO zoals luidend op 31 juli 1998, met dien verstande dat daarin de volgende wijzigingen worden aangebracht:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «dit besluit» vervangen door: deel II van dit besluit.
2. De begripsomschrijving van «wet» komt te luiden: deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
3. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 125 van de Wet op het voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt.
4. De begripsomschrijving van «instelling» vervalt.
5. In de begripsomschrijving van «bevoegd gezag» wordt in onderdeel b «artikel 44 van de wet» vervangen door: artikel 175 van de wet.
6. De begripsomschrijvingen van «afdelingen» en «meervoudig gehandicapte kinderen» vervallen.
7. In de begripsomschrijving van «stage» wordt «artikel 16 van de wet» vervangen door: artikel 137 van de wet.
8. In de begripsomschrijving van «symbiose» vervalt: voor zover het betrekking heeft op voortgezet speciaal onderwijs.
9. In de begripsomschrijving van «ambulante begeleiding» worden de zinsneden «, niet zijnde een instelling,», «in het basisonderwijs en» en «voor basisonderwijs of» geschrapt.
10. In de begripsomschrijving van «teldatum» wordt «artikel 93b van de wet» vervangen door: artikel 234 van de wet.
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6. Stage
Het onderwijs kan een stage omvatten die wordt gegeven op een of meer stageplaatsen.
In artikel 12, tweede lid onderdeel g, wordt «artikel 21, derde lid, van de wet» vervangen door: artikel 147, derde lid, van de wet.
In artikel 13 vervalt «, niet zijnde een instelling,» en wordt «artikel 14 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: artikel 24 van het Formatiebesluit W.V.O.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «artikel 2, tweede lid, onderdeel h tot en met m, van de wet» vervangen door: artikel 125, tweede lid, van de wet.
2. Het eerste lid en de aanduiding van het tweede lid vervallen.
3. In het tweede lid (oud) wordt «artikel 2, tweede lid, onderdeel h tot en met m, van de wet» vervangen door «artikel 125, tweede lid, van de wet» en wordt «het voortgezet onderwijs bedoeld in artikel 14, tweede lid,» vervangen door «een school voor voortgezet onderwijs of een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2., eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs» en wordt «artikel 93a van de wet» vervangen door: artikel 233 van de wet.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «artikel 2, tweede lid onderdeel h tot en met m en o, van de wet» vervangen door: artikel 125, tweede lid, van de wet.
2. In de tekst wordt «artikel 15» vervangen door: artikel 47.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van de eerste volzin wordt «voortgezet speciaal onderwijs in niet-Nederlandse taal en cultuur als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet» vervangen door: onderwijs in een allochtone levende taal als bedoeld in artikel 273 van de wet.
2. In onderdeel b6° van de eerste volzin wordt «artikel 111, eerste lid, van de wet» vervangen door «artikel 286, eerste lid, van de wet» en wordt «artikel 111, tweede lid eerste volzin, van de wet» vervangen door: artikel 286, tweede lid eerste volzin, van de wet.
3. Aan het slot van de eerste volzin wordt, onder vervanging van de punt na het woord «Turks» door een puntkomma, toegevoegd:
c. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar in één der allochtone levende talen in het primair onderwijs;
d. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar basisonderwijs, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
e. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Turks, of in Arabisch, tezamen met een verklaring dat de leerroute onderwijs in allochtone levende talen met gunstig resultaat is voltooid;
f. het diploma van de pedagogisch-didactische cursus onderwijs in een allochtone levende taal.
4. In de tweede volzin vervalt «en cultuur».
De titels I, III, IV, V en VII worden aangeduid als hoofdstukken I tot en met V en de artikelen 1, 6 tot en met 13, 15, 16 en 22 worden vernummerd tot 38 tot en met 49.
Hoofdstuk IV wordt vernummerd tot hoofdstuk VI en de artikelen 39 en 40 worden vernummerd tot de artikelen 50 en 51.
In artikel 1 van het Besluit aanvang bekostiging W.V.O.13 komt de begripsomschrijving van «wet» te luiden: «wet»: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
In artikel 1 van het Besluit onderwijsbevoegdheden W.V.O./O.W.V.O.14 komt de begripsomschrijving van «de wet» te luiden: de wet: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1 van het besluit staatsexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 197815 komt de begripsomschrijving van de wet te luiden:
«de wet»: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
In artikel 1 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.16 komt de begripsomschrijving van de wet te luiden:
«de wet»: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
In artikel 1 van het Schoolpracticumbesluit voortgezet onderwijs17 komt de begripsomschrijving van «de wet» te luiden: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel18 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel I-A1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de begripsomschrijving van «instelling» onder d worden de onderdelen 1 en 2 vervangen door:
1. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;
2. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra dan wel een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
2. In de begripsomschrijving van «instelling» onder d wordt onderdeel 16 vervangen door:
16. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra of artikel 77 van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
3. In de begripsomschrijving van «betrokkene» onder e wordt «artikel 20, tweede lid onder b, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 33, tweede lid onder b van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 28, tweede lid onder b, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra of artikel 153, tweede lid onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. De begripsomschrijving van «betrokkene» onder e, sub 16 komt te luiden: Het bij een bevoegd gezag aan één of meer instellingen, genoemd onder d16, benoemde onderwijsondersteunend en beheerspersoneel, respectievelijk het onderwijsgevend personeel dat is benoemd op basis van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de Wet op het primair onderwijs.
5. In de begripsomschrijvingen van «benoeming of aanstelling» onder o wordt «artikel 20a, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 28a, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 154, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
6. In de begripsomschrijving van «bestuursbenoeming» onder p wordt «artikel 20a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 28a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34 van de Wet op de expertisecentra of artikel 154 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel I-B4, tweede lid, wordt «artikel 43 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 52 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 64 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66 van de Wet op de expertisecentra, artikel 184 van de Wet op het voortgezet onderwijs,.
In hoofdstuk I-C wordt het opschrift «Paragraaf 1 Vakantieverlof onderwijzend personeel basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Paragraaf 1 Vakantieverlof onderwijzend personeel basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede onderwijzend personeel centrale dienst.
In artikel I-C1 wordt aan de begripsomschrijving van «betrokkene» toegevoegd:
3. e16, een lid van het onderwijsgevend personeel dat is benoemd op basis van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onder d, van de Wet op het primair onderwijs.
Artikel I-C2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «en a2» vervangen door: , a2 en a3.
2. Het zesde lid vervalt.
In hoofdstuk I-C wordt het opschrift «Paragraaf 2 Vakantieverlof onderwijsondersteunend personeel basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede personeel centrale dienst» vervangen door: Paragraaf 2 Vakantieverlof onderwijsondersteunend personeel basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede onderwijsondersteunend personeel centrale dienst.
In artikel I-C6 komt de begripsomschrijving van «belanghebbende» te luiden: de betrokkene, bedoeld in artikel I-A1, onder e1, e2 en e16, voor zover het betreft een lid van het onderwijsondersteunend personeel
Artikel I-C28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving onder a, sub 1, wordt «onder e1 of e2» vervangen door: onder e1, e2 of e16.
2. In de begripsomschrijving onder a, sub 2, wordt «onder e1 of e2» vervangen door: «onder e1, e2 of e16» en wordt «onder e4, e7 of e16» vervangen door: onder e7.
In artikel I-C29, eerste lid, onderdeel r, wordt «artikel 40, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 49, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 60, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 63, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel181, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel I-G2, tweede lid, wordt «artikel 43 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 52 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 64 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66 van de Wet op de expertisecentra, artikel 184 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel I-M1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van betrokkene onder a, sub 1, wordt «en e2» vervangen door: , e2 en e16.
2. In de begripsomschrijving van «betrokkene» onder a, sub 2, komt «en e16» te vervallen.
Artikel I-P2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt onder vervanging van de punt door een komma toegevoegd:
met dien verstande dat in het kader van de bestuursbenoeming, bedoeld in artikel I-A1, onderdeel p, als één functie worden aangemerkt:
a. onderwijsgevende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon;
b. gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon.
2. In het vierde lid wordt «artikel 14, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs, dan wel artikel 22, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 29, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 29, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, of artikel 149, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel I-P27 komt te luiden: De betrokkene kan op zijn verzoek of met zijn instemming voor bepaalde tijd worden belast met werkzaamheden bij het bevoegd gezag van een andere instelling of instellingen dan wel buiten het onderwijs.
In artikel I-P75, onderdeel a, wordt «Formatiebesluit WBO 1992 (Stb. 1992, 126), het Formatiebesluit ISOVSO 1992 (Stb. 1992, 127), het Besluit trekkende bevolking W.B.O.» vervangen door: het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC, deel II van het Formatiebesluit W.V.O. of het Besluit trekkende bevolking WPO.
In artikel I-P76, eerste lid, tweede volzin, vervalt «met uitzondering van het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel I-A1, onder e16».
Artikel I-P78 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «onder d1 en d2» vervangen door onder d1, d2 en d16.
2. In het vierde lid wordt «onder e1 en2» vervangen door: onder e1, e2 en e16.
3. In het zesde lid wordt «onder e1 en e2» vervangend door: onder e1, e2 en e16.
In artikel I-P89, eerste lid, wordt «onder d1 en d2, d7 en d12» vervangen door: onder d1, d2 en d16.
Artikel I-Q201 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a komt de begripsomschrijving van «directeur» te luiden: de directeur van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel A1, onder d1.
2. In onderdeel e komt de begripsomschrijving van «y» te luiden: het aantal leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, welk aantal voor basisscholen wordt verhoogd met 3% van dat aantal leerlingen en naar beneden afgerond op een geheel getal;
3. In onderdeel f komt de begripsomschrijving van «instelling» te luiden: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel I-A1, onder d1.
Aan artikel I-Q202 wordt onder weglating van de punt toegevoegd: voor onderscheidenlijk basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs.
Artikel I-Q204 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. De maximumschaal die voor de normfunctie van directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens onderstaand schema:
a. voor wat betreft basisscholen
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 199 | 10 |
200 tot en met 899 | 11 |
900 en hoger | 12 |
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 199 | 11 |
200 en hoger | 12 |
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Met inachtneming van het vierde lid en de voorschriften bedoeld in het vijfde lid kan het bevoegd gezag besluiten aan een instelling twee normfuncties directeur te vervullen. In dat geval wordt de maximumschaal voor ieder van deze functies, in afwijking van het eerste lid en met inachtneming van het derde lid, vastgesteld volgens het onderstaande schema:
a. voor wat betreft basisscholen
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 899 | 10 |
900 en hoger | 11 |
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 199 | 11 |
200 en hoger | 12 |
3. Het derde lid komt te luiden:
Bij de toepassing van het tweede lid wordt, in afwijking van artikel I-P1, onder g,
a. voor de normfunctie van directeur van een basisschool waarvan y kleiner is dan 200, het maximumsalaris van schaal 10 vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 10 in die schaal;
b. voor de normfunctie van directeur van een speciale school voor basisonderwijs waarvan y
1°. kleiner is dan 100, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 6 in schaal 11;
2°. gelijk is aan of groter dan 100 en kleiner dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 11;
3°. gelijk is aan of groter dan 200, het maximumsalaris vastgesteld op het bedrag dat is vermeld bij salarisnummer 7 in schaal 12.
In artikel I-Q205, eerste lid, wordt het schema vervangen door het volgende schema:
a. voor wat betreft basisscholen;
y | verbruik |
---|---|
tot en met 99 | 206 |
100 tot en met 199 | 222 |
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs.
y | verbruik |
---|---|
tot en met 99 | 232 |
100 tot en met 199 | 249 |
200 en hoger | 285 |
Artikel I-Q206 komt te luiden:
De maximumschaal die voor de normfunctie adjunct-directeur geldt, wordt afhankelijk van y vastgesteld volgens het onderstaande schema.
a. voor wat betreft basisscholen;
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 399 | 9 |
400 tot en met 899 | 10 |
900 en hoger | 11 |
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs.
y | maximumschaal |
---|---|
tot en met 199 | 10 |
200 en hoger | 11 |
1. In het opschrift wordt na «directeur» toegevoegd: basisschool.
2. In het artikel wordt «instelling» telkens vervangen door «basisschool» en wordt na «artikel I-Q204, tweede lid» telkens ingevoegd: onder a,.
Na artikel I-Q209 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien het bepaalde in artikel I-Q204, derde lid, onder b, aan een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur gedurende drie achtereenvolgende schooljaren tot een hoger maximumsalaris voor de directeursfunctie leidt als gevolg van het feit dat y groter dan of gelijk aan 100, onderscheidenlijk 200 wordt, geldt met ingang van het derde schooljaar het carrièrepatroon dat behoort bij de functie met dat hogere maximumsalaris voor de directeur.
2. De directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur die gedurende een periode van drie aaneengesloten schooljaren in de normfunctie van directeur benoemd is waarbij op grond van het bepaalde in artikel I-Q204, derde lid, onder b, hetzelfde maximumsalaris behoort, behoudt in geval y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat behoort bij die functie met dat maximumsalaris zolang hij in de normfunctie van directeur aan dezelfde school benoemd blijft.
3. Indien y kleiner wordt dan 100, onderscheidenlijk 200, blijft voor de directeur van een speciale school voor basisonderwijs met twee normfuncties directeur wiens bezoldiging wordt vastgesteld volgens schaal 11, onderscheidenlijk schaal 12, het maximumsalaris bepaald op het bedrag genoemd in artikel I-Q204, derde lid, onder b, sub 2°, onderscheidenlijk sub 3° zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde school verbonden blijft.
4. Indien op een andere grond dan een wijziging van y het bepaalde in artikel I-Q204 tot een hogere dan wel een lagere maximumschaal voor de normfunctie van directeur van de school leidt, is het bepaalde in artikel I-Q106 niet van toepassing ten aanzien van deze wijzigingen van de maximumschaal.
Artikel I-Q210, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede «artikel 14, eerste lid, derde volzin, van de Wet op het basisonderwijs» wordt vervangen door: artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op het primair onderwijs.
2. De zinsnede «van een instelling» wordt vervangen door: van een basisschool.
3. Aan het eind wordt toegevoegd: Indien het een directeur van een speciale school voor basisonderwijs betreft, bedraagt de in de vorige volzin bedoelde toelage het verschil tussen het bedrag bij salarisnummer 9 in schaal 11 en het bedrag bij salarisnummer 8 in die schaal.
De begripsomschrijving van «Q» in artikel I-Q301, onderdeel f, komt te luiden:
f. Q: de totale normatieve formatie naar boven afgerond op hele formatieplaatsen, berekend volgens artikel 16, vijfde lid, van het Formatiebesluit WEC of artikel 25, vijfde lid, van het Formatiebesluit W.V.O., dan wel, indien het een instelling voor onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen betreft, berekend volgens artikel 26a van het Formatiebesluit WEC vermeerderd met de formatie toegekend op grond van artikel 117, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.
In artikel I-Q308, eerste lid, wordt «artikel 22, eerste lid, derde volzin, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 29, eerste lid, derde volzin, van de Wet op de expertisecentra of artikel 149, eerste lid, derde volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel I-R101 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, komt de begripsomschrijving van instelling te luiden: de instelling genoemd in artikel I-A1, onder d1, d2 en d16 voor zover die instelling over formatierekeneenheden beschikt als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de Wet op het primair onderwijs.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «onder e1 en e2» vervangen door: onder e1, e2 en e16.
3. In het eerste lid, onderdeel c, komt de begripsomschrijving van «Formatiebesluit» te luiden: het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC, deel II van het Formatiebesluit WVO en het Besluit trekkende bevolking WPO.
In artikel I-R102 wordt in de tweede volzin van het eerste lid na «basisonderwijs» ingevoegd: en centrale diensten.
Artikel I-R202 wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin komt te luiden:
De normfuncties voor het onderwijsgevend personeel die in de formatie van een instelling kunnen voorkomen zijn:
a. voor wat betreft basisscholen: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9;
b. voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10;
c. voor wat betreft centrale diensten: de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 9, onderscheidenlijk de functie van leraar waarvoor als maximumschaal geldt schaal 10.
2. In de tweede volzin wordt «normfunctie» vervangen door: normfuncties.
Artikel I-R206, tweede lid, komt te luiden:
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien
a. voor de betrokkene, bedoeld in artikel I-R201, onder b, de beëindiging van de benoeming als leraar tevens adjunct-directeur het gevolg is van een gelijktijdige daling van:
1°. voor wat betreft een leraar tevens adjunct-directeur aan een basisschool: het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het Formatiebesluit WPO tot 54 formatierekeneenheden,
2°. voor wat betreft een leraar tevens adjunct-directeur aan een speciale school voor basisonderwijs: het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 16b, vierde lid, van het Formatiebesluit WPO tot 65 formatierekeneenheden, en
b. in redelijkheid niet van het bevoegd gezag kon worden gevergd dat deze functie van leraar tevens adjunct-directeur in de formatie zou worden gehandhaafd.
In artikel I-R306, tweede lid, wordt «Formatiebesluit ISOVSO 1992» vervangen door: Formatiebesluit WEC of artikel 25, derde en vierde lid, van het Formatiebesluit W.V.O.
Artikel I-S101 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, komt de begripsomschrijving van «betrokkene» te luiden: de betrokkene, bedoeld in artikel I-A1, onder e1, e2 en e16, voor zover het betreft het onderwijsondersteunend personeel.
2. In het eerste lid, onderdeel b, komt de begripsomschrijving van «instelling» te luiden: de instelling, genoemd in artikel I-A1, onder d1, d2 en d16.
Artikel I-S102 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van het artikel komt te luiden: Formatie onderwijsondersteunend personeel, maximumschaal en aanloopschaal.
2. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het tweede, resp. derde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend: Aan iedere instelling kan onderwijsondersteunend personeel verbonden zijn voor zover dit binnen de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie mogelijk is.
In hoofdstuk I-S wordt het opschrift «Paragraaf 3» Instellingen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs vervangen door: Paragraaf 3 Normfuncties instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs en centrale diensten.
Artikel I-S302 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «instelling» vervangen door: instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder d1 of d2,.
2. In de tabel na de eerste volzin wordt «5. Klasse-assistent 3» vervangen door:
5a. Klassenassistent 3
5b. Klassenassistent 4
5c. Onderwijsassistent 4
3. In de tweede volzin wordt «bijlage S1a» vervangen door: bijlage S1.
In artikel I-S303, eerste lid, wordt «klasse-assistent» vervangen door «klassenassistent» en wordt dan wel technisch assistent vervangen door:
, onderwijsassistent of technisch assistent.
Artikel I-S1601 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het tweede, resp. derde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidend:
1. Artikel I-S302 is van overeenkomstige toepassing op een instelling, bedoeld in artikel I-A1, onder e16, voor zover die instelling over formatierekeneenheden beschikt als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de Wet op het primair onderwijs.
2. In het eerste lid (oud) wordt «Het bevoegd gezag stelt» vervangen door: Onverminderd het eerste lid, stelt het bevoegd gezag.
In artikel I-T3, onderdeel a, wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en wordt «instelling» vervangen door: basisschool.
Artikel III-A1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de begripsomschrijving van «commissie b.o» wordt «artikel 42, vijfde lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 62, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs.
2. De begripsomschrijving van «commissie s.o. en v.s.o.» wordt vervangen door:
commissie van beroep, bedoeld in artikel 65, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 183, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel III-A4, eerste lid, onderdeel b, wordt «een vereniging als bedoeld in artikel 43 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 52 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: een vereniging als bedoeld in artikel 64 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66 van de Wet op de expertisecentra, artikel 40 en artikel 184 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel IV-F7, eerste lid, wordt «de geschillencommissie als bedoeld in artikel 22b van de Wet op het basisonderwijs respectievelijk artikel 30b van de Interimwet het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: de geschillencommissie als bedoeld in artikel 38 van de Wet op het primair onderwijs, respectievelijk artikel 38 van de Wet op de expertisecentra of 158 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Na artikel V-P14 worden twee artikelen ingevoegd, luidend:
In afwijking van artikel I-P76 kan het bevoegd gezag gedurende het schooljaar 1997–1998 besluiten tot een verhoging van de omvang van de voor dat schooljaar vastgestelde formatie als bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a.
Het bestuur van een school die wordt omgezet in een speciale school voor basisonderwijs met één of meer afdelingen, stelt vóór 1 mei 1998 doch uiterlijk 1 augustus 1998 een plan vast op basis waarvan het dienstverband van het personeel van de school per 1 augustus 1998 wordt voortgezet ten behoeve van werkzaamheden aan de speciale school voor basisonderwijs of een afdeling van die school.
Artikel V-Q301 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het onderwijs, genoemd in de tweede volzin,.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de directeur van een speciale school voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
3. In het tweede en derde lid wordt na «een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» telkens ingevoegd: als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. In het derde lid wordt na «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: , als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid,.
Artikel V-Q302 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het onderwijs, genoemd in de tweede volzin,.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de adjunct-directeur van een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
3. In het tweede lid wordt na «een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. In het derde lid wordt na «een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5. In het derde lid wordt na «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: , als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid,.
Na artikel V-Q302 wordt ingevoegd:
1. In het schooljaar 1998–1999 wordt de maximumschaal die geldt voor de normfuncties directeur en adjunct-directeur aan een speciale school voor basisonderwijs, onderscheidenlijk de normfunctie adjunct-directeur aan een afdeling van een speciale school voor basisonderwijs, vastgesteld met toepassing van hoofdstuk I-Q, paragraaf 3, van dit besluit, zoals luidend op 31 juli 1998.
2. Indien de speciale school voor basisonderwijs is ontstaan uit een scholengemeenschap voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen, wordt het eerste lid ten aanzien van de adjunct-directeur of adjunct-directeuren van de school afzonderlijk toegepast voor de beide delen van de voormalige scholengemeenschap, met inachtneming van de gescheiden formatieberekening zoals geldend op 31 juli 1998.
3. Met ingang van het schooljaar 1999–2000 is de maximumschaal die geldt voor de normfunctie adjunct-directeur aan een afdeling van een speciale school voor basisonderwijs gelijk aan schaal 10. Indien genoemde afdeling op grond van artikel XLIV van dit besluit aanspraak heeft op 65 formatierekeneenheden voor de schoolleiding, is de maximumschaal die geldt voor de normfunctie adjunct-directeur gelijk aan schaal 11.
4. Bij de vaststelling van de factor y, bedoeld in artikel I-Q201, onderdeel f, voor een speciale school voor basisonderwijs, blijven de leerlingen van een afdeling van die school buiten beschouwing.
1. De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs gedurende de schooljaren 1997–1998 en 1998–1999 was benoemd in dezelfde functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q waarbij dezelfde maximumschaal hoorde, behoudt met ingang van het schooljaar 1999–2000 aanspraak op bezoldiging volgens het carrièrepatroon dat hoort bij de functie met die maximumschaal zolang hij in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft. Onder maximumschaal in dit lid wordt de maximumschaal verstaan die volgens het Formatiebesluit ISOVSO 1992 beschikbaar was voor de desbetreffende functie.
2. De betrokkene die werkzaam is aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht indien hij werkzaam blijft aan genoemde school nadat de afdeling ervan is omgevormd tot of samengevoegd met een school voor voortgezet onderwijs. De aanspraak blijft voorts behouden indien de betrokkene uit hoofde van zijn bestuursaanstelling werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag.
3. De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in het eerste lid, artikel I-Q106, tweede of derde lid of artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht bij een herplaatsing overeenkomstig artikel XLII van de Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228). Deze aanspraak geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. Indien de betrokkene uit deze functie ontslag wordt verleend, wordt hij voor de toepassing van artikel V-Q301 of V-Q302 in deze functie geacht benoemd te zijn gebleven in de functie die hij vervulde voordat hij in eerstgenoemde functie werd benoemd.
4. De betrokkene die bij het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q en voor wie een salarisgarantie geldt uit hoofde van een samenvoeging van scholen, behoudt die garantie bij een herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Deze garantie geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. De garantie blijft behouden indien de betrokkene in aansluiting op deze functie een andere functie in het onderwijs aanvaardt, waarvan het salarisniveau hoger is dan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid, en wel voor de duur van de benoeming in die andere functie. Indien de benoeming in deze andere functie in tijdelijke dienst geschiedt, blijft de garantie behouden als in aansluiting op deze benoeming een benoeming plaatsvindt in een functie in het onderwijs, waarvan het salarisniveau tenminste gelijk is aan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het derde lid. Onder onderwijs als bedoeld in dit lid wordt verstaan: het onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-Q bij het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen of een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen en voor wie een aanspraak of garantie geldt als bedoeld in het derde of vierde lid, behoudt die aanspraak, onderscheidenlijk die garantie indien genoemde school of afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het derde lid, tweede en derde volzin, en het vierde lid, tweede tot en met vijfde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
Het opschrift van paragraaf 3 wordt vervangen door: Overgangsrecht leraren aan scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en Deel II van de WVO
Artikel V-R301 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het onderwijs, genoemd in de tweede volzin,.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, het onderwijs aan speciale scholen voor basisonderwijs, al dan niet met een afdeling, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ten aanzien van de leraar aan een speciale school voor basisonderwijs wordt onder onderwijs als bedoeld in de eerste volzin mede verstaan het onderwijs aan basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in een functie met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan schaal 10.
3. In het tweede lid wordt na «een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. In het derde lid wordt na «een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
5. In het derde lid wordt na «het speciaal onderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd: , als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid,.
In hoofdstuk V-R wordt na artikel V-R301 ingevoegd:
1. De betrokkene die werkzaam is in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht indien hij werkzaam blijft aan genoemde school nadat de afdeling ervan is omgevormd tot of samengevoegd met een school voor voortgezet onderwijs. De aanspraak blijft voorts behouden indien de betrokkene uit hoofde van zijn bestuursbenoeming werkzaamheden gaat verrichten ten behoeve van andere scholen van hetzelfde bevoegd gezag.
2. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een aanspraak op bezoldiging geldt als bedoeld in artikel I-Q306 of een salarisuitzicht als bedoeld in artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, behoudt die aanspraak, onderscheidenlijk dat uitzicht bij een herplaatsing overeenkomstig artikel XLII van de Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228). De aanspraak geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. Indien de betrokkene uit deze functie ontslag wordt verleend, wordt hij voor de toepassing van artikel V-R301 in deze functie geacht benoemd te zijn gebleven in de functie die hij vervulde voordat hij in eerstgenoemde functie werd benoemd.
3. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een salarisgarantie geldt uit hoofde van een samenvoeging van scholen, behoudt die garantie bij een herplaatsing als bedoeld in het tweede lid. Deze garantie geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft. De garantie blijft behouden indien de betrokkene in aansluiting op deze functie een andere functie in het onderwijs aanvaardt, waarvan het salarisniveau hoger is dan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het tweede lid, en wel voor de duur van de benoeming in die andere functie. Indien de benoeming in deze andere functie in tijdelijke dienst geschiedt, blijft de garantie behouden als in aansluiting op deze benoeming een benoeming plaatsvindt in een functie in het onderwijs, waarvan het salarisniveau tenminste gelijk is aan dat behorende bij de functie die hij vervulde voorafgaand aan zijn herplaatsing als bedoeld in het tweede lid. Onder onderwijs als bedoeld in dit lid wordt verstaan: het onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, onderscheidenlijk het onderwijs aan scholen voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
4. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-R ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen of een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen van een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een aanspraak of garantie geldt als bedoeld in het tweede of derde lid, behoudt die aanspraak of garantie indien genoemde afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het tweede lid, tweede en derde volzin, en het derde lid, tweede tot en met vijfde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
Het opschrift van paragraaf 3 wordt vervangen door: Scholen als bedoeld in de WPO, de WEC en Deel II van de WVO
In hoofdstuk V-S wordt na artikel V-S301 ingevoegd:
1. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-S ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een salarisuitzicht geldt als bedoeld in artikel II van het Besluit van 30 november 1993 (Stb. 1993, 696), behoudt aanspraak op vaststelling van zijn salaris overeenkomstig dat uitzicht bij een herplaatsing overeenkomstig artikel XLII van de Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228). Deze aanspraak geldt zolang de betrokkene bij het bevoegd gezag waarbij hij is herplaatst in dezelfde functie benoemd blijft.
2. De betrokkene die is benoemd in een functie als bedoeld in hoofdstuk I-S ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen van een speciale school voor basisonderwijs en voor wie een aanspraak geldt als bedoeld in het eerste lid, behoudt die aanspraak indien genoemde afdeling wordt omgevormd tot een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs en zijn benoeming wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
In bijlage Q2 wordt «de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door: de commissie van onderzoek, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 161 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Bijlage R1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De zinsnede («schaal 9») vervalt.
2. In onderdeel a wordt na werkzaamheden ingevoegd: , waaronder voor wat betreft een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs tevens wordt verstaan ambulante begeleiding als voorzien in het zorgplan.
3. Na punt b5 wordt toegevoegd:
Voor een leraar aan een basisschool geldt maximumschaal 9 als aangegeven in artikel I-R202, eerste lid onder a.
Voor een leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt maximumschaal 10 als aangegeven in artikel I-R202, eerste lid onder b.
Bijlage S1a wordt vernummerd tot bijlage S 1 en wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «scholen of instellingen voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: instellingen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
2. In tabel 1 wordt punt 5 vervangen door:
5a. Klassenassistent Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein 3
5b. Klassenassistent Verricht werkzaamheden die liggen op het verzorgende terrein, alsmede eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken 4
5c. Onderwijsassistent
a. het ondersteunen van de leraar in de onderbouw op zijn aanwijzingen bij het verrichten van eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken; 4
b. het begeleiden van leerlingen bij verwerving van vaardigheden;
c. het leveren van een praktische organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement;
d. het verrichten van overige werkzaamheden die verband houden met de functie.
3. In tabel 1, punt 7, wordt na «die» ingevoegd: voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
4. In tabel 1, punt 10, wordt na «en» ingevoegd: voor wat betreft scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
5. In tabel 1, punt 11 en 12, wordt na «Maakt» telkens ingevoegd: indien het een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft.
Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel19 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de begripsomschrijving van «betrokkene» worden de onderdelen 1, 2 en 3 vervangen door:
1. een personeelslid benoemd bij een openbare of uit openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs, voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs;
2. een personeelslid benoemd aan een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra, een personeelslid benoemd aan een bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs in de zin van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor wie de salarissen en de toelagen worden vastgesteld in het koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 153, tweede lid onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op de expertisecentra of artikel 154 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
3. een personeelslid benoemd aan een openbare of uit openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet onderwijs in de zin van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een op de Experimentenwet onderwijs gebaseerde instelling, voor wie de salarissen en de toelagen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld, alsmede een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 168 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
2. In de begripsomschrijving van «betrokkene» wordt onderdeel 8 vervangen door:
8. een personeelslid benoemd bij een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 53a en 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs;.
In artikel 14, eerste lid, en artikel 49, vierde lid, wordt «beslist» telkens vervangen door: besluit.
Het Tijdelijk Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid onderwijs- en onderzoekpersoneel20 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1, onderdeel b, punten 1, 2 en 3 komen te luiden:
1. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs;
2. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra of een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs in de zin van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;
3. een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet onderwijs in de zin van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een op de Experimentenwet onderwijs gebaseerde instelling;.
Artikel 1, onderdeel b punt 6, komt te luiden:
6. een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 53a en 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1, onderdeel c punt 1, wordt «artikel 20, tweede lid onder b, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 20a van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs.
In artikel 1, onderdeel c punt 2, wordt «artikel 28, tweede lid onder b, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra of artikel 153, tweede lid onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «artikel 28a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 34 van de Wet op de expertisecentra of artikel 154 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1, onderdeel b1, van het Besluit experiment vervroegde uittreding onderwijzend personeel21 wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1967, 387)» vervangen door: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit regelen toekennen van ontslaguitkeringen aan buitenlandse onderwijzers (Stb. 1981, 538)22 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel I wordt «een school voor basisonderwijs, bedoeld in de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
In artikel II wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door: basisschool of speciale school voor basisonderwijs.
Het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekpersoneel23 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de begripsomschrijving van «betrokkene» worden de onderdelen 1, 2 en 3 vervangen door:
1. een personeelslid benoemd bij een openbare of uit openbare kas bekostigde basisschool of speciale school voor basisonderwijs in de zin van de Wet op het primair onderwijs voor wie de salarissen en toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op het primair onderwijs;
2. een personeelslid benoemd aan een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de zin van de Wet op de expertisecentra voor wie de salarissen en toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 33, tweede lid onder b, van de Wet op de expertisecentra, een personeelslid benoemd aan een bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs in de zin van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor wie de salarissen en toelagen worden vastgesteld in het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 153, tweede lid onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 34 van de Wet op de expertisecentra of artikel 154 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
3. een personeelslid benoemd aan een openbare of uit openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet onderwijs in de zin van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een op de Experimentenwet onderwijs gebaseerde instelling, voor wie de salarissen en de toelagen bij of krachtens Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 38 van de Wet op het voortgezet onderwijs worden vastgesteld, alsmede een personeelslid benoemd in algemene dienst als bedoeld in artikel 39a van de Wet op het voortgezet onderwijs;
2. In de begripsomschrijving van «betrokkene» wordt onderdeel 7 vervangen door:
7. een personeelslid benoemd bij een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra, artikel 53a van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Overlegbesluit onderwijs- en onderzoekpersoneel24 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 21, derde lid, wordt «de in het tweede lid bedoelde beslissing» vervangen door: het in het tweede lid bedoelde besluit.
In artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet25 wordt in de begripsomschrijving van teldatum «de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit Participatiefonds26 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving «WBO: Wet op het basisonderwijs;» wordt vervangen door:
WPO: Wet op het primair onderwijs;
2. De begripsomschrijving «ISOVSO: Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;» wordt vervangen door:
WEC: Wet op de expertisecentra;.
3. In de begripsomschrijving van «het participatiefonds» en «het bevoegd gezag» wordt «artikel 114b, eerste lid, van de WBO, 110b, eerste lid, van de ISOVSO, 98b, eerste lid, van de WVO» telkens vervangen door: artikel 184, eerste lid, van de WPO, 170, eerste lid, van de WEC, 98b, eerste lid, en 285, eerste lid van de WVO.
4. In de begripsomschrijving van bijdrage wordt «artikel 114b, tweede lid, van de WBO, 110b, tweede lid, van de ISOVSO, 98b, tweede lid, van de WVO» vervangen door: artikel 184, tweede lid, van de WPO, 170, tweede lid, van de WEC, 98b, tweede lid en 285, tweede lid, van de WVO.
In artikel 2 wordt «de artikelen 114b, eerste lid, van de WBO, 110b, eerste lid, van de ISOVSO, 98b, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 184, eerste lid, van de WPO,170, eerste lid, van de WEC, 98b, eerste lid, en 285, eerste lid,van de WVO.
In artikel 3, eerste lid, wordt «de artikelen 116c, eerste lid, van de WBO, 111b, eerste lid, van de ISOVSO, 123b, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 188, eerste lid, van de WPO, 173, eerste lid, van de WEC, 123b, eerste lid, en 285, eerste lid, van de WVO.
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 114b, eerste lid, van de WBO, 110b, eerste lid, van de ISOVSO, 98b, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 184, eerste lid, van de WPO, 170, eerste lid, van de WEC, 98b, eerste lid, en 285, eerste lid, van de WVO.
2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «de artikelen 116c, eerste lid, van de WBO, 111b, eerste lid, van de ISOVSO, 123b, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 188, eerste lid, van de WPO, 173, eerste lid, van de WEC, 123b, eerste lid, en 288, eerste lid, van de WVO.
In artikel 5, derde lid, wordt «de artikelen 96d, tweede lid, van de WBO, 93e, tweede lid, van ISOVSO, 84b, tweede lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 126, tweede lid, van de WPO, 121, tweede lid, van de WEC, 84b, tweede lid, en 236, tweede lid, van deel II van de WVO.
In artikel 9 wordt «de artikelen 114b, eerste lid, van de WBO, 110b, eerste lid, van de ISOVSO, 98b, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 184, eerste lid, van de WPO, 170, eerste lid, van de WEC, 98b, eerste lid, en 285, eerste lid, van de WVO.
Het Besluit Vervangingsfonds27 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. De begripsomschrijving «WBO: Wet op het basisonderwijs;» wordt vervangen door: WPO: Wet op het primair onderwijs;.
2. De begripsomschrijving «ISOVSO: Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;» wordt vervangen door: WEC: Wet op de expertisecentra;.
3. In de begripsomschrijving van «het vervangingsfonds» en «het bevoegd gezag» wordt «de artikelen 114a, eerste lid, van de WBO, 110a, eerste lid, van de ISOVSO, 98a, eerste lid, van de WVO» vervangen door: artikel 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC, 98a, eerste lid en 284, eerste lid, van de WVO.
4. In de begripsomschrijving van vervangingsbijdrage wordt «artikel 114a, tweede lid, van de WBO, 110a, tweede lid, van de ISOVSO, 98a, tweede lid, van de WVO» vervangen door: artikel 183, tweede lid, van de WPO, 169, tweede lid, van de WEC, 98a, tweede lid en 284, tweede lid, van de WVO.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 114a, eerste lid, onderdeel a, van de WBO, 110a, eerste lid, onderdeel a, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 98a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de artikelen 183, eerste lid, onderdeel a, van de WPO, 169, eerste lid, onderdeel a, van de WEC en 98a, eerste lid, en 284, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 114a, eerste lid, onderdeel b, van de WBO en 110a, eerste lid, onderdeel b, van de ISOVSO» vervangen door «de artikelen 183, eerste lid, onderdeel b, van de WPO,169, eerste lid, onderdeel b, van de WEC en 284, eerste lid, onderdeel b, van de WVO» en wordt «de artikelen 114a, vierde lid, van de WBO en 110a, vierde lid, van de ISOVSO» vervangen door: de artikelen 183, vierde lid, van de WPO, 169, vierde lid, van de WEC en 284, vierde lid, van de WVO.
In artikel 3, eerste lid, wordt «de artikelen 116b, eerste lid, van de WBO, 111a, eerste lid, van de ISOVSO en 123a, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC, en 123a, eerste lid, en 287, eerste lid, van de WVO.
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onder a, wordt «de artikelen 114a, eerste lid, van de WBO, 110a, eerste lid, van de ISOVSO en 98a, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 183, eerste lid, van de WBO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, en 284, eerste lid, van de WVO.
2. In het tweede lid, onder d, en het vierde lid, wordt «de artikelen 116b, eerste lid, van de WBO, 111a, eerste lid, van de ISOVSO en 123a, eerste lid, van de WVO» telkens vervangen door: de artikelen 187, eerste lid, van de WPO, 172, eerste lid, van de WEC en 123a, eerste lid, en 287, eerste lid, van de WVO.
In artikel 5, derde lid, wordt «de artikelen 96d van de WBO, 93e van de ISOVSO en 84b van de WVO» vervangen door: de artikelen 126 van de WPO, 121 van de WEC en 84b en 236 van de WVO.
In artikel 8, eerste lid onder a, en artikel 9 wordt «de artikelen 114a, eerste lid, van de WBO, 110a, eerste lid, van de ISOVSO en 98a, eerste lid, van de WVO» vervangen door: de artikelen 183, eerste lid, van de WPO, 169, eerste lid, van de WEC en 98a, eerste lid, en 284, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit medezeggenschap onderwijs28 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel L-1 wordt «artikel 9, eerste lid, juncto artikel 2, tweede lid onder g, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1984, 654)» vervangen door: artikel 8, eerste lid, juncto artikel 2, tweede lid onder g, van de Wet op de expertisecentra.
In artikel M-1 wordt «artikel 9, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1984, 654)» vervangen door: artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 3, tweede lid onder d, van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten29 komen de onderdelen 1, 2 en 3 te luiden:
1. de Wet op het primair onderwijs,
2. de Wet op de expertisecentra,
3. de Wet op het voortgezet onderwijs,.
In artikel 4, tweede lid onder c, van het Besluit collectieve preventie volksgezondheid30 wordt «de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door: de Wet op de expertisecentra en deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Artikel 2 van het Besluit van 19 december 1989, houdende uitvoering van artikel 17, onder b en c, van de Wet persoonsregistraties31 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onder c, wordt «artikel 1 van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256)» vervangen door: artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs.
2. In het eerste lid, onder d, wordt «artikel 1 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door: artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 124 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
3. In het eerste lid, onder e, vervalt: (Stb. 1986, 552).
In artikel 5, tweede lid, van het Besluit gevoelige gegevens32 wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1982, 730)» vervangen door: de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 2, eerste lid, van het Besluit geluidhinder spoorwegen33 wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen» en wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1, onderdeel c, van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart34 wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door «basisschool» en wordt na «school voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 2, tweede lid, van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart35 wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen» en wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen36 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, derde lid, en artikel 8, tweede lid onder a, wordt «scholen voor basisonderwijs» telkens vervangen door: basisscholen.
In artikel 4, derde lid, artikel 8, tweede lid onder a, en artikel 8, tweede lid onder b, wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» telkens ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen37 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, tweede lid, en artikel 10, tweede lid onder a, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen» en wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 10, tweede lid onder b, wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het Besluit zonering buitenlands luchtvaartterrein Zuid-Limburg38 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid onder e1°, wordt «gebouwen voor basisonderwijs, voor voortgezet onderwijs en voor hoger beroepsonderwijs» vervangen door: gebouwen voor basisscholen, voor scholen voor voortgezet onderwijs en voor instellingen voor hoger beroepsonderwijs.
In artikel 11, vierde lid, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen» en wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» toegevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg39 wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door «basisschool» en wordt na «school voor voortgezet onderwijs» toegevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
In artikel 1 van het Bijdragenbesluit openbare lichamen milieubeheer40 wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door «basisschool» en wordt na «school voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.
1. In het schooljaar 1998–1999 en volgende schooljaren is op een afdeling voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen het Formatiebesluit WEC en op een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen van een speciale school voor basisonderwijs deel II van het Formatiebesluit W.V.O. van toepassing. De formatie van een afdeling als bedoeld in de eerste volzin wordt met inachtneming van de volgende leden berekend.
2. De formatie voor het onderwijzend personeel met uitzondering van de schoolleiding, voor het onderwijsondersteunend personeel en voor ambulante begeleiding wordt behoudens artikel XLIV, zesde lid, berekend op dezelfde wijze als bij een school.
3. De formatie voor de schoolleiding wordt behoudens artikel XLIV en in afwijking van artikel 7 juncto artikel 16, tweede lid, van het Formatiebesluit WEC onderscheidenlijk artikel 17 juncto artikel 25, tweede lid, van het Formatiebesluit W.V.O. berekend door het aantal formatieplaatsen voor onderwijzend personeel met uitzondering van de schoolleiding, voor onderwijsondersteunend personeel en voor ambulante begeleiding te vermenigvuldigen met 100 minuten. Het aantal formatieplaatsen, bedoeld in de eerste volzin, wordt bepaald door de som van de minuten voor onderwijzend personeel met uitzondering van de schoolleiding, voor onderwijsondersteunend personeel, voor ambulante begeleiding en voor onderwijsachterstandenbestrijding, berekend op grond van de artikelen 7, 11 en 13 van het Formatiebesluit WEC onderscheidenlijk 17, 21 en 23 van het Formatiebesluit W.V.O. en het vijfde lid te delen door 2400 en de uitkomst naar boven af te ronden op een geheel getal.
4. In afwijking van artikel 20 van het Formatiebesluit WEC onderscheidenlijk artikel 28 van het Formatiebesluit W.V.O. wordt geen opslag in verband met formatieve fricties toegekend.
5. De formatie voor onderwijsachterstandenbestrijding wordt in afwijking van artikel 22b van het Formatiebesluit WEC onderscheidenlijk artikel 34 van het Formatiebesluit W.V.O. berekend door het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond van de afdeling te vermenigvuldigen met 84 minuten.
1. De formatie van een speciale school voor basisonderwijs voor het schooljaar 1998–1999 wordt behoudens artikel XLIV berekend met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, zoals dat besluit luidde op 31 juli 1998, met dien verstande dat de formatie ten minste wordt bepaald op de formatie die de school op 31 juli 1998 van het Rijk ontving.
2. Bij het berekenen van de formatie van de speciale school voor basisonderwijs voor het schooljaar 1998–1999 met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, zoals dat besluit luidde op 31 juli 1998
a. wordt bij een school die niet is ontstaan uit een scholengemeenschap en waaraan een of meer afdelingen zijn verbonden eerst de formatie bepaald voor het geheel en wordt vervolgens de formatie voor de afdeling of afdelingen, berekend met toepassing van artikel XLII met dien verstande dat bij de berekening van de formatie van de afdeling of afdelingen de groeiregeling per 1 januari 1999 buiten toepassing blijft, op eerstgenoemde formatie in mindering gebracht,
b. wordt bij een school die is ontstaan uit een scholengemeenschap en waaraan een of meer afdelingen zijn verbonden eerst de formatie bepaald voor de afzonderlijke delen van de scholengemeenschap en wordt vervolgens de formatie voor de afdeling of afdelingen, berekend met toepassing van artikel XLII met dien verstande dat bij de berekening van de formatie van de afdeling of afdelingen de groeiregeling per 1 januari 1999 buiten toepassing blijft, in mindering gebracht op de formatie zoals berekend voor het deel waaraan de desbetreffende afdeling was verbonden,
c. worden in plaats van de opslagen, bedoeld in artikel 20a en 20b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, de opslagen vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting toegepast zoals die per 1 augustus 1998 zullen gelden op grond van het Formatiebesluit WEC,
d. blijven buiten beschouwing:
1°. de formatierekeneenheden voor de schoolleiding, bedoeld in artikel 16, derde tot en met vijfde lid, van het Formatiebesluit ISOVSO 1992,
2°. de eventuele opslag vanwege herbezetting in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen als bedoeld in artikel 20c van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 met inbegrip van een eventueel quotum,
3°. de eventuele formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur, bedoeld in artikel 22 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992,
e. vindt na 1 augustus 1998 geen verhoging van de formatie plaats op grond van artikel 8 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, en
f. worden in plaats van de artikelen 7, 22a en 22b van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 de artikelen 7, 22a en 22b van het Formatiebesluit WEC toegepast.
3. Bij het berekenen van de formatie die de speciale school voor basisonderwijs op 31 juli 1998 van het Rijk ontving
a. wordt bij een school die niet is ontstaan uit een scholengemeenschap en waaraan een of meer afdelingen zijn verbonden de formatie eerst bepaald voor het geheel en wordt vervolgens de formatie voor de afdeling of afdelingen, berekend met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 en overeenkomstige toepassing van artikel XLII, tweede tot en met vijfde lid, op eerstgenoemde formatie in mindering gebracht,
b. wordt bij een school die is ontstaan uit een scholengemeenschap en waaraan een of meer afdelingen zijn verbonden, eerst de formatie bepaald voor de afzonderlijke delen van de scholengemeenschap en wordt vervolgens de formatie voor de afdeling of afdelingen, berekend met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 en overeenkomstige toepassing van artikel XLII, tweede tot en met vijfde lid, in mindering gebracht op de formatie zoals berekend voor het deel waaraan de desbetreffende afdeling was verbonden, en
c. wordt het tweede lid, onderdelen c en d, toegepast.
4. De formatie die de speciale school voor basisonderwijs op 31 juli 1998 van het Rijk ontving, omvat behalve de formatie die de school ontving op grond van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 tevens de formatie die de school ontving op grond van de volgende, in Uitleg OCenW-regelingen 1996, nr. 31a, van 18 december 1996 gepubliceerde beleidsregels:
a. Formatiegarantie Weer Samen Naar School (WSNS) 1997–1998;
b. Middelen so-expertise 1997–1998;
c. Aanvullende formatie scholen voor (v)so op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 1997–1998;
d. Faciliteiten samenwerkingsverbanden WSNS 1997–1998.
5. De formatie op grond van de in het vierde lid, onder a tot en met c, genoemde beleidsregels wordt verhoogd met een opslag van 2,10% voor herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting. De geldelijke faciliteiten ad f 5000,- per school op grond van de onder d genoemde beleidsregel wordt omgezet in 12 formatierekeneenheden.
6. Bij ministeriële regeling kunnen, zonodig in afwijking van dit artikel, nadere regels worden gesteld voor de berekening van de formatieve aanspraken ingevolge dit artikel.
1. Het aantal formatierekeneenheden voor de schoolleiding van een speciale school voor basisonderwijs met één of meer afdelingen wordt in het schooljaar 1998–1999 bepaald met toepassing van artikel 16, derde tot en met vijfde lid, van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals dit besluit luidde op 31 juli 1998.
2. Indien op grond van het eerste lid in het schooljaar 1998–1999 voor een speciale school voor basisonderwijs met een of meer afdelingen een of meer normatieve functies voor adjunct-directeur beschikbaar zijn, wordt van de formatierekeneenheden, bedoeld in het eerste lid, behoudens het vijfde lid in het schooljaar 1998–1999 en de volgende schooljaren aan de afdeling of afdelingen het aantal formatierekeneenheden beschikbaar gesteld dat behoort bij de maximum-schaal die beschikbaar is voor die functie onderscheidenlijk de maximum-schalen die beschikbaar zijn voor die functies. Artikel XLIII, tweede lid onder b, is van overeenkomstige toepassing.
3. Het aantal formatierekeneenheden, bedoeld in het tweede lid, wordt toegekend aan de afdeling onderscheidenlijk de afdelingen met de meeste leerlingen. Aan een afdeling kan ten hoogste het aantal formatierekeneenheden worden toegekend dat behoort bij de maximumschaal die beschikbaar is voor de functie van één adjunct-directeur.
4. Indien in het schooljaar 1998–1999 geen normatieve functie van adjunct-directeur beschikbaar is, worden in dat schooljaar en volgende schooljaren aan de afdelingen geen formatierekeneenheden voor de schoolleiding toegekend.
5. De formatierekeneenheden, bedoeld in het derde lid, worden beschikbaar gesteld zolang de afdeling aan de school verbonden is.
6. De opslag voor herbezetting in verband met de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen van een speciale school voor basisonderwijs met één of meer afdelingen wordt in het schooljaar 1998–1999 bepaald met toepassing van artikel 20c van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals dit besluit luidde op 31 juli 1998, met dien verstande dat de opslag niet wordt verminderd met een quotum.
1. De normatieve overgangsformatie, bedoeld in artikel XLV, tweede en derde lid, van de wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 228), wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen
a. de formatie op 31 juli 1998 zoals die voor de speciale school of scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband is berekend op grond van artikel XLIII, derde, vierde en vijfde lid, vermeerderd met de in formatierekeneenheden uitgedrukte wsns-faciliteiten voor de basisscholen in het samenwerkingsverband in het schooljaar 1998–1999 ad 0,0656 formatierekeneenheid per leerling en
b. de formatie waarop bij invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek in het schooljaar 1998–1999 aanspraak zou zijn gemaakt, dan wel bij toepassing van artikel XLV, derde lid, van eerstgenoemde wet in het desbetreffende schooljaar aanspraak wordt gemaakt door de speciale school of scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband voor zover toe te rekenen aan het samenwerkingsverband, verminderd met de formatierekeneenheden voor de schoolleiding als bedoeld in artikel XLIV en een eventuele opslag voor herbezetting in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen en vermeerderd met de formatie als bedoeld in artikel 132 van de Wet op het primair onderwijs waarop bij invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek in het schooljaar 1998–1999 aanspraak zou zijn gemaakt, dan wel bij toepassing van artikel XLV, derde lid, van eerstgenoemde wet in het desbetreffende schooljaar aanspraak wordt gemaakt door de basisscholen in het samenwerkingsverband.
2. Indien de formatie op grond van het eerste lid, onderdeel a, groter is dan de formatie op grond van het eerste lid, onderdeel b, zijn op het verschil de percentages, vermeld in artikel XLV, tweede lid, van de in het eerste lid genoemde wet van toepassing.
3. Bij ministeriële regeling kunnen, zonodig in afwijking van dit artikel, nadere regels worden gesteld voor de berekening van de formatieve aanspraken ingevolge dit artikel.
1. In het schooljaar 1998–1999 en volgende schooljaren wordt de formatie van een school voor speciaal of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen waaraan een afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters is verbonden, met toepassing van het Formatiebesluit WEC vastgesteld, met dien verstande dat voor de leerlingen die zijn ingeschreven op de afdeling behoudens het tweede lid de minuten van toepassing zijn zoals die voor die leerlingen waren opgenomen in de tabellen van de artikelen 14 en 18 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals dat luidde op 31 juli 1998.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt in artikel 18 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 in de regel voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters
1°. in kolom a «5» vervangen door «10»,
2°. in kolom h «1» vervangen door «3»,
3°. in kolom i en j «6,5» vervangen door «9,75» en
4°. in kolom k «1» vervangen door «3,25».
1. De artikelen 20 tot en met 28 van het Bekostigingsbesluit WEC zijn van overeenkomstige toepassing op de vergoeding voor en buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen die in gebruik zijn bij een speciale school voor basisonderwijs of een daaraan verbonden afdeling.
2. Het eerste lid vindt voor wat betreft de artikelen 25, 26 en 28 van het Bekostigingsbesluit WEC geen toepassing op een school zolang een niet voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte van het gebouw in gebruik is bij een afdeling die aan die school verbonden is.
3. Het eerste lid vindt voor wat betreft de artikelen 25, 26 en 28 van het Bekostigingsbesluit WEC geen toepassing op een afdeling zolang een niet voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte van het gebouw in gebruik is bij de school waaraan die afdeling verbonden is.
4. De artikelen 25, 26 en 28 van het Bekostigingsbesluit WEC vinden geen toepassing op een school voor speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters zolang een niet voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte van het gebouw in gebruik is bij die afdeling.
5. De artikelen 25, 26 en 28 van het Bekostigingsbesluit WEC vinden geen toepassing op een afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters die is verbonden aan een school als bedoeld in het vierde lid, zolang een niet voor eigendomsoverdracht vatbaar gedeelte van het gebouw in gebruik is bij die school.
De tekst van het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Formatiebesluit W.V.O., het Formatiebesluit WPO, het Formatiebesluit WEC en het Inrichtingsbesluit W.V.O. wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de nummering van de hoofdstukken, titels, afdelingen en artikelen van deel II van het Bekostigingsbesluit W.V.O., het Formatiebesluit W.V.O. en het Inrichtingsbesluit W.V.O. opnieuw vast en brengt hij de in die besluiten en de in dit besluit voorkomende aanhalingen en verwijzingen met de nieuwe nummering op grond van dit artikel en de artikelen VII, VIII en IX van de wet van 2 april 1998, Stb. 228, in overeenstemming.
Zodra het Besluit van 2 juni 1998, houdende vaststelling van nieuwe kerndoelen voor het basisonderwijs (Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998)41 in werking treedt wordt in artikel 4 en in het opschrift van de bijlage van dat besluit «Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998» vervangen door: Besluit kerndoelen primair onderwijs 1998.
1. Artikel I, onderdeel X (artikelen 34a en 34b) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
2. De artikelen II, voor wat betreft de onderdelen A tot en met T en V tot en met II, VI, VII, IX, XII en XIV tot en met XLVIII treden in werking met ingang van 1 augustus 1998. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 juli 1998, treden deze artikelen in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werken zij terug tot en met 1 augustus 1998.
3. De artikelen I, voor wat betreft de onderdelen A tot en met W, Y en Z, II, voor wat betreft onderdeel U, III, IV, V, VIII, X, XI, XIII en IL treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit besluit wordt niet genomen voordat vier weken zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is voorgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in het onderhavige besluit geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld.
4. Indien het Staatsblad waarin het koninklijk besluit, bedoeld in het derde lid, eerste volzin, wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 juli 1998, voorziet het koninklijk besluit in terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 1998.
5. Artikel XIX, onderdeel V, voor wat betreft artikel I-Q204, eerste lid, onderdeel b, en onderdeel X, voor wat betreft artikel I-Q206, onderdeel b, treedt in werking met ingang van 1 augustus 1999.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de zestiende juli 1998
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
1 Stb. 1997, 151, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 februari 1998, Stb. 112.
2 Stb. 1992, 126, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juni 1998, Stb. 395.
3 Stb. 1993, 264.
4 Stb. 1987, 353, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 maart 1995, Stb. 208.
5 Stb. 1993, 232, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juni 1998, Stb. 399.
6 Stb. 1986, 572, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 1996, Stb. 128.
7 Stb. 1997, 152.
8 Stb. 1992, 127, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juni 1998, Stb. 395.
9 Stb. 1985, 517, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juni 1998, Stb. 399.
10 Stb. 1998, 117.
11 Stb. 1993, 430, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juni 1998, Stb. 395.
12 Stb. 1993, 207, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 november 1997, Stb. 588.
13 Stb. 1969, 22, gewijzigd bij besluit van 10 november 1993, Stb. 594.
14 Stb. 1985, 506, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 november 1997, Stb. 588.
15 Stb. 1978, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1997, Stb. 529.
16 Stb. 1994, 624, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juni 1998, Stb. 399.
17 Stb. 1985, 563, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 november 1997, Stb. 588.
18 Stb. 1985, 110, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juni 1998, Stb. 395.
19 Stb. 1994, 100, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 mei 1998, Stb. 340.
20 Stb. 1995, 703, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 mei 1998, Stb. 340.
21 Stb. 1976, 618.
22 Gewijzigd bij besluit van 28 februari 1985, Stb. 110.
23 Stb. 1995, 251, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1997, Stb. 330.
24 Stb. 1994, 103.
25 Stb. 1997, 362.
26 Stb. 1996, 384.
27 Stb. 1994, 809, gewijzigd bij besluit van 26 juli 1996, Stb. 424.
28 Stb. 1984, 442, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 juni 1998, Stb. 399.
29 Stb. 1989, 612, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1997, Stb. 529.
30 Stb. 1992, 569, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 mei 1998, Stb. 340.
31 Stb. 1989, 569, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 december 1997, Stb. 796.
32 Stb. 1993, 158, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juli 1996, Stb. 424.
33 Stb. 1993, 396, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 maart 1998, Stb. 170.
34 Stb. 1996, 668.
35 Stb. 1997, 666, gewijzigd bij besluit van 14 februari 1998, Stb. 99.
36 Stb. 1993, 393, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 maart 1998, Stb. 170.
37 Stb. 1993, 395, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 maart 1998, Stb. 170.
38 Stb. 1995, 38.
39 Stb. 1995, 312, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 december 1996, Stb. 620.
40 Stb. 1990, 174, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 februari 1998, Stb. 99.
41 Stb. 1998, 354.
A. ALGEMEEN
1. Uitvoering WPO-WEC-wet
2. Uitvoering OALT-wet
B. ARTIKELSGEWIJS
1. Wijziging van diverse besluiten; intrekking van een besluit
1.1. WBO-besluiten
1.2. ISOVSO-besluiten
1.3. WVO-besluiten
1.4. Besluiten over rechtspositie onderwijspersoneel
1.5. Andere onderwijsbesluiten
1.6. Andere besluiten dan onderwijsbesluiten
2. Overgangs- en overige bepalingen
2.1. Formatie
2.2. Oude eigendoms- en huurscholen
2.3. Herplaatsing in Staatsblad
2.4. Afstemming met het Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998 en inwerkingtreding
Het onderhavige besluit, waarbij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij mede is betrokken, is in de eerste plaats een uitvoeringsbesluit van de wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (WPO-WEC-wet; Stb. 1998, 228). Deze wet voorziet in een samenvoeging van de bestaande wet- en regelgeving voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden (lom), moeilijk lerende kinderen (mlk) en in hun ontwikkeling bedreigde kleuters (iobk) in één wettelijk kader, de Wet op het primair onderwijs. Het voortgezet speciaal onderwijs voor lom en mlk wordt ondergebracht in een nieuw deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De overige soorten speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zullen onder de Wet op de expertisecentra (WEC) komen te vallen.
Hieronder zal kort worden ingegaan op de inhoud van de WEC, de WPO en Deel II van de WVO.
Afgezien van enkele technische aanpassingen is de inhoud van de WEC gelijkluidend aan de huidige Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO). Voor de scholen die onder deze wet zullen vallen, heeft de invoering van deze wet op zichzelf dus geen gevolgen voor de bekostiging en voor het personeel van die scholen. Thans wordt overleg gevoerd over de invoering van leerlinggebonden financiering. De uitkomsten van dat overleg zullen leiden tot een aanpassing van de WEC die niet eerder dan per 1 augustus 1999 zijn beslag zal krijgen.
Aan de WPO ligt het akkoord «WSNS, de volgende fase» ten grondslag. Dit akkoord is in augustus 1995 gesloten met de onderwijsorganisaties in het kader van het beleid inzake «Weer Samen Naar School» (WSNS) dat ten doel heeft de integratie in de basisschool te bevorderen van de leerlingen die speciale zorg behoeven.
De huidige systeemscheiding tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs voor lom en mlk, resp. het iobk, is een beletsel gebleken voor de realisatie van het WSNS-beleid. In de WPO wordt deze systeemscheiding doorbroken. De WPO legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen van het WSNS-beleid zowel in inhoudelijk als bekostigingsopzicht bij de bevoegde gezagsorganen die samenwerken in de WSNS-samenwerkingsverbanden. Binnen de wettelijke kaders kunnen de samenwerkende bevoegde gezagsorganen van de basisscholen en de speciale scholen voor basisonderwijs (sbo's) zelf zorgvoorzieningen inrichten voor die leerlingen die binnen de basisschool problemen ondervinden met het onderwijs. De extra zorg die deze leerlingen nodig hebben, wordt zoveel mogelijk binnen de reguliere basisschool gegeven. Daartoe zal binnen het samenwerkingsverband een zorgstructuur ontwikkeld moeten worden binnen de groepen, binnen de basisscholen en tussen basisscholen onderling in samenwerking met de speciale school. Waar mogelijk wordt zo de zorg naar de leerling gebracht in de basisschool, in plaats van de leerling naar de zorg in de speciale school.
Eén van de essentiële punten uit het akkoord «WSNS, de volgende fase» betreft de systematiek voor de toekenning van de zorgmiddelen aan de speciale scholen voor basisonderwijs en de basisscholen. Onder zorgmiddelen wordt hier verstaan de gemiddelde landelijke meerkosten (ten opzichte van het reguliere basisonderwijs) per leerling in het so-lom/mlk/iobk.
Conform het bovengenoemde akkoord is de aanspraak op rijksbekostiging van de sbo in de WPO in hoofdlijnen als volgt geregeld:
– de sbo ontvangt voor alle leerlingen een basisbekostiging die overeenkomt met het gemiddelde landelijke bedrag per basisschoolleerling in fre's (9,1 fre per leerling);
– de sbo ontvangt zorgmiddelen (zorgformatie) op basis van 2% van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband waaraan die school deelneemt (13,5 fre per leerling);
– wanneer de basisscholen in het verband meer dan 2% van hun leerlingen naar de speciale school voor basisonderwijs verwijzen, dragen zij voor iedere leerling boven de 2% zorgmiddelen over aan de speciale school voor basisonderwijs.
Het percentage leerlingen waarvoor zorgmiddelen worden verstrekt aan het huidige so-lom/mlk/iobk-onderwijs bedroeg op 1 oktober 1994 gemiddeld ± 3,8%. De vrijvallende zorgmiddelen (het verschil tussen 3,8% en 2%) zullen worden overgeheveld naar de basisscholen. Met die middelen is een bedrag gemoeid van circa 170 miljoen. Dit bedrag zal worden vermeerderd met circa 95 miljoen uit de opbrengst van de fusies in het kader van de operatie Toerusting en bereikbaarheid, met dien verstande dat een deel van dat bedrag gereserveerd zal blijven voor overgangsmaatregelen. De invoering van de WPO gaat dus gepaard met een extra investering in het WSNS-beleid.
De bovengenoemde middelen zijn bestemd om de leerlingen die extra zorg behoeven zoveel mogelijk binnen de basisscholen op te vangen. Voor zolang en voorzover die middelen nodig zijn voor de speciale scho(o)l(en) voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband, rust op de basisscholen in dat verband echter de verplichting die middelen aan de speciale scholen over te dragen. Deze verplichting valt uiteen in de volgende overdrachtsverplichtingen:
1. Overdracht van zorgformatie om de sbo in staat te stellen het onderwijs te verzorgen aan leerlingen waarvoor het Rijk slechts basisbekostiging verstrekt (d.w.z. leerlingen boven 2% van het totaal aantal leerlingen in een samenwerkingsverband).
2. Overdracht van basisbekostiging bij tussentijdse groei van de sbo.
3. Overdracht van formatie om de sbo in staat te stellen personeelsleden met een werkgelegenheidsgarantie in dienst te houden. Deze verplichting geldt in aanvulling op de onder 1 en 2 genoemde verplichtingen en is van toepassing voorzolang en voorzover de desbetreffende personeelsleden niet zijn herplaatst in een passende functie in of buiten het desbetreffende samenwerkingsverband. De verplichting is geregeld in het bij de WPO behorende overgangsrecht.
De hierboven omschreven bekostigingssystematiek zal met ingang van 1 augustus 1999 volledig worden ingevoerd. Het schooljaar 1998/1999 is een invoeringsjaar, waarin het Rijk de sbo's ook de formatie zal toekennen die anders door de basisscholen in het desbetreffende samenwerkingsverband aan die scholen had moeten worden overgedragen. De overdrachtsverplichtingen voor de basisscholen zullen dus ingaan op 1 augustus 1999. De overige verplichtingen die de Wet op het primair onderwijs de scholen in de samenwerkingsverbanden oplegt, zullen gelden vanaf 1 augustus 1998.
In de WPO-WEC-wet wordt een nieuw deel II toegevoegd aan de WVO. Gelijktijdig met deze wet zal de wet van 25 mei 1998 houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs (wet regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) in werking treden. Met deze wet wordt beoogd dat meer leerlingen een startkwalificatie behalen en dat leerlingen die daartoe niet in staat worden geacht in het praktijkonderwijs worden voorbereid op de arbeidsmarkt.
Ook in het voortgezet onderwijs is het streven er op gericht om leerlingen zoveel mogelijk binnen het reguliere onderwijs op te vangen; ook degenen die extra zorg nodig hebben om hun diploma te kunnen behalen. De daarvoor benodigde zorgexpertise is aanwezig in het individueel voorbereidend beroepsonderwijs (ivbo) en het vso/lom. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat het ivbo en het vso/lom zich in de jaren na 1 augustus 1998 ontwikkelen tot leerwegondersteunend onderwijs. Daartoe zal een vso/lom-school of een vso/lom-component van een sovso-school worden samengevoegd met een vo-school of zich omvormen tot een orthopedagogisch en -didactisch centrum.
Voor vso/mlk-scholen en -afdelingen is in het wetsvoorstel de omvorming tot school of afdeling voor praktijkonderwijs aangegeven. Het vso/lom en het ivbo kan daar in voorkomende gevallen ook voor in aanmerking komen.
In het voortgezet onderwijs behoeft de samenvoeging, omvorming tot orthopedagogisch en -didactisch centrum of omzetting in praktijkonderwijs niet per 1 augustus 1998 te zijn afgerond. Een vso-school of -afdeling krijgt hiervoor tot uiterlijk 1 augustus 2002 de tijd. Tot aan het moment van samenvoeging of omvorming tot orthopedagogisch en -didactisch centrum dan wel praktijkonderwijs blijft op het vso de bekostigingssystematiek van toepassing die ook nu geldt op grond van de ISOVSO. Daartoe zal in de WVO een nieuw Deel II worden opgenomen waarvan de inhoud, afgezien van enkele technische aanpassingen, gelijkluidend is aan de huidige ISOVSO. Daarna is de reguliere vo-bekostigingssystematiek (lumpsum) van toepassing.
Het onderhavige besluit bevat de inhoudelijke en technische aanpassingen die nodig zijn in verband met de WPO-WEC-wet. Inhoudelijke aanpassingen zijn op een paar kleine, in de artikelsgewijze toelichting vermelde, uitzonderingen na alleen opgenomen in het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO, het Formatiebesluit WBO 1992, het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) en in het overgangsrecht. De overige wijzigingen zijn technisch van aard (bijvoorbeeld aanpassing aan de terminologie van de Algemene wet bestuursrecht).
Aan de operatie «Weer Samen Naar School» zijn uitvoeringsconsequenties voor de scholen en het Rijk alsmede financiële gevolgen verbonden. Deze vloeien alle rechtstreeks voort uit de WPO-WEC-wet en zijn in de daarbij behorende toelichting beschreven, zodat in deze nota van toelichting met een verwijzing daarnaar wordt volstaan.
Artikel III, tweede lid, onder c, van de wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 1998, 148), bevat inzake de toedeling van de gemeentelijke middelen voor het onderwijs in allochtone levende talen (OALT) een overgangsregeling voor de eerste periode van vier jaar na inwerkingtreding van de wet.
De specifieke uitkering die de gemeente op grond van artikel III van voornoemde wet met ingang van 1 augustus 1998 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 augustus ontvangt, is als volgt opgebouwd:
a. een bedrag dat overeenkomt met de gemiddelde personele lasten van de formatieplaatsen die ten behoeve van het onderwijs in eigen taal en cultuur (oetc) in het schooljaar 1997/1998 aan de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs beschikbaar zijn gesteld;
b. het bedrag van de vergoeding van de kosten voor de materiële instandhouding waarop de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs ten behoeve van oetc voor het jaar 1998 aanspraak zouden hebben kunnen maken;
c. een bedrag waarvoor bij algemene maatregel van bestuur de criteria worden vastgesteld op grond waarvan een gemeente ervoor in aanmerking komt, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan.
In het onderhavige besluit worden de onder c bedoelde criteria vastgesteld. In het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO wordt daartoe een nieuw hoofdstuk IVa ingevoegd. Voorts worden in de besluiten op grond van de WBO en de ISOVSO de technische wijzigingen aangebracht die voortvloeien uit het vervallen van de OETC-regeling met ingang van
1 augustus 1998, en de inwerkingtreding van de OALT-regeling met ingang van dezelfde datum.
1. Wijziging van diverse besluiten; intrekking van een besluit
1.1. Wijziging van WBO-besluiten
Artikel I. Wijziging Bekostigingsbesluit WBO/OWBO
Voorzien is in aanpassing aan de naamswijziging van de Wet op het basisonderwijs (WBO) in Wet op het primair onderwijs. Verder zijn de begripsomschrijvingen van «basisschool» en «speciale school voor basisonderwijs» uit de WPO overgenomen, is het begrip school uitgebreid met speciale scholen voor basisonderwijs, zijn begripsomschrijvingen opgenomen voor «centrale dienst» en «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» en is de naam van het besluit gewijzigd in: Bekostigingsbesluit WPO. De begripsomschrijving van «leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond» spoort met de begripsomschrijving die thans is opgenomen in het Formatiebesluit ISOVSO 1992 en die zal worden opgenomen in het Formatiebesluit WPO en het Formatiebesluit WEC. Het begrip omvat de categorie leerlingen waarvoor aanspraak kan worden gemaakt op formatie voor onderwijsachterstandenbestrijding (indien het een basisschool betreft moet tevens zijn voldaan aan enige eisen met betrekking tot de opleiding of het inkomen van de ouders en komen ook andere groepen voor onderwijsachterstandenbestrijding in aanmerking). De begripsomschrijving is iets ruimer dan die welke was opgenomen in het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Laatstgenoemd besluit gaf aan voor welke leerlingen aanspraak bestond op formatie voor onderwijs in eigen taal en cultuur.
In principe zijn de bepalingen die in het Bekostigingsbesluit WBO/OWBO reeds waren opgenomen voor basisscholen ook van toepassing op speciale scholen voor basisonderwijs, met uitzondering van artikel 14 (normatieve vaststelling schoolgrootte; dit speelt geen rol bij de rijksvergoeding aan laatstgenoemde scholen). Voorts zijn voor sommige onderwerpen afzonderlijke regelingen getroffen voor speciale scholen voor basisonderwijs en voor centrale diensten. Zo is artikel 12 aangepast in verband met het feit dat op grond van de artikelen 124, 125 en 132 van de WPO-WEC-wet de verplichte overdracht van formatierekeneenheden en de toekenning van zorgformatie voor basisscholen geschiedt via de centrale dienst.
Artikel 11. Verstrekken gegevens aan Minister
Conform de huidige regeling dient in de leerlingenopgave voor een basisschool onderscheid te worden gemaakt tussen de diverse categorieën leerlingen aan wie een bepaald gewicht is toegekend (per 1 augustus 1998 geschiedt dit in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid) en overige leerlingen. De opgave per afzonderlijke categorie leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba) is toegevoegd in verband met het bepalen van de vergoeding voor de materiële instandhouding die aan basisscholen wordt verstrekt voor de onderwijsactiviteit Nederlands voor anderstaligen (NOAT). Omdat speciale scholen voor basisonderwijs geen gewichtenregeling kennen en geen vergoeding voor NOAT ontvangen, is het voor die scholen voldoende om het totale aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, waarop bij speciale scholen voor basisonderwijs de vergoeding voor onderwijsachterstanden is gebaseerd en het totale aantal overige leerlingen op te geven.
In de WPO-WEC-wet wordt de mogelijkheid gegeven aan centrale diensten om onderwijsgevend personeel aan te stellen op formatie als bedoeld in artikel 122, eerste lid onder c, of artikel 132 van de WPO (zorgformatie). In verband hiermee zijn in het Bekostigingsbesluit WPO bepalingen opgenomen omtrent de administratie, het voorschot voor personele uitgaven en de vergoeding voor personeel van centrale diensten (artikelen 12, 23a en 30a).
De boekhoudvoorschriften gelden op grond van de begripsomschrijving van centrale dienst alleen voor centrale diensten die de zorgformatie voor de basisscholen ontvangen. Dit kan zowel een centrale dienst zijn die in artikel 21 van de WPO wordt voorgeschreven indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in een samenwerkingsverband als een centrale dienst die door het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband op vrijwillige basis wordt ingesteld. Er behoeft alleen boek te worden gehouden van de uitgaven en ontvangsten voor personeel.
Als een centrale dienst een vergoeding voor de materiële instandhouding nodig heeft, kan binnen het samenwerkingsverband worden vastgesteld welke scholen welk bedrag overmaken aan de dienst. De school die een bedrag overmaakt moet aannemelijk maken dat het goed is besteed. Dit is vergelijkbaar met de bestaande situatie bij de inhuur door een school van administratieve diensten van een centrale dienst.
Artikel 23b. Verstrekken gegevens door het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband
Als een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, wordt de gezamenlijke zorgformatie voor de basisscholen op grond van artikel 132 van de WPO toegekend aan dat bevoegd gezag. Omdat de bekostiging plaatsvindt per school en niet per bestuur, is in het nieuwe artikel 23b van het Bekostigingsbesluit WPO het administratieve voorschrift opgenomen, dat het bevoegd gezag vóór 1 januari aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen meedeelt via welke van zijn scholen de zorgformatie in de komende schooljaren moet worden toegekend. Als het bevoegd gezag wil dat de zorgformatie met ingang van een bepaald schooljaar via een andere school wordt toegekend, dient het dit eveneens voor 1 januari voorafgaand aan dat schooljaar aan de minister mee te delen. Voorts is voorzien in de mogelijkheid dat het bevoegd gezag een centrale dienst aanwijst voor de ontvangst van de zorgformatie voor de basisscholen.
Artikel 27 wordt geschrapt in verband met het vervallen van de wettelijke basis bij de wet regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs.
De artikelen 34a en 34b bevatten de grondslag voor de verdeling van het budget van tien miljoen gulden dat beschikbaar is voor OALT ten behoeve van de zogenaamde nieuwe taalgroepen, dat wil zeggen de talen die niet vallen onder de huidige oetc-regeling die met ingang van 1 augustus 1998 vervalt.
De verdeling van dit budget vindt plaats op basis van het aantal in de gemeente wonende kinderen van 4 tot en met 12 jaar die niet in Nederland zijn geboren of van wie ten minste een van de ouders niet in Nederland is geboren, en die niet behoren tot de doelgroepen van het huidige oetc. Bij de verdeling wordt een drempel gehanteerd om een te sterke versnippering van middelen te voorkomen. Het budget ligt voor vier jaar vast, maar zal wel jaarlijks worden geïndexeerd.
De vaststelling van het aantal in de gemeente wonende kinderen als bedoeld in de vorige alinea geschiedt volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat zich daarbij baseert op de gemeentelijke basisadministratie. De peildatum is 1 januari 1997. Op deze datum stonden er landelijk 231 565 minderjarigen ingeschreven als bedoeld in artikel 34a, eerste lid. Er is gekozen voor een drempelbedrag van 90 000 gulden per gemeente; dit bedrag komt overeen met ruim één formatieplaats. Berekeningen hebben uitgewezen dat dit drempelbedrag wordt overschreden bij minimaal 1 160 kinderen en een bedrag van 80,69 gulden per kind per jaar.
Het budget dat de gemeenten ontvangen op grond van de artikelen 34a en 34b, wordt jaarlijks met ingang van 1 augustus geïndexeerd (voor het eerst met ingang van 1 augustus 1999) aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten voor een leerkracht in het basisonderwijs.
Artikel II. Wijziging Formatiebesluit WBO 1992
Behalve technisch (aanpassing aan naamswijziging en vernummering van artikelen van de WBO en toevoeging van enige begripsbepalingen) is het Formatiebesluit WBO ook inhoudelijk gewijzigd. De werking van de artikelen 2 tot en met 16 en 17a is beperkt tot basisscholen. Voorts zijn artikelen toegevoegd over de berekening van de zorgformatie voor basisscholen (artikel 15d), de formatie voor speciale scholen voor basisonderwijs (artikelen 16a tot en met 16e) en de overdracht van formatierekeneenheden aan speciale scholen voor basisonderwijs (artikelen 17c en 17d) en de overdracht van formatierekeneenheden door het bestuur van een centrale dienst of het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband (artikelen 18a en 18b).
Artikel 11. Berekening formatie schoolleiding
In een nieuw vijfde lid is geregeld dat aan basisscholen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs voor 2% van het leerlingenaantal van de school 0,2% formatierekeneenheid per leerling wordt verstrekt. Dit is een opslag voor schoolleiding op de in artikel 15d, vierde lid, geregelde extra zorgformatie voor basisscholen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs. Indien het samenwerkingsverband wel over een speciale school voor basisonderwijs zou beschikken, zou immers bovenop de zorgformatie van die school ook formatie voor schoolleiding worden verstrekt.
Artikel 15c. Berekening formatie onderwijsachterstandenbestrijding
De verwijzing naar het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond WBO vervalt, omdat dit besluit met ingang van 1 augustus 1998 wordt ingetrokken (zie artikel VII).
Artikel 15d. Berekening gezamenlijke zorgformatie basisscholen
Overeenkomstig artikel 132, derde lid, van de WPO is geregeld dat de zorgformatie van de gezamenlijke basisscholen in een samenwerkingsverband afhankelijk is van het aantal leerlingen en de grootte van de afzonderlijke basisscholen in dat verband. In het vierde lid is een uitwerking opgenomen van de in artikel 132, vierde lid, van de WPO geregelde extra zorgformatie voor basisscholen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs (de minister moet voor dit laatste wel goedkeuring hebben verleend). De uitwerking houdt in dat is aangegeven hoeveel formatierekeneenheden per leerling worden verstrekt voor 2% van het aantal leerlingen. Op grond van artikel 148 van de WPO zoals gewijzigd bij de WPO-WEC-wet moet de zorgformatie aan de daaraan in het zorgplan gegeven bestemming worden besteed.
Artikel 16a geeft aan uit welke elementen het formatiebudget van een speciale school voor basisonderwijs bestaat. Deze elementen zijn ontleend aan artikel 122 van de WPO.
Artikel 16b. Basisbekostiging en formatie voor schoolleiding en voor herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen
De basisbekostiging bestaat uit een aantal formatierekeneenheden per leerling. Dit komt overeen met het gemiddelde landelijke bedrag per basisschoolleerling in fre's (9,1 fre per leerling). Anders dan bij basisscholen wordt er geen opslagpercentage op het aantal leerlingen toegepast, omdat bij speciale scholen voor basisonderwijs ingeval van groei van het aantal leerlingen gedurende het schooljaar reeds de overdrachtsverplichting op grond van artikel 124, eerste lid, van de WPO geldt. Op grond van artikel 122, vierde lid, van de WPO wordt een aantal formatierekeneenheden voor de schoolleiding en een opslag voor herbezetting in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen (Bapo) toegekend. Het aantal formatierekeneenheden voor de schoolleiding is afhankelijk van het leerlingenaantal van de school. De berekening van het aantal formatierekeneenheden voor herbezetting in verband met de Bapo-regeling geschiedt op dezelfde wijze als bij basisscholen. Het totale aantal formatierekeneenheden voor basisbekostiging, schoolleiding en Bapo wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
Artikel 16c. Basisbekostiging nieuwe school
Dit artikel bevat voor speciale scholen voor basisonderwijs dezelfde regeling als voor basisscholen is opgenomen in artikel 9 van het Formatiebesluit WPO.
Artikel 16d. Formatie voor speciale doeleinden
De formatie voor speciale doeleinden van speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit formatie voor leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. De formatie voor culturele minderheden komt overeen met de formatie die thans op grond van artikel 15 van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 aan scholen voor speciaal onderwijs wordt toegekend, met dien verstande dat ook hier de toekenning in minuten wordt vervangen door een toekenning in formatierekeneenheden.
De in dit artikel opgenomen berekeningswijze voor de zorgformatie voor speciale scholen voor basisonderwijs komt overeen met hetgeen daarover in artikel 122 juncto artikel 115, tweede lid, van de WPO is bepaald. Voorts is het aantal formatierekeneenheden per leerling vermeld en wordt een regel voor de afronding gegeven. Het onderhavige artikel heeft alleen betrekking op speciale scholen voor basisonderwijs. Zorgvoorzieningen in een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs vallen er niet onder.
Artikel 17. Algemene verbruikstabel formatierekeneenheden
Aan de verbruikstabel zijn de normbetrekkingen van het onderwijsondersteunend en onderwijsgevend personeel in het huidige speciaal onderwijs toegevoegd. Deze kunnen zowel bij basisscholen als bij speciale scholen voor basisonderwijs voorkomen (zie ook artikel I-R202 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel en de daarop gegeven toelichting).
Artikel 17c. Overdracht formatierekeneenheden aan speciale scholen voor basisonderwijs bij toename aantal leerlingen na 1 oktober en bij deelname boven 2%
In het eerste en tweede lid zijn de op grond van artikel 124, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van de WPO te bepalen aantallen formatierekeneenheden opgenomen. Het derde lid voorziet in afronding van het aantal over te dragen formatierekeneenheden op een geheel getal.
Artikel 17d. Overdracht formatierekeneenheden aan speciale school voor basisonderwijs bij overgang leerlingen naar ander samenwerkingsverband
Hierin zijn de op grond van artikel 125, eerste en tweede lid, van de WPO te bepalen aantallen formatierekeneenheden opgenomen. Deze aantallen formatierekeneenheden moeten worden overgedragen bij overgang van een leerling naar een speciale school voor basisonderwijs in een ander samenwerkingsverband. Indien de toelating heeft plaatsgevonden tussen 2 oktober en 1 augustus daaropvolgend, worden in het eerste schooljaar na de overgang zowel de basisbekostiging als de zorgformatie overgedragen. In de overige gevallen kan worden volstaan met overdracht van de zorgformatie. Het aantal formatierekeneenheden dat in een schooljaar voor een leerling moet worden overgedragen, wordt afgerond op een geheel getal.
Artikel 18. Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden door het bevoegd gezag van een school
Op grond van de artikelen 68, eerste lid onder d, en 137 van de WPO kunnen basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs behalve aan een andere school ook formatierekeneenheden overdragen aan een centrale dienst. Artikel 18 van het onderhavige besluit is daaraan aangepast. Voorts is de overdracht van formatierekeneenheden op grond van de overdrachtsverplichtingen in de artikelen 124 of 125 van de WPO en XLIV van de WPO-WEC-wet uitgezonderd van de bepaling dat de overdracht van formatierekeneenheden niet mag leiden tot kosten van ontslaguitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekpersoneel. Aldus wordt voorkomen dat nakoming van de ene wettelijke verplichting tot overtreding van de andere kan leiden.
Indien de overdrachtsverplichting die tot de werkloosheidsuitkering leidt, voortvloeit uit de inzet of wijziging van de inzet van zorgformatie, zijn op grond van artikel 184, zesde lid, van de WPO, de bevoegde gezagsorganen van het samenwerkingsverband hoofdelijk aansprakelijk voor het aan het Participatiefonds vergoeden van de kosten van de uitkering.
Artikel 18a. Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden door het bestuur van een centrale dienst
Dit artikel bevat een regeling voor de overdracht van zorg- en andere formatierekeneenheden door een centrale dienst aan een school. Ter uitvoering van artikel 132, vijfde lid, van de WPO is bepaald in welke gevallen en voor welke datum de centrale dienst aan de Minister kan meedelen dat een voor 15 mei gemelde overdracht conform het zorgplan wordt gewijzigd. Op grond van artikel 132, vijfde lid, moet de centrale dienst binnen 1 week na een dergelijke mededeling een afschrift daarvan zenden aan de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in het samenwerkingsverband.
Artikel 18b. Voorwaarden overdracht formatierekeneenheden door het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband
Dit artikel verklaart artikel 18 van overeenkomstige toepassing op de (overdracht van) de zorgformatie die is toegekend aan een bevoegd gezag dat alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt. Het van overeenkomstige toepassing verklaren is nodig omdat artikel 18 spreekt over het formatiebudget, de zorgformatie is gebaseerd op artikel 132 van de WPO en deze formatie niet valt onder de omschrijving van het formatiebudget in artikel 123 van de WPO, zodat artikel 18 van het Formatiebesluit WPO niet rechtstreeks van toepassing is.
Artikel 19. Voorwaarden verzilvering niet verbruikte formatierekeneenheden
Dit artikel is aangepast aan de uit de WPO voortvloeiende mogelijkheid dat een centrale dienst of het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband zorgformatierekeneenheden verzilvert.
Artikel III. Wijziging Besluit kerndoelen basisonderwijs
Ook in dit besluit is voorzien in aanpassing aan de naamswijziging van de Wet op het basisonderwijs (WBO) en aan de vernummering van artikelen bij de plaatsing in het Staatsblad van de WPO. Voorts is de naam van het besluit zelf in verband met de toepasselijkheid op basisscholen én speciale scholen voor basisonderwijs gewijzigd in: Besluit kerndoelen primair onderwijs.
Artikel IV. Wijziging Besluit oude eigendoms- en huurscholen WBO
De wijzigingen in dit besluit zijn eveneens technisch van aard en betreffen een aanpassing aan de naamswijziging van de WBO, een aanpassing aan de vervanging van het begrip «school voor basisonderwijs» door «basisschool» en een wijziging van de naam van het besluit.
Artikel V. Wijziging Besluit trekkende bevolking WBO
De toelichting bij artikel IV is van overeenkomstige toepassing. Voorts is voorzien in aanpassing aan de in dit besluit opgenomen naamswijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur en vernummering van artikelen van het Formatiebesluit WPO. In de begripsomschrijving van «school» is «school voor basisonderwijs» vervangen door «basisschool», om verwarring met een speciale school voor basisonderwijs te voorkomen.
Door middel van aanpassing van artikel A2 wordt geregeld dat artikel 4 van de WPO (kosten van leerlingenvervoer) niet van toepassing is op de trekkende bevolking. Bij de verplaatsing van de regeling van het leerlingenvervoer van artikel 45 WBO naar artikel 4 WBO (Stb. 1993, 587) is deze aanpassing abusievelijk achterwege gelaten.
De scholen, bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WBO, komen thans in aanmerking voor het verzorgen van OETC en behoren derhalve ook in aanmerking te komen voor het verzorgen van OALT.
Artikel VI. Wijziging Bevoegdhedenbesluit WBO
De toelichting bij artikel IV is van overeenkomstige toepassing. Tevens zijn verwijzingen naar de WVO en het Bevoegdhedenbesluit WBO aangepast aan de toevoeging van een tweede deel aan genoemde wet, onderscheidenlijk de naamswijziging van genoemd besluit.
Aan de bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen aan het geven van OALT, worden toegevoegd het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar in een der allochtone levende talen in het basisonderwijs, en het diploma van de cursus onderwijs in een allochtone levende taal. Deze specifieke OALT-opleidingen zullen de komende tijd ontwikkeld worden. Het is noodzakelijk dat taakondersteunende activiteiten in de klas door hoog gekwalificeerde personen worden uitgevoerd. Daarom ligt het voor de hand dat leraren OALT die in het bezit zijn van een van de voor hen voorgeschreven diploma's of getuigschriften, tevens taalondersteuning geven.
Artikel VII. Intrekking Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond
Het Besluit leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond is gebaseerd op artikel 10 van de WBO. Door het vervallen van dit artikel in de wet OALT vervalt het besluit van rechtswege. Om eventuele misverstanden hierover te voorkomen, bepaalt artikel VII echter uitdrukkelijk dat het besluit wordt ingetrokken.
1.2. Wijziging van ISOVSO-besluiten
Artikel VIII. Wijziging Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO
In dit artikel zijn de aanpassingen opgenomen die nodig zijn in verband met het overbrengen van het so-lom/mlk/iobk naar de WPO (wijziging artikelen 1 en 43) en van het vso-lom/mlk naar deel II van de WVO (wijziging artikelen 1, 43, 59, 65 en 69). Daarbij is in artikel 1 de mogelijkheid geschapen dat een leraar bij een school als bedoeld in de WEC ambulante begeleiding geeft aan (een leerling van) een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de WVO. Onder de ISOVSO was er geen wettelijke regeling voor ambulante begeleiding aan de rechtsvoorgangers van laatstgenoemde scholen.
Voorts zijn in dit artikel verwijzingen naar het Formatiebesluit ISOVSO 1992 aangepast aan de naamswijziging van dit besluit in «Formatiebesluit WEC» (wijziging artikelen 10, 67, 77a en 78) en is rekening gehouden met het vervallen van de Overgangswet ISOVSO per 1 augustus 1998 (wijziging artikelen 2, 63 en 65). Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel 10 te bepalen welke categorieën leerlingen moeten worden onderscheiden bij de opgave van het aantal leerlingen van de school. De categorie-indeling is dezelfde als bij een speciale school voor basisonderwijs.
Artikel 73a (korting vergoeding) wordt geschrapt in verband met het vervallen van de wettelijke basis bij de wet regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs. Ten slotte is de naam van het besluit gewijzigd in: Bekostigingsbesluit WEC.
Artikel IX. Wijziging Formatiebesluit ISOVSO 1992
Behalve aanpassingen aan de naamswijziging en vernummering van artikelen van de ISOVSO bevat dit artikel ook aanpassingen aan het overbrengen van het so-lom/mlk/iobk naar de WPO (wijziging artikelen 7, 9, 11, 17, 18, en vervallen artikel 11a) en van het vso-lom/mlk naar deel II van de WVO (artikelen 11, 17 en 18). Ten slotte is de naam van het onderhavige besluit gewijzigd in: Formatiebesluit WEC.
Artikel X. Wijziging Onderwijskundig besluit ISOVSO
Voorzien is in een aanpassing aan de naamswijziging en vernummering van artikelen van de ISOVSO, de toevoeging van een tweede deel aan de WVO, de naamswijziging van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, de beperking van de werkingssfeer van het Onderwijskundig besluit tot bepaalde schoolsoorten en de uitbreiding van ambulante begeleiding tot speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de WVO. Voorts is de naam van het besluit gewijzigd in: Onderwijskundig besluit WEC.
De tweede alinea van de toelichting bij artikel VI is van overeenkomstige toepassing.
1.3. Wijziging van WVO-besluiten
Artikel XI. Wijziging Bekostigingsbesluit W.V.O.
Aan het Bekostigingsbesluit W.V.O. wordt een nieuw deel II toegevoegd, overeenkomend met het Bekostigingsbesluit ISOVSO/OISOVSO voor zover betrekking hebbend op het vso-lom/mlk. Voorts worden de verwijzingen in dit deel II naar artikelen van de ISOVSO en het Formatiebesluit ISOVSO aangepast aan het overbrengen van de regeling voor het vso-lom/mlk naar deel II van de WVO onderscheidenlijk deel II van het Formatiebesluit W.V.O. (zie artikel III van de WPO-WEC-wet en artikel XII van dit besluit). In artikel 1 is de begripsbepaling van ambulante begeleiding aangepast.
Artikel XII. Wijziging Formatiebesluit W.V.O.
Aan het Formatiebesluit W.V.O. wordt een nieuw deel II toegevoegd, overeenkomend met het Formatiebesluit ISOVSO voor zover betrekking hebbend op het vso-lom/mlk. Voorts worden de verwijzingen in dit deel II aangepast aan het overbrengen van de regeling voor het vso-lom/mlk naar deel II van de WVO op grond van artikel III van de WPO-WEC-wet en aan de vernummering van artikelen op grond van artikel IX van laatstgenoemde wet. In de artikelen 11 en 22 van het nieuwe deel II zijn de verwijzingen naar het Onderwijskundig besluit ISOVSO vervangen door verwijzingen naar het Inrichtingsbesluit W.V.O. In artikel 1 is de begripsbepaling van ambulante begeleiding aangepast.
Artikel XIII Wijziging Inrichtingsbesluit W.V.O.
De toelichting bij artikel XII is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het nieuwe deel II overeenkomt met het Onderwijskundig besluit ISOVSO voor zover betrekking hebbend op het vso-lom/mlk. In laatstgenoemd besluit zijn wijzigingen aangebracht in verband met de beperking van de werkingssfeer tot bepaalde schoolsoorten.
De tweede alinea van de toelichting bij artikel VI is van overeenkomstige toepassing.
Artikelen XIV tot en met XVIII
In deze artikelen worden diverse op de WVO gebaseerde besluiten aangepast aan het toevoegen van een tweede deel aan de WVO.
1.4. Wijziging van besluiten over rechtspositie onderwijspersoneel
Artikel XIX. Wijziging Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel
Als gevolg van de invoering van de Wet op het primair onderwijs (WPO) worden met ingang van 1 augustus 1998 onder instellingen voor basisonderwijs naast basisscholen ook speciale scholen voor basisonderwijs verstaan. Beide categorieën van scholen vallen onder de WPO, hetgeen betekent dat de bestuursbenoeming van het personeel van deze scholen zal gelden voor zowel basisscholen als speciale scholen voor basisonderwijs die door hetzelfde bevoegd gezag worden beheerd. In het kader van deze bestuursbenoeming zullen onderwijsgevende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon als gelijke functies worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon (zie artikel I-P2, derde lid).
In verband met de vele verwijzingen in het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) naar de onderdelen d en e, sub 2, is ervoor gekozen personeel in de zin van de WEC en deel II van de WVO (waarvoor dezelfde rechtspositie zal gelden) in dezelfde onderdelen op te nemen. Hierdoor wordt vermeden dat alle verwijzingen moeten worden aangepast.
Tot 1 augustus 1998 kon aan een centrale dienst uitsluitend beheers- en ondersteunend personeel verbonden zijn. De WPO opent de mogelijkheid om bij het bestuur van een centrale dienst ook onderwijsgevend personeel te benoemen, met dien verstande dat deze benoeming uitsluitend kan plaatsvinden op basis van de zorgformatie die op grond van het zorgplan bij de centrale dienst wordt ingezet. De dienst kan deze fre's gebruiken om onderwijsgevend of onderwijsondersteunend personeel te benoemen dat in overeenstemming met het zorgplan in het samenwerkingsverband wordt ingezet.
De vakantieregeling voor onderwijsgevend personeel wordt in dit artikel mede van toepassing verklaard op het onderwijsgevend personeel van een centrale dienst.
In het overleg ter uitwerking van het akkoord «WSNS, de volgende fase» is met de onderwijsorganisaties de afspraak gemaakt dat in het kader van de bestuursbenoeming onderwijsgevende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon als gelijke functies worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor gelijksoortige onderwijsondersteunende functies met dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon. Deze afspraak is uitgewerkt in het derde lid.
Van gelijksoortige onderwijsondersteunende functies kan sprake zijn als een bevoegd gezag door middel van functiedifferentiatie een functie heeft vastgesteld die hoofdzakelijk uit taken bestaat die ook bij een normfunctie behoren die geldt voor de school of scholen die het bevoegd gezag beheert. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de functies van conciërge en administratief medewerker. Voor een bevoegd gezag dat zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs beheert, zijn de normfunctie van onderwijsassistent aan de basisschool en de normfunctie van klassenassistent met maximumschaal 4 aan de speciale school voor basisonderwijs in beginsel als gelijksoortig aan te merken.
In het kader van het overleg ter uitwerking van het akkoord «WSNS, de volgende fase» is met de onderwijsorganisaties de afspraak gemaakt dat voor detachering niet langer een maximale tijdsduur zal gelden. Detachering opent de mogelijkheid van een flexibele inzet van personeel, in overeenstemming met de (fluctuerende) behoefte aan zorgverbreding binnen de basisscholen in een samenwerkingsverband WSNS. Bestaande dienstverbanden blijven gehandhaafd, zodat de werkgelegenheid en het salarisuitzicht niet in het geding zijn. Hoewel een detachering voor langere tijd bezwaren kan oproepen, moet aan de andere kant rekening worden gehouden met de noodzaak/wenselijkheid van detacheringen met een langere tijdsduur dan de huidige limiet van twee jaar. Vandaar dat de maximumduur van twee jaar voor detacheringen in het RPBO komt te vervallen, met dien verstande dat een detachering uitsluitend voor bepaalde tijd zal kunnen plaatsvinden. Evenals nu het geval is, zal detachering uitsluitend kunnen plaatsvinden met instemming van het betrokken personeelslid. In het decentraal georganiseerd overleg (DGO) kunnen desgewenst randvoorwaarden worden gesteld voor detachering.
In verband met de nieuwe mogelijkheid formatierekeneenheden in te zetten bij een centrale dienst is de reden vervallen de centrale dienst uit te zonderen van de verplichting de minister vóór het begin van het schooljaar mededeling te doen van de wijze waarop de formatierekeneenheden worden besteed.
In verband met de nieuwe mogelijkheid formatierekeneenheden in te zetten bij een centrale dienst is artikel I-P78 aangepast. Voor functies aan een centrale dienst wordt het verbruik van formatierekeneenheden op dezelfde manier vastgesteld als voor functies aan scholen. Onder een functie als bedoeld in het eerste lid die voor rijksbekostiging in aanmerking komt, wordt voor centrale diensten een functie verstaan die wordt bekostigd uit zorgformatie.
Artikelen I-Q201 tot en met I-Q210
Deze artikelen zijn uitgebreid met de regeling van de salariëring en samenstelling van de directie van speciale scholen voor basisonderwijs (sbo's). Laatstgenoemde regeling gaat in op 1 augustus 1999, met dien verstande dat de regeling van de salariëring en samenstelling van de meerhoofdige schoolleiding aan sbo's per 1 augustus 1998 in werking treedt (zie ook hieronder). Voor directieleden van sbo's die geen deel zullen uitmaken van een meerhoofdige schoolleiding, geldt in het schooljaar 1998–1999 nog de regeling welke van toepassing was op de scholen waaruit die sbo's zijn ontstaan (zie ook artikel V-Q401). Dit sluit aan bij de overgangsrechtelijke toepasselijkheid van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 in het schooljaar 1998–1999 (zie ook artikel XLVI van dit besluit).
Evenals thans voor basisscholen geldt, zal de maximumschaal behorende bij normfuncties voor directieleden van sbo's met ingang van 1 augustus 1999 worden gebaseerd op het aantal leerlingen van de school («y») in plaats van op het aantal formatieplaatsen («Q»). Voor zover daarvan in de desbetreffende artikelen niet wordt afgeweken, zijn op basisscholen en sbo's dezelfde voorschriften van toepassing.
Voor de goede orde wordt erop gewezen dat de factor «y» voor een sbo met een afdeling uitsluitend betrekking heeft op de leerlingen van de sbo. Leerlingen van een eventuele afdeling worden dus niet meegeteld (zie ook artikel V-Q401, vierde lid en de daarop gegeven toelichting).
Indien op grond van de nieuwe salarisregeling voor directies van sbo's een functie met een hogere maximumschaal beschikbaar komt, is het bepaalde in artikel I-Q106 van toepassing. Dit betekent dat de hogere schaal drie achtereenvolgende schooljaren beschikbaar moet zijn, alvorens het betrokken directielid in het derde schooljaar kan worden bezoldigd volgens het carrièrepatroon dat hoort bij de functie met de hogere maximumschaal. Indien op grond van de nieuwe salarisregeling een lagere maximumschaal beschikbaar komt, geldt de overgangsregeling in artikel V-Q402, eerste lid. Hier wordt volstaan met een verwijzing naar dat artikellid en de daarop gegeven toelichting.
Aan een sbo zonder afdeling kan met ingang van 1 augustus 1998 een meerhoofdige schoolleiding worden verbonden. Vóór 1 augustus 1998 bestond die mogelijkheid alleen voor basisscholen. In verband met de overname van de desbetreffende bepaling uit de WBO in de WPO bestaat die mogelijkheid met ingang van 1 augustus 1998 ook voor sbo's. Op grond van de artikelen XXXIII, vierde lid en XXXVII, vijfde lid van de WPO-WEC-wet bestaat die mogelijkheid echter niet voor sbo's met een afdeling.
De regeling in de artikelen I-Q204 en I-Q206 van de meerhoofdige schoolleiding voor sbo's treedt met ingang van 1 augustus 1998 in werking. Deze regeling hangt samen met de nieuwe regeling van de salariëring en samenstelling van de directie van speciale scholen voor basisonderwijs die per 1 augustus 1999 in werking treedt. Voor beide regelingen geldt dat de maximumschaal voor de normfunctie van directieleden wordt afgeleid van het aantal leerlingen van de school. Dit laatste betekent dat bij de instelling in het schooljaar 1998–1999 van een meerhoofdige schoolleiding aan een sbo moet worden uitgegaan van het aantal leerlingen van de school (waarbij, in voorkomende gevallen, de leerlingen van een eventuele afdeling buiten beschouwing blijven). Voor de bevoegde gezagsorganen van sbo's die reeds in het schooljaar 1998–1999 een meerhoofdige schoolleiding willen instellen, wordt hiermee een aansluiting bewerkstelligd met de salarisregeling die een schooljaar later zal gelden. Wel zal, gegeven de overgangsrechtelijke toepasselijkheid van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 in het schooljaar 1998–1999, de in fre's uitgedrukte formatie voor de schoolleiding in dat schooljaar nog zijn gebaseerd op het aantal formatieplaatsen in plaats van op het aantal leerlingen van de school.
De WPO opent de mogelijkheid om bij het bestuur van een centrale dienst ook onderwijsgevend personeel te benoemen. De aanpassing van de begripsbepaling in artikel I-R101 strekt ertoe dit personeel onder de werking van hoofdstuk I-R (Salariëring onderwijsgevend personeel) te laten vallen.
Naast de algemene voorschriften in paragraaf 1 van hoofdstuk I-R zijn op het onderwijsgevend personeel van centrale diensten de voorschriften van toepassing zoals die gelden voor personeel van instellingen voor basisonderwijs.
In dit artikel worden de normfuncties geregeld voor het onderwijsgevend personeel van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en centrale diensten. Aan de normfunctie van leraar aan een basisschool is maximumschaal 9 verbonden. Voor de normfunctie van leraar aan een speciale school voor basisonderwijs geldt schaal 10 als maximumschaal. Voor onderwijsgevend personeel van centrale diensten dat in het kader van een normfunctie wordt ingezet op basisscholen geldt maximumschaal 9. Voor personeel dat in het kader van een normfunctie wordt ingezet op speciale scholen voor basisonderwijs geldt maximumschaal 10.
Evenals dat op grond van artikel I-R102 voor leraren geldt, wordt de benoeming van onderwijsondersteunend personeel afhankelijk gesteld van de door het bevoegd gezag vastgestelde formatie.
Artikel I-S201 tot en met I-S204
Bovengenoemde artikelen bevatten bepalingen voor het onderwijsondersteunend personeel van basisscholen. Deze bepalingen komen te vervallen. Omdat ook artikel I-S301 komt te vervallen, zal voor alle scholen in het basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs dezelfde rechtspositieregeling gelden, alsmede dezelfde normfuncties voor het onderwijsondersteunend personeel, waaronder de huidige normfunctie van onderwijsassistent in het basisonderwijs.
In artikel I-S1601 worden de normfuncties voor het onderwijsondersteunend personeel in het basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs van overeenkomstige toepassing verklaard op een centrale dienst, voor zover het personeel betreft dat is benoemd op basis van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel 68, eerste lid onder d, van de WPO (zie ook de toelichting op de wijziging van artikel I-A1).
Het bestuur van een toekomstige sbo kan de omvang van de voor het schooljaar 1997–1998 vastgestelde structureel gewenste formatie verhogen. Deze mogelijkheid bestaat tot 1 augustus 1998.
In de onderhavige bepaling wordt deze mogelijkheid expliciet vastgelegd. De bepaling is van belang met het oog op de voorwaarden waaronder sbo-personeelsleden over een werkgelegenheidsgarantie kunnen beschikken. Eén van die voorwaarden is dat de functie van het betrokken personeelslid op 31 juli 1998 was opgenomen in de structureel gewenste formatie als bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a van het RPBO.
De bepaling stelt de betrokken besturen in staat de omvang van de structureel gewenste functies in het schooljaar 1997–1998 – en daarmee de werkgelegenheidsgaranties – in overeenstemming te brengen met de formatie waarover de school met ingang van het schooljaar 1998–1999 kan beschikken.
Bij de nadere vaststelling van de formatie die in het schooljaar 1997–1998 uit structureel gewenste functies bestaat, dient het bevoegd gezag van de toekomstige sbo te anticiperen op de totale formatie waarover de sbo in het schooljaar 1998–1999 en volgende jaren zal kunnen beschikken. Naast de formatie die het Rijk rechtstreeks bekostigt, bestaat die formatie uit de formatie die de centrale dienst of het bevoegd gezag van het desbetreffende samenwerkingsverband aan de sbo moet overdragen. De formatieve aanspraken van sbo's zijn zodanig vormgegeven dat die besturen, voor zolang en voorzover zij personeelsleden met een werkgelegenheidsgarantie in dienst hebben, over de formatie zullen kunnen (blijven) beschikken om die personeelsleden in dienst te houden. Dit is slechts anders als de beschikbare formatie als gevolg van een afname van het totale aantal leerlingen in het samenwerkingsverband een daling te zien geeft, doch een dergelijke formatiedaling zal zich eerst in het schooljaar 1999–2000 kunnen voordoen.
De verdeling van het personeel over sbo en afdelingen vindt plaats volgens een splitsingsplan dat wordt vastgesteld na overleg in het DGO. Dit plan moet vóór 1 mei 1998, doch uiterlijk op 1 augustus 1998 zijn vastgesteld.
In de artikelen V-Q301 en V-Q302 zijn de voorwaarden opgenomen waaronder een zogenoemd «HOS-salarisuitzicht» behouden blijft of kan herleven. Tot 1 augustus 1998 is het behoud van een HOS-uitzicht onder andere afhankelijk van het benoemd of werkzaam blijven in een functie – al dan niet met (ten minste) dezelfde maximumschaal – in het speciaal onderwijs (so) of het voortgezet speciaal onderwijs (vso) als bedoeld in de ISOVSO. Met ingang van 1 augustus 1998 worden genoemde onderwijssoorten geregeld in de WEC, in deel II van de WVO, in de WPO voor wat betreft speciale scholen voor basisonderwijs en in deel I van de WVO voor wat betreft zelfstandige scholen voor praktijkonderwijs. Laatstgenoemde scholen zullen in de plaats (kunnen) komen van de huidige scholen en afdelingen voor voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen. Scholen voor praktijkonderwijs zullen onder het formatiebudgetsysteem (fbs) en het RPBO blijven vallen. Vandaar dat de regeling van het HOS-uitzicht van het personeel van deze scholen in het RPBO is opgenomen. Het behoud van het HOS-uitzicht van het so- en vso-personeel dat in het kader van vso-vo-traject zal worden benoemd aan andere scholen voor voortgezet onderwijs, is in beginsel een onderwerp voor de cao in het voortgezet onderwijs.
Gezien de omzetting van het huidige so en vso in onderwijs als bedoeld in de WPO, de WEC of de WVO zijn in de artikelen V-Q301 en V-Q302 enkele technische aanpassingen aangebracht die ertoe strekken het HOS-uitzicht te waarborgen van directieleden wier dienstverband per 1 augustus 1998 onder de vigeur van de nieuwe wetten wordt voortgezet. Voor zover de artikelen de mogelijkheid openen om met behoud van een HOS-uitzicht van school te veranderen, wordt die mogelijkheid met ingang van 1 augustus 1998 betrokken op de scholen, c.q. afdelingen van scholen die in de plaats komen van de huidige ISOVSO-scholen en die onder het fbs en het RPBO zullen blijven vallen. Een HOS-uitzicht in verband met zogenoemde «Ulo-akten» herleeft indien de betrokkene met inachtneming van de voorwaarden als genoemd in het derde lid van de artikelen V-Q301 en V-Q302 een functie aanvaardt bij het bevoegd gezag van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de WVO, een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs (sbo), een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de WVO of – voor zover het een directeur betreft – een sbo met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs (de bestuursbenoeming van bedoelde directeur omvat zowel de sbo als de daaraan verbonden afdeling). Het betreft hier de scholen en afdelingen die in de plaats komen van de huidige scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en de scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover die scholen en afdelingen onder het fbs en het RPBO zullen blijven vallen.
De voorwaarden waaronder een HOS-uitzicht met ingang van 1 augustus 1998 behouden blijft of kan herleven, komen dus materieel overeen met de voorwaarden die tot 1 augustus 1998 golden.
Voor een directeur of een adjunct-directeur van een sbo is geregeld dat een HOS-uitzicht, al dan niet met inbegrip van een uitzicht als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985, ook behouden blijft indien de betrokkene zonder wezenlijke onderbreking werkzaam blijft in het onderwijs als bedoeld in de WPO in een functie als directeur, respectievelijk adjunct-directeur met een maximumschaal die ten minste gelijk is aan die welke voor hem gold in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 was benoemd. Onder onderwijs als bedoeld in de WPO valt zowel het onderwijs aan basisscholen als het onderwijs aan sbo's. Een directielid van een sbo kan dus met behoud van HOS-uitzicht eenzelfde functie aanvaarden bij het bevoegd gezag van een basisschool. Deze aanpassing houdt verband met het feit dat sbo's en basisscholen met ingang van 1 augustus 1998 onder dezelfde wet (WPO) zullen vallen. In het verlengde daarvan zal de bestuursbenoeming van directieleden van sbo's mede betrekking hebben op werkzaamheden ten behoeve van basisscholen die door hetzelfde bevoegd gezag worden beheerd. Met de onderhavige aanpassing van de artikelen V-Q301 en V-Q302 wordt onder andere voorkomen dat het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een basisschool in het kader van een bestuursbenoeming gevolgen kan hebben voor het HOS-uitzicht van de betrokkene.
Omgekeerd geldt voor directieleden van basisscholen dat het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een sbo in het kader van een bestuursbenoeming, geen gevolgen heeft voor het HOS-uitzicht als bedoeld in de artikelen V-Q201 en V-Q202. Het basisonderwijs waarin deze directieleden werkzaam moeten blijven, omvat met ingang van 1 augustus 1998 namelijk zowel het onderwijs aan basisscholen als het onderwijs aan sbo's.
In het schooljaar 1998–1999 blijven op directieleden van een sbo, onderscheidenlijk een afdeling van een sbo, de normfuncties volgens het RPBO, zoals luidend op 31 juli 1998, van toepassing. Het betreft hier de normfuncties op basis van het aantal formatieplaatsen (factor Q) in het schooljaar 1998–1999. Deze bepaling is noodzakelijk omdat de formatie van sbo's in het schooljaar 1998–1999 nog op basis van het oude Formatiebesluit ISOVSO 1992 wordt vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de formatierekeneenheden voor de schoolleiding voor afdelingen van sbo's. De vaststelling van de normfuncties voor directieleden van sbo's en daaraan verbonden afdelingen dient daarbij aan te sluiten (zie artikel I-Q204, derde lid, onderdeel b, artikel I-Q205, onderdeel b, juncto artikel LI, vijfde lid van dit besluit voor een uitzondering op deze regel).
Ook voor sbo's die ontstaan uit een scholengemeenschap voor lom of mlk wordt de formatie in het schooljaar 1998–1999 vastgesteld op basis van het oude formatiebesluit. Daarbij wordt aangesloten bij de huidige gescheiden formatieberekeningswijze voor de formatie van de scholengemeenschap. Deze berekeningswijze houdt in dat de formatie van de desbetreffende sbo in het schooljaar 1998–1999 per deel van de voormalige scholengemeenschap (lom of mlk) wordt vastgesteld. In het verlengde daarvan worden de normfuncties voor de adjunct-directeur(en) van de sbo per deel van de voormalige scholengemeenschap vastgesteld.
Met ingang van het schooljaar 1999–2000 worden de normfuncties voor directieleden van sbo's – met inbegrip van sbo's die zijn ontstaan uit lom/mlk-scholengemeenschappen – vastgesteld op basis van de nieuwe regeling in artikel I-Q204, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel I-Q206, onderdeel b.
In het derde lid wordt de maximumschaal voor de normfunctie adjunct-directeur geregeld, zoals die met ingang van het schooljaar 1999–2000 zal gelden voor afdelingen van sbo's. Deze maximumschaal is gelijk aan schaal 10. Uiteraard gaat het hier om de maximumschaal behorende bij een I-Q-functie met het bijbehorende verbruik van formatierekeneenheden. Indien een afdeling van een sbo op grond van artikel XLIV aanspraak heeft op 65 formatierekeneenheden (fre's) voor de schoolleiding, is de maximumschaal voor de normfunctie adjunct-directeur schaal 11. Genoemd aantal fre's komt overeen met het aantal fre's voor de schoolleiding dat hoort bij een normfunctie adjunct-directeur met maximumschaal 11.
In het vierde lid is voor een sbo met een afdeling vastgelegd dat de leerlingen van die afdeling niet meetellen bij de vaststelling van de factor «y» als bedoeld in artikel I-Q201, onderdeel f. De normfuncties voor de directieleden van een sbo waaraan een afdeling is verbonden, worden uitsluitend gebaseerd op het aantal leerlingen van de sbo op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. Voor sbo's zonder meerhoofdige schoolleiding is de factor «y» met ingang van het schooljaar 1999–2000 van toepassing (zie ook de toelichting op de artikelen I-Q201 tot en met I-Q210).
Het niet-meetellen van de leerlingen van een afdeling van een sbo kan tot gevolg hebben dat voor de directieleden van die sbo in het schooljaar 1999–2000 een lagere maximumschaal gaat gelden. Met oog daarop is voor deze directieleden in het georganiseerd overleg een aanvullende garantieregeling afgesproken. Deze regeling is neergelegd is artikel V-Q402, eerste lid (zie hieronder).
In het eerste lid is geregeld dat directieleden van een sbo die in de schooljaren 1997–1998 en 1998–1999 waren benoemd in dezelfde functie met dezelfde maximumschaal, aanspraak houden op het daarbij behorende carrièrepatroon zolang zij in die functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijven. Bepalend is de maximumschaal die in de genoemde schooljaren op grond van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 voor de desbetreffende functie beschikbaar was. Hierbij is niet van belang of de betrokkene reeds aanspraak maakte op bezoldiging volgens het bij die schaal behorende carrièrepatroon.
De regeling in het eerste lid geldt in aanvulling op de salaire aanspraken die directieleden reeds kunnen ontlenen aan artikel I-Q106. Het betreft hier de aanspraken voor directieleden die drie schooljaren achtereen in dezelfde functie met dezelfde maximumschaal benoemd zijn geweest, of wier bezoldiging wordt vastgesteld volgens de voor hun geldende maximumschaal. Deze aanspraken blijven behouden zolang het betrokken directielid in de desbetreffende functie aan dezelfde instelling of instellingen benoemd blijft. In het derde lid is vastgelegd dat deze aanspraken ook behouden blijven bij een herplaatsing als bedoeld in artikel XLII van de WPO-WEC-wet (zie ook hieronder).
Op grond van het tweede lid van artikel V-Q301 en V-Q302 blijft een HOS-uitzicht in verband met zogenoemde «Ulo-akten» behouden voor directieleden die werkzaam zijn aan een sbo met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs. Hierbij is – voor wat betreft adjunct-directeuren – niet van belang of de bestuursbenoeming van de betrokkene per 1 augustus 1998 betrekking heeft op de speciale school voor basisonderwijs of de daaraan verbonden afdeling (de bestuursbenoeming van de directeur heeft betrekking op zowel school als afdeling). In het tweede lid van het onderhavige artikel is vastgelegd dat dit uitzicht behouden blijft indien aan de speciale school voor basisonderwijs niet langer een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs is verbonden. Hiermee wordt voorkomen dat de afsplitsing van die afdeling in het kader van een omvorming tot of samenvoeging met een school voor voortgezet onderwijs gevolgen kan hebben voor het salarisuitzicht van de directieleden van de overblijvende sbo.
In het derde lid is vastgelegd dat het HOS-uitzicht van een directielid van een sbo behouden blijft bij een herplaatsing op grond van artikel XLII van de WPO-WEC-wet. Hetzelfde geldt voor een aanspraak op bezoldiging ingevolge het eerste lid van het onderhavige artikel of artikel I-Q106. Van een herplaatsing als hiervoor bedoeld kan sprake zijn indien de betrokkene in het bezit is van een werkgelegenheidsgarantie als bedoeld in artikel XL, onderdeel a, van de WPO-WEC-wet. In afwijking van de artikelen V-Q301 en V-Q302 blijft een HOS-uitzicht ook behouden indien het niet mogelijk blijkt een directielid in dezelfde functie met (ten minste) dezelfde maximumschaal te herplaatsen.
Bovengenoemd uitzicht, respectievelijk bovengenoemde aanspraak blijven behouden voor de duur van de benoeming in de functie waarin de betrokkene is herplaatst. Indien de betrokkene uit deze functie ontslag wordt verleend, wordt hij voor de toepassing van artikel V-Q301 of V-Q302 in deze functie geacht benoemd te zijn gebleven in de functie die hij vervulde voordat hij in eerstgenoemde functie werd benoemd. Dit betekent dat het HOS-uitzicht behouden blijft indien de betrokkene na zijn ontslag uit de functie waarin hij is herplaatst, bij hetzelfde of een ander bevoegd gezag een nieuwe functie aanvaardt die voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel V-Q301, onderscheidenlijk artikel V-Q302. Voor bijvoorbeeld een directeur van een sbo die met behoud van HOS-uitzicht is herplaatst in de functie van leraar aan een basisschool, betekent dit het volgende. Deze directeur behoudt zijn uitzicht als bedoeld in artikel C1 van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 – waaronder niet begrepen een uitzicht als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel – indien hij een nieuwe functie aanvaardt als directeur van een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC of van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO en daarnaast voldoet aan de volgende voorwaarden:
– de maximumschaal behorende bij de nieuwe functie is ten minste gelijk aan die welke voor hem gold in de functie waarin hij op 1 augustus 1985 was benoemd;
– er is geen sprake van een wezenlijke onderbreking van zijn werkzaamheden als bedoeld in artikel V-Q301, vierde lid, respectievelijk artikel V-Q302, vijfde lid.
Indien de directeur in dit voorbeeld een functie aanvaardt als directeur van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de WVO, een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WPO of een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in deel I van de WVO, blijft ook het uitzicht als bedoeld in artikel C1, vijfde lid, van het Besluit overgangsmaatregelen s.o. 1985 behouden.
Op grond van het vierde lid blijft ook een salarisgarantie uit hoofde van een samenvoeging van scholen behouden bij een herplaatsing op grond van artikel XLII van de WPO-WEC-wet. De voorwaarden waaronder die garantie behouden blijft bij aanvaarding van een nieuwe functie, komen overeen met de voorwaarden die zonder herplaatsing zouden hebben gegolden op grond van de samenvoegingsregeling die sedert 1 augustus 1996 voor het primair onderwijs geldt. Een samenvoeging heeft overigens geen gevolgen voor het HOS-uitzicht van de betrokken personeelsleden. Dit betekent dat het HOS-uitzicht dat gold in de functie voor de samenvoeging ook geldt in de functie na de samenvoeging.
Het vijfde lid bevat een regeling van de salarisaanspraken en -uitzichten van de directeur of de adjunct-directeur van een school voor vso-mlk of een sbo met een vso-afdeling voor mlk na omvorming van die school of afdeling tot een zelfstandige school voor praktijkonderwijs als bedoeld in de WVO. Indien de benoeming van de betrokkene wordt voortgezet ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school voor praktijkonderwijs, behoudt hij de aanspraken en uitzichten waarover hij in zijn oude functie beschikte.
In afwijking van de artikelen V-Q301 en V-Q302 blijft een HOS-uitzicht ook behouden indien het niet mogelijk blijkt een directielid in dezelfde functie te benoemen aan de school voor praktijkonderwijs.
Bovengenoemde aanspraken en uitzichten worden in de onderhavige titel geregeld, omdat scholen voor praktijkonderwijs onder het fbs-systeem en daarmee onder het RPBO zullen blijven vallen.
De voorwaarden waaronder bovengenoemde aanspraken en uitzichten behouden blijven bij een herplaatsing als bedoeld in artikel XVII van de WPO-WEC-wet, worden van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit betekent bijvoorbeeld dat het HOS-uitzicht behouden blijft indien de betrokkene na zijn ontslag uit de functie aan de school voor praktijkonderwijs, bij hetzelfde of een ander bevoegd gezag een nieuwe functie aanvaardt die voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel V-Q301, onderscheidenlijk artikel V-Q302. Het voorbeeld dat hierboven in de toelichting op het vierde lid is gegeven voor de voormalige directeur van een sbo die na een herplaatsing als bedoeld in artikel XVII van de WPO-WEC-wet een nieuwe functie als directeur aanvaardt geldt ook voor een directeur van een sbo die wordt benoemd in functie bij het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs en vervolgens in het onderwijs als bedoeld in de WPO, de WEC of deel II van de WVO een nieuwe functie als directeur aanvaardt.
Voor de toelichting op deze artikelen wordt verwezen naar de toelichting op de artikelen V-Q301, V-Q302 en V-Q402, tweede tot en met vijfde lid. Hetgeen bij die artikelen is opgemerkt voor directieleden in het huidige speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs geldt mutatis mutandis ook voor leraren in het huidige speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
Op grond van het oude artikel V-R301 is de mogelijkheid van verandering van functie met behoud van HOS-uitzicht beperkt tot functies waarvan de maximumschaal minimaal gelijk is aan schaal 10: de maximumschaal voor de normfunctie van leraar in het huidige speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Deze beperking blijft van kracht voor leraren aan speciale scholen voor basisonderwijs die – zonder dat sprake is van een herplaatsing als bedoeld in artikel XLII van de WPO-WEC-wet – een functie aanvaarden aan een basisschool. Verder is in het tweede lid vastgelegd dat ook de salaire aanspraak van een ex-adjunct-directeur als bedoeld in artikel I-Q306 behouden blijft bij een herplaatsing als bedoeld in artikel XLII van de WPO-WEC-wet.
Leden van het onderwijsondersteunend personeel van een speciale school voor basisonderwijs behouden bij herplaatsing overeenkomstig artikel XLII van de WPO-WEC-wet de salarisuitzichten op grond van hoofdstuk V-S. Zij behouden die uitzichten ook bij een benoeming in een functie aan een school voor praktijkonderwijs.
Directieleden van een speciale school voor basisonderwijs komen onder bijlage Q1 te vallen. Verwezen wordt naar de maximumschalen in artikel I-Q204 (voor directeuren 11 en 12) en I-Q206 (voor adjunct-directeuren 10 en 11).
Leraren van een speciale school voor basisonderwijs komen onder bijlage R1 te vallen. Verwezen wordt naar de maximumschalen in artikel I-R202 (voor leraar basisschool schaal 9 en voor leraar speciale school voor basisonderwijs schaal 10).
Bijlage S1, waarin de functiebeschrijving van de onderwijsassistent basisonderwijs is geregeld, vervalt en bijlage S1a wordt vernummerd tot bijlage S1. De functiebeschrijving van onderwijsassistent in de vervallen bijlage S1 wordt toegevoegd aan de nieuwe bijlage S1, welke bijlage behalve voor scholen en instellingen voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs ook gaat gelden voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs. Ten slotte is in de nieuwe bijlage S1 geregeld, dat de verwijzingen in de taakkarakteristieken naar de commissie van onderzoek alleen gelden voor functies die worden vervuld aan scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
De onderwijsassistent voert de taken uit onder de verantwoordelijkheid van de leraar. Zoals in de nieuwe bijlage S1 is opgenomen, omvat de functie:
a. het ondersteunen van de leraar in de onderbouw op zijn aanwijzingen bij het verrichten van eenvoudige routinematige onderwijsinhoudelijke taken;
b. het begeleiden van leerlingen bij de verwerving van vaardigheden;
c. het leveren van een praktische/organisatorische bijdrage aan het klassenmanagement;
d. het verrichten van overige werkzaamheden die verband houden met de functie.
Hieronder volgt een nadere toelichting op de functiebestanddelen die hierboven zijn opgesomd.
Ad a.
– begeleidt individuele leerlingen of kleine groepen van leerlingen die van de leraar instructie hebben ontvangen;
– helpt leerlingen bij expressie-activiteiten;
– observeert leerlingen tijdens les, pauzes en spel, signaleert problemen en bespreekt deze met de leraar;
– assisteert bij het samenwerken van leerlingen, het groepswerk en het werken in hoeken;
– ziet toe op het zelfstandig werken van leerlingen;
– helpt leerlingen bij het uitdiepen van een onderwerp in het documentatiecentrum;
– begeleidt leerlingen met een aparte leertaak en registreert het ontwikkelings- en leerproces;
– begeleidt individuele leerlingen bij niveaulezen;
– helpt bij de uitvoering van handelingsplannen voor leerlingen.
Ad b.
– ziet toe op handen wassen, tanden poetsen e.d.;
– helpt bij gymnastiek met aan- en uitkleden;
– houdt toezicht op en corrigeert gedrag tijdens pauzes, vervoer e.d.;
– inspireert leerlingen te luisteren, op te ruimen, zich te concentreren, vragen te stellen e.d.
Ad c.
– richt het leslokaal in en ruimt op;
– vervaardigt illustraties e.d. t.b.v. projecten;
– maakt lesmateriaal gereed;
– zet materialen klaar;
– controleert de staat van les- en ontwikkelingsmateriaal en bespreekt deze met de leraar;
– vult voorraden aan.
Ad d.
– woont besprekingen bij indien dit wenselijk wordt geacht;
– verzorgt mede de administratie van leerlingprestaties en andere leerlinggegevens die van belang zijn voor het leerproces;
– ondersteunt bij de organisatie van uitstapjes, vieringen, festiviteiten e.d.;
– helpt mee bij het ontvangen van ouders.
In deze artikelen worden diverse besluiten over de rechtspositie van onderwijspersoneel aangepast aan de in de WPO-WEC-wet geregelde naamswijziging van WBO en ISOVSO in «WPO» en «WEC», wijziging van de benaming van een school voor basisonderwijs in «basisschool», omvorming van scholen voor so-lom/mlk/iobk tot speciale scholen voor basisonderwijs en opneming van het vso-lom/mlk in deel II van de WVO. Voorts zijn de verwijzingen naar artikelen van de WPO, de WEC, de WVO en daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur aangepast aan de vernummering van die artikelen bij de (her)plaatsing in het Staatsblad van die wetten en een aantal van die algemene maatregelen van bestuur.
1.5. Wijziging van andere onderwijsbesluiten
Artikelen XXVI tot en met XXIX
De toelichting op de artikelen XX tot en met XXIV is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het andere onderwijsbesluiten betreft.
1.6. Wijziging van andere besluiten dan onderwijsbesluiten
De toelichting bij de artikelen XX tot en met XXIV is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het andere dan onderwijsbesluiten betreft.
2. OVERGANGS- EN OVERIGE BEPALINGEN
Artikel XLII. Overgangsbepaling formatie afdeling bij speciale school voor basisonderwijs exclusief formatierekeneenheden voor schoolleiding en, voor wat betreft het schooljaar 1998–1999, bapo
Aan een speciale school voor basisonderwijs kan een afdeling verbonden zijn voor so-zmlk, vso-lom of vso-mlk. Op eerstgenoemde afdeling zijn op grond van artikel XXXIII, tweede lid, van de WPO-WEC-wet de WEC en daarop gebaseerde regelingen van toepassing. Voor de twee laatstgenoemde afdelingen gelden op grond van artikel XXXVII, derde lid, deel II van de WVO en de daarop gebaseerde regelingen. Bij algemene maatregel van bestuur, ministeriële regeling of beleidsregel kan van voornoemde regelingen worden afgeweken. Ter uitvoering hiervan zijn in het onderhavige artikel de volgende afwijkingen ten opzichte van het Formatiebesluit WEC onderscheidenlijk het Formatiebesluit W.V.O. opgenomen.
– Voor de berekening van de formatie voor onderwijzend personeel, exclusief de schoolleiding, onderwijsondersteunend personeel en ambulante begeleiding wordt de afdeling op dezelfde wijze behandeld als een school.
– De formatie voor de schoolleiding in minuten wordt berekend door het aantal formatieplaatsen voor onderwijzend personeel, met uitzondering van de schoolleiding, onderwijsondersteunend personeel en ambulante begeleiding te vermenigvuldigen met 100 minuten (derde lid). De berekeningswijze van het Formatiebesluit WEC is niet bruikbaar, omdat daar de formatie voor de schoolleiding voor de school en de afdeling tezamen wordt berekend.
– Aan de afdeling wordt geen opslag in verband met formatieve fricties toegekend, omdat in het kader van de verdeling van de formatie tussen de speciale school voor basisonderwijs en afdelingen is besloten de frictietoeslag toe te kennen aan de school.
– Bij de berekening van de formatie voor onderwijsachterstandenbestrijding geldt geen drempel van 4 leerlingen, omdat er anders sprake zou zijn van een dubbele korting (voor de school én de afdeling).
Voorts is bepaald dat het aantal leerlingen op de teldatum wordt verhoogd met een kwart van het aantal leerlingen dat door de afdeling ambulant wordt begeleid. Dit komt overeen met de regeling die in artikel 15 van het Onderwijskundig besluit WEC reeds is opgenomen voor scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen en in artikel 47 van het Inrichtingsbesluit W.V.O. voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen of kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden.
Artikel XLIII. Overgangsbepaling formatie speciale school voor basisonderwijs exclusief formatierekeneenheden voor schoolleiding en bapo in het schooljaar 1998–1999
Op grond van artikel XLV van de WPO-WEC-WVO-wet wordt de formatie voor speciale scholen voor basisonderwijs in het schooljaar 1998–1999 bepaald met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 zoals dat besluit luidde op 31 juli 1998, met dien verstande dat de groeiregeling niet wordt toegepast en dat de formatie ten minste wordt bepaald op de formatie die de school op 31 juli 1998 van het Rijk ontving. Artikel XLIV van het onderhavige besluit bevat de volgende nadere regels voor de vaststelling van voornoemde formatie.
– Als aan een speciale school voor basisonderwijs een of meer afdelingen zijn verbonden, worden zowel de formatie in het schooljaar 1998–1999 als de formatie op 31 juli 1998 bepaald door de formatie voor de afdeling in mindering te brengen op de formatie voor de school inclusief de afdeling.
– Indien een speciale school voor basisonderwijs is ontstaan uit een scholengemeenschap en beschikt over een of meer afdelingen (so-zmlk, vso-lom of vso-mlk) wordt de formatievergelijking voor de beide delen van de scholengemeenschap (lom en mlk) afzonderlijk uitgevoerd. Ook hier worden zowel de formatie in het schooljaar 1998–1999 als de formatie op 31 juli 1998 bepaald door de formatie voor de afdeling of afdelingen in mindering te brengen op de formatie voor het desbetreffende deel van de school inclusief de daarbij behorende afdeling of afdelingen.
– De nieuwe, vanaf 1 augustus 1998 geldende, opslagen vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting worden toegepast.
– Voor onderwijs in eigen taal en cultuur wordt geen formatie meer toegekend. Dit houdt verband met de op 1 augustus 1998 ingaande regeling van het onderwijs in allochtone levende talen, waarvoor de gemeente de middelen beschikbaar stelt.
– Bij het bepalen van de formatie voor de school inclusief de afdeling of afdelingen in het schooljaar 1998–1999 wordt het aantal leerlingen op de teldatum verhoogd met een kwart van het aantal leerlingen dat ambulant wordt begeleid door een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs. Dit komt overeen met de regeling die in artikel 15, tweede lid, van het Onderwijskundig besluit ISOVSO 1992 reeds is opgenomen voor het voortgezet speciaal onderwijs van een school of scholengemeenschap voor moeilijk lerende kinderen en/of kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Leerlingen die ambulant worden begeleid door de afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen worden in navolging van artikel 15, eerste lid, van het Onderwijskundig besluit ISOVSO 1992 niet (gedeeltelijk) meegeteld.
– Bij het bepalen van de formatie die de school inclusief de afdeling of afdelingen op 31 juli 1998 van het Rijk ontving, wordt het aantal leerlingen op de teldatum verhoogd met een kwart van het aantal leerlingen van alle afdelingen, dus inclusief de afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen. Dit houdt verband met het feit dat de formatie van de afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen op 31 juli 1998 ook wordt berekend met toepassing van de verhoging.
Artikel XLIV. Overgangsbepaling formatierekeneenheden voor de schoolleiding van een speciale school voor basisonderwijs met één of meer afdelingen in het schooljaar 1998–1999 en van de afdelingen in de schooljaren 1998–1999 en volgende en bapo
Bij de formatieberekeningen in de artikelen XLII en XLIII worden de formatierekeneenheden voor de schoolleiding buiten beschouwing gelaten. In het onderhavige artikel worden deze afzonderlijk toegekend. Hiermee wordt bereikt dat een eventuele verhoging van die formatierekeneenheden in het schooljaar 1998–1999 besteed kan worden aan de schoolleiding en niet nodig zal zijn om ander personeel in dienst te houden. De formatierekeneenheden voor de directie worden voor een deel toegerekend aan de afdeling of afdelingen. Hiervoor is een regeling opgenomen in het tweede tot en met vijfde lid van het onderhavige artikel. Indien de formatie ruimte biedt voor één adjunct-directeur, wordt deze toegekend aan de afdeling met de meeste leerlingen. De tweede adjunct-directeur gaat naar de afdeling met het op één na grootste aantal leerlingen enzovoorts. Eventuele formatierekeneenheden voor de schoolleiding die in het schooljaar 1998–1999 aan de vso-afdeling worden toegekend, zullen voor die afdeling beschikbaar blijven zolang die afdeling aan de speciale school voor basisonderwijs verbonden blijft.
Behalve de formatie voor de schoolleiding wordt ook de eventuele opslag voor herbezetting in verband met de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen (bapo) op grond van het onderhavige artikel afzonderlijk toegekend om te voorkomen dat deze opslag in het schooljaar 1998–1999 nodig zal zijn om ander personeel in dienst te houden.
Artikel XLV. Normatieve overgangsformatie in schooljaren 1999–2000 tot en met 2002–2003
In artikel XLV, tweede tot en met zesde lid, van de WPO-WEC-wet is een regeling opgenomen voor de normatieve overgangsformatie. Op grond van het zevende lid van voornoemd artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere, zo nodig afwijkende, regels worden gesteld. Ter uitvoering daarvan is in artikel XLV van het onderhavige besluit een nadere regeling gegeven voor de vaststelling van het verschil tussen formaties waarop de in de wet opgenomen percentages moeten worden toegepast. In de wet wordt het verschil genomen tussen
a. de formatie die de speciale scholen voor basisonderwijs op 31 juli 1998 ontvingen en
b. de som van de zorgformatie die alle scholen en de overige formatie die de speciale scholen voor basisonderwijs zouden hebben ontvangen bij toepasselijkheid van het nieuwe recht.
Het besluit lijkt daarvan af te wijken door a te vermeerderen met de wsns-faciliteiten die de basisscholen in het schooljaar 1998–1999 ontvangen. De afwijking is echter schijn, omdat deze faciliteiten op grond van de begripsbepaling van de zorgformatie voor de speciale school voor basisonderwijs in de WPO-WEC-wet op die zorgformatie in mindering worden gebracht. De wet bepaalt dus het verschil tussen a en b exclusief wsns-faciliteiten en het besluit bepaalt dat verschil inclusief wsns-facili-
teiten. De uitkomst komt op hetzelfde neer.
Het artikel in het besluit werkt de wettelijke bepaling wel nader uit in die zin, dat de formatierekeneenheden voor de schoolleiding en de eventuele opslag voor herbezetting bapo bij de bepaling van het verschil buiten beschouwing worden gelaten.
2.2. Oude eigendoms- en huurscholen
Artikel XLVII. Overgangsbepaling vergoeding voor en buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen in gebruik bij een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een aan één van die scholen verbonden afdeling
Geregeld is dat op de buitengebruikstelling van oude eigendoms- en huurscholen van een speciale school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een aan één van die scholen verbonden afdeling de huidige regeling van toepassing blijft. Buitengebruikstelling vindt niet plaats zolang een niet voor eigendomsoverdracht vatbaar deel van het gebouw in gebruik is bij de speciale school onderscheidenlijk de afdeling.
In het eerste lid is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel XXXVII, derde lid, van de WPO-WEC-wet om af te wijken van de algemeen verbindende voorschriften, gebaseerd op deel II van de WVO, doordat het Bekostigingsbesluit WEC tevens van toepassing is verklaard op afdelingen voor voortgezet speciaal onderwijs, verbonden aan een speciale school voor basisonderwijs.
2.3. Herplaatsing in Staatsblad
Artikel XLVIII. Plaatsing in Staatsblad van het Bekostigingsbesluit W.V.O., de Formatiebesluiten W.V.O., WPO en WEC en het Inrichtingsbesluit W.V.O.
Hierin is geregeld dat de Formatiebesluiten WPO en WEC alsmede de uitvoeringsbesluiten van de WVO waaraan een deel II wordt toegevoegd in het Staatsblad worden geplaatst. Bij de herplaatsing in het Staatsblad van deze besluiten zal de nummering van hoofdstukken, titels, afdelingen en artikelen van de delen II, die grotendeels overeenkomen met bestaande besluiten op grond van de ISOVSO, opnieuw worden vastgesteld.
2.4. Afstemming met het Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998 en inwerkingtreding
Artikel IL. Afstemming met het Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998
Dit artikel regelt de afstemming met het Besluit kerndoelen basisonderwijs 1998 zodra dit besluit in werking zal treden.
Artikel I, onderdeel X, bevat de criteria voor het beschikbare OALT-budget voor nieuwe taalgroepen. Dit onderdeel dient vóór 1 augustus 1998 in werking te treden teneinde een rechtsgrondslag te creëren voor de toedeling van de budgetten aan de verschillende in aanmerking komende gemeenten. Dit is geregeld in het eerste lid.
De inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip van een aantal artikelen onderscheidenlijk onderdelen daarvan (derde en vierde lid) hangt samen met het feit dat de in die artikelen en onderdelen geregelde wijzigingen van besluiten moeten worden voorgehangen.
In het vijfde lid is bepaald dat de wijziging van hoofdstuk I-Q van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel met betrekking tot de functies voor directieleden van sbo's met ingang van 1 augustus 1999 in werking treedt. Het betreft hier de regeling van de maximumschaal op basis van de y-factor van de school (in het schooljaar 1998–1999 wordt de maximumschaal nog gebaseerd op de oude Q-factor: het aantal formatieplaatsen van de school. De regeling meerhoofdige schoolleiding voor sbo's – die eveneens is gebaseerd op de y-factor van de school – treedt in werking per 1 augustus 1998 (de desbetreffende leden van de artikelen I-Q204 en I-Q206 zijn daarom niet genoemd in het vijfde lid). Hiertoe is besloten omdat de (nieuwe) mogelijkheid een meerhoofdige schoolleiding in te stellen, voor sbo's zonder afdeling op grond van de WPO al op 1 augustus 1998 ingaat. Als de regeling meerhoofdige schoolleiding in het RPBO – eveneens de leerlinggerelateerde maximumschalen – op 1 augustus 1999 zou ingaan, zou het risico bestaan dat instelling van zo'n schoolleiding in het schooljaar 1998–1999 niet aansluit bij de voorschriften die een schooljaar later zouden gelden. Omdat aan de regeling meerhoofdige schoolleiding voor het Rijk geen kosten zijn verbonden, stuit inwerkingtreding per 1 augustus 1998 niet op bezwaren.
Voor de overige artikelen en artikelonderdelen is in het tweede lid voorzien in inwerkingtreding met ingang van 1 augustus 1998 (de datum waarop ook de WPO-WEC-wet en de OALT-wet in werking treden). In het koninklijk besluit zal, zo nodig met terugwerkende kracht, ook 1 augustus 1998 als ingangsdatum worden opgenomen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
T. Netelenbos
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 11 augustus 1998, nr. 150.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1998-413.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.