Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een deel van het speciaal onderwijs tezamen met het basisonderwijs te regelen in een Wet op het primair onderwijs, om een deel van het voortgezet speciaal onderwijs tezamen met het voortgezet onderwijs te regelen in de Wet op het voortgezet onderwijs, om het overige speciaal en voortgezet speciaal onderwijs te regelen in een Wet op de expertisecentra en om enige technische wijzigingen aan te brengen in enkele andere wetten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

1. WIJZIGING, INTREKKING EN PLAATSING IN STAATSBLAD VAN DIVERSE WETTEN

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS

De Wet op het basisonderwijs1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De begripsomschrijving van school komt te luiden: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;

2. Na de begripsomschrijving van school wordt ingevoegd:

basisschool: een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;

speciale school voor basisonderwijs: een school waar basisonderwijs wordt gegeven aan kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een zodanige orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is, dat zij althans gedurende enige tijd op een speciale school voor basisonderwijs moeten worden opgevangen;

school voor speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school voor voortgezet speciaal onderwijs: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs;

instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra;

school voor voortgezet onderwijs: een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs;

3. Na de begripsomschrijving van «schooljaar» wordt ingevoegd:

samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 13a, tenzij het tegendeel blijkt;

B

In artikel 3, vijfde lid, wordt «artikel 116, vijfde lid,» vervangen door: artikel 116, zesde lid,.

C

Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde tot en met twaalfde lid, tot zevende tot en met dertiende lid, vervangen door twee nieuwe leden, luidend:

  • 5. De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en

    a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke basisschool of, indien een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen, de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs,

    b. een andere basisschool of speciale school voor basisonderwijs, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de basisschool onderscheidenlijk speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a, en de ouders met het vervoer naar die andere school instemmen,

    c. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, indien de ouders met het vervoer naar die speciale school voor basisonderwijs instemmen, of

    d. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder c bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder c, en de ouders met het vervoer naar die andere school instemmen.

  • 6. Bij de toepassing van het vijfde lid worden de afstanden gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg en wordt de keuze van de ouders, bedoeld in het derde lid, in acht genomen.

2. In het zesde lid (oud) wordt «negende lid» vervangen door: tiende lid.

3. In het twaalfde lid (oud) wordt «eerste tot en met elfde lid» vervangen door «eerste tot en met twaalfde lid» en wordt «het zesde en het tiende lid» vervangen door: het zevende en het elfde lid.

D

Aan artikel 8 worden drie leden toegevoegd, luidend:

  • 4. Ten aanzien van leerlingen die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoeften van de leerling.

  • 5. Het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs is tevens erop gericht leerlingen waar mogelijk tot het volgen van onderwijs in basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs te brengen.

  • 6. De scholen voorzien in een voortgangsregistratie omtrent de ontwikkeling van leerlingen die extra zorg behoeven.

E

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: scholen voor basisonderwijs en tevens op een of meer scholen voor speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs voor zover het betreft het speciaal onderwijs, aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of aan moeilijk lerende kinderen, voor zover het betreft.

2. In het tweede lid komt onderdeel d te luiden:

d. de betrekkingen die bestaan met andere scholen, scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;.

3. Aan het tweede lid worden onder vervanging van «en» aan het eind van onderdeel j door een puntkomma en van de punt aan het eind van onderdeel k door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

l. indien het een basisschool betreft: de voorzieningen voor leerlingen die belemmeringen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces en

m. indien het een speciale school voor basisonderwijs betreft: de wijze waarop leerlingen die daarvoor in aanmerking komen, worden voorbereid op plaatsing op een basisschool of op een school voor voortgezet onderwijs en de wijze waarop de begeleiding van leerlingen door de niet-onderwijsgevenden die zijn belast met diagnostische, therapeutische of andere onderwijsondersteunende taken, gestalte krijgt.

4. Het vierde lid en zevende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde, zesde en achtste lid tot vierde, vijfde en zesde lid.

5. In het vijfde lid (oud) vervalt het woord: onderwijzend.

6. In het zesde lid (oud) wordt «vijfde lid» telkens vervangen door: vierde lid.

7. In het achtste lid (oud) vervalt de tweede volzin.

F

Artikel 11a vervalt.

G

Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 12. Meetellen tijd op andere school of school of instelling voor s.o. of v.s.o; vaststellen zomervakantie.

2. In het eerste lid wordt na «ontvangt op» ingevoegd: een andere school, op.

H

Artikel 13a wordt vervangen door:

§ 1a. Zorgstructuur
Artikel 13a. Samenwerkingsverbanden
  • 1. Het bevoegd gezag is voor elk van zijn scholen aangesloten bij een samenwerkingsverband met een of meer basisscholen en een of meer speciale scholen voor basisonderwijs. Dit samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen binnen en tussen basisscholen en in samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs te realiseren en wel zodanig dat zoveel mogelijk leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken.

  • 2. De scholen die samenwerken in een samenwerkingsverband hebben tezamen ten minste 2000 leerlingen. In afwijking van de eerste volzin kunnen de scholen in een samenwerkingsverband gedurende 2 achtereenvolgende schooljaren of in het eerste en derde schooljaar van 3 achtereenvolgende schooljaren tezamen minder dan 2000 leerlingen hebben. Uiterlijk met ingang van 1 augustus volgend op de in de vorige volzin bedoelde schooljaren nemen de scholen deel aan een samenwerkingsverband dat op 1 oktober daaropvolgend voldoet aan de norm van 2000 leerlingen.

  • 3. Indien het aantal leerlingen in een samenwerkingsverband op 1 oktober minder bedraagt dan 2000 leerlingen, deelt Onze minister dit voor 1 februari daaropvolgend schriftelijk mee aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband.

  • 4. Een bevoegd gezag kan de deelname aan een samenwerkingsverband voor een school beëindigen indien

    a. een regeling is getroffen met de overige bevoegde gezagsorganen ten aanzien van de financiële en personele consequenties daarvan en

    b. door de beëindiging van de deelname geen aanspraken ontstaan op ontslaguitkeringen voor personeel dat werkzaam is bij de deelnemende scholen, waaronder de school waarvoor de deelname wordt beëindigd.

  • 5. Bij de beëindiging van de deelname op grond van het vierde lid wordt een termijn van 1 jaar in acht genomen. Deze termijn geldt niet voor scholen die deelnemen aan een samenwerkingsverband dat gedurende het tweede achtereenvolgende schooljaar dan wel het tweede van 3 achtereenvolgende schooljaren niet voldoet aan de norm van 2000 leerlingen.

  • 6. De beëindiging van de deelname aan een samenwerkingsverband en de aansluiting bij een nieuw samenwerkingsverband gaan in op 1 augustus van een schooljaar. Voor 1 oktober of in het geval, bedoeld in het vijfde lid, tweede volzin, 1 april van het daaraan voorafgaande schooljaar meldt het bevoegd gezag de beëindiging onderscheidenlijk de aansluiting aan Onze minister.

  • 7. Onze minister kan ermee instemmen dat, in afwijking van het eerste lid, eerste volzin, van het samenwerkingsverband geen speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt en dat het eerste lid, tweede volzin, niet van toepassing is voor zover het betreft de samenwerking met speciale scholen voor basisonderwijs. Onze minister stemt slechts in indien

    a. in een adequate onderwijskundige opvang van leerlingen wordt voorzien en de inspectie hierover een positief advies heeft uitgebracht, en

    b. alle bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband met het samenwerkingsverband waarvoor de instemming is gevraagd, instemmen.

  • 8. Het bevoegd gezag kan per basisschool slechts deelnemen aan 1 samenwerkingsverband. Bij deelname aan meer dan één samenwerkingsverband is voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde voorschriften uitsluitend de deelname van belang aan het samenwerkingsverband waarbij voor het eerst werd aangesloten.

  • 9. Indien een bevoegd gezag wenst deel te nemen aan een samenwerkingsverband, wordt deze deelname door de bevoegde gezagsorganen van het samenwerkingsverband niet geweigerd.

Artikel 13b. Zorgplan
  • 1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen die samenwerken in een samenwerkingsverband stellen jaarlijks voor 1 mei een zorgplan vast voor het daaropvolgende schooljaar.

  • 2. Het zorgplan bevat in elk geval:

    a. de wijze waarop wordt voldaan aan artikel 13a, eerste lid,

    b. de wijze waarop de formatie, bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, en artikel 96h, en het daaraan gerelateerde personeel worden ingezet, alsmede de basisscholen waaraan de formatie, bedoeld in artikel 96h, wordt overgedragen,

    c. de beoogde en bereikte kwalitatieve en kwantitatieve resultaten ten aanzien van de onderwijskundige opvang van de leerlingen die extra zorg behoeven,

    d. de samenstelling, werkwijze en financiering van een permanente commissie leerlingenzorg als bedoeld in artikel 13e,

    e. de procedures voor onderzoek van leerlingen en plaatsing van leerlingen op een speciale school voor basisonderwijs,

    f. de wijze waarop aan de ouders informatie wordt verstrekt over de zorgvoorzieningen en de criteria die de permanente commissie leerlingenzorg hanteert, en

    g. de wijze waarop de ouders in de gelegenheid worden gesteld informatie te verstrekken aan de permanente commissie leerlingenzorg.

  • 3. Het zorgplan wordt voor 15 mei voorafgaand aan het schooljaar waarop het betrekking heeft, toegezonden aan de inspectie.

Artikel 13c. Reglement samenwerkingsverband
  • 1. Indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in een samenwerkingsverband stellen zij een reglement vast. Het reglement bevat in elk geval een regeling voor:

    a. de wijze waarop het zorgplan, bedoeld in artikel 13b, wordt vastgesteld,

    b. de wijze waarop over het zorgplan in het kader van de medezeggenschap overleg plaatsvindt,

    c. de wijze waarop over arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het zorgplan decentraal georganiseerd overleg wordt gevoerd,

    d. de wijze waarop wordt bepaald of de situaties, bedoeld in de artikelen 95b en 96c1, zich voordoen, waaronder de vaststelling van de in artikel 96c1, eerste en tweede lid, bedoelde peildatum, die is gelegen in de periode van 2 oktober tot en met 31 juli daaropvolgend,

    e. de wijze waarop wordt vastgesteld wat het aandeel van de onderscheiden scholen is in de overdracht van de vergoeding voor materiële instandhouding in een situatie als bedoeld in artikel 95b en van formatierekeneenheden in een situatie als bedoeld in artikel 96c1, zesde lid, of artikel 96c2, zesde of zevende lid, en

    f. de wijze waarop besluiten worden genomen, onverminderd het tweede lid, alsmede het aantal stemmen voor elk afzonderlijk bevoegd gezag.

  • 2. Bij reglement kan met inachtneming van de tweede volzin, onderdelen a, b en c, per onderwerp verschillend de wijze van besluitvorming worden geregeld. Indien voor een onderwerp geen wijze van besluitvorming is geregeld, geschiedt de besluitvorming bij meerderheid van stemmen, met dien verstande dat

    a. voor een besluit over de inzet van de in artikel 96b1, eerste lid onder c, bedoelde formatie tevens de instemming is vereist van de bevoegde gezagsorganen van alle speciale scholen voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband,

    b. voor een besluit tot samenvoeging van 2 of meer speciale scholen voor basisonderwijs tevens de instemming is vereist van de bevoegde gezagsorganen van de desbetreffende scholen, en

    c. voor een besluit tot wijziging van het reglement of tot algehele samenvoeging van het verband met een ander verband in plaats van meerderheid van stemmen de instemming is vereist van de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in het samenwerkingsverband.

Artikel 13c1. Centrale dienst van samenwerkingsverband

Indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in een samenwerkingsverband zijn zij aangesloten bij dezelfde centrale dienst.

Artikel 13d. Geschillencommissie samenwerkingsverbanden
  • 1. Onze minister stelt een landelijke geschillencommissie voor samenwerkingsverbanden in.

  • 2. De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.

  • 3. De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend.

  • 4. Het bevoegd gezag van een school kan voorziening vragen bij de landelijke geschillencommissie tegen

    a. besluiten en handelingen inzake de totstandkoming van het reglement,

    b. besluiten en handelingen in het kader van het samenwerkingsverband,

    c. de weigering van instemming door het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs met een besluit als bedoeld in artikel 13c, tweede lid onder a, en

    d. de weigering van instemming door het bevoegd gezag van een school met een besluit als bedoeld in artikel 13c, tweede lid onder c.

    Het vragen van voorziening als bedoeld in de eerste volzin wordt gelijkgesteld met het instellen van administratief beroep.

  • 5. De uitspraak van de geschillencommissie is bindend voor de bevoegde gezagsorganen van de scholen in het samenwerkingsverband.

  • 6. Tegen de uitspraak van de geschillencommissie kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak bedoeld in de eerste volzin wordt gelijkgesteld met een uitspraak in administratief beroep.

  • 7. Het reglement, bedoeld in artikel 13c, kan erin voorzien dat de in het vierde lid bedoelde geschillen worden voorgelegd aan een geschillencommissie die door het samenwerkingsverband, al dan niet tezamen met andere samenwerkingsverbanden is ingesteld. In dat geval is het vierde lid niet van toepassing en zijn het vijfde en zesde lid van toepassing.

Artikel 13e. Permanente commissie leerlingenzorg
  • 1. Het bevoegd gezag of de bevoegde gezagsorganen van scholen in een samenwerkingsverband stellen een permanente commissie leerlingenzorg in. Deze commissie bepaalt op aanvraag van de ouders of plaatsing van een leerling op een speciale school voor basisonderwijs noodzakelijk is. De commissie kan voorts worden belast met andere taken. Indien sprake is van een samenwerkingsverband zonder speciale school voor basisonderwijs is de tweede volzin niet van toepassing en adviseert de commissie in elk geval

    a. op verzoek van de ouders of het bevoegd gezag van de basisschool die de leerling bezoekt over de wijze waarop een leerling op die school kan worden begeleid, en

    b. indien in het samenwerkingsverband voorzieningen zijn getroffen ten behoeve van de basisscholen voor de opvang van kinderen die extra zorg behoeven over de verwijzing naar die voorzieningen.

  • 2. De permanente commissie leerlingenzorg bestaat uit ten minste 3 leden.

  • 3. Alvorens een beslissing te nemen op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, vraagt de commissie aan de school van de leerling de gegevens, bedoeld in artikel 26a, eerste onderscheidenlijk tweede lid.

  • 4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt niet in behandeling genomen indien de leerling afkomstig is van een basisschool van een ander samenwerkingsverband dan dat van de permanente commissie leerlingenzorg en de permanente commissie leerlingenzorg van dat andere samenwerkingsverband geen onherroepelijk geworden beslissing als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, heeft genomen. De eerste volzin is niet van toepassing indien de aanvraag plaatsvindt in verband met een verhuizing van de leerling.

  • 5. Alvorens een beslissing te nemen op een bezwaarschrift vraagt de permanente commissie leerlingenzorg advies aan de regionale verwijzingscommissie, bedoeld in artikel 13e1.

  • 6. Een beslissing van de permanente commissie leerlingenzorg als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt aangemerkt als een beschikking van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beschikking is geen besluit als bedoeld in artikel 8:4, onderdeel e, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7. De permanente commissie leerlingenzorg stelt indien de ouders bij een ingediende aanvraag of een ingediend verzoek of bezwaarschrift daarom hebben verzocht een termijn waarbinnen de ouders een deskundigenadvies of overige informatie kunnen indienen. De commissie betrekt de door de ouders tijdig overgelegde informatie bij de besluitvorming.

  • 8. Beslissingen en adviezen van de permanente commissie leerlingenzorg worden in de school die de leerling bezocht toen het advies werd uitgebracht, bewaard tot 3 jaar nadat de leerling de school heeft verlaten, met dien verstande dat bij plaatsing van een leerling op een andere school in het samenwerkingsverband de beslissing of het advies in die school wordt bewaard tot 3 jaar nadat de leerling die school heeft verlaten.

Artikel 13e1. Regionale verwijzingscommissies
  • 1. Onze minister kan een regionale verwijzingscommissie instellen, dan wel erkennen op voorstel van een schoolbegeleidingsdienst als bedoeld in artikel 113. Een regionale verwijzingscommissie brengt binnen 4 weken na een verzoek als bedoeld in artikel 13e, vijfde lid, advies uit aan de permanente commissie leerlingenzorg.

  • 2. Een regionale verwijzingscommissie is werkzaam voor een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio.

  • 3. Het verzoek, bedoeld in artikel 13e, vijfde lid, wordt ingediend bij

    a. de regionale verwijzingscommissie die werkzaam is voor de regio waarin de school of de school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs die de leerling bezoekt, is gelegen,

    b. bij gebreke daarvan de commissie van de regio waarbinnen de leerling woonachtig is, en

    c. indien er in een regio geen regionale verwijzingscommissie is, een regionale verwijzingscommissie die is gevestigd in een aangrenzende regio.

  • 4. In een regio kan slechts één regionale verwijzingscommissie werkzaam zijn. Indien in een regio meer dan één schoolbegeleidingsdienst regionaal werkzaam is, hoort Onze minister de desbetreffende schoolbegeleidingsdiensten, alvorens een regionale verwijzingscommissie te erkennen of in te stellen.

  • 5. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend. Het bepaalde in de vorige 3 volzinnen is niet van toepassing indien het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur voordien aan de Kamer is overgelegd en door of namens de Kamer te kennen is gegeven dat van de procedure, bedoeld in de vorige 3 volzinnen, kan worden afgeweken.

Artikel 13e2. Regionale verwijzingscommissies verbonden aan schoolbegeleidingsdienst

Een regionale verwijzingscommissie die door Onze minister is erkend of ingesteld, wordt verbonden aan een regionaal werkzame schoolbegeleidingsdienst in de desbetreffende regio.

Artikel 13e3. Instelling regionale verwijzingscommissies

Indien Onze minister binnen 3 maanden na de opheffing van een regionale verwijzingscommissie niet een voorstel voor erkenning van een zodanige commissie heeft ontvangen dat door hem wordt ingewilligd, stelt hij een regionale verwijzingscommissie in.

Artikel 13e4. Bekostiging regionale verwijzingscommissies
  • 1. Onze minister brengt een regionale verwijzingscommissie die is erkend of ingesteld, voor bekostiging in aanmerking indien zij:

    a. jaarlijks voor 1 mei verslag uitbrengt over haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar, en

    b. jaarlijks voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar rekening en verantwoording aflegt van het geldelijk beheer.

  • 2. Onze minister stelt jaarlijks, op basis van het aantal leerlingen in het basisonderwijs, bedoeld in artikel 108a van de Wet op het primair onderwijs, van dat jaar in de desbetreffende regio, de vergoeding vast voor de werkzaamheden van de regionale verwijzingscommissie voor het daaropvolgende jaar.

Artikel 13e5. Nadere voorschriften regionale verwijzingscommissies

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de taak, samenstelling, werkwijze en totstandkoming van de regionale verwijzingscommissies. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend. Het bepaalde in de vorige 3 volzinnen is niet van toepassing indien het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur voordien aan de Kamer is overgelegd en door of namens de Kamer te kennen is gegeven dat van de procedure, bedoeld in de vorige 3 volzinnen, kan worden afgeweken.

I

In artikel 14, eerste lid, vierde volzin, vervalt: of van een school voor speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar onderwijs wordt verzorgd als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen i en l, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

J

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel a, vervalt: en.

2. Aan het derde lid wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel b door «; en» een nieuw onderdeel c toegevoegd, luidend:

c. te voldoen aan de overige vereisten voor de te vervullen functie.

3. In het vierde lid wordt na «het eerste, het tweede en het derde lid onder b» toegevoegd: en c.

K

In artikel 23, eerste lid, wordt «basisschool» vervangen door: school.

L

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24. Toelating en verwijdering van leerlingen
  • 1. De beslissing over toelating en verwijdering van leerlingen berust bij het bevoegd gezag. De toelating tot de school is niet afhankelijk van het houden van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 1b van de Vreemdelingenwet. De toelating mag niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Overeenkomsten waarbij ouders worden verplicht tot het betalen van een geldelijke bijdrage zijn nietig, behoudens voor zover zij na de toelating van de leerling tot de school schriftelijk zijn aangegaan en in het desbetreffende schriftelijke stuk aan de ouders kenbaar is gemaakt dat het een vrijwillige bijdrage betreft waarvoor de overeenkomst niet behoeft te worden aangegaan, doch waarvoor geldt dat na de ondertekening wel een verplichting tot betaling van de overeengekomen bijdrage bestaat. Zodanige overeenkomsten zijn evenzeer nietig, indien deze niet hebben voorzien in de vermelding dat de ouders de mogelijkheid hebben er voor te kiezen om de overeenkomst slechts voor bepaalde voorzieningen aan te gaan en ten behoeve daarvan niet een specificatie voor de te onderscheiden voorzieningen in de overeenkomst is opgenomen. Zodanige overeenkomsten zijn voorts nietig indien ten aanzien daarvan geen reductie- en kwijtscheldingsregeling geldt en de inhoud van die regeling niet in de overeenkomst is opgenomen. Een overeenkomst wordt telkens voor de periode van een schooljaar aangegaan.

  • 2. Toelating van leerlingen afkomstig van een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede overgang van een leerling naar een dergelijke school of instelling, vindt slechts plaats in overeenstemming met de ouders en het bevoegd gezag van de desbetreffende school of instelling.

  • 3. Een leerling wordt niet toegelaten tot een speciale school voor basisonderwijs dan nadat de permanente commissie leerlingenzorg van het samenwerkingsverband waarvan de speciale school voor basisonderwijs deel uitmaakt, heeft bepaald dat plaatsing van de leerling op een zodanige school noodzakelijk is.

  • 4. De toelating tot een speciale school voor basisonderwijs wordt niet geweigerd op de grond dat de leerling niet is aangewezen op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs, indien de permanente commissie leerlingenzorg van het samenwerkingsverband waaraan de speciale school voor basisonderwijs deelneemt heeft bepaald dat plaatsing van de leerling op een speciale school voor basisonderwijs noodzakelijk is. De toelating van een leerling van een basisschool tot een speciale school voor basisonderwijs van het samenwerkingsverband waaraan de basisschool deelneemt wordt voorts niet geweigerd op denominatieve gronden, tenzij de ouders van de leerling weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs van de school zullen respecteren.

  • 5. Voordat wordt besloten tot verwijdering hoort het bevoegd gezag de betrokken groepsleraar. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorggedragen dat een andere school, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bereid is de leerling toe te laten. Indien aantoonbaar gedurende 8 weken zonder succes is gezocht naar een zodanige school of instelling waarnaar kan worden verwezen, kan in afwijking van de vorige volzin tot definitieve verwijdering worden overgegaan.

  • 6. Indien tegen de beslissing, bedoeld in het eerste lid, bezwaar is gemaakt, beslist het bevoegd gezag in afwijking van artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht binnen 4 weken na ontvangst van het bezwaarschrift.

M

Artikel 26a wordt vervangen door:

Artikel 26a. Onderwijskundig rapport ten behoeve van een permanente commissie leerlingenzorg
  • 1. Binnen 1 maand na een daartoe strekkend verzoek van een permanente commissie leerlingenzorg als bedoeld in artikel 13e zendt de basisschool de commissie de gegevens waaruit blijkt om welke reden naar het oordeel van de directeur van de basisschool, mede op advies van het onderwijzend personeel van de school, de leerling niet op de school kan worden gehandhaafd en een beschrijving van de maatregelen die tijdens het verblijf van de leerling op de school zijn getroffen om te bewerkstelligen dat de leerling wel op de school zou kunnen worden gehandhaafd. De basisschool verstrekt de commissie desgevraagd tevens binnen 1 maand alle nadere gegevens die de commissie verlangt en die redelijkerwijs door de school kunnen worden verstrekt.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij overgang van een leerling van een speciale school voor basisonderwijs naar een dergelijke school in een ander samenwerkingsverband, met dien verstande dat de gegevens inzicht geven in de voortgang van de ontwikkeling van de leerling en vergezeld gaan van het handelingsplan.

  • 3. Afschrift van het rapport, bedoeld in het eerste en tweede lid, en van het handelingsplan wordt aan de ouders van de leerling verstrekt.

  • 4. Bij het verstrekken van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, meldt de basisschool wanneer en aan welke permanente commissie leerlingenzorg door haar reeds eerder dergelijke gegevens over de leerling werden verstrekt.

N

In artikel 29a, eerste lid, en artikel 29b, eerste lid, wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» telkens vervangen door: Wet op de expertisecentra.

O

In artikel 30 wordt «artikel 11, vijfde lid,» vervangen door: artikel 11, vierde lid,.

P

Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:

Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel h door «; en» een nieuw onderdeel i toegevoegd, luidend:

i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd.

Q

Aan artikel 39, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel h door «; en» een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:

i. voor personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie kennis nemen van persoonlijke gegevens van leerlingen, voorschriften omtrent geheimhouding daarvan, voor zover een geheimhoudingsplicht niet uit anderen hoofde is verzekerd.

R

In artikel 42a, tweede lid, wordt «artikel 24, eerste lid,» vervangen door: artikel 24.

S

Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door «de Wet op de expertisecentra» en vervalt: (Stb. 1986, 552).

2. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt «(Stb. 1991, 242)» en wordt «uitsluitend» vervangen door: behoudens artikel 96h, zesde lid, uitsluitend.

3. In het eerste lid, onderdeel d, wordt na «verricht» ingevoegd:, waaronder begrepen formatierekeneenheden die zijn toegekend op basis van artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h.

4. Aan het eerste lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidend: Voor de toepassing van de eerste volzin, onder b, wordt onder het geven van onderwijs niet begrepen het onderwijs dat wordt gegeven door personeel dat is benoemd of aangesteld op formatie als bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h.

5. Na het zesde lid wordt toegevoegd:

  • 7. De artikelen 5, 110, 111, 112 en 114 zijn van overeenkomstige toepassing.

T

Na het opschrift van afdeling 2 van titel IV van hoofdstuk I wordt ingevoegd:

§ 1. Basisscholen
Artikel 52b. Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt onder «school» verstaan: basisschool.

U

Na artikel 63b wordt toegevoegd:

§ 2. Speciale scholen voor basisonderwijs.
Artikel 63c. Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt onder «school» verstaan: speciale school voor basisonderwijs.

Artikel 63d. Beslissing minister tot bekostiging
  • 1. Onze minister kan een school op aanvraag van het bevoegd gezag van de school voor bekostiging in aanmerking brengen. Onze minister willigt de aanvraag slechts in, indien

    a. de bevoegde gezagsorganen van alle basisscholen in het samenwerkingsverband met het verzoek instemmen,

    b. het samenwerkingsverband meer dan de helft van de basisscholen omvat in een nieuwe woningbouwlocatie van ten minste 15 000 woningen of in aan elkaar grenzende woningbouwlocaties waar binnen 10 jaar in totaal ten minste 15 000 woningen worden gebouwd,

    c. het samenwerkingsverband nog niet over een speciale school voor basisonderwijs beschikt, en

    d. als gevolg van de oprichting van het samenwerkingsverband niet een reeds bestaand samenwerkingsverband onder de norm van artikel 13a, tweede lid, terecht zou komen.

  • 2. De bekostiging kan slechts aanvangen met ingang van 1 augustus van een schooljaar.

Artikel 63e. Omzetting; wijziging van richting; uitbreiding met openbaar of bijzonder onderwijs; verplaatsing
  • 1. Onze minister kan onder door hem te stellen voorwaarden voor bekostiging in aanmerking brengen een school die wordt omgezet van een openbare in een bijzondere school of omgekeerd, waaraan de richting van het onderwijs verandert of waaraan het onderwijs wordt uitgebreid met openbaar onderwijs, dan wel met onderwijs van een of meer richtingen.

  • 2. Onze minister kan ermee instemmen dat een bekostigde school een andere plaats van vestiging krijgt. Onze minister kan aan zijn instemming voorwaarden verbinden.

  • 3. Een aanvraag van een beslissing als bedoeld in het eerste of tweede lid is met redenen omkleed en gaat vergezeld van

    a. een opgave van het samenwerkingsverband of de samenwerkingsverbanden waaraan de school deelneemt en zal gaan deelnemen,

    b. de voorgestelde datum van ingang van de bekostiging en,

    c. 1°. indien het betreft een aanvraag van een beslissing als bedoeld in het eerste lid, het openbaar onderwijs of de richting of richtingen van het bijzonder onderwijs dat de school voor en na de omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met een of meer richtingen omvat, of

    2°. indien het betreft een aanvraag van een beslissing als bedoeld in het tweede lid, de aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven.

  • 4. Onze minister willigt de aanvraag van een beslissing als bedoeld in het tweede lid slechts in, ingeval binnen het betrokken samenwerkingsverband of de betrokken samenwerkingsverbanden sprake blijft van een goede bereikbaarheid van speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 5. De omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met openbaar of bijzonder onderwijs kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 augustus van een schooljaar.

Artikel 63f. Bekostiging nevenvestiging
  • 1. De bekostiging van een nevenvestiging van een school neemt een aanvang met ingang van 1 augustus indien:

    a. 1°. de nevenvestiging, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van de bekostiging als nevenvestiging, bekostigd werd als een zelfstandige school, of

    2°. de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking kwam als nevenvestiging van de voormalige school bedoeld onder 1°,

    b. ingeval het betreft een nevenvestiging van een openbare school die in stand wordt gehouden door een andere rechtspersoon dan de gemeente op wier grondgebied de nevenvestiging is gelegen, die gemeente bij notariële akte de instandhouding van de school die nevenvestiging is geworden, heeft overgedragen aan die andere rechtspersoon, en

    c. van de omvorming tot nevenvestiging voor 1 februari voorafgaand aan de datum, bedoeld in de aanhef, mededeling is gedaan aan Onze minister, en indien het betreft een situatie als bedoeld onder b, onder overlegging van de gegevens waaruit blijkt dat aan het vereiste onder b is voldaan.

  • 2. Bij de akte, bedoeld in het eerste lid onder b, worden tevens overgedragen de rechten die het bevoegd gezag van een school toekomen ten aanzien van het gebouw en terrein, alsmede ten aanzien van de roerende zaken. In de akte wordt bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de akte van aanstelling, aan de school aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3. Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid, treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger voor zover deze zijn hoedanigheid van bevoegd gezag betroffen.

  • 4. Onze minister deelt voor 1 mei volgend op de mededeling, bedoeld in het eerste lid onder c, aan het bevoegd gezag van de beoogde nevenvestiging schriftelijk mede of de nevenvestiging zal worden bekostigd.

§ 3. Nadere voorschriften voor de uitvoering van afdeling 2.

V

In artikel 92, eerste lid, wordt na de tweede volzin ingevoegd: In de programma's van eisen wordt een extra vergoeding opgenomen voor de gezamenlijke speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband en voor de basisscholen van een samenwerkingsverband dat een instemming als bedoeld in artikel 13a, zevende lid, heeft verkregen.

W

Na artikel 93 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 94. Extra vergoeding materiële instandhouding
  • 1. De vergoeding, bedoeld in artikel 92, eerste lid derde volzin, voor de materiële instandhouding bestaat voor de gezamenlijke speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband uit een bedrag vermenigvuldigd met 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt. Het Rijk verdeelt deze vergoeding over de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband naar rato van het aantal leerlingen van elke speciale school voor basisonderwijs op die datum.

  • 2. Het aantal leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs die deelneemt aan meer dan één samenwerkingsverband wordt bij het bepalen van het in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde aantal leerlingen van elk samenwerkingsverband en het in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde aantal leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs aan de desbetreffende verbanden toegerekend naar rato van het aantal basisschoolleerlingen van elk verband op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt.

  • 3. De vergoeding, bedoeld in artikel 92, eerste lid derde volzin, bestaat voor basisscholen in een samenwerkingsverband dat een instemming als bedoeld in artikel 13a, zevende lid, heeft verkregen uit een bedrag vermenigvuldigd met 2% van het aantal leerlingen van de desbetreffende school.

X

Artikel 95a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Het aantal klokuren, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op ten minste 1,5 voor basisscholen en ten minste 2,25 voor speciale scholen voor basisonderwijs.

Y

Na artikel 95a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 95b. Overdracht vergoeding materiële instandhouding bij deelname boven 2%
  • 1. Indien op 1 oktober het aantal leerlingen van de gezamenlijke speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband meer bedraagt dan 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband, dragen de gezamenlijke bevoegde gezagsorganen van de basisscholen in het samenwerkingsverband voor elke leerling van een speciale school voor basisonderwijs boven voornoemde 2% het in artikel 94, eerste lid, bedoelde bedrag over aan de speciale scholen voor basisonderwijs, met dien verstande dat artikel 94, eerste lid tweede volzin, en tweede lid, van overeenkomstige toepassing is. Van de overeenkomstige toepassing van artikel 94, tweede lid, op de in de eerste volzin bedoelde overdracht wordt afgeweken indien de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de betrokken samenwerkingsverbanden daarmee schriftelijk instemmen.

  • 2. Bij de berekening op grond van het eerste lid wordt 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband rekenkundig afgerond op een geheel getal.

  • 3. De overdracht op grond van dit artikel door basisscholen heeft betrekking op het kalenderjaar dat volgt op de in het eerste lid bedoelde teldatum en vindt ten hoogste plaats voor een bij ministeriële regeling te bepalen gedeelte van de vergoeding voor de materiële instandhouding voor dat jaar.

  • 4. Het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdrachtsverplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 13c, eerste lid onder e, in het reglement van het samenwerkingsverband is opgenomen.

Z

Artikel 96a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 96a. Grondslag formatie personeel basisscholen

2. In de aanhef van het eerste lid wordt «de school» vervangen door: basisscholen.

3. In het eerste lid, tweede volzin, wordt na «aantal leerlingen» en «leerlingenbestand» telkens ingevoegd: van de school.

AA

Artikel 96b wordt gewijzigd als volgt:

1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt na «bedoeld in artikel 96a,» ingevoegd: eerste lid,.

2. In het tweede lid wordt na «grondslag» ingevoegd: voor de berekening van het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 96a, eerste lid,.

BB

Na artikel 96b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 96b1. Grondslag formatie personeel speciale scholen voor basisonderwijs
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor speciale scholen voor basisonderwijs per leerling de grondslag vastgesteld voor de omvang van:

    a. de basisbekostiging,

    b. de formatie voor speciale doeleinden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de formatie voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, en

    c. de zorgformatie.

  • 2. De omvang van de formatie, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, is afhankelijk van het aantal leerlingen en, in de gevallen bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, mede van de samenstelling van het leerlingenbestand. Grondslag voor de berekening van het aantal leerlingen, bedoeld in de vorige volzin, is het aantal leerlingen van de desbetreffende school of, ingeval van samenvoeging van scholen, het aantal leerlingen van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar. Dit aantal leerlingen wordt in de gevallen, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, gecorrigeerd in verband met de samenstelling van het leerlingenbestand. Voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend en voor het daaropvolgende schooljaar wordt als grondslag genomen het aantal leerlingen op 1 oktober, volgend op de opening, en wordt dit aantal leerlingen in de gevallen, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, gecorrigeerd in verband met de samenstelling van het leerlingenbestand.

  • 3. De zorgformatie voor de gezamenlijke speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband wordt toegekend voor 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, rekenkundig afgerond op een geheel getal. Het Rijk verdeelt deze formatie over de afzonderlijke speciale scholen voor basisonderwijs binnen een samenwerkingsverband naar rato van het aantal leerlingen van elk van die scholen op die datum. Artikel 94, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden meer formatie aan een speciale school voor basisonderwijs wordt toegekend dan op grond van het eerste tot en met derde lid is vastgesteld.

CC

Artikel 96c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «in artikel 96a» vervangen door: in artikel 96a of 96b1.

2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 96a, eerste lid onder b» vervangen door: artikel 96a, eerste lid onder b, of 96b1, eerste lid onder b.

3. In het eerste lid wordt na de tweede volzin ingevoegd: De in artikel 96b1, eerste lid onder c, bedoelde formatie maakt uitsluitend deel uit van het formatiebudget indien de desbetreffende formatierekeneenheden worden ingezet conform de afspraken die daarover in het kader van het zorgplan zijn gemaakt.

4. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «het bevoegd gezag» ingevoegd: onderscheidenlijk de centrale dienst.

5. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na «alsmede» ingevoegd: , indien het een school betreft,.

6. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na «een ander bevoegd gezag» ingevoegd: dan wel aan een centrale dienst.

7. In het tweede lid wordt na onderdeel c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en g, een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidend:

d. de voorwaarden waaronder een centrale dienst formatierekeneenheden kan overdragen aan een school,.

8. In het tweede lid wordt na onderdeel d (oud) een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidend:

f. de voorwaarden waaronder een centrale dienst recht heeft op de geldswaarde van niet verbruikte formatierekeneenheden,.

9. In het derde lid, wordt «het tweede lid onder d» vervangen door: het tweede lid onder e en f.

DD

Na artikel 96c worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidend:

Artikel 96c1. Overdracht van formatierekeneenheden aan speciale scholen voor basisonderwijs
  • 1. Indien op de overeenkomstig artikel 13c, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband meer bedraagt dan het aantal leerlingen van die scholen op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het bevoegd gezag van alle scholen in het verband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst voor het verschil een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal formatierekeneenheden per leerling aan basisbekostiging over aan de speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 2. Indien op de overeenkomstig artikel 13c, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband meer bedraagt dan 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het bevoegd gezag van alle scholen in het verband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst voor elke leerling van een speciale school voor basisonderwijs boven voornoemde 2% een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal formatierekeneenheden aan zorgformatie over aan de speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 3. Bij de vaststelling ingevolge het eerste en tweede lid van het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband op de overeenkomstig artikel 13c, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum, worden leerlingen voor wie op grond van artikel 96c2 al een overdracht plaatsvindt vanuit een ander samenwerkingsverband buiten beschouwing gelaten. De uitkomst van de berekening van 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op grond van het tweede lid wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

  • 4. Het aantal leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs die deelneemt aan meer dan één samenwerkingsverband wordt bij het bepalen van het in het eerste en tweede lid bedoelde aantal leerlingen van de speciale scholen in elk samenwerkingsverband en het in het tweede lid bedoelde aantal leerlingen van elk samenwerkingsverband aan de desbetreffende verbanden toegerekend naar rato van het aantal basisschoolleerlingen van elk verband op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt. Van de toepassing van de eerste volzin op de in het eerste en tweede lid bedoelde overdrachten wordt afgeweken indien de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de betrokken samenwerkingsverbanden daarmee schriftelijk instemmen.

  • 5. De overdracht op grond van het eerste en tweede lid heeft betrekking op het schooljaar dat volgt op de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde peildatum.

  • 6. Het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdrachtsverplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 13c, eerste lid onder e, in het reglement van het samenwerkingsverband is opgenomen.

  • 7. Indien de in artikel 96h, eerste lid, bedoelde formatie niet voldoende is om daaruit de verplichtingen, bedoeld in dit artikel na te komen, dragen de bevoegde gezagsorganen van de gezamenlijke basisscholen in het samenwerkingsverband de ontbrekende formatierekeneenheden over aan het bestuur van de centrale dienst van het verband. Het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdrachtsverplichting, bedoeld in de eerste volzin, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 13c, eerste lid onder e, in het reglement van het samenwerkingsverband is opgenomen.

Artikel 96c2. Overdracht van formatierekeneenheden bij overgang leerling naar ander samenwerkingsverband
  • 1. Het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst draagt gedurende 4 schooljaren een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal formatierekeneenheden over aan een speciale school voor basisonderwijs indien

    a. de speciale school voor basisonderwijs een leerling toelaat van een basisschool in het desbetreffende samenwerkingsverband,

    b. de speciale school geen deel uitmaakt van het desbetreffende samenwerkingsverband, en

    c. de permanente commissie leerlingenzorg van het desbetreffende samenwerkingsverband heeft bepaald dat de leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen.

  • 2. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan voor de verschillende schooljaren en afhankelijk van het moment van de toelating tot de speciale school voor basisonderwijs een verschillend aantal formatierekeneenheden worden vastgesteld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde overdracht vindt voor het eerst plaats voor het schooljaar volgend op het schooljaar van de toelating tot de speciale school voor basisonderwijs.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde overdracht vindt niet plaats als de toelating plaatsvindt binnen 6 maanden voor of na een verhuizing van de ouders van een woning buiten het gebied van het samenwerkingsverband van de speciale school voor basisonderwijs naar een woning binnen dat gebied.

  • 5. Indien de leerling binnen de ingevolge het eerste en derde lid geldende periode voor overdracht van formatierekeneenheden de speciale school voor basisonderwijs verlaat, eindigt de in het eerste lid bedoelde overdracht met ingang van het schooljaar dat volgt op het schooljaar waarin de leerling de speciale school voor basisonderwijs verlaat.

  • 6. Artikel 96c1, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de overdrachtsverplichting, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat ook speciale scholen voor basisonderwijs een aandeel kunnen hebben in de overdrachtsverplichting.

EE

Artikel 96e komt te luiden:

Artikel 96e. Vergoeding nascholing
  • 1. De vergoeding voor nascholing voor een basisschool is een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per formatieplaats, toegekend op basis van artikel 96a, eerste lid.

  • 2. De vergoeding voor nascholing voor een speciale school voor basisonderwijs is een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag per leerling.

EE1

Na artikel 96g wordt ingevoegd:

AFDELING 4C. GEZAMENLIJKE ZORGFORMATIE BASISSCHOLEN
Artikel 96h. Gezamenlijke zorgformatie basisscholen
  • 1. Indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in een samenwerkingsverband, wordt zorgformatie toegekend aan het bestuur van de centrale dienst van dat verband.

  • 2. Indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, wordt zorgformatie toegekend aan dat bevoegd gezag.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde formatie is afhankelijk van het aantal leerlingen van de afzonderlijke basisscholen in het samenwerkingsverband. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de grondslag vastgesteld voor deze formatie. Bij de toekenning van de formatie wordt aangegeven hoe de formatie per school is berekend.

  • 4. In een samenwerkingsverband dat de instemming, bedoeld in artikel 13a, zevende lid, heeft verkregen, wordt de in het eerste en tweede lid bedoelde formatie voor 2% van het aantal leerlingen van elke basisschool op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, rekenkundig afgerond op een geheel getal, verhoogd met de in artikel 96b1, eerste lid onder c, bedoelde formatie per leerling.

  • 5. De centrale dienst deelt voor 15 mei aan de Minister mee, dat hij per 1 augustus daaropvolgend aan elke basisschool in het samenwerkingsverband de formatierekeneenheden overdraagt die op grond van het zorgplan voor die school worden ingezet. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen en voor welke latere datum de centrale dienst aan de Minister kan meedelen dat de overdrachten, bedoeld in de eerste volzin, overeenkomstig het zorgplan worden gewijzigd. Binnen 1 week na de mededelingen, bedoeld in de eerste en tweede volzin, zendt de centrale dienst een afschrift daarvan aan de bevoegde gezagsorganen van alle scholen van het samenwerkingsverband.

  • 6. De in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde formatie kan worden ingezet voor personeel, overdracht aan één of meer scholen of omzetting in de geldswaarde van niet verbruikte formatierekeneenheden.

  • 7. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vijfde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend. Het bepaalde in de vorige 3 volzinnen is niet van toepassing indien het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur voordien aan de Kamer is overgelegd en door of namens de Kamer te kennen is gegeven dat van de procedure, bedoeld in de vorige 3 volzinnen, kan worden afgeweken.

FF

Artikel 100 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het vijfde lid wordt na «artikel 92,» ingevoegd: voor basisscholen.

2. In de aanhef van het zesde lid wordt «scholen» vervangen door: basisscholen.

3. In de aanhef van het zevende lid wordt na «artikel 92» ingevoegd: , voor basisscholen.

GG

Artikel 102 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid wordt na «Het aantal groepen leerlingen» ingevoegd: voor basisscholen.

2. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidend:

  • 4. Het aantal groepen leerlingen voor speciale scholen voor basisonderwijs wordt berekend door het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt te delen door 15 en de uitkomst rekenkundig af te ronden op een geheel getal.

HH

Artikel 104 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met inachtneming van de artikelen 96a, 96b, 96b1,96c en 96h vergoedt het Rijk aan het bevoegd gezag van de openbare en bijzondere scholen onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst:

    a. de uitgaven voor het personeel dat is aangesteld ten laste van het formatiebudget onderscheidenlijk de zorgformatie die met inachtneming van het zorgplan wordt ingezet,

    b. de geldswaarde van de, met inachtneming van het bepaalde krachtens artikel 96c, tweede lid onder e en f, niet verbruikte formatierekeneenheden, en

    c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 96d, eerste lid.

2. In het tweede lid wordt «artikel 96c, tweede lid onder c,» vervangen door «artikel 96c, tweede lid onder c of d, 96c1, 96c2 of 96h, zesde lid,» en wordt na «instelling» ingevoegd: onderscheidenlijk de centrale dienst.

3. In het derde lid wordt na «bevoegd gezag» ingevoegd: onderscheidenlijk de centrale dienst.

HH1

Aan artikel 105a wordt een vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Artikel 105, derde lid, is van overeenkomstige toepassing indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 48, personeel ontslaat zonder voorafgaande instemming van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, met dien verstande dat het in mindering te brengen bedrag in gelijke mate wordt verdeeld over de bevoegde gezagsorganen waarvan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 48, uitgaat.

II

Artikel 105a1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «uitsluitend een of meer andere rechtspersonen dan de gemeente openbare scholen in stand houden of openbare scholen ontbreken» vervangen door «uitsluitend een of meer andere rechtspersonen dan de gemeente openbare basisscholen of openbare speciale scholen voor basisonderwijs in stand houden of openbare basisscholen onderscheidenlijk openbare speciale scholen voor basisonderwijs ontbreken» en wordt «het onderwijs» vervangen door: het onderwijs aan die scholen.

2. In het tweede lid wordt «scholen» vervangen door: basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs.

3. In het derde lid wordt «school» vervangen door: basisschool onderscheidenlijk speciale school voor basisonderwijs.

4. In het vierde lid wordt «scholen» vervangen door: basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs.

JJ

In artikel 105a2, eerste lid, wordt «openbare scholen» vervangen door «openbare basisscholen of openbare speciale scholen voor basisonderwijs» en wordt «het onderwijs» vervangen door: het onderwijs aan die scholen.

KK

Artikel 105b, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de eerste volzin wordt «een of meer door haar in stand gehouden scholen» vervangen door «een of meer door haar in stand gehouden basisscholen of speciale scholen voor basisonderwijs» en wordt «niet door de gemeente in stand gehouden scholen» vervangen door: niet door de gemeente in stand gehouden basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs.

2. In de derde volzin wordt «school» vervangen door: basisschool onderscheidenlijk speciale school voor basisonderwijs.

LL

Artikel 105c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «De gemeenteraad stelt jaarlijks vast» vervangen door: De gemeenteraad stelt, onderscheiden al naar gelang het basisscholen of speciale scholen voor basisonderwijs betreft, jaarlijks vast.

2. In het tweede en derde lid wordt «scholen» telkens vervangen door: basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs.

MM

Artikel 105d wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «gemeenteraad» ingevoegd: onderscheiden al naar gelang het basisscholen of speciale scholen voor basisonderwijs betreft,.

2. Aan het vierde lid wordt een derde volzin toegevoegd, luidend: Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid onder a, b, c en h, blijven de uitgaven ten behoeve van een basisschool buiten beschouwing tot het bedrag dat de gemeente voor die school overdraagt op grond van artikel 95b en de geldswaarde die overeenkomt met het aantal formatierekeneenheden dat de gemeente voor die school overdraagt op grond van artikel 96c1 of artikel 96c2.

NN

Artikel 105e wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt na «dat deel» ingevoegd: bij genoemde school wel en bij de school van laatstgenoemd bevoegd gezag niet.

2. In het vierde lid wordt «scholen» vervangen door: basisscholen onderscheidenlijk speciale scholen voor basisonderwijs.

OO

Artikel 105h wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 105i» toegevoegd: en het zorgplan.

2. In het tweede lid wordt «de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: de Wet op de expertisecentra.

PP

Na het opschrift «AFDELING 6. BEËINDIGING VAN DE BEKOSTIGING» wordt ingevoegd:

§ 1. Basisscholen.

QQ

De artikelen 105k en 106 worden vervangen door:

Artikel 105k. Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt onder «school» verstaan: basisschool.

Artikel 106. Grondslag berekening aantal leerlingen

Waar in deze paragraaf sprake is van een aantal leerlingen, is dat het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober, verhoogd met het krachtens artikel 96b, eerste lid, bepaalde percentage van dat aantal leerlingen.

RR

In artikel 108a, eerste en tweede lid, wordt «artikel 105k» telkens vervangen door: artikel 106.

SS

Na artikel 108a wordt ingevoegd:

§ 2. Speciale scholen voor basisonderwijs
Artikel 108b. Vermindering aantal openbare speciale scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan

Artikel 107f, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op speciale scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan, met dien verstande dat voor opheffing van de laatste speciale school voor basisonderwijs van een samenwerkingsverband de in artikel 13a, zevende lid, bedoelde goedkeuring van Onze minister is vereist.

§ 3. Overige bepalingen

TT

Artikel 109 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 63b, tweede lid,» ingevoegd: of artikel 63f, tweede lid,.

2. In het derde lid wordt «de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: de Wet op de expertisecentra.

3. In het vijfde lid, onder b, wordt na «artikel 63b» ingevoegd: of artikel 63f.

UU

Na artikel 109 wordt een nieuw artikel 110 ingevoegd, luidend:

Artikel 110. Inhouding vergoeding
  • 1. Onze minister kan bepalen dat de vergoedingen geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, indien het bevoegd gezag van een openbare school, onderscheidenlijk het bevoegd gezag van een bijzondere school, de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, onderscheidenlijk gestelde bekostigingsvoorwaarden, niet nakomt.

  • 2. Onze minister kent de vergoedingen wederom toe, indien blijkt dat de reden voor de toepassing van het eerste lid is vervallen.

VV

In artikel 110b, vijfde lid, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs» en wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

VV1

Artikel 114a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid wordt na «Het bevoegd gezag van een school» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van een centrale dienst voor zover het betreft personeel dat is benoemd op formatie als bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h.

2. In het derde lid wordt na «het bevoegd gezag» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.

WW

Artikel 114b wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «Het bevoegd gezag van een school» ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van een centrale dienst.

2. In het tweede lid wordt na «Het bevoegd gezag» ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.

3. In het derde en vierde lid wordt na «het bevoegd gezag» telkens ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.

4. Na het vijfde lid wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid een nieuw zesde lid ingevoegd, luidend:

  • 6. Indien een werkloosheidsuitkering of een suppletie inzake arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel van een school of een centrale dienst voortvloeit uit de inzet of een wijziging van de inzet van de in de artikelen 96b1, eerste lid onder c, en 96h bedoelde formatie ten opzichte van voorafgaande schooljaren, zijn de bevoegde gezagsorganen van alle scholen van het desbetreffende samenwerkingsverband hoofdelijk aansprakelijk voor het aan de rechtspersoon vergoeden van de kosten van de werkloosheidsuitkering onderscheidenlijk de suppletie inzake arbeidsongeschiktheid.

5. In het zesde lid (oud) wordt na «het bevoegd gezag» ingevoegd: onderscheidenlijk het bestuur van de centrale dienst.

XX

Artikel 116 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de basisschool» vervangen door: een school.

2. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, vijfde en zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend:

  • 3. Zij die op 31 juli 1998 bij een school voor speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs onderwijs geven als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals luidend op die datum en bevoegd zijn op basis van artikel 111, eerste lid onder f of g, van die wet, zijn bevoegd tot het geven van het onderwijs, bedoeld in artikel 9, eerste lid.

YY

Artikel 117 komt te luiden:

Artikel 117. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als «Wet op het primair onderwijs».

ZZ

De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:

1. De benaming van artikel 11a wordt vervangen door: (vervallen).

2. De benaming van artikel 12 wordt vervangen door: Meetellen tijd op andere school of school of instelling voor s.o. of v.s.o; vaststellen zomervakantie.

3. Voor de benaming van artikel 13a wordt ingevoegd:

§ 1a. Zorgstructuur.

4. Na de benaming van artikel 13a wordt ingevoegd:

Artikel 13b. Zorgplan

Artikel 13c. Reglement samenwerkingsverband

Artikel 13d. Geschillencommissie samenwerkingsverbanden

Artikel 13e. Permanente commissie leerlingenzorg

5. De benaming van artikel 24 wordt vervangen door: Toelating en verwijdering van leerlingen.

6. De benaming van artikel 26a wordt vervangen door: (vervallen).

7. Na de benaming van afdeling 2 van titel IV wordt ingevoegd:

§ 1. Basisscholen

Artikel 52b. Begripsbepaling.

8. Na de benaming van artikel 63b wordt ingevoegd:

§ 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 63c. Begripsbepaling

Artikel 63d. Beslissing minister tot bekostiging

Artikel 63e. Omzetting; wijziging van richting; uitbreiding met openbaar of bijzonder onderwijs; verplaatsing

Artikel 63f. Bekostiging nevenvestiging

§ 3. Nadere voorschriften voor de uitvoering van afdeling 2.

9. Na de benaming van artikel 93 wordt ingevoegd:

Artikel 94. Extra vergoeding materiële instandhouding.

10. Voor de benaming van artikel 96 wordt ingevoegd:

Artikel 95b. Overdracht vergoeding materiële instandhouding bij deelname boven 2%.

11. De benaming van artikel 96a wordt vervangen door: Grondslag formatie personeel basisscholen.

12. Na de benaming van artikel 96b wordt ingevoegd:

Artikel 96b1. Grondslag formatie personeel speciale scholen voor basisonderwijs.

13. Na de benaming van artikel 96c wordt ingevoegd:

Artikel 96c1. Overdracht van formatierekeneenheden aan speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 96c2. Overdracht van formatierekeneenheden bij overgang leerling naar ander samenwerkingsverband.

14. Na de benaming van afdeling 6 van titel IV wordt ingevoegd:

§ 1. Basisscholen

Artikel 105k. Begripsbepaling.

15. De benaming van artikel 106 wordt vervangen door: Grondslag berekening aantal leerlingen

16. Na de benaming van artikel 108a wordt ingevoegd:

§ 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 108b. Vermindering aantal openbare speciale scholen voor basisonderwijs en nevenvestigingen daarvan

§ 3. Overige bepalingen.

17. Na de benaming van artikel 109 wordt ingevoegd:

Artikel 110. Inhouding vergoeding.

18. De benaming van artikel 117 komt te luiden: Citeertitel.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs2 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. De begripsomschrijving van «school» komt te luiden: school: een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a, b, c, f, g, h, j, k, m of n, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 9, eerste lid tweede volzin, tenzij het tegendeel blijkt;

2. Na de begripsomschrijving van «school» wordt ingevoegd:

basisschool: een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

speciale school voor basisonderwijs: een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

school voor voortgezet onderwijs: een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;.

B

In artikel 2, tweede lid, worden de onderdelen i, l en o vervangen door onderscheidenlijk:

(i. vervallen)

(l. vervallen)

(o. vervallen).

C

In artikel 4 vervallen het zevende lid en twaalfde lid, onder vernummering van het achtste tot en met elfde en het dertiende lid tot zevende tot en met tiende en elfde lid.

D

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

2. In het derde lid (oud) vervalt «andere» en «dan bedoeld in het tweede lid».

3. In het vierde lid (oud) wordt «het derde lid» vervangen door: het tweede lid.

E

De artikelen 9a en 9b vervallen.

F

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste en tweede lid vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.

2. In het derde lid (oud) wordt «artikel 2, tweede lid onder a tot en met i en k tot en met n,» vervangen door: artikel 2, tweede lid onder a tot en met h, k, m en n,.

G

Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:

In het eerste lid wordt «scholen voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs» vervangen door: basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs.

H

Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

2. In het tweede lid, onder e, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door: basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs.

3. In het twaalfde lid wordt «een school voor basisonderwijs» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs.

4. Het dertiende lid vervalt, onder vernummering van het veertiende tot dertiende lid.

5. In het veertiende lid (oud) wordt «dertiende lid» vervangen door: twaalfde lid.

I

Artikel 19a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door: basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. De tweede volzin van het eerste lid wordt vervangen door: Bekostiging ingevolge de onderdelen c en d vindt plaats op basis van het aantal leerlingen zoals vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin.

3. In het eerste lid vervalt de derde volzin.

J

In artikel 20, eerste lid, wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door: basisschool, een speciale school voor basisonderwijs.

K

Artikel 21a vervalt.

L

In artikel 22, eerste lid, vervalt de vierde volzin.

M

Artikel 30b, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een geschillencommissie kan tevens werkzaam zijn voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs. Een geschillencommissie strekt haar werkzaamheden uit over ten minste 50 scholen of scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de eerste volzin. Onze minister kan het in de tweede volzin genoemde aantal lager stellen.

N

Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervallen de onderdelen a en c, onder verlettering van de onderdelen b, d en e tot a, b en c.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

3. In het derde lid (oud) vervalt: en het tweede.

4. In het vijfde lid (oud), eerste volzin, wordt «het vierde lid» vervangen door: het derde lid.

O

In artikel 32, eerste lid, vervalt «32a,», wordt «school voor basisonderwijs» vervangen door «basisschool, een speciale school voor basisonderwijs» en wordt «een school voor voortgezet onderwijs» vervangen door: een school voor voortgezet onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

P

De artikelen 32a tot en met 32e vervallen.

Q

Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «, met inachtneming van artikel 32a, vierde lid,» en wordt «artikel 10, vierde lid,» vervangen door: artikel 10, tweede lid,.

2. In het tweede lid, eerste volzin, vervalt: die zijn aangesloten bij een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, of van twee of meer scholen die geen van alle daarbij zijn aangesloten,.

3. De vierde volzin van het tweede lid vervalt.

4. In de vijfde volzin (oud) van het tweede lid wordt «Voor de andere scholen bestaat de commissie» vervangen door: De commissie bestaat.

5. De zesde volzin (oud) van het tweede lid vervalt.

6. In het zevende lid wordt «of de school voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs» vervangen door: , de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs, de school voor voortgezet onderwijs of de school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

R

Artikel 33a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden: Beoordeling toelating door inspectie.

2. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

3. In het derde lid (oud) wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.

S

In artikel 39a, eerste lid, en artikel 39b, eerste lid, wordt «Wet op het basisonderwijs» telkens vervangen door: Wet op het primair onderwijs.

T

In artikel 55, tweede lid, wordt na «voortgezet speciaal onderwijs» ingevoegd «als bedoeld in artikel 2» en wordt na «voortgezet onderwijs» ingevoegd: alsmede het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

U

Artikel 56, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256)» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en vervalt: (Stb. 1986, 552).

2. In onderdeel b vervalt: (Stb. 1991, 242).

3. In onderdeel d wordt na «verricht» ingevoegd:, waaronder begrepen formatierekeneenheden die zijn toegekend op basis van artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h van de Wet op het primair onderwijs.

4. Toegevoegd wordt een tweede volzin, luidend: Voor de toepassing van de eerste volzin, onder b, wordt onder het geven van onderwijs niet begrepen het onderwijs dat wordt gegeven door personeel dat is benoemd of aangesteld op formatie als bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, of 96h van de Wet op het primair onderwijs.

V

In artikel 62, eerste lid, wordt de zinsnede «scholen voor moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen en afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters,» vervangen door: scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen,.

W

In artikel 75, eerste lid, worden de onderdelen b en c vervangen door:

b. basisscholen,

c. speciale scholen voor basisonderwijs,

d. scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, en

e. scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs.

X

In artikel 77, eerste lid, 78 en 79 wordt «onderdelen a, b en c» telkens vervangen door: onderdelen a tot en met e.

Y

In artikel 93a, eerste lid, vervalt de vierde volzin.

Z

In artikel 102i wordt «de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: de Wet op het primair onderwijs.

AA

Artikel 103a vervalt.

BB

In artikel 106b, vijfde lid, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door: basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs.

CC

Artikel 111 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het derde lid vervalt: , tweede.

2. In onderdeel h van het derde lid wordt «vierjarige voltijdse» vervangen door: ten minste vierjarige.

3. In het vierde lid wordt «Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256)» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en vervalt: (Stb. 1967, 386).

4. De aanhef van het zesde lid komt te luiden: De bewijzen van bekwaamheid die zijn opgenomen in de krachtens de artikelen 108 tot en met 114 van de Overgangswet WVO en de artikelen 34, tweede en derde lid, en 35, derde en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften, verlenen bevoegdheid tot het geven van voortgezet speciaal onderwijs in de in die voorschriften genoemde vakken, met dien verstande dat.

DD

Artikel 112 komt te luiden:

Artikel 112. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de expertisecentra.

EE

Artikel 113 vervalt.

FF

De inhoudsopgave wordt gewijzigd als volgt:

1. De benaming van de artikelen 9a, 9b, 21a, 32a tot en met 32e, 103a en 113 wordt telkens vervangen door: (vervallen).

2. De benaming van artikel 33a komt te luiden: Beoordeling toelating door inspectie.

3. De benaming van artikel 112 komt te luiden: Citeertitel.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt gewijzigd als volgt:

A

Voor de aanduiding van «TITEL I Algemene bepalingen» wordt opgenomen: DEEL I. VOORTGEZET ONDERWIJS

B

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «Deze wet» vervangen door: Dit deel.

2. Na de begripsomschrijving van «de inspectie» wordt ingevoegd: «voortgezet onderwijs»: het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 2.

C

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Het voortgezet onderwijs, bedoeld in dit deel, omvat het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en na het speciaal onderwijs. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van deze wet en in de Wet op de expertisecentra, educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

D

In de artikelen 19, 49, eerste lid, 75d, 77, tweede lid, 104, eerste lid, 115, eerste lid, 118e, 119, tweede lid, 120 en 123a, eerste lid, onderdeel e, wordt «deze wet» telkens vervangen door «dit deel» en in artikel 119 wordt «Deze wet» vervangen door: Dit deel.

D1

In de artikelen 63, 64, eerste en tweede lid, 76x, 77, eerste en tweede lid, 79, 96b, vierde lid, 96c, derde lid, 96m, derde lid, 98, derde lid, 100a, achtste lid, 100b, derde lid, 100c, zesde lid, 101, eerste lid, 102, tweede lid, 102a.1, eerste lid, en 118g wordt na de verwijzing naar een titel van de Wet op het voortgezet onderwijs telkens toegevoegd: van dit deel.

E

In artikel 27, vijfde lid, wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door «Wet op het primair onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van deze wet,» en wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

F

In artikel 42b, eerste lid, wordt «openbare scholen als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs of openbare scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: openbare scholen als bedoeld in deel II van deze wet of openbare scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

G

In artikel 42c, vierde lid, en artikel 50, vierde lid, wordt «afdeling IV» telkens vervangen door: afdeling IV van dit deel.

H

Artikel 53b, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256) of de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door: de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «uitsluitend» vervangen door «behoudens artikel 13c, derde, vierde en vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, uitsluitend», wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en wordt «en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «, 108a van de Wet op de expertisecentra en 108a van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs».

3. In onderdeel d wordt na «verricht» ingevoegd:, waaronder begrepen formatierekeneenheden die zijn toegekend op basis van artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h van de Wet op het primair onderwijs.

4. Na de eerste volzin wordt ingevoegd: Voor de toepassing van de eerste volzin, onder b, wordt onder het geven van onderwijs niet begrepen het onderwijs dat wordt gegeven door personeel dat is benoemd of aangesteld op formatie als bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, of 96h van de Wet op het primair onderwijs.

I

In artikel 76d, eerste lid, worden de onderdelen a tot en met c vervangen door:

a. basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs,

b. speciale scholen voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs,

c. scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra,

d. scholen voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van deze wet, en

e. scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs.

J

In de artikelen 76f, eerste lid, 76g en 76h, wordt «onderdelen a, b en c» telkens vervangen door: onderdelen a tot en met e.

K

In artikel 96c, derde lid, wordt na «afdeling IV van titel II» ingevoegd: van dit deel.

L

Artikel 99, zesde lid onderdeel c, komt te luiden:

c. een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van deze wet.

M

In artikel 118b, vijfde lid, wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs» en wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

N

Na artikel 123b wordt een nieuw «DEEL II. VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS» ingevoegd, gelijkluidend aan de titels I tot en met VA van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, met uitzondering van de artikelen 9a, 9b, 9c, 12, 14, 21a, 32a tot en met 32e, 35, 36, 70, 92a en 93c, met dien verstande dat de volgende wijzigingen worden aangebracht:

a

Artikel 1 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «deze wet» vervangen door: dit deel.

2. In de begripsomschrijving van «inspectie of inspecteur» vervalt: het speciaal onderwijs en.

3. Na de begripsomschrijving van «inspectie of inspecteur» wordt ingevoegd:

voortgezet speciaal onderwijs: het onderwijs, bedoeld in artikel 2.

4. De begripsomschrijving van school komt te luiden: een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tenzij het tegendeel blijkt;.

5. Na de begripsomschrijving van «school» wordt ingevoegd:

basisschool: basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

speciale school voor basisonderwijs: speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

voortgezet speciaal onderwijs: voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2 van deel II van deze wet, tenzij het tegendeel blijkt;.

6. De begripsomschrijving van «instelling» vervalt.

7. In de begripsomschrijving van bevoegd gezag wordt «deze wet» vervangen door: dit deel.

8. In de begripsomschrijving van «schoolwerkplan» vervalt de tweede volzin.

b

Artikel 2 (oud ISOVSO) komt te luiden:

Artikel 2. Doelgroep; indeling v.s.o.
  • 1. Het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in dit deel, is voortgezet onderwijs, bestemd voor kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering aangewezen is. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

  • 2. Het voortgezet speciaal onderwijs wordt verdeeld in onderwijs aan:

    a. moeilijk lerende kinderen;

    b. zeer moeilijk opvoedbare kinderen;

    c. kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden.

c

Artikel 3 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «Speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Voortgezet speciaal onderwijs.

2. In het vijfde lid wordt «artikel 111, zevende lid,» vervangen door: artikel 111, vijfde lid,.

d

In artikel 4 (oud ISOVSO) wordt in het zevende en twaalfde lid «artikel 2, tweede lid onder i en l,» telkens vervangen door: artikel 2, tweede lid onder a en c,.

e

In artikel 5 (oud ISOVSO) vervalt telkens: het speciaal onderwijs en.

f

In artikel 7 (oud ISOVSO) wordt de zinsnede «Deze wet» vervangen door: Dit deel.

g

Artikel 9 (oud ISOVSO) komt te luiden:

Artikel 9. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs

Het onderwijs wordt gegeven in scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, verdeeld als aangegeven in artikel 2, onderdelen a tot en met c.

h

Artikel 10 (oud ISOVSO) komt te luiden:

Artikel 10. Toelaatbaarheid tot andere schoolsoort
  • 1. Onze minister kan op verzoek van het bevoegd gezag goedkeuren dat tot de desbetreffende school kinderen worden toegelaten die toelaatbaar zijn tot een of meer van de andere soorten onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deel II van deze wet of het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a tot en met h, m en n, van de Wet op de expertisecentra. Daarbij kan Onze minister voorwaarden stellen en hoort hij gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten geven slechts advies met betrekking tot de gevolgen van de toelating voor een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan, onder goedkeuring van de inspecteur, een kind dat toelaatbaar is tot een van de soorten onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deel II van deze wet of tot het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, maar voor wie niet een passende school in zijn woonplaats of de omgeving daarvan bestaat, toelaten tot een andere school, mits het kind daar voldoende onderwijs kan genieten.

i

In artikel 11, eerste lid, (oud ISOVSO) wordt «scholen voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs» vervangen door: scholen voor voortgezet onderwijs.

j

Artikel 15 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift wordt «(v.)s.o» vervangen door: v.s.o..

2. In de aanhef wordt «de artikelen 12 en 13» vervangen door: artikel 13.

3. In onderdeel b vervalt: het speciaal onderwijs of.

k

Artikel 19 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «het basisonderwijs of voortgezet onderwijs of in een andere soort van speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of een andere soort van voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deel II van deze wet.

3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt «scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en andere scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs, scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs dan wel scholen of instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, en andere scholen.

4. In het zevende lid wordt de tweede volzin vervangen door: Het activiteitenplan wordt zodanig ingericht dat de leerlingen per schooljaar ten minste 1000 uren onderwijs ontvangen.

5. Het tiende, dertiende en veertiende lid vervallen, onder vernummering van het elfde en twaalfde lid tot tiende en elfde lid.

6. In het elfde lid (oud) vervalt «voor zover het betrekking heeft op voortgezet speciaal onderwijs,» en wordt «lager beroepsonderwijs» vervangen door: voorbereidend beroepsonderwijs.

7. In het twaalfde lid (oud) vervallen «een school voor basisonderwijs of» en «het speciaal onderwijs of».

l

Artikel 19a (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «elfde lid» vervangen door: tiende lid.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «elfde en twaalfde lid» vervangen door: tiende en elfde lid.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «elfde en twaalfde lid» vervangen door: tiende en elfde lid.

4. In het eerste lid komt onderdeel d te luiden:

d. het partieel en tijdelijk meetellen van leerlingen die zijn ingeschreven op een school voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel een school of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een school voor voortgezet onderwijs of een andere school.

5. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden: Bekostiging ingevolge de onderdelen c en d vindt plaats op basis van het aantal leerlingen zoals vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin.

6. In het eerste lid vervalt de derde volzin.

7. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

m

Artikel 20 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt: b.o. of.

2. In het eerste lid vervalt: een school voor basisonderwijs of.

n

In artikel 22, eerste lid, (oud ISOVSO) vervalt de vierde volzin.

o

In artikel 30, eerste lid, (oud ISOVSO) vervalt: het basisonderwijs, het speciaal onderwijs of.

p

Artikel 30b, tweede lid, (oud ISOVSO) komt te luiden:

  • 2. Een geschillencommissie kan tevens werkzaam zijn voor scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra. Een geschillencommissie strekt haar werkzaamheden uit over ten minste 50 scholen. Onze minister kan het in de tweede volzin genoemde aantal lager stellen.

q

Artikel 31 (oud ISOVSO) komt te luiden:

Artikel 31. Leeftijdbeperking
  • 1. De leeftijd waarop de leerling de school moet hebben verlaten, is 20 jaar.

  • 2. De inspecteur kan voor een leerling ontheffing verlenen van het eerste lid, indien het voortgezet verblijf op de school wenselijk is ter voltooiing van zijn opleiding of van een op verhoging van zijn arbeidsgeschiktheid gerichte behandeling. Hij kan zich ten behoeve van zijn beslissing een rapport over de leerling, opgesteld door de in artikel 33, tweede lid, bedoelde commissie, doen voorleggen. De commissie kan daartoe de betrokken leerling aan een onderzoek onderwerpen. De ontheffing wordt telkens voor de tijd van ten hoogste 1 jaar verleend.

r

In artikel 32, eerste lid (oud ISOVSO) wordt «de artikelen 32a, 33, 33a, 35 en 36» vervangen door «de artikelen 33 en 33a» en wordt «een school voor basisonderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs,» vervangen door: een andere school, een school voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel een school of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra,.

s

Artikel 33 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt «, met inachtneming van artikel 32a, vierde lid,» en wordt «artikel 10, vierde lid,» vervangen door: artikel 10, tweede lid,.

2. In de eerste volzin van het tweede lid vervalt «die zijn aangesloten bij een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 21a, eerste lid, of van twee of meer scholen die geen van alle daarbij zijn aangesloten» en wordt «het basisonderwijs, een andere vorm van speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs of een vorm van voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, een andere vorm van voortgezet speciaal onderwijs, of het voortgezet onderwijs.

3. De vierde volzin van het tweede lid vervalt.

4. In de vijfde volzin (oud) van het tweede lid wordt «Voor de andere scholen bestaat de commissie» vervangen door: De commissie bestaat.

5. De zesde volzin (oud) van het tweede lid vervalt.

6. Het vierde en het zevende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde, zesde en achtste tot en met twaalfde lid tot vierde, vijfde en zesde tot en met tiende lid.

7. In het zesde lid (oud) vervallen «het speciaal onderwijs op een school of afdeling waar speciaal onderwijs wordt gegeven als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a tot en met h, j, m en n, of tot» en «of vierde».

8. In het negende lid (oud) wordt «zesde lid» vervangen door «vijfde lid» en wordt «achtste lid» vervangen door: zesde lid.

t

Artikel 33a (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. Het opschrift komt te luiden: Beoordeling toelating door inspectie.

2. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

3. In het derde lid (oud) wordt «tweede lid» vervangen door: eerste lid.

u

In artikel 39a, eerste lid, (oud ISOVSO) en artikel 39b, eerste lid, (oud ISOVSO) wordt «openbare scholen als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs of openbare scholen als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door: openbare scholen als bedoeld in deel I van deze wet of openbare scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

v

Artikel 55 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt: s.o.-b.o..

2. In het eerste lid wordt «het speciaal onderwijs en het basisonderwijs» vervangen door: het voortgezet speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs.

3. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

w

Artikel 56, eerste lid, (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt «de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256) of de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552)» vervangen door: de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

2. In onderdeel b vervalt: (Stb. 1991, 242).

3. In onderdeel d wordt na «verricht» ingevoegd:, waaronder begrepen formatierekeneenheden die zijn toegekend op basis van artikel 96b1, eerste lid onder c, of artikel 96h van de Wet op het primair onderwijs.

4. Toegevoegd wordt een tweede volzin, luidend: Voor de toepassing van de eerste volzin, onder b, wordt onder het geven van onderwijs niet begrepen het onderwijs dat wordt gegeven door personeel dat is benoemd of aangesteld op formatie als bedoeld in artikel 96b1, eerste lid onder c, of 96h van de Wet op het primair onderwijs.

x

In artikel 59a (oud ISOVSO) wordt «deze wet» vervangen door: dit deel.

y

Artikel 62 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «de scholen voor slechthorende kinderen, voor lichamelijk gehandicapte kinderen, scholen voor kinderen die zijn opgenomen in ziekenhuizen, scholen voor langdurig zieke kinderen, scholen voor moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, scholen voor meervoudig gehandicapte kinderen en afdelingen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters,» vervangen door: scholen voor moeilijk lerende kinderen, scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen en scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden,.

2. In het derde lid vervallen de eerste volzin en het woord «tevens» in de tweede volzin.

z

In artikel 65, tweede lid, (oud ISOVSO) wordt aan het eind van onderdeel c opgenomen «en», vervalt aan het eind van onderdeel d «en» en vervalt onderdeel e.

aa

Artikel 67 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt het deel vanaf «het volgende aantal leerlingen» vervangen door: 42 leerlingen.

2. In het tweede lid wordt het deel vanaf «het volgende aantal leerlingen» vervangen door: 32 leerlingen.

bb

In artikel 71, tweede lid, (oud ISOVSO) vervalt: of artikel 70, vierde lid,.

cc

In artikel 73 (oud ISOVSO) vervallen het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid.

dd

In artikel 75, eerste lid, (oud ISOVSO) worden de onderdelen b en c vervangen door:

b. basisscholen,

c. speciale scholen voor basisonderwijs,

d. scholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, en

e. scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs.

ee

In artikel 77, eerste lid, 78 en 79 (oud ISOVSO) wordt «onderdelen a, b en c» telkens vervangen door: onderdelen a tot en met e.

ff

In artikel 88d, vierde lid, (oud ISOVSO) wordt na «Overgangswet ISOVSO» ingevoegd: , zoals dit luidde op 31 juli 1998.

gg

Artikel 89, derde lid (oud ISOVSO) komt te luiden:

  • 3. Programma's van eisen worden vastgesteld voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van de scholen, daaronder niet begrepen de ruimten voor het onderwijs in lichamelijke oefening.

hh

Artikel 93a (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onder a 1°, vervalt:, niet zijnde een instelling,.

2. In het eerste lid vervalt onderdeel a 2°, onder aanduiding van onderdeel a 1° als: a.

3. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

4. In het eerste lid vervallen de vierde en zevende volzin en wordt in de zesde volzin (oud) «onder a 1°» vervangen door: onder a.

5. In het vierde lid vervalt: , niet zijnde een instelling,.

6. Het vijfde lid vervalt.

ii

Artikel 93b (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt: met uitzondering van leerlingen op ziekenhuisscholen.

2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

jj

In artikel 93d, tweede lid, onder c, (oud ISOVSO) wordt «of een school voor voortgezet onderwijs» vervangen door: , een speciale school voor basisonderwijs, dan wel een school voor speciaal onderwijs of voor voortgezet speciaal onderwijs of een school of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

kk

In artikel 93f (oud ISOVSO) vervallen in het eerste lid de zinsneden «, niet zijnde instellingen,» en «, aanhef en onder a 1° en b» en vervalt de tweede volzin.

ll

Artikel 97 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: , niet zijnde instellingen,.

2. Het tiende, elfde en twaalfde lid vervallen.

mm

Artikel 98, eerste lid (oud ISOVSO) komt te luiden:

1. Jaarlijks voor 1 maart kan Onze minister verhoging van de vergoeding worden gevraagd, indien op grond van bijzondere omstandigheden van de school in dat jaar het totale bedrag niet voldoende is voor de noodzakelijke uitgaven van de school.

nn

Artikel 102d (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: , alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs, dan wel voortgezet speciaal onderwijs betreft,.

2. In het derde lid, onderdeel b, vervalt: , en van watergewenning of bewegingstherapie,.

3. In het derde lid wordt de zinsnede «artikel 106b, eerste lid, dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen, bedoeld in artikel 92a, tweede lid, en de daarmee verband houdende uitgaven, alsmede de uitgaven en ontvangsten voor de materiële instandhouding in verband met de toepassing van artikel 106b, eerste lid» vervangen door: artikel 106b, eerste lid.

4. In het zevende lid vervalt: , alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs betreft,.

oo

Artikel 102e (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt: , dan wel indien het een instelling betreft, krachtens de artikelen 92a en 101.

2. In het eerste lid, derde volzin, vervalt: en van watergewenning en bewegingstherapie.

3. In het eerste lid, derde volzin, vervalt: , dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen voor de in artikel 92a, tweede lid, bedoelde voorzieningen en de ontvangsten in verband met de toepassing van artikel 106b, eerste lid.

4. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.

pp

In artikel 102h (oud ISOVSO) vervallen het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid.

qq

In artikel 102i (oud ISOVSO) wordt «de Wet op het basisonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra.

rr

In artikel 103 (oud ISOVSO) wordt «deze wet» vervangen door: dit deel.

ss

Artikel 103a ( oud ISOVSO) vervalt.

tt

Artikel 104 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt het deel vanaf «het volgende aantal leerlingen» vervangen door: 29 leerlingen.

2. In het derde lid vervalt: voor zover het scholen betreft bedoeld in artikel 62, eerste lid.

uu

Artikel 104a (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt het deel vanaf «het volgende aantal leerlingen» vervangen door: 29 leerlingen.

2. In het vierde lid vervalt: voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 62, eerste lid, en aan de goedkeuring van Onze minister voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 70, eerste lid.

3. In het vierde lid vervalt telkens: en Onze minister.

4. In het vijfde lid vervalt: en Onze minister.

5. In het vijfde lid vervalt telkens:, onderscheidenlijk Onze minister

6. In het zesde lid vervalt: en van Onze minister.

7. In het zevende lid vervallen de zinsneden «of Onze minister» en «, onderscheidenlijk zijn».

vv

Artikel 104b, (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid vervallen de zinsneden «, voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 62, eerste lid, en aan de goedkeuring van Onze minister, voor zover het scholen betreft als bedoeld in artikel 70, eerste lid» en «en Onze minister».

2. In het derde lid vervallen de zinsneden «en Onze minister» en «, onderscheidenlijk Onze minister,».

3. In het vierde lid wordt «, van gedeputeerde staten en van Onze minister» vervangen door: en van gedeputeerde staten.

ww

Artikel 105, vijfde lid, (oud ISOVSO) komt te luiden:

  • 5. Het vierde lid, de eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing in geval van omzetting van een bekostigde bijzondere school in een bekostigde openbare school of omgekeerd, met dien verstande dat indien na de overboeking van de uit 's Rijks kas ontvangen niet bestede vergoedingen blijkt, dat voor de in het derde lid bedoelde school terugbetaling aan het Rijk dient te geschieden, deze terugbetaling ten laste van de school komt waarnaar de uit 's Rijks kas ontvangen niet bestede vergoedingen zijn overgeboekt.

xx

In artikel 106 (oud ISOVSO) vervallen het tweede lid en de aanduiding van het eerste lid.

yy

In artikel 106b (oud ISOVSO) wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen of speciale scholen voor basisonderwijs» en wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

zz

Artikel 111 (oud ISOVSO) wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste en vierde lid vervallen, onder vernummering van het tweede, derde en vijfde tot en met achtste lid tot eerste, tweede en derde tot en met zesde lid.

2. In het tweede lid (oud) vervalt telkens: speciaal onderwijs en.

3. In de aanhef van het derde lid (oud) vervalt: , tweede.

4. In onderdeel h van het derde lid (oud) wordt «vierjarige voltijdse» vervangen door: ten minste vierjarige.

5. In het vijfde lid (oud) wordt «het eerste lid onder a, b, d en e, en in het derde lid onder c en d,» vervangen door: het tweede lid onder c en d.

6. De aanhef van het zesde lid (oud) komt te luiden: De bewijzen van bekwaamheid die zijn opgenomen in de krachtens de artikelen 108 tot en met 114 van de Overgangswet WVO en de artikelen 34, tweede en derde lid, en 35, derde en vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften, verlenen bevoegdheid tot het geven van voortgezet speciaal onderwijs in de in die voorschriften genoemde vakken, met dien verstande dat.

7. In het achtste lid (oud) wordt «het eerste tot en met het vierde lid» vervangen door «het eerste en tweede lid» en vervalt: speciaal onderwijs of.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992

De Wet medezeggenschap onderwijs 19924 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. «school»: een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, dan wel een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school, cursus dan wel inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs, een openbare of uit de openbare kas bekostigde bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, een uit 's Rijks kas bekostigde instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en een openbare of uit de openbare kas bekostigde school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs;

2. Het eerste lid, onder d, komt te luiden:

d. «leerlingen»: leerlingen in de zin van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs en deelnemers in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs;.

3. Het eerste lid, onder f, komt te luiden:

f. «schoolleiding»: de directeur in de zin van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en de rector, directeur of de leden van de centrale directie in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede de conrectoren of de adjunct-directeuren;.

B

Artikel 3, vijfde lid, onder a, komt te luiden:

a. uit en door de ouders, voor zover het betreft een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs;.

C

In artikel 6, onderdeel d, wordt «een school voor basisonderwijs,» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school.

D

Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. De bestaande tekst wordt aangeduid als eerste lid.

2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidend:

  • 2. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs dat tevens bevoegd gezag is van een of meer basisscholen behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel van eerstgenoemde school is gekozen voor elk door hem te nemen besluit met betrekking tot de inzet van de formatie die op grond van artikel 96b1, eerste lid, onder c, van de Wet op het primair onderwijs aan eerstgenoemde school is toegekend.

E

In artikel 11, tweede, derde en vierde lid, wordt «artikel 8» telkens vervangen door: artikel 8, eerste lid.

F

In artikel 13, tweede lid, wordt «artikel 22a, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 22a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs», wordt «artikel 30a, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «artikel 30a, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra» en wordt «artikel 40, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 40, tweede lid, van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 30a, eerste lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

G

In artikel 15, derde lid, wordt «artikel 38, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 38, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs», wordt «artikel 47, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «artikel 47, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra» en wordt «artikel 48, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 48, eerste lid, van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 47, eerste lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

H

In artikel 34, derde lid, wordt «een school voor basisonderwijs,» vervangen door: een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor.

I

De verwijzingen in artikel 8, tweede lid, 13, tweede lid, en 15, derde lid, naar artikelen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs worden aangepast aan de vernummering bij de plaatsing, onderscheidenlijk herplaatsing in het Staatsblad van die wetten.

ARTIKEL V. INTREKKING OWBO; OVERGANGSBEPALING

  • 1. De Overgangswet WBO wordt ingetrokken.

  • 2. De Overgangswet WBO zoals deze luidde op 31 juli 1998 blijft van toepassing op

    a. aanvragen die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend,

    b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend, en

    c. aanspraken die op die datum op grond van artikel E 17 of E 18 van die wet bestaan.

  • 3. Met ingang van het jaar 1986 ontvangt het bevoegd gezag van een bijzondere basisschool gevestigd in gebouwen en lokalen bedoeld in de artikelen 62, 126 en 127 van de Kleuteronderwijswet en de artikelen 84, 205 en 205bis van de Lager-onderwijswet 1920 jaarlijks van de gemeente een vergoeding.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de jaarlijkse vergoeding bedoeld in het derde lid, vervangen door een uitkering ineens, indien het bevoegd gezag dat eigenaar is van de voor vergoeding in aanmerking komende gebouwen, dit verzoekt.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitvoering van het derde lid. Deze algemene maatregel van bestuur bepaalt tevens de verplichtingen van het bevoegd gezag ten opzichte van de gemeente, indien de gebouwen en lokalen bedoeld in artikel 126 van de Kleuteronderwijswet en artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920, niet meer voor het basisonderwijs worden gebruikt.

  • 6. De algemene maatregel van bestuur bedoeld in het vijfde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat 30 dagen na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsontwerp zo spoedig mogelijk ingediend.

  • 7. De algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel E 35, vierde lid, van de Overgangswet WBO tot stand is gekomen, geldt met ingang van 1 augustus 1998 als algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op het vijfde lid.

ARTIKEL VI. INTREKKING OISOVSO; OVERGANGSBEPALING

  • 1. De Overgangswet ISOVSO wordt ingetrokken.

  • 2. De Overgangswet ISOVSO zoals deze luidde op 31 juli 1998 blijft van toepassing op

    a. aanvragen die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend,

    b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend, en

    c. aanspraken die op die datum op grond van artikel E 16, E 17 of E 18 van die wet bestaan, met dien verstande dat in artikel E18 van die wet onder «een school voor speciaal onderwijs» tevens wordt begrepen: een speciale school voor basisonderwijs..

  • 3. Met ingang van het jaar 1989 ontvangt het bevoegd gezag van een bijzondere school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs dan wel voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een bijzondere speciale school voor basisonderwijs, gevestigd in gebouwen bedoeld in artikel 205 van de Lager-onderwijswet 1920 en in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967 (Stb. 1978, 582), jaarlijks van de gemeente een vergoeding per lokaal.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de jaarlijkse vergoeding bedoeld in het derde lid, vervangen door een uitkering ineens, indien het bevoegd gezag dat eigenaar is van de voor vergoeding in aanmerking komende gebouwen, dit verzoekt.

  • 5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitvoering van het derde lid. Deze algemene maatregel van bestuur bepaalt tevens de verplichtingen van het bevoegd gezag ten opzichte van de gemeente, indien de gebouwen bedoeld in het derde lid, niet meer voor het geven van speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of basisonderwijs worden gebruikt.

  • 6. Geschillen tussen de gemeente en het bevoegd gezag over de toepassing van het bij of krachtens dit artikel bepaalde, worden onderworpen aan de beslissing van gedeputeerde staten, tenzij het geschillen betreft ter zake van gebouwen als bedoeld in artikel 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967, welke geschillen worden onderworpen aan de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

  • 7. De algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel E24, vierde lid, van de Overgangswet ISOVSO tot stand is gekomen, geldt met ingang van 1 augustus 1998 als algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op het vijfde lid.

ARTIKEL VII. PLAATSING IN STAATSBLAD VAN WPO; KONINKLIJKE BESLUITEN EN MINISTERIËLE REGELINGEN OP BASIS VAN WPO

  • 1. De tekst van de Wet op het primair onderwijs wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de nummering van de artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het primair onderwijs opnieuw vast en brengt hij de in die en deze wet voorkomende aanhalingen en de inhoudsopgave met de nieuwe nummering op grond van dit artikel en de artikelen VIII en IX in overeenstemming.

  • 2. De koninklijke besluiten en ministeriële regelingen die op grond van de Wet op het basisonderwijs tot stand zijn gekomen, gelden met ingang van 1 augustus 1998 als koninklijke besluiten onderscheidenlijk ministeriële regelingen, gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs.

ARTIKEL VIII. PLAATSING IN STAATSBLAD VAN WEC; KONINKLIJKE BESLUITEN EN MINISTERIËLE REGELINGEN OP BASIS VAN WEC

  • 1. De tekst van de Wet op de expertisecentra wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de nummering van de artikelen, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op de expertisecentra opnieuw vast en brengt hij de in die en deze wet voorkomende aanhalingen en de inhoudsopgave met de nieuwe nummering op grond van dit artikel en de artikelen VII en IX in overeenstemming.

  • 2. De koninklijke besluiten en ministeriële regelingen die op grond van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs tot stand zijn gekomen, gelden met ingang van 1 augustus 1998 als koninklijke besluiten onderscheidenlijk ministeriële regelingen, gebaseerd op de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL IX. PLAATSING IN STAATSBLAD VAN WVO; KONINKLIJKE BESLUITEN EN MINISTERIËLE REGELINGEN OP BASIS VAN DEEL II VAN DE WVO

  • 1. De tekst van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad stelt Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de nummering van de artikelen, titels, afdelingen en paragrafen van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs opnieuw vast en brengt hij de in dat deel en deze wet voorkomende aanhalingen met de nieuwe nummering op grond van dit artikel en de artikelen VII en VIII in overeenstemming.

  • 2. De koninklijke besluiten en ministeriële regelingen die op grond van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs tot stand zijn gekomen, gelden met ingang van 1 augustus 1998 als koninklijke besluiten onderscheidenlijk ministeriële regelingen, gebaseerd op deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE OVERGANGSWET W.V.O.

In artikel 116a, eerste en tweede lid, van de Overgangswet W.V.O.5 wordt «een school voor basisonderwijs» vervangen door: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs.

ARTIKEL XI. WIJZIGING ALGEMENE WET EG-BEROEPSOPLEIDINGEN

De Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen6 wordt gewijzigd als volgt:

A

In het opschrift van artikel 19 wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door: Wet op het primair onderwijs.

B

In het opschrift van artikel 20 wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

C

In het inhoudsopgave worden de benamingen van de artikelen 19 en 20 vervangen door «Wet op het primair onderwijs» onderscheidenlijk «Wet op de expertisecentra».

ARTIKEL XII

In artikel 7, tweede lid, van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen7 wordt «Wet op het basisonderwijs (Stb. 1984, 2), de Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1982, 730)» vervangen door: Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL XIII

De Experimentenwet onderwijs8 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van «onderwijswetten» «Wet op het basisonderwijs» vervangen door «Wet op het primair onderwijs» en «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

B

In artikel 7c, eerste en tweede lid, wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» telkens vervangen door: Wet op de expertisecentra dan wel, indien het voortgezet speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen of zeer moeilijk opvoedbare kinderen betreft, deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

C

In artikel 7d wordt «artikel 4 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 4 van de Wet op de expertisecentra, dan wel, indien het voortgezet speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen of zeer moeilijk opvoedbare kinderen betreft, artikel 127 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XIV

In artikel 1, onderdeel b punt 1, van de Leerplichtwet 19699 wordt «dagschool voor basisonderwijs,» vervangen door «basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor» en wordt «voortgezet onderwijs» vervangen door: dagschool voor voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XV

De Les- en cursusgeldwet10 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel e1° wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552) vervangen door: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. In onderdeel e3° wordt «de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door: de Wet op de expertisecentra of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

3. In onderdeel f 1° wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

In artikel 3a wordt «artikel 19a, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 25, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL XVI. WIJZIGING VAN DE WET TEGEMOETKOMING STUDIEKOSTEN

De Wet tegemoetkoming studiekosten11 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1, eerste lid onder e3°, komt te luiden:

3°. Wet op de expertisecentra;.

B

In artikel 66 wordt «titel IV van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «titel IV van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt «dan wel artikel 5 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: , artikel 5 van de Wet op de expertisecentra, artikel 128 van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel.

ARTIKEL XVII. WIJZIGING VAN DE INVOERINGSWET W.H.B.O.

In artikel E65, zesde lid, van de Invoeringswet W.H.B.O.12 wordt «Hoofdstuk I van titel III van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: Hoofdstuk I van titel III van deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XVIII. WIJZIGING VAN DE WET REGELING I.V.M. INVOERING FBS

In artikel XV van de Wet van 3 december 1992, houdende wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het leerlingwezen en de Wet op de onderwijsverzorging in verband met onder meer de invoering van de mogelijkheid van bestuursaanstelling, het decentraal georganiseerd overleg, de invoering van de mogelijkheid van centrale diensten en de uitbreiding van de bevoegdheden van de commissies van beroep (regelingen i.v.m. invoering FBS; Stb. 1992, 662 ) wordt «artikel 20a, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), artikel 28a, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614) of artikel 39a, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552)» vervangen door: artikel 34, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 34, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 39a, eerste lid, of 154, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XIX. WIJZIGING VAN DE WET TOERUSTING EN BEREIKBAARHEID

De Wet van 15 december 1993, houdende wijziging van het stelsel van stichtingsnormen en opheffingsnormen in de Wet op het basisonderwijs en van het huisvestingsstelsel in de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1993, 716) wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel V wordt «artikel 107e, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 158, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «de artikelen 107 tot en met 108 van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: de artikelen 153 tot en met 160 van de Wet op het primair onderwijs.

B

In artikel XXI wordt «artikel 107 juncto de artikelen 107a tot en met 107d van de Wet op het basisonderwijs zoals gewijzigd door deze wet» vervangen door «artikel 153 juncto de artikelen 154 tot en met 157 van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 105k van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 151 van de Wet op het primair onderwijs.

C

In artikel XXII wordt «artikel 4 van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs.

ARTIKEL XX. WIJZIGING VAN DE WET VEREENVOUDIGING LONDO

In artikel IV van de Wet van 4 juli 1996 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Tijdelijke wet bekostiging nieuwe basisscholen inzake vereenvoudiging van het bekostigingsstelsel voor het basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (vereenvoudiging Londo; Stb. 1996, 403) wordt «artikel 101, derde lid onderdeel b, van de Wet op het basisonderwijs en artikel 98, derde lid onderdeel b, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 135, derde lid onderdeel b, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 129, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de expertisecentra, en artikel 244, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XXI. WIJZIGING VAN DE WET FINANCIËLE GELIJKSTELLING

De Wet van 19 december 1996 tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs met betrekking tot de financiële gelijkstelling en enige technische aanpassingen (Stb. 1996, 649) wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel VI wordt «artikel 105a1, vijfde lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door: artikel 140, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs.

B

In artikel VII wordt «artikel 102a1, vijfde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 134, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra.

C

In artikel VIII wordt «artikel 96g, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt» vervangen door: artikel 96g, vijfde lid, en artikel 249, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs vervalt telkens.

ARTIKEL XXII. WIJZIGING VAN DE WET GEMEENTELIJK ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID

Artikel VII van de wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid) (Stb. 1997, 237) wordt «de artikelen 110d, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs, 106c, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 118d, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de artikelen 168, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, 154, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en 118d, eerste lid, en 269, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XXIII. WIJZIGING VAN DE BEROEPSWET

In onderdeel A, punt 8, van de bijlage bij de Beroepswet13 wordt «de artikelen 38, 39, tweede lid, 43 en 43a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 38, 39, tweede lid, 43, 43a,153, tweede lid, en 173 van de Wet op het voortgezet onderwijs», wordt «de artikelen 20, tweede lid, en 32 van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «de artikelen 33, tweede lid, en 52 van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «de artikelen 28, tweede lid, en 42 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: de artikelen 33, tweede lid, en 55 van de Wet op de expertisecentra.

ARTIKEL XXIV. WIJZIGING VAN DE BIJLAGE BEDOELD IN ARTIKEL 299, TWEEDE LID, VAN DE GEMEENTEWET

In de Bijlage Bedoeld in artikel 299, tweede lid, van de Gemeentewet14 wordt «Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256)» vervangen door «Wet op het primair onderwijs», wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)» vervangen door «Wet op de expertisecentra» en vervalt: (Stb. 1986, 552).

ARTIKEL XXV. WIJZIGING VAN DE WET ALGEMENE REGELS HERINDELING

De Wet algemene regels herindeling15 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 58 wordt «gemeentelijke scholen voor basisonderwijs,» vervangen door: gemeentelijke basisscholen, gemeentelijke speciale scholen voor basisonderwijs, gemeentelijke scholen voor.

B

Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs», wordt «artikel 105d, eerste, zesde en zevende lid van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 144, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 102d, eerste, zesde en zevende lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 138, eerste, zesde en zevende lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 253, eerste, zesde en zevende lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. In het tweede lid wordt «artikel 105e, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs» vervangen door «artikel 145, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «artikel 102e, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: artikel 139, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 254, eerste lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs..

ARTIKEL XXVI. WIJZIGING VAN DE WET OP BELASTINGEN VAN RECHTSVERKEER

In artikel 15, eerste lid onder k, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer16 wordt «artikel 36, 74, tweede lid, en 96a, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs ( Stb. 1986, 256), artikel 45, 84, tweede lid , en 105, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614), artikel 50 en 98, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552)» vervangen door: artikel 56, 100, tweede lid en 120, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 58, 100, tweede lid en 150, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 50, 98, tweede lid, 176, 217, tweede lid, en 265, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs,.

ARTIKEL XXVII. WIJZIGING VAN DE WET PRIVATISERING ABP

Artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering ABP17 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b3° wordt «een Nederlandse school voor bijzonder basisonderwijs, bijzonder speciaal onderwijs, bijzonder voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door «een Nederlandse bijzondere basisschool of bijzondere speciale school voor basisonderwijs, een Nederlandse school voor bijzonder speciaal onderwijs of bijzonder voortgezet speciaal onderwijs» en wordt «de Wet op het basisonderwijs of de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. In onderdeel e wordt «artikel 48 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 56 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 53b van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 536 en 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL XXVIII. WIJZIGING VAN DE WET GELUIDHINDER

In artikel 1, tweede lid, van de Wet geluidhinder18 wordt «scholen voor basisonderwijs» vervangen door «basisscholen» en wordt na «scholen voor voortgezet onderwijs» ingevoegd: als bedoeld in deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.

2. OVERGANGS- EN INVOERINGSBEPALINGEN

2.1. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL XXIX. AARD BEPALINGEN

De bij of krachtens de artikelen XXX tot en met LV gegeven voorschriften, voor zover zij scholen betreffen, zijn regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs.

ARTIKEL XXX. TIJDELIJKE REGELING; GEVOLGEN INVOERING WET

  • 1. Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld of kunnen regels worden vastgesteld ten aanzien van onderwerpen waarvan deze wet bepaalt dat zij bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden onderscheidenlijk kunnen worden geregeld. De in de eerste volzin bedoelde regels vervallen met ingang van het tijdstip waarop de desbetreffende algemene maatregel van bestuur in werking treedt, doch uiterlijk twaalf maanden na het tijdstip waarop de bepaling waarop de algemene maatregel van bestuur berust, in werking is getreden.

  • 2. Voor zover deze wet daarin niet voorziet, alsmede indien nodig in afwijking van het bij en krachtens deze wet bepaalde, kunnen bij ministeriële regeling tijdelijke regels worden vastgesteld ten behoeve van een goede invoering van deze wet.

  • 3. Het ontwerp van een ministeriële regeling als bedoeld in het tweede lid wordt ten minste vier weken voordat de regeling wordt vastgesteld, toegezonden aan de beide kamers der StatenGeneraal.

ARTIKEL XXXI. INHOUDING VERGOEDING BIJ NIET-NAKOMING OVERGANGSBEPALINGEN

  • 1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kan bepalen dat de vergoedingen geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, indien het bevoegd gezag van een openbare school, onderscheidenlijk het bevoegd gezag van een bijzondere school, de bij of krachtens de artikelen XXX tot en met LV gegeven voorschriften, onderscheidenlijk gestelde bekostigingsvoorwaarden, niet nakomt.

  • 2. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kent de vergoedingen wederom toe, indien blijkt dat de reden voor toepassing van het eerste lid is vervallen.

2.2. SAMENSTELLING SAMENWERKINGSVERBANDEN

ARTIKEL XXXII. SAMENSTELLING SAMENWERKINGSVERBANDEN IN DE PERIODE 1 AUGUSTUS 1998 TOT EN MET 31 JULI 2003

  • 1. Voor 1 mei 1998 of, indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst na 2 april 1998 wordt uitgegeven, binnen 4 weken na de datum van uitgifte van dat Staatsblad, wordt aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ter goedkeuring voorgelegd dat een samenwerkingsverband per 1 augustus 1998

    a. voldoet aan het verwijzingspatroon zoals opgenomen in het tweede en derde lid,

    b. voldoet aan de minimum-norm van 2000 leerlingen, en

    c. 1°. dezelfde samenstelling heeft als op 1 augustus 1995,

    2°. een samenstelling heeft waarmee wordt ingestemd door de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen en de bereikbaarheid van de speciale school of speciale scholen in het samenwerkingsverband in stand blijft,

    3°. een samenstelling heeft waarmee wordt ingestemd door de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen en er goed bereikbare zorgvoorzieningen zijn getroffen bij basisscholen,

    4°. een samenstelling heeft waarmee niet wordt ingestemd door de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen, binnen de samenwerkingsverbanden waaraan deze scholen deelnemen met inachtneming van de wettelijke werkgelegenheids- en salarisgaranties goede oplossingen worden geboden voor de plaatsing van het personeel van de speciale scholen voor basisonderwijs en de bereikbaarheid van de speciale school of speciale scholen in het samenwerkingsverband in stand blijft, of

    5°. een samenstelling heeft waarmee niet wordt ingestemd door de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen, binnen de samenwerkingsverbanden waaraan deze scholen deelnemen met inachtneming van de wettelijke werkgelegenheids- en salarisgaranties goede oplossingen worden geboden voor de plaatsing van het personeel van de speciale scholen voor basisonderwijs en er goed bereikbare zorgvoorzieningen zijn getroffen bij basisscholen.

  • 2. Het verwijzingspatroon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is dat de meeste basisscholen in een samenwerkingsverband

    a. niet minder leerlingen hebben verwezen naar het speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen of in hun ontwikkeling bedreigde kleuters van scholen of scholengemeenschappen die zijn omgezet in een speciale school voor basisonderwijs van dat samenwerkingsverband dan naar dat speciaal onderwijs van andere scholen of scholengemeenschappen, of

    b. geen leerlingen of slechts één leerling hebben verwezen naar het speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen of in hun ontwikkeling bedreigde kleuters.

  • 3. Voor de berekening op grond van het tweede lid worden de aantallen van de basisschool afkomstige leerlingen die op elk van de teldata 1 oktober 1993, 1 oktober 1994 en 1 oktober 1995 deelnamen aan het speciaal onderwijs van een school of scholengemeenschap opgeteld en worden de leerlingen die voor 2 oktober 1992 naar het speciaal onderwijs zijn gegaan buiten beschouwing gelaten.

  • 4. De betrokken scholen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c2° tot en met c5°, zijn de scholen die het desbetreffende samenwerkingsverband per 1 augustus 1998 gaan vormen en de scholen waarmee eerstgenoemde scholen in een of meer van de schooljaren 1995–1996, 1996–1997 en 1997–1998 een samenwerkingsverband vormden.

  • 5. Van het in stand blijven van de bereikbaarheid van de speciale school of scholen voor basisonderwijs, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c2° en c4°, is sprake als de gemiddelde afstand van de basisscholen in het te vormen samenwerkingsverband tot de dichtstbijzijnde in het eigen verband gelegen speciale school voor basisonderwijs, daaronder niet begrepen een nevenvestiging, gelijk is aan of kleiner is dan de gemiddelde afstand in het schooljaar 1995–1996 van de basisscholen in de samenwerkingsverbanden waarvan eerstgenoemde basisscholen in dat schooljaar deel uitmaakten tot de dichtstbijzijnde in het eigen verband gelegen school met speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen. Bij het bepalen van de gemiddelde afstand blijven buiten beschouwing:

    a. scholen die in de periode van 1 augustus 1996 tot en met 1 augustus 1998 zijn gesticht of opgeheven, dan wel waarvan de bekostiging in die periode is beëindigd en

    b. scholen die op 1 augustus 1995 deel uitmaakten van een samenwerkingsverband dat geheel opgaat in het te vormen samenwerkingsverband.

  • 6. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder c4° en c5°, wordt een rapport overgelegd met betrekking tot het overleg met de personele geleding van de medezeggenschapsraad over de oplossingen voor de plaatsing van het personeel van de speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 7. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hoort de landelijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten alvorens over het verzoek om goedkeuring te beslissen in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder c4° en c5°.

  • 8. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen neemt bij zijn beslissing op het verzoek om goedkeuring het totaal van de te vormen samenwerkingsverbanden in acht.

  • 9. Wijzigingen in de samenstelling van de op grond van het eerste tot en met achtste lid tot stand gekomen samenwerkingsverbanden kunnen gedurende de periode van 1 augustus 1998 tot en met 31 juli 2003 slechts plaatsvinden voor zover zij het gevolg zijn van de stichting of opheffing van scholen of een volledige samenvoeging van samenwerkingsverbanden en door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn goedgekeurd.

2.3. OMZETTING EN TIJDELIJKE VOORTZETTING BEKOSTIGING; VOORTZETTING DIENSTVERBAND

ARTIKEL XXXIII. OMZETTING BEKOSTIGING SO-LOM/MLK/IOBK IN BEKOSTIGING SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS

  • 1. Met ingang van 1 augustus 1998 komen behoudens het gestelde in het tweede lid voor bekostiging als speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs in aanmerking:

    a. een school voor speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen tezamen met de eventueel daaraan verbonden afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters,

    b. een scholengemeenschap voor speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen tezamen met de eventueel daaraan verbonden afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters,

    c. het speciaal onderwijs van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen tezamen met de eventueel aan de school verbonden afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters, en

    d. het speciaal onderwijs van een scholengemeenschap voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen tezamen met de eventueel aan de scholengemeenschap verbonden afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters.

  • 2. Een afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen die op 31 juli 1998 was verbonden aan een school of scholengemeenschap als bedoeld in het eerste lid wordt met ingang van 1 augustus 1998 aangemerkt als een afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen van de speciale school voor basisonderwijs die uit eerstgenoemde school of scholengemeenschap is ontstaan. De leerlingen van de afdeling tellen niet mee voor de berekening van de formatie, de vergoeding voor nascholing en de vergoeding voor de materiële instandhouding van de speciale school voor basisonderwijs. Op de afdeling zijn de Wet op de expertisecentra en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels van toepassing zoals deze luiden voor het desbetreffende onderwijs, met dien verstande dat bedoelde algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk ministeriële regeling of beleidsregels kunnen worden aangepast.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing voor zover

    a. de desbetreffende school of scholengemeenschap, het desbetreffende onderwijs of de desbetreffende afdeling op 31 juli 1998 voor bekostiging in aanmerking kwam of op grond van de op 31 juli 1998 geldende wetgeving met ingang van 1 augustus 1998 voor bekostiging in aanmerking zou komen en

    b. op grond van de op 31 juli 1998 geldende wetgeving met ingang van 1 augustus 1998 geen opheffing of beëindiging van de bekostiging van de desbetreffende school of scholengemeenschap, het desbetreffende onderwijs of de desbetreffende afdeling zou plaatsvinden.

  • 4. In afwijking van artikel 14, eerste lid, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 22, eerste lid, eerste volzin, van de Wet op de expertisecentra kan aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling als bedoeld in het tweede lid slechts een directeur verbonden zijn. In afwijking van artikel 20a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 28a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, geldt de benoeming van deze directeur ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen als bedoeld in de genoemde wetten.

  • 5. Artikel 3, zesde lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 is van overeenkomstige toepassing op een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling als bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL XXXIV. OMZETTING SO-LOM/MLK/IOBK-SCHOLEN IN NEVENVESTIGING VAN SPECIALE SCHOOL

  • 1. Met ingang van 1 augustus 1998 kan aan een speciale school voor basisonderwijs een nevenvestiging verbonden zijn indien

    a. de nevenvestiging op 31 juli 1998 bekostigd werd als

    1°. een zelfstandige school voor speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen,

    2°. een scholengemeenschap voor speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen,

    3°. het speciaal onderwijs van een zelfstandige school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen,

    4°. het speciaal onderwijs van een scholengemeenschap voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen,

    b. ingeval het betreft een nevenvestiging van een openbare school die in stand wordt gehouden door een andere rechtspersoon dan de gemeente op wier grondgebied de nevenvestiging is gelegen, die gemeente bij notariële akte de instandhouding van de school die nevenvestiging is geworden, heeft overgedragen aan die andere rechtspersoon, en

    c. van de omvorming tot nevenvestiging voor 1 mei 1998 of, indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst na 2 april 1998 wordt uitgegeven, binnen 4 weken na de datum van uitgifte van dat Staatsblad, mededeling is gedaan aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, indien het betreft een situatie als bedoeld onder b, onder overlegging van de opgave waaruit blijkt dat aan het vereiste onder b is voldaan.

  • 2. Bij de akte, bedoeld in het eerste lid onder b, worden tevens overgedragen de rechten die het bevoegd gezag van een school toekomen ten aanzien van het gebouw en terrein, alsmede ten aanzien van de roerende zaken. In de akte wordt bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de akte van aanstelling, aan de school aanstelt met ingang van de datum van overdracht.

  • 3. Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid, treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger voor zover deze zijn hoedanigheid van bevoegd gezag betroffen.

  • 4. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen deelt voor 1 augustus 1998 of, indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst na 2 april 1998 wordt uitgegeven, binnen 3 maanden volgend op de mededeling, bedoeld in het eerste lid onder c, aan het bevoegd gezag van de beoogde nevenvestiging schriftelijk mede of de nevenvestiging zal worden bekostigd.

ARTIKEL XXXV. VOORTZETTING DIENSTVERBAND PERSONEEL LOM/MLK/IOBK/ZMLK PER 1 AUGUSTUS 1998

  • 1. Het dienstverband tussen het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel XXXIII, eerste juncto derde lid, en een personeelslid dat op 31 juli 1998 in dienst is bij dat bevoegd gezag wordt met ingang van 1 augustus 1998 voortgezet door het bevoegd gezag van de speciale school voor basisonderwijs die uit eerstgenoemde school of scholengemeenschap is ontstaan, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden voor de speciale school voor basisonderwijs voor zover

    a. het dienstverband gezien de op 31 juli 1998 geldende rechten en verplichtingen op 1 augustus 1998 zou zijn gehandhaafd, en

    b. het personeelslid op 31 juli 1998 werkzaam was

    1°. binnen het speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen van eerstgenoemde school of scholengemeenschap of de daaraan verbonden afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters,

    2°. binnen het voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen van eerstgenoemde school of scholengemeenschap en met toepassing van de afvloeiingsregeling, bedoeld in hoofdstuk I-G van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, met ingang van 1 augustus 1998 werkzaam zal zijn voor de speciale school voor basisonderwijs, of

    3°. binnen een afdeling voor speciaal onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen van eerstgenoemde school of scholengemeenschap en met toepassing van de afvloeiingsregeling, bedoeld in hoofdstuk I-G van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel met ingang van 1 augustus 1998 werkzaam zal zijn voor de speciale school voor basisonderwijs.

  • 2. Het dienstverband tussen het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel XXXIII, eerste lid, onderdeel c of d, juncto derde lid, en een personeelslid dat op 31 juli 1998 in dienst is bij dat bevoegd gezag, wordt met ingang van 1 augustus 1998 voortgezet door het bevoegd gezag van de speciale school voor basisonderwijs die uit eerstgenoemde school of scholengemeenschap is ontstaan, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan de afdeling als bedoeld in artikel XXXVII, eerste lid, voor zover

    a. het dienstverband gezien de op 31 juli 1998 geldende rechten en verplichtingen op 1 augustus 1998 zou zijn gehandhaafd, en

    b. het personeelslid op 31 juli 1998 werkzaam was binnen het voortgezet speciaal onderwijs van eerstgenoemde school of scholengemeenschap.

  • 3. Het dienstverband tussen het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel XXXIII, eerste juncto derde lid, waaraan een afdeling voor zeer moeilijk lerende kinderen is verbonden, en een personeelslid dat op 31 juli 1998 in dienst is bij dat bevoegd gezag, wordt met ingang van 1 augustus 1998 voortgezet door het bevoegd gezag van de speciale school voor basisonderwijs die uit die school of scholengemeenschap is ontstaan, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan de afdeling als bedoeld in artikel XXXIII, tweede lid, voor zover

    a. het dienstverband gezien de op 31 juli 1998 geldende rechten en verplichtingen op 1 augustus 1998 zou zijn gehandhaafd, en

    b. het personeelslid op 31 juli 1998 werkzaam was binnen eerstgenoemde afdeling.

  • 4. De voortzetting per 1 augustus 1998 van een dienstverband als bedoeld in de voorgaande leden geschiedt zoveel mogelijk met inachtneming van de rechten en verplichtingen die onder de werking van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs per die datum in dat dienstverband zouden hebben gegolden en, voor wat betreft personeelsleden als bedoeld in het eerste lid, onverminderd de artikelen XLI tot en met XLIII en artikel XLVII.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid wordt het dienstverband tussen het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in die leden en de directeur van die school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus 1998 voortgezet door het bevoegd gezag van de speciale school voor basisonderwijs, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan zowel de speciale school voor basisonderwijs als de daaraan verbonden afdeling, voor zover het dienstverband, gezien de op 31 juli 1998 geldende rechten en verplichtingen, op 1 augustus 1998 zou zijn gehandhaafd.

ARTIKEL XXXVI. OMZETTING BEKOSTIGING VSO-LOM/MLK IN BEKOSTIGING OP GROND VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS; VOORTZETTING DIENSTVERBAND

  • 1. Met ingang van 1 augustus 1998 komt behoudens het gestelde in het tweede lid voor bekostiging op grond van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs in aanmerking een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen.

  • 2. Artikel XXXIII, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het dienstverband met het personeel wordt voortgezet voor zover het gezien de op 31 juli 1998 geldende rechten en verplichtingen op 1 augustus 1998 zou zijn gehandhaafd.

ARTIKEL XXXVII. TIJDELIJKE VOORTZETTING BEKOSTIGING SOVSO-SCHOLEN LOM/MLK/IOBK ALS SPECIALE SCHOOL VOOR BASISONDERWIJS MET VSO-AFDELING

  • 1. Aan een speciale school voor basisonderwijs die is ontstaan uit een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel XXXIII, eerste lid onder c, of een scholengemeenschap voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel XXXIII, eerste lid onder d, is in de periode vanaf 1 augustus 1998 tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden of moeilijk lerende kinderen verbonden die is ontstaan uit het voortgezet speciaal onderwijs van laatstgenoemde school.

  • 2. Artikel XXXIII, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Op de afdeling zijn deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels van toepassing zoals deze luiden voor het desbetreffende onderwijs, met dien verstande dat bedoelde algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk ministeriële regeling of beleidsregels kunnen worden aangepast.

  • 4. De leerlingen van de afdeling tellen niet mee voor de berekening van de formatie en de vergoeding voor de kosten van vervanging van personeel, schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening, nascholing en materiële instandhouding van de speciale school voor basisonderwijs.

  • 5. In afwijking van artikel 14, eerste lid, eerste volzin, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 22, eerste lid, eerste volzin, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs kan aan een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling als bedoeld in dit artikel slechts een directeur verbonden zijn. In afwijking van artikel 20a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 28a, tweede lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, geldt de benoeming van deze directeur ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen als bedoeld in eerstgenoemde wet en deel II van laatstgenoemde wet.

  • 6. Artikel 3, vijfde lid, onder b, en zesde lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 is van overeenkomstige toepassing op een speciale school voor basisonderwijs met een afdeling als bedoeld in dit artikel.

ARTIKEL XXXVIII

Vervallen

ARTIKEL XXXIX. TIJDELIJKE VOORTZETTING BEKOSTIGING IOBK-AFDELING BIJ SO(VSO)-ZMOK-SCHOOL; VOORTZETTING DIENSTVERBAND

  • 1. Een afdeling voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters die op 31 juli 1998 was verbonden aan een school voor speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen is tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum verbonden aan die school.

  • 2. Artikel XXXIII, derde en vijfde lid, artikel XXXV, vijfde lid, en artikel XXXVI, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Op de afdeling, bedoeld in het eerste lid, zijn de Wet op de expertisecentra en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels van toepassing, met dien verstande dat bedoelde algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk ministeriële regeling of beleidsregels kunnen worden aangepast.

  • 4. In afwijking van artikel 22, eerste lid, eerste volzin, van de Wet op de expertisecentra en artikel 22, eerste lid, eerste volzin, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals luidend op 31 juli 1998 kan aan een school met een afdeling als bedoeld in dit artikel, slechts een directeur verbonden zijn. In afwijking van artikel 28a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 28a, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals luidend op 31 juli 1998, geldt de benoeming van deze directeur ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen als bedoeld in eerstgenoemde en laatstgenoemde wet.

2.4. RECHTSPOSITIE ZITTEND PERSONEEL SO-LOM/MLK/IOBK; FORMATIE EN OVERGANGSFORMATIE SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS

ARTIKEL XL. BEGRIPSBEPALINGEN

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie: een personeelslid als bedoeld in artikel XXXV, eerste lid, van wie de functie op 31 juli 1998 was opgenomen in de formatie als bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, voorzolang en voorzover dat personeelslid zonder onderbreking in dienst is bij

1°. het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel XXXV, eerste lid, ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school, of

2°. het bevoegd gezag van een andere speciale school voor basisonderwijs waarbij dat personeelslid in aansluiting op het onder 1° bedoelde dienstverband wordt herplaatst in een functie als bedoeld in artikel XLII ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden aan die school;

b. samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel XXXII, eerste lid, dat is goedgekeurd door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

c. zorgformatie voor de basisscholen: de formatie die aan het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in een samenwerkingsverband, de centrale dienst op grond van artikel 96h, eerste of tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs is toegekend, verminderd met de WSNS-faciliteiten ad f 28,– per basisschoolleerling die in het schooljaar 1998–1999 ten behoeve van de basisscholen in het samenwerkingsverband zijn toegekend;

d. zorgformatie voor de speciale scholen voor basisonderwijs: de formatie waarover de bevoegde gezagsorganen van de gezamenlijke scholen voor speciaal onderwijs in een samenwerkingsverband beschikken op grond van artikel 96b1, eerste lid, onder c, van de Wet op het primair onderwijs;

e. zorgformatie voor de gezamenlijke scholen: de som van de zorgformatie, bedoeld onder c en d.

ARTIKEL XLI. ONTSLAGVERBOD TOT EN MET 31 JULI 2003 TEN BEHOEVE VAN PERSONEELSLID MET WERKGELEGENHEIDSGARANTIE

  • 1. Aan een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie wordt tot en met 31 juli 2003 geen ontslag verleend dat in verband staat met de inzet of de wijziging van de inzet in een samenwerkingsverband van:

    a. de zorgformatie voor de basisscholen,

    b. de zorgformatie voor de speciale school of scholen voor basisonderwijs van het bevoegd gezag waarbij het betrokken personeelslid is benoemd, of

    c. de overgangsformatie als bedoeld in de artikelen XLV en XLVI.

  • 2. In het schooljaar 1998–1999 vindt het eerste lid toepassing ten aanzien van de formatie, bedoeld in artikel XLV, eerste lid, die de in het eerste lid bedoelde school of scholen voor dat schooljaar is toegekend, exclusief de formatie waarop die school of scholen bij toepassing van artikel 96b1, eerste lid, onder a en b, van de Wet op het primair onderwijs aanspraak zouden hebben gemaakt.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    a. het betrokken personeelslid gelijktijdig wordt herplaatst in een functie als bedoeld in artikel XLII, of

    b. het betrokken personeelslid herplaatsing in een functie als bedoeld onder a weigert.

  • 4. Indien de omvang van de nieuwe functie, bedoeld in het derde lid, onder a en b, kleiner is dan de omvang van de functie waaruit ontslag wordt verleend, wordt dat ontslag slechts verleend voor dat deel van de oude functie dat qua omvang overeenkomt met de nieuwe functie.

  • 5. Bij een ontslag in een geval als bedoeld in het derde lid, onder a of b, is artikel I-P85, eerste lid, eerste volzin, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, niet van toepassing.

ARTIKEL XLII. HERPLAATSING PERSONEELSLID MET WERKGELEGENHEIDSGARANTIE

  • 1. Herplaatsing van een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie geschiedt zo mogelijk in een functie of functies met dezelfde omvang, dezelfde inhoud, dezelfde maximumschaal en hetzelfde carrièrepatroon als de functie waaruit ontslag wordt verleend, met dien verstande dat

    a. leraren en directieleden ten minste in aanmerking komen voor de functie van groepsleraar basisonderwijs, dan wel een andere onderwijsgevende functie waarvan de maximumschaal niet lager is dan de maximumschaal behorende bij eerstgenoemde functie;

    b. voor een voormalig directeur de maximumschaal behorende bij de nieuwe functie niet meer dan twee schalen lager mag zijn dan de maximumschaal behorende bij de oude functie;

    c. voor een lid van het onderwijsondersteunend personeel de maximumschaal behorende bij de nieuwe functie niet meer dan één schaal lager mag zijn dan de maximumschaal behorende bij de oude functie.

  • 2. Een herplaatsing als bedoeld in het eerste lid geschiedt

    a. in een functie bij het bevoegd gezag van een school, instelling of centrale dienst als bedoeld in

    1°. de Wet op het primair onderwijs,

    2°. de Wet op de expertisecentra,

    3°. deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs,

    b. in vaste dienst, en

    c. in een functie die is opgenomen in de formatie, bedoeld in artikel I-P76, tweede lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.

ARTIKEL XLIII. SALARISGARANTIE PERSONEELSLID MET WERKGELEGENHEIDSGARANTIE EN VERGOEDING KOSTEN SALARISGARANTIE

  • 1. Een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie dat zowel op 31 juli 1996 als op 31 juli 1998 was benoemd bij het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel XXXIII, eerste lid, heeft bij herplaatsing in een nieuwe functie als bedoeld in artikel XLII ten minste aanspraak op salariëring volgens het carrièrepatroon dat in de oude functie laatstelijk voor hem gold, alsmede op behoud van het uitzicht op de maximumschaal welke in die functie laatstelijk voor hem gold. De in de eerste volzin bedoelde aanspraak geldt niet voor zover de omvang van de nieuwe functie de omvang van de oude functie overschrijdt.

  • 2. Bij een herplaatsing als bedoeld in het eerste lid wordt het verbruik van formatierekeneenheden, bedoeld in artikel I-P78 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, voor het betrokken personeelslid gebaseerd op de maximumschaal en het carrièrepatroon behorende bij de oude functie, tenzij het verbruik behorende bij de nieuwe functie gelijk of hoger is.

  • 3. Indien de herplaatsing, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt in

    a. een functie aan een of meer basisscholen,

    b. het bij die functie behorende verbruik van formatierekeneenheden lager is dan het verbruik op grond van de oude functie,

    c. herplaatsing in een functie met hetzelfde verbruik van formatierekeneenheden als de oude functie niet mogelijk is,

    d. de benoeming in de oude functie uitsluitend gecontinueerd had kunnen worden met behulp van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel XLIV, eerste lid, en

    e. is voldaan aan de in het vierde lid bedoelde regels, heeft het bevoegd gezag waarbij het personeelslid wordt herplaatst voor de duur van het dienstverband met dat personeelslid aanspraak op een vergoeding van rijkswege ter grootte van het verschil in verbruik van formatierekeneenheden tussen de oude en de nieuwe functie.

  • 4. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kan ter uitvoering van het derde lid nadere regels stellen.

ARTIKEL XLIV. OVERDRACHTSVERPLICHTING FORMATIEREKENEENHEDEN

  • 1. Indien het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs in enig schooljaar over onvoldoende formatierekeneenheden beschikt om de dienstbetrekking in stand te houden met een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie, dan draagt het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband, dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst van het verband het equivalent van het tekort aan formatierekeneenheden over aan het bevoegd gezag van eerstgenoemde school.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, heeft maximaal betrekking op de zorgformatie voor de basisscholen en de eventuele overgangsformatie, bedoeld in artikel XLV, tweede lid, waarop aanspraak bestaat in het desbetreffende schooljaar, vermeerderd met de eventuele overgangsformatie, bedoeld in artikel XLVI, waarop aanspraak bestaat in het desbetreffende schooljaar of, indien niet is voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid onder b, van dat artikel, aanspraak zou hebben bestaan indien daaraan wel zou zijn voldaan. Artikel 96c1, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband, dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst van het verband tevens formatie overdraagt op grond van artikel 96c1, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, dan wordt die formatie voor de toepassing van het tweede lid in mindering gebracht op de zorgformatie voor de basisscholen en de eventuele overgangsformatie, bedoeld in artikel XLV, tweede lid. Indien de op grond van eerstgenoemd artikellid overgedragen formatie meer bedraagt dan de genoemde zorgformatie en eventuele overgangsformatie, dan blijft het meerdere voor de toepassing van het tweede lid buiten beschouwing. Indien de overdracht van formatie, bedoeld in de eerste volzin, plaatsvindt met toepassing van artikel 96c1, vijfde lid, tweede volzin, van de Wet op het primair onderwijs, dan wordt ter uitvoering van de eerste volzin uitgegaan van de formatie welke zonder die toepassing overgedragen had moeten worden.

  • 4. Het reglement, bedoeld in artikel 13c van de Wet op het primair onderwijs, bepaalt de wijze waarop de omvang wordt vastgesteld van het tekort, bedoeld in het eerste lid, respectievelijk van het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdracht van formatierekeneenheden als bedoeld in dat lid.

  • 5. De artikelen 96c1, derde lid, en 104, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel XLV, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XLV. FORMATIE SCHOOLJAAR 1998–1999 EN NORMATIEVE OVERGANGSFORMATIE IN SCHOOLJAREN 1999–2000 TOT EN MET 2002–2003

  • 1. Voor het schooljaar 1998–1999 wordt de formatie voor speciale scholen voor basisonderwijs in afwijking van artikel 96b1 van de Wet op het primair onderwijs bepaald met toepassing van het Formatiebesluit ISOVSO 1992, zoals dat besluit luidde op 31 juli 1998, met dien verstande dat die formatie ten minste wordt bepaald op de formatie die de desbetreffende school op grond van genoemd besluit, respectievelijk de voor het schooljaar 1997–1998 geldende beleidsregels, op 31 juli 1998 van het Rijk ontving. Gedurende het schooljaar 1998–1999 vindt geen verhoging van de formatie plaats op grond van de artikelen 8 en 9 van genoemd besluit.

  • 2. Indien, in geval van toepasselijkheid van de artikelen 96b1 en 96h van de Wet op het primair onderwijs, in een samenwerkingsverband de som van de zorgformatie voor de gezamenlijke scholen en de formatie krachtens artikel 96b1, eerste lid, onder a en b, van genoemde wet in het schooljaar 1998–1999 minder zou zijn geweest dan de formatie, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, die de speciale scholen voor basisonderwijs op 31 juli 1998 ontvingen, dan heeft het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband, dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst van het verband in de schooljaren 1999–2000 tot en met 2002–2003 aanspraak op het volgende percentage van het verschil:

    a. voor het schooljaar 1999–2000: 80%,

    b. voor het schooljaar 2000–2001: 60%,

    c. voor het schooljaar 2001–2002: 40%,

    d. voor het schooljaar 2002–2003: 20%.

  • 3. Indien de in het tweede lid bedoelde som in enig van de in dat lid genoemde schooljaren toeneemt, dan wordt het voor het desbetreffende schooljaar geldende percentage toegepast op het verschil tussen die toegenomen som en de formatie, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, die de speciale scholen voor basisonderwijs op 31 juli 1998 ontvingen.

  • 4. Indien een speciale school voor basisonderwijs deelneemt in meer dan een samenwerkingsverband, dan wordt voor de toepassing van het tweede en derde lid de formatie welke die school op 31 juli 1998 ontving, toegerekend aan de samenwerkingsverbanden naar rato van het aantal basisschoolleerlingen van elk samenwerkingsverband.

  • 5. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de speciale scholen voor basisonderwijs in het schooljaar 1997–1998 aangemerkt als de scholen of scholengemeenschappen of delen daarvan, bedoeld in artikel XXXIII, eerste lid, waaruit zij zijn ontstaan.

  • 6. De artikelen 13b, tweede lid onder b, en 114b, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, zonodig in afwijking van dit artikel, nadere regels worden gesteld voor de berekening van de formatieve aanspraken ingevolge dit artikel.

ARTIKEL XLVI. AANVULLENDE OVERGANGSFORMATIE

  • 1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kan, voor de eerste maal met ingang van 1 augustus 1999, op aanvraag van de bevoegde gezagsorganen van de gezamenlijke basisscholen in een samenwerkingsverband besluiten extra formatierekeneenheden toe te kennen aan het bevoegd gezag van alle scholen in een samenwerkingsverband, dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst van het verband, voor zover de zorgformatie voor de basisscholen, vermeerderd met de overgangsformatie als bedoeld in artikel XLV, tweede lid, ontoereikend is om te voldoen aan de overdrachtsverplichting ingevolge artikel XLIV.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt slechts ingewilligd indien

    a. het betrokken bevoegd gezag of het bestuur van de betrokken centrale dienst aanspraak maakt op overgangsformatie als bedoeld in artikel XLV, tweede lid, en

    b. het betrokken bevoegd gezag of de betrokken bevoegde gezagsorganen aantonen zich voldoende te hebben ingespannen om personeelsleden met een werkgelegenheidsgarantie te herplaatsen in functies als bedoeld in artikel XLII aan basisscholen in het desbetreffende samenwerkingsverband.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt niet ingewilligd voor zover dit verzoek betrekking heeft op de meerdere overgedragen formatie als bedoeld in artikel XLIV, derde lid, tweede volzin.

  • 4. De artikelen 13b, tweede lid, onder b, en 114b, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XLVII. VERPLICHTINGEN PERSONEELSLID MET WERKGELEGENHEIDSGARANTIE

  • 1. Een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie, wiens dienstbetrekking uitsluitend in stand kan worden gehouden met behulp van formatierekeneenheden als bedoeld in artikel XLIV, eerste lid, is verplicht andere hem door het bevoegd gezag opgedragen werkzaamheden te verrichten aan de eigen of een andere instelling in het samenwerkingsverband, die in het kader van de door hem vervulde functie passend zijn te achten, dan wel een functie te aanvaarden als bedoeld in artikel XLII.

  • 2. In het schooljaar 1998–1999 is het eerste lid van toepassing ten aanzien van een personeelslid met een werkgelegenheidsgarantie wiens dienstbetrekking uitsluitend in stand kan worden gehouden met formatierekeneenheden als bedoeld in artikel LI, onder b.

  • 3. Het bevoegd gezag kan een personeelslid als bedoeld in het eerste lid, wiens dienstbetrekking uitsluitend in stand kan worden gehouden met behulp van extra formatierekeneenheden als bedoeld in artikel XLVI, eerste lid, tevens een scholingsplicht of een sollicitatieplicht opleggen. Op deze plichten zijn artikel I-P84, derde lid, respectievelijk artikel I-P86 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat die plichten maximaal kunnen strekken tot scholing voor of sollicitatie naar een functie als bedoeld in artikel XLII, eerste lid, bij het bevoegd gezag van een instelling in de sector Onderwijs en Wetenschappen.

2.5. OVERIGE BEPALINGEN

ARTIKEL XLVIII. VERGOEDING VOOR MATERIËLE INSTANDHOUDING BASISSCHOLEN IN DE PERIODE VAN 1 AUGUSTUS 1998 TOT EN MET 31 DECEMBER 1999

  • 1. Voor de periode vanaf 1 augustus 1998 tot en met 31 december 1998 wordt de vergoeding voor de materiële instandhouding voor basisscholen in afwijking van artikel 92 van de Wet op het primair onderwijs bepaald met toepassing van de Wet op het basisonderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels, zoals deze luidden op 31 juli 1998.

  • 2. Het eerste lid is onverminderd artikel 92, vijfde lid, van de Wet op het basisonderwijs zoals deze luidde op 31 juli 1998 van overeenkomstige toepassing op de periode vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999, met dien verstande dat de teldatum 1 oktober 1998 onderscheidenlijk, bij toepassing van artikel 100, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs 1 maart 1999 wordt gehanteerd en de bedragen in de programma's van eisen met ingang van 1 januari 1999 worden aangepast overeenkomstig artikel 92, zesde lid, van de Wet op het basisonderwijs, zoals deze luidde op 31 juli 1998.

  • 3. Basisscholen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband dat de instemming, bedoeld in artikel 13a, zevende lid, heeft verkregen, hebben in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 aanspraak op een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag vermenigvuldigd met 2% van het aantal leerlingen van de school op de voor de desbetreffende periode geldende teldatum.

ARTIKEL IL. VERGOEDING VOOR MATERIËLE INSTANDHOUDING SPECIALE SCHOLEN VOOR BASISONDERWIJS IN DE PERIODE 1 AUGUSTUS 1998 TOT EN MET 31 DECEMBER 1999

  • 1. Voor de periode van 1 augustus 1998 tot en met 31 december 1998 wordt de vergoeding voor de materiële instandhouding voor speciale scholen voor basisonderwijs in afwijking van artikel 92 van de Wet op het primair onderwijs bepaald met toepassing van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels, zoals deze luidden op 31 juli 1998. Daarbij wordt uitgegaan van het aantal leerlingen dat op 1 oktober 1997 onderscheidenlijk, bij toepassing van artikel 97, zevende lid, van laatstgenoemde wet op 16 januari 1998 was ingeschreven bij de afzonderlijke soorten speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder i, l en o, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs van de school, scholengemeenschap of delen daarvan waaruit de desbetreffende school is ontstaan.

  • 2. De eerste volzin van het eerste lid is onverminderd artikel 89, vijfde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals deze luidde op 31 juli 1998 van overeenkomstige toepassing op de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 met dien verstande dat

    a. de bedragen in de programma's van eisen worden aangepast overeenkomstig artikel 89, zesde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze luidde op 31 juli 1998 en

    b. de programma's van eisen voor de afzonderlijke soorten speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder i, l en o van die wet worden samengevoegd tot programma's van eisen die gelden voor alle speciale scholen voor basisonderwijs.

  • 3. Voor de in het tweede lid bedoelde periode wordt uitgegaan van het aantal leerlingen dat op 1 oktober 1998 onderscheidenlijk, bij toepassing van artikel 97, zevende lid, van laatstgenoemde wet op 16 januari 1999 was ingeschreven bij de speciale school voor basisonderwijs.

ARTIKEL L. FORMATIE BASISSCHOLEN IN HET SCHOOLJAAR 1998–1999

  • 1. In het schooljaar 1998–1999 wordt ten behoeve van besteding aan personele uitgaven aan de basisscholen naast de formatie, bedoeld in artikel 96a, eerste lid onder a en b, van de Wet op het primair onderwijs verstrekt:

    a. een bedrag van f 28,- per leerling op basis van 103% van het feitelijke aantal leerlingen op 1 oktober 1997, en

    b. in voorkomende gevallen het bedrag, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. Indien in het schooljaar 1998–1999 in een samenwerkingsverband de som van de formatierekeneenheden op grond van de artikelen 96b1 en 96h van de Wet op primair onderwijs hoger zou zijn geweest dan de som van de op grond van artikel XLV, eerste lid, toegekende formatierekeneenheden en de in formatierekeneenheden uitgedrukte middelen bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt aan de gezamenlijke basisscholen in dat verband een bedrag toegekend dat overeen komt met de geldswaarde van het verschil tussen beide sommen. Het Rijk verdeelt dit bedrag naar rato van het aantal leerlingen van elk van die basisscholen op 1 oktober 1997.

  • 3. Indien een speciale school voor basisonderwijs deelneemt aan meer dan een samenwerkingsverband, dan wordt voor de toepassing van het tweede lid de formatie van die school toegerekend aan de samenwerkingsverbanden naar rato van het aantal leerlingen van elk van die verbanden op 1 oktober 1997.

  • 4. In afwijking van artikel 105i van de Wet op het primair onderwijs en het eerste lid mag 10% van de vergoeding op grond van het eerste tot en met derde lid worden besteed aan materiële instandhouding.

ARTIKEL LI. TOEPASSELIJKHEID ARTIKEL 13B, TWEEDE LID, ONDER B, VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS IN HET SCHOOLJAAR 1998–1999

In het schooljaar 1998–1999 vindt artikel 13b, tweede lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs toepassing ten aanzien van

a. het bedrag en de formatie die aan de basisscholen in een samenwerkingsverband op grond van artikel L worden toegekend en

b. indien de formatie, bedoeld in artikel XLV, eerste lid, die voor het schooljaar 1998–1999 wordt toegekend gelijk is aan de formatie die de desbetreffende speciale school voor basisonderwijs op 31 juli 1998 ontving, het in formatierekeneenheden uitgedrukte verschil met de formatie waarop die school in genoemd schooljaar op grond van het Formatiebesluit ISOVSO 1992 recht zou hebben gehad.

ARTIKEL LI-1. OVERGANGSREGELING PROGRAMMA'S VAN EISEN

Voor de toepassing van artikel 92, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs begint op 1 januari 2000 een nieuwe periode van vijf jaar als bedoeld in dat lid.

ARTIKEL LII. OVERGANGSREGELING OVERSCHRIJDINGSREGELING

  • 1. Voor het speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, moeilijk lerende kinderen of in hun ontwikkeling bedreigde kleuters van scholen onderscheidenlijk afdelingen die op 31 juli 1998 voor bekostiging in aanmerking kwamen, vindt de toepassing van de overschrijdingsregeling voor de periode tot en met die datum plaats op basis van de artikelen 102b tot en met 102h van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals die luidden op die datum. De termijnen waarop de laatste vaststellingen, bedoeld in artikel 102d, zesde en zevende lid, en artikel 102e, eerste lid, van die wet betrekking hebben, eindigen op die datum en worden dienovereenkomstig ingekort.

  • 2. Voor speciale scholen voor basisonderwijs vindt de toepassing van de overschrijdingsregeling voor de periode vanaf 1 augustus 1998 plaats op basis van de artikelen 105b tot en met 105g van de Wet op het primair onderwijs. De termijnen waarop de eerste vaststellingen, bedoeld in artikel 105d, eerste, zesde en zevende lid, en artikel 105e, eerste lid, van die wet betrekking hebben, beginnen op die datum en worden dienovereenkomstig ingekort. De termijn waarop de eerste vaststelling, bedoeld in artikel 105c, van die wet betrekking heeft, begint op 1 januari 1999.

ARTIKEL LIII. OVERGANGSREGELING BEVOEGDHEIDSEISEN

  • 1. Een personeelslid dat op 31 juli 1998 in dienst van een bevoegd gezag onderwijs geeft als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals luidend op die datum en bevoegd is op basis van artikel 111, derde lid, van die wet, is bevoegd tot het geven van het onderwijs, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 13, tweede lid, van deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs voor de duur van het dienstverband met bedoeld bevoegd gezag of de rechtsopvolger van dat bevoegd gezag.

  • 2. Voor een een personeelslid dat met toepassing van artikel 3, zevende lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is aangesteld of benoemd in het schooljaar 1997–1998 en waarvan de aanstelling of benoeming eindigt in het schooljaar 1998–1999, kan tot het eind van die aanstelling of benoeming worden afgeweken van de eisen van benoembaarheid, gesteld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Wet op het primair onderwijs.

ARTIKEL LIV. OVERGANGSREGELING VRIJE SCHOLEN

  • 1. De goedkeuring op grond van artikel 11, zevende lid, van de Wet op het basisonderwijs zoals dit artikellid luidde op 31 juli 1998, blijft van kracht gedurende de termijn die daarvoor in de goedkeuringsbeschikking is opgenomen.

  • 2. Gedurende 2 schooljaren, volgend op de datum waarop de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is geëindigd, is artikel 107 van de Wet op het primair onderwijs niet van toepassing op de school die door het vervallen van de goedkeuring niet meer voldoet aan de opheffingsnorm.

ARTIKEL LV. AANVRAGEN, BEZWAREN, BEROEPEN EN AFREKENING VERGOEDING M.B.T. PERIODE VOOR 1 JANUARI 2000

  • 1. De Wet op het basisonderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels zoals deze luidden op 31 juli 1998 blijven van toepassing op

    a. aanvragen die binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend op grond van

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel L juncto die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel XLVIII juncto die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2000,

    b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend met betrekking tot

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel L juncto die wet, voorschriften of beleidsregels, voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel XLVIII juncto die wet, voorschriften of beleidsregels, voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2000,

    c. de afrekening van de vergoedingen op grond van

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel L juncto die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel XLVIII juncto die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 januari 2000.

  • 2. De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de daarop gebaseerde algemeen verbindende voorschriften en terzake vastgestelde beleidsregels zoals deze luidden op 31 juli 1998 blijven van toepassing op

    a. aanvragen die binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend op grond van

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel XLV juncto die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel IL juncto die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2000,

    b. bezwaarschriften en beroepschriften die binnen de daarvoor geldende termijn zijn ingediend met betrekking tot

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels en betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel XLV juncto die wet, voorschriften of beleidsregels, voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel IL juncto die wet, voorschriften of beleidsregels, voor zover deze betrekking hebben op de periode voor 1 januari 2000,

    c. de afrekening van de vergoedingen op grond van

    1°. die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 augustus 1998,

    2°. artikel XLV juncto die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 augustus 1999, en

    3°. artikel IL juncto die wet, voorschriften of beleidsregels voor de periode voor 1 januari 2000.

ARTIKEL LV-1. OMZETTING REGIONALE VERWIJZINGSCOMMISSIES EN VASTSTELLING REGIO'S

  • 1. Met ingang van 1 augustus 1998 worden de regionale verwijzingscommissies, bedoeld in artikel 32a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals dit artikel luidde op 31 juli 1998, omgezet in regionale verwijzingscommissies als bedoeld in artikel 13e1 van de Wet op het primair onderwijs en zijn, voor zover bij algemene maatregel van bestuur niet anders wordt bepaald, de regio's, bedoeld in artikel 13e1, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs de regio's die op grond van artikel 32a, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals luidend vóór de inwerkingtreding van deze wet, werden vastgesteld.

  • 2. Indien bij algemene maatregel van bestuur de regio-indeling, bedoeld in het eerste lid, wordt gewijzigd, wordt bij die algemene maatregel van bestuur bepaald welke van de in dat lid bedoelde regionale verwijzingscommissies dan wel welke andere regionale verwijzingscommissies voor de nieuwe regio's werkzaam zullen zijn.

ARTIKEL LV-2. REGELING INDIEN WETSVOORSTEL LATER IN WERKING TREEDT DAN WETSVOORSTEL INVOERING LEERWEGONDERSTEUNEND EN PRAKTIJKONDERWIJS

Indien dit wetsvoorstel later in werking treedt dan het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs (kamerstukken II 1995/96, 25 410), wordt in artikel III, onderdeel I, artikel 76d, eerste lid onder e, van dit wetsvoorstel « en voor voorbereidend beroepsonderwijs» vervangen door: voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

ARTIKEL LV-3. AANPASSING VERWIJZINGEN IN OVERGANGSRECHT

Waar in het overgangsrecht van deze wet en andere wetten wordt verwezen naar artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend voor de plaatsing in het Staatsblad en de vernummering van artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de drie laatstgenoemde wetten, worden de artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen waarnaar wordt verwezen na genoemde plaatsing in het Staatsblad en vernummering vervangen door de daarmee overeenstemmende artikelen, hoofdstukken, titels, afdelingen en paragrafen van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend na die plaatsing in het Staatsblad en vernummering.

ARTIKEL LV-4. AFSTEMMING MET HET VOORSTEL VAN WET, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS, DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS INZAKE BESTUURLIJKE FUSIE TUSSEN OPENBARE EN BIJZONDERE SCHOLEN

1. Indien het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake bestuurlijke fusie tussen openbare en bijzondere scholen (kamerstukken I 1997/98, 24 137), tot wet wordt verheven en voor 1 augustus 1998 in werking treedt, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel I van de onderhavige wet, de Wet op het basisonderwijs als volgt gewijzigd:

a

Artikel 1, zoals deze bepaling luidt op 31 juli 1998, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van openbare school wordt in onderdeel c de zinsnede «artikel 13b» vervangen door: artikel 13bis.

2. In de begripsomschrijving van bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen wordt in onderdeel a, ten 4°, de zinsnede «artikel 13b» vervangen door: artikel 13bis.

b

Artikel 13b, zoals dat artikel luidt op 31 juli 1998, wordt geplaatst na artikel 13 en vernummerd tot artikel 13bis.

c

In de inhoudsopgave, zoals deze luidt op 31 juli 1998, wordt de benaming van artikel 13b geplaatst na de benaming van artikel 13, onder vervanging van de zinsnede «Artikel 13b» door: Artikel 13bis.

2. Indien het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake bestuurlijke fusie tussen openbare en bijzondere scholen (kamerstukken I 1997/98, 24 137), tot wet wordt verheven en op of na 1 augustus 1998 in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

a

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Wet op het basisonderwijs» vervangen door: Wet op het primair onderwijs.

2. In onderdeel A wordt «artikel 13b» telkens vervangen door: artikel 13bis.

3. In onderdeel B worden de aanhef en de benaming van artikel 13b vervangen door:

Na artikel 13 wordt een nieuw artikel 13bis opgenomen, luidende:

Artikel 13bis. Bestuurlijke fusie openbare en bijzondere scholen

4. In onderdeel D wordt «artikel 13a» vervangen door «artikel 13» en wordt «Artikel 13b» vervangen door «Artikel 13bis».

b

In de aanhef van artikel II wordt «Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: Wet op de expertisecentra.

c

Na artikel III wordt een nieuw artikel IIIa ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA
  • 1. Artikel III heeft uitsluitend betrekking op deel I van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. Artikel II is, met uitzondering van onderdeel E, van overeenkomstige toepassing op deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL LV-5. AFSTEMMING MET HET VOORSTEL VAN WET, HOUDENDE WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET HET ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN EN ENKELE TECHNISCHE AANPASSINGEN

Indien het voorstel van wet, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (kamerstukken I 1997/98, 25 176)19, tot wet wordt verheven, wordt de onderhavige wet als volgt gewijzigd:

a

Artikel I, onderdeel FF, wordt als volgt gewijzigd:

1. In punt 1 wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.

2. In punt 2 wordt «zesde lid» vervangen door: vijfde lid.

3. In punt 3 wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

b

In artikel I wordt na onderdeel VV een nieuw onderdeel VVa ingevoegd:

VVa

In artikel 110g, vierde lid, worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra en deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, en.

c

In artikel II wordt na onderdeel BB een nieuw onderdeel BBa ingevoegd:

BBa

In artikel 106f, vierde lid, worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld in deze wet en deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs, en.

d

In artikel III, onderdeel N, wordt na onderdeel yy een nieuw onderdeel yya ingevoegd:

yya

In artikel 106f, vierde lid, (oud ISOVSO) worden de onderdelen a en b vervangen door:

a. basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs,

b. scholen als bedoeld de Wet op de expertisecentra en deel II van deze wet, en.

ARTIKEL LV-6. AFSTEMMING MET HET VOORSTEL VAN WET, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE VREEMDELINGENWET EN ENIGE ANDERE WETTEN TENEINDE DE AANSPRAAK VAN VREEMDELINGEN JEGENS BESTUURSORGANEN OP VERSTREKKINGEN, VOORZIENINGEN, UITKERINGEN, ONTHEFFINGEN EN VERGUNNINGEN TE KOPPELEN AAN HET RECHTMATIG VERBLIJF VAN DE VREEMDELING IN NEDERLAND

Indien het voorstel van wet, houdende wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland (kamerstukken I, 1996/97, 24 233)20, tot wet wordt verheven, wordt artikel III, onderdeel N, punt r, van de onderhavige wet als volgt gewijzigd:

1. Boven de huidige tekst wordt een aanhef geplaatst, luidende: Artikel 32 (oud ISOVSO) wordt als volgt gewijzigd:.

2. Onder plaatsing van de aanduiding «1.» vóór de tekst, wordt de zinsnede «In artikel 32, eerste lid (oud ISOVSO)» vervangen door: In het eerste lid.

3. Een nieuw punt 2 wordt toegevoegd, luidende:

2. In het tweede lid, onderdelen b en c vervalt telkens de zinsnede «het speciaal onderwijs, dan wel».

4. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt de zinsnede: speciaal onderwijs, dan wel.

3. INWERKINGTREDING

ARTIKEL LVI. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1998, met uitzondering van

    a. artikel I, onderdeel H, voor wat betreft artikel 13d, en artikel XXXII, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en

    b. artikel XLIV, dat in werking treedt met ingang van 1 augustus 1999.

  • 2. Artikel I is voor wat betreft de datum 1 mei in artikel 13b, eerste lid, voor het eerst van toepassing op het schooljaar 1999–2000.

  • 3. Artikel I is voor wat betreft artikel 13c, tweede lid onder a, voor het eerst van toepassing op de inzet van de formatie voor het schooljaar 1999–2000.

  • 4. Artikel I is voor wat betreft de artikelen 92 en 94 voor het eerst van toepassing op de programma's van eisen voor het jaar 2000 en voor wat betreft artikel 95b op de overdracht van de vergoeding voor materiële instandhouding met betrekking tot het jaar 2000.

  • 5. Artikel I is voor wat betreft artikel 96b1 en artikel 96h voor het eerst van toepassing op de formatie voor het schooljaar 1999–2000.

  • 6. Artikel I is voor wat betreft de artikelen 96c1 en 96c2 voor het eerst van toepassing op de overdracht van formatierekeneenheden ten behoeve van het schooljaar 1999–2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 2 april 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de achtentwintigste april 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

1 Stb. 1994, 610, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 203.

2 Stb. 1994, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 203.

3 Stb. 1193, 666, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 203.

4 Stb. 1992, 663, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 542.

5 Stb. 1967, 386, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 juli 1996, Stb. 402.

6 Stb. 1994, 640, gewijzigd bij de wet van 13 december 1995, Stb. 669.

7Stb. 1985, 407, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 1997, Stb. 220.

8 Stb. 1970, 370, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 1997, Stb. 220.

9 Stb. 1994, 530, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 1995, Stb. 598.

10 Stb. 1987, 343, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 juli 1997, Stb. 316.

11 Stb. 1995, 676, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 december 1997, Stb. 660.

12 Stb. 1986, 273, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 mei 1997, Stb. 220.

13 Stb. 1994, 3, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 februari 1998, Stb. 120.

14 Stb. 1994, 762, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 februari 1998, Stb. 64.

15 Stb. 1991, 317, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 juli 1997, Stb. 299.

16 Stb. 1990, 422, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 184.

17 Stb. 1995, 639, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 1998, Stb. 85.

18 Stb. 1992, 625, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.

19 Stb. 1998, 148.

20 Stb. 1998, 203.


XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 1997/98, 25 409.

Handelingen II 1997/98, blz. 3026–3033; 3208–3210.

Kamerstukken I 1997/98, 25 409 (198, 198a, 198b, 198c, 198d, 198e, 198f).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 31 maart 1998.

Naar boven