Wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven met betrekking tot het onderwijs in allochtone levende talen in het primair onderwijs en dat dit onderwijs bovenop het reguliere curriculum wordt gegeven, alsmede enkele onderwijswetten technisch aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET BASISONDERWIJS

De Wet op het basisonderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin wordt «artikel 10, eerste lid,» vervangen door: artikel 110h, eerste lid,.

2. De derde volzin wordt vervangen door: Indien betrokkene niet in het bezit is van één van de op grond van artikel 116, vijfde lid, aangewezen verklaringen en diploma's met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal, kan Onze minister de bevoegdheid éénmalig en voor ten hoogste 2 jaar verlenen.

B

In artikel 9, achtste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Voor de bestaande tekst van het achtste lid wordt een volzin ingevoegd, luidende: Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands.

2. Aan de laatste volzin wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: , overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode.

C

Artikel 10 vervalt.

D

Aan artikel 96a wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 4. Het toekennen van meer formatie als bedoeld in het tweede en derde lid kan geen betrekking hebben op onderwijs in allochtone levendetalen.

E

In artikel 100 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «Behoudens het tweede en derde lid» vervangen door: Behoudens het tweede lid.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met negende lid tot derde tot en met achtste lid.

3. In het derde lid wordt «eerste, tweede en derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

F

In artikel 105d worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid, onder c, wordt aan het slot de punt vervangen door: , dan wel artikel 110g, eerste lid.

2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na «artikel 110b, eerste lid,» ingevoegd: , dan wel artikel 110g, eerste lid,.

G

In artikel 105e, eerste lid, wordt in de laatste volzin aan het slot de punt vervangen door: , dan wel artikel 110g, eerste lid.

H

In artikel 110b, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door:

Het plan kan desgewenst tezamen met het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 110g, als één plan worden vastgesteld. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en c, tezamen met de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, bedoeld in artikel 110g, derde lid, onderdelen a en c, jaarlijks minder is dan f 250 000,– kan de gemeenteraad afzien van de vaststelling van het plan.

I

In hoofdstuk I, titel IV, wordt na afdeling 6A een nieuwe afdeling 6B ingevoegd, luidende:

AFDELING 6B. ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN

Artikel 110g. Plan inzake onderwijs in allochtone levende talen
  • 1. Indien een gemeente daartoe middelen als bedoeld in artikel 110i uit 's Rijks kas ontvangt dan wel daartoe middelen ontvangt van een andere gemeente, stelt de gemeenteraad voor een periode van telkens 4 schooljaren een plan vast inzake onderwijs in allochtone levende talen. Het plan kan desgewenst tezamen met het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in artikel 110b, als één plan worden vastgesteld. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in artikel 110b, vierde lid, onderdelen a en c, tezamen met de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en c, jaarlijks minder is dan f 250 000,– kan de gemeenteraad afzien van de vaststelling van het plan. In dat geval besluit de gemeenteraad op andere wijze omtrent de verdeling van de middelen.

  • 2. Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen vermeldt in elk geval:

    a. in welke talen onderwijs in allochtone levende talen wordt aangeboden,

    b. indien de gemeente met toepassing van artikel 110i, tweede lid, middelen overdraagt aan een andere gemeente, ten behoeve van welke taal of talen middelen aan een andere gemeente ter beschikking worden gesteld, de naam van de ontvangende gemeente, alsmede de omvang van die middelen,

    c. de procedure met betrekking tot de keuze welke scholen of rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, de activiteiten zullen verrichten, alsmede de criteria op grond waarvan de keuze wordt gemaakt,

    d. de wijze waarop de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in het vierde lid, onder c, rekening en verantwoording afleggen inzake de besteding van de middelen,

    e. de procedure met betrekking tot de wijziging van het plan, en

    f. de wijze waarop de gemeenteraad het gemeentelijke beleid inzake onderwijs in allochtone levende talen evalueert.

  • 3. Het plan vermeldt tevens de omvang van de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    a. de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 110i, uit 's Rijks kas ontvangt voor onderwijs in allochtone levende talen,

    b. de middelen die de gemeenteraad bestemt voor onderwijs in allochtone levende talen, en

    c. de middelen die de gemeente ontvangt van een andere gemeente ten behoeve van het onderwijs in een of meer allochtone levende talen.

    De gemeenteraad kan onderdeel a van het plan, voor zover het betreft een aanpassing als gevolg van de wijziging van de omvang van deze middelen, zonder toepassing van het vijfde lid wijzigen, indien het voornemen tot wijziging is bekendgemaakt en niet binnen 4 weken na de bekendmaking door ten minste een bevoegd gezag van een in de gemeente gelegen school is verzocht om het op overeenstemming gericht overleg te doen plaatsvinden.

  • 4. Het plan heeft betrekking op:

    a. scholen voor basisonderwijs,

    b. scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, en

    c. rechtspersonen die niet een school als bedoeld onder a of b in stand houden en naar het oordeel van de gemeenteraad in aanmerking komen voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen.

    Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een school gelijkgesteld een op het grondgebied van de gemeente gelegen nevenvestiging van een school waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente is gelegen.

  • 5. De gemeenteraad stelt voorafgaand aan de vaststelling van het plan de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente en de allochtone ouders op een door de gemeenteraad vast te stellen wijze in staat hun mening kenbaar te maken over de wijze waarop voorlichting en behoeftepeiling onder de allochtone ouders zullen plaatsvinden. De gemeenteraad kan daarnaast rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, in staat stellen hun mening kenbaar te maken. De gemeenteraad kan de voorlichting en de behoeftepeiling beperken tot die talen, die naar het oordeel van de gemeenteraad in aanmerking zouden kunnen worden gebracht voor opname in het plan. Vaststelling en wijziging van het plan of het nemen van een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, geschiedt niet dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente. De gemeenteraad stelt de allochtone ouders op een door de gemeenteraad te bepalen wijze in staat hun mening kenbaar te maken over de vaststelling en wijziging van het plan of het nemen van een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan. Voor het op overeenstemming gerichte overleg met de bevoegde gezagsorganen stelt de gemeenteraad bij verordening een procedure vast, met dien verstande dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald:

    a. vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kan verzoeken een advies als bedoeld in het achtste lid uit te brengen,

    b. dat de termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad het gemeentebestuur uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die de Onderwijsraad nodig heeft voor een goede vervulling van diens taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld, en

    c. dat het gemeentebestuur gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit neemt.

    Bij het overleg kunnen door het gemeentebestuur rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, worden betrokken.

  • 6. Het plan kan tussentijds worden gewijzigd.

  • 7. Indien de vaststelling en wijziging van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, komen deze kosten ten laste van het Rijk indien het ontstaan van deze kosten in redelijkheid is toe te rekenen aan het Rijk. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een besluit, waarbij aan een school op grond van het plan middelen zullen worden verstrekt.

  • 8. Tijdens het in het vijfde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling of wijziging van het plan in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien het bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigen beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen 4 weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het plan. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

  • 9. Het gemeentebestuur kan een subsidieplafond vaststellen en bepalen hoe het beschikbare bedrag met inachtneming daarvan wordt verdeeld.

Artikel 110h. Onderwijs in allochtone levende talen
  • 1. Tot het onderwijs in een allochtone levende taal op een school die daarvoor in aanmerking is gekomen, worden leerlingen van de school en leerlingen die niet op de school zijn ingeschreven uitsluitend toegelaten indien hun ouders dit wensen. Tot het onderwijs in een allochtone levende taal, verzorgd door een rechtspersoon als bedoeld in artikel 110g, vierde lid, onder c, worden leerlingen uitsluitend toegelaten indien hun ouders dat wensen.

  • 2. De tijd die wordt besteed aan onderwijs in allochtone levende talen wordt niet meegeteld voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 11, vijfde lid, ten minste moeten ontvangen en evenmin voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 11, vijfde lid, ten hoogste per dag mogen ontvangen.

Artikel 110i. Gemeentelijke middelen
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van 4 jaar in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs in allochtone levende talen, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per jaar verstrekt.

  • 2. De gemeenteraad kan nadat de allochtone ouders op een door de gemeenteraad te bepalen wijze in staat zijn gesteld hun mening daarover kenbaar te maken, de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, uit 's Rijks kas ontvangt voor onderwijs in allochtone levende talen geheel of gedeeltelijk bestemmen voor taalondersteuning van allochtone leerlingen in de eerste vier schooljaren dan wel deze middelen geheel of gedeeltelijk overdragen aan een andere gemeente ten behoeve van onderwijs in een of meer allochtone levende talen in die gemeente. Indien de gemeenteraad besluit de uitkering, bedoeld in het eerste lid, geheel te bestemmen voor taalondersteuning van allochtone leerlingen in de eerste vier schooljaren, is artikel 110g niet van toepassing.

  • 3. De gemeente verstrekt de middelen, bedoeld in artikel 110g, derde lid, aan de rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen.

Artikel 110j. Rekening en verantwoording gemeente

Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de rekening van de gemeente, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het gemeentelijk verslag omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, dan wel uit een afzonderlijke verantwoording, voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet. Indien aan een andere gemeente middelen zijn overdragen is bij de documenten, bedoeld in de eerste volzin, een document gevoegd als bedoeld in die volzin van de gemeente die de middelen heeft ontvangen.

Artikel 110k. Inlichtingenplicht en inhouding middelen
  • 1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 110g, vierde lid, onder c, die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie.

  • 2. Indien het bevoegd gezag van een school of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 110g, vierde lid, onder c, dan wel een gemeentebestuur waaraan middelen zijn overgedragen, naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 110g, derde lid, niet besteedt overeenkomstig het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan, kan de gemeenteraad die middelen geheel of gedeeltelijk inhouden.

  • 3. Indien het gemeentebestuur naar het oordeel van Onze minister de voorschriften in deze afdeling niet nakomt, kan Onze minister de uitkering, bedoeld in artikel 110i, geheel of gedeeltelijk inhouden.

  • 4. Indien Onze Minister toepassing geeft aan het derde lid in verband met een besluit van het gemeentebestuur dat leidt tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 105, derde lid, met betrekking tot een niet door de gemeente in stand gehouden school als gevolg van dat besluit van het gemeentebestuur heeft ingewilligd, vergoedt Onze Minister aan deze rechtspersoon de als gevolg van die inwilliging gemaakte kosten van werkloosheidsuitkeringen.

Artikel 110l. Deugdelijkheidsaspecten van en toezicht op onderwijs in allochtone levende talen door rechtspersonen als bedoeld in artikel 110g, vierde lid, onder c
  • 1. Indien een rechtspersoon als bedoeld in artikel 110g, vierde lid, onder c, op grond van artikel 110g door de gemeente wordt gesubsidieerd voor het geven van onderwijs in allochtone levende talen:

    a. is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 116 van overeenkomstige toepassing;

    b. voert die rechtspersoon met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs een beleid dat erop is gericht ten minste dezelfde kwaliteit te realiseren als redelijkerwijs kan worden verwacht van het onderwijs in allochtone levende talen, verzorgd door scholen.

  • 2. Het toezicht op het door een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid verzorgde onderwijs in allochtone levende talen en de deugdelijkheid ervan is opgedragen aan Onze minister. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

J

In artikel 116 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid worden de derde tot en met vijfde volzin vervangen door:

Zij die op 31 juli van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar bevoegd waren tot het geven van het onderwijs in taal en cultuur van het land van oorsprong, zijn bevoegd tot het geven van het onderwijs, bedoeld in artikel 110h, eerste lid. Voor zover aan deze bevoegdheid voorwaarden en beperkingen waren gesteld, blijven deze van kracht.

2. In het vijfde lid wordt «artikel 10, eerste lid,» vervangen door: artikel 110h, eerste lid,.

K

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De benaming van artikel 10 wordt vervangen door: (vervallen).

2. In hoofdstuk I, titel IV, wordt na artikel 110f ingevoegd:

Afdeling 6B. Onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 110g. Plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 110h. Onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 110i. Gemeentelijke middelen

Artikel 110j. Rekening en verantwoording gemeente

Artikel 110k. Inlichtingenplicht en inhouding middelen

Artikel 110l. Deugdelijkheidsaspecten van en toezicht op onderwijs in allochtone levende talen door rechtspersonen als bedoeld in artikel 110g, vierde lid.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE INTERIMWET OP HET SPECIAAL ONDERWIJS EN HET VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vijfde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de eerste volzin wordt «artikel 18, eerste lid,» vervangen door: artikel 106g, eerste lid,.

2. De derde volzin wordt vervangen door: Indien betrokkene niet in het bezit is van één van de op grond van artikel 111, zevende lid, aangewezen verklaringen en diploma's met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal, kan Onze minister de bevoegdheid éénmalig en voor ten hoogste 2 jaar verlenen.

B

In artikel 17 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Voor de bestaande tekst van het eerste lid wordt een volzin ingevoegd, luidende: Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands.

2. Aan het tweede lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: , overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode.

C

Artikel 18 vervalt.

D

Aan artikel 93a wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 6. Het toekennen van meer formatie als bedoeld in het derde en vierde lid kan geen betrekking hebben op onderwijs in allochtone levende talen.

E

In artikel 97 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «Behoudens het tweede en derde lid» vervangen door: Behoudens het tweede lid.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met twaalfde lid tot derde tot en met elfde lid.

3. In het derde lid wordt «eerste, tweede en derde lid» vervangen door: eerste en tweede lid.

4. In het negende lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het vierde lid.

5. In het tiende lid wordt «het zesde lid» vervangen door: het vijfde lid.

F

In artikel 102d worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het derde lid, onder c, wordt «artikel 106b, eerste lid, dan wel » vervangen door «de artikelen 106b, eerste lid, en 106f, eerste lid, dan wel» en wordt «met de toepassing van artikel 106b, eerste lid.» vervangen door «met de toepassing van de artikelen 106b, eerste lid, en 106f, eerste lid.».

2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt na «artikel 106b, eerste lid,» ingevoegd: , dan wel artikel 106f, eerste lid,.

G

In artikel 102e, eerste lid, wordt «artikel 106b, eerste lid» telkens vervangen door: de artikelen 106b, eerste lid, en 106f, eerste lid.

H

In artikel 106b, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door:

Het plan kan desgewenst tezamen met het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 106f, als één plan worden vastgesteld. Indien het totaal van de voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en c, tezamen met de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, bedoeld in artikel 106f, derde lid, onderdelen a en c, jaarlijks minder is dan f 250 000,– kan de gemeenteraad afzien van de vaststelling van het plan.

I

In titel IV wordt na afdeling 6A een nieuwe afdeling 6B ingevoegd, luidende:

AFDELING 6B. ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN

Artikel 106f. Plan inzake onderwijs in allochtone levende talen
  • 1. Indien de gemeente daartoe middelen als bedoeld in artikel 106h uit 's Rijk kas ontvangt dan wel daartoe middelen ontvangt van een andere gemeente, stelt de gemeenteraad voor een periode van telkens 4 schooljaren een plan vast inzake onderwijs in allochtone levende talen. Het plan kan desgewenst tezamen met het onderwijsachterstandenplan, bedoeld in artikel 106b, als één plan worden vastgesteld. Indien het totaal van de voor onderwijsachterstanden bestemde middelen, bedoeld in artikel 106b, vierde lid, onderdelen a en c, tezamen met de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, bedoeld in het derde lid, onderdelen a en c, jaarlijks minder is dan f 250 000,– kan de gemeenteraad afzien van de vaststelling van het plan. In dat geval besluit de gemeenteraad op andere wijze omtrent de verdeling van de middelen.

  • 2. Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen vermeldt in elk geval:

    a. in welke talen onderwijs in allochtone levende talen wordt aangeboden,

    b. indien de gemeente met toepassing van artikel 106h, tweede lid, middelen overdraagt aan een andere gemeente, ten behoeve van welke taal of talen middelen aan een andere gemeente ter beschikking worden gesteld, de naam van de ontvangende gemeente, alsmede de omvang van die middelen,

    c. de procedure met betrekking tot de keuze welke scholen of rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, de activiteiten zullen verrichten, alsmede de criteria op grond waarvan de keuze wordt gemaakt,

    d. de wijze waarop de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in het vierde lid, onder c, rekening en verantwoording afleggen inzake de besteding van de middelen,

    e. de procedure met betrekking tot de wijziging van het plan, en

    f. de wijze waarop de gemeenteraad het gemeentelijke beleid inzake onderwijs in allochtone levende talen evalueert.

  • 3. Het plan vermeldt tevens de omvang van de voor onderwijs in allochtone levende talen bestemde middelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    a. de middelen die de gemeente als specifieke uitkering, bedoeld in artikel 106h, uit 's Rijks kas ontvangt voor onderwijs in allochtone levende talen,

    b. de middelen die de gemeenteraad bestemt voor onderwijs in allochtone levende talen, en

    c. de middelen die de gemeente ontvangt van een andere gemeente ten behoeve van het onderwijs in een of meer allochtone levende talen.

    De gemeenteraad kan onderdeel a van het plan, voor zover het betreft een aanpassing als gevolg van de omvang van deze middelen, zonder toepassing van het vijfde lid wijzigen, indien het voornemen tot wijziging is bekend gemaakt en niet binnen 4 weken na de bekendmaking door ten minste een bevoegd gezag van een in de gemeente gelegen school is verzocht om het op overeenstemming gericht overleg te doen plaatsvinden.

  • 4. Het plan heeft betrekking op:

    a. scholen voor basisonderwijs,

    b. scholen als bedoeld in deze wet, en

    c. rechtspersonen die niet een school als bedoeld onder a of b in stand houden en naar het oordeel van de gemeenteraad in aanmerking komen voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen.

    Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een school gelijkgesteld een op het grondgebied van de gemeente gelegen nevenvestiging van een school waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente is gelegen.

  • 5. De gemeenteraad stelt voorafgaand aan de vaststelling van het plan de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente en de allochtone ouders op een door de gemeenteraad vast te stellen wijze in staat hun mening kenbaar te maken over de wijze waarop voorlichting en behoeftepeiling onder de allochtone ouders zullen plaatsvinden. De gemeenteraad kan daarnaast rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, in staat stellen hun mening kenbaar te maken. De gemeenteraad kan de voorlichting en de behoeftepeiling beperken tot die talen, die naar het oordeel van de gemeenteraad in aanmerking zouden kunnen worden gebracht voor opname in het plan. Vaststelling en wijziging van het plan of het nemen van een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, geschiedt niet dan na op overeenstemming gericht overleg met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de gemeente. De gemeenteraad stelt de allochtone ouders op een door de gemeenteraad te bepalen wijze in staat hun mening kenbaar te maken over de vaststelling en wijziging van het plan of het nemen van een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan. Voor het op overeenstemming gerichte overleg met de bevoegde gezagsorganen stelt de gemeenteraad bij verordening een procedure vast, met dien verstande dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald:

    a. vanaf wanneer en tot welk moment het gemeentebestuur de Onderwijsraad kan verzoeken een advies als bedoeld in het achtste lid uit te brengen,

    b. dat de termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad het gemeentebestuur uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die de Onderwijsraad nodig heeft voor een goede vervulling van diens taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld, en

    c. dat het gemeentebestuur gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit neemt.

    Bij het overleg kunnen door het gemeentebestuur rechtspersonen als bedoeld in het vierde lid, onder c, worden betrokken.

  • 6. Het plan kan tussentijds worden gewijzigd.

  • 7. Indien de vaststelling en wijziging van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, leiden tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, komen deze kosten ten laste van het Rijk indien het ontstaan van deze kosten in redelijkheid is toe te rekenen aan het Rijk. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een besluit, waarbij aan een school op grond van het plan middelen zullen worden verstrekt.

  • 8. Tijdens het in het vijfde lid bedoelde overleg kan de gemeenteraad de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de vaststelling of wijziging van het plan in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt gedaan indien het bevoegd gezag hierom heeft gevraagd dan wel uit eigen beweging. Het verzoek bevat een omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies wordt binnen 4 weken uitgebracht aan de gemeenteraad. Het advies wordt bekend gemaakt tezamen met het plan. Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan.

  • 9. Het gemeentebestuur kan een subsidieplafond vaststellen en bepalen hoe het beschikbare bedrag met inachtneming daarvan wordt verdeeld.

Artikel 106g. Onderwijs in allochtone levende talen
  • 1. Tot het onderwijs in een allochtone levende taal op een school die daarvoor in aanmerking is gekomen, worden leerlingen van de school en leerlingen die niet op de school zijn ingeschreven uitsluitend toegelaten indien hun ouders dit wensen. Tot het onderwijs in een allochtone levende taal, verzorgd door een rechtspersoon als bedoeld in artikel 106f, vierde lid, onder c, worden leerlingen uitsluitend toegelaten indien hun ouders dat wensen.

  • 2. De tijd die wordt besteed aan onderwijs in allochtone levende talen wordt niet meegeteld voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 19, zevende lid, ten minste moeten ontvangen en evenmin voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 19, zevende lid, ten hoogste per dag mogen ontvangen.

Artikel 106h. Gemeentelijke middelen
  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van 4 jaar in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs in allochtone levende talen, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per jaar verstrekt.

  • 2. De gemeenteraad kan nadat de allochtone ouders op een door de gemeenteraad te bepalen wijze in staat zijn gesteld hun mening daarover kenbaar te maken, de middelen die het als specifieke uitkering, bedoeld in het eerste lid, uit 's Rijks kas ontvangt voor onderwijs in allochtone levende talen geheel of gedeeltelijk bestemmen voor taalondersteuning van allochtone leerlingen in de eerste vier schooljaren dan wel deze middelen geheel of gedeeltelijk overdragen aan een andere gemeente ten behoeve van onderwijs in een of meer allochtone levende talen in die gemeente. Indien de gemeenteraad besluit de uitkering, bedoeld in het eerste lid, geheel te bestemmen voor taalondersteuning van allochtone leerlingen in de eerste vier schooljaren, is artikel 106f niet van toepassing.

  • 3. De gemeente verstrekt de middelen, bedoeld in artikel 106f, derde lid, aan de rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen.

Artikel 106i. Rekening en verantwoording gemeente

Onze minister kan de uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de rekening van de gemeente, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het gemeentelijk verslag omtrent het financieel beheer, bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet, het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, dan wel uit een afzonderlijke verantwoording, voorzien van een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet. Indien aan een andere gemeente middelen zijn overdragen is bij de documenten, bedoeld in de eerste volzin, een document gevoegd als bedoeld in die volzin van de gemeente die de middelen heeft ontvangen.

Artikel 106j. Inlichtingenplicht en inhouding middelen
  • 1. De bevoegde gezagsorganen van de scholen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 106f, vierde lid, onder c, die bij de uitvoering van het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan, betrokken zijn of betrokken worden zijn gehouden aan de door de gemeenteraad aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de opstelling van het plan of het in deze volzin bedoelde besluit, voor het toezicht en voor de evaluatie.

  • 2. Indien het bevoegd gezag van een school of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 106f, vierde lid, onder c, dan wel een gemeentebestuur waaraan middelen zijn overgedragen, naar het oordeel van de gemeenteraad de middelen, bedoeld in artikel 106f, derde lid, niet besteedt overeenkomstig het plan of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van de vaststelling van het plan, kan de gemeenteraad die middelen geheel of gedeeltelijk inhouden.

  • 3. Indien het gemeentebestuur naar het oordeel van Onze minister de voorschriften in deze afdeling niet nakomt, kan Onze minister de uitkering, bedoeld in artikel 106h, geheel of gedeeltelijk inhouden.

  • 4. Indien Onze Minister toepassing geeft aan het derde lid in verband met een besluit van het gemeentebestuur dat leidt tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 102, derde lid, met betrekking tot een niet door de gemeente in stand gehouden school als gevolg van dat besluit van het gemeentebestuur heeft ingewilligd, vergoedt Onze Minister aan deze rechtspersoon de als gevolg van die inwilliging gemaakte kosten van werkloosheidsuitkeringen.

Artikel 106k. Deugdelijkheidsaspectenvan en toezicht op onderwijs in allochtone levende talen door rechtspersonen als bedoeld in artikel106f,vierde lid, onder c
  • 1. Indien een rechtspersoon als bedoeld in artikel 106f, vierde lid, onder c, op grond van artikel 106f door de gemeente wordt gesubsidieerd voor het geven van onderwijs in allochtone levende talen:

    a.is het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 111 van overeenkomstige toepassing;

    b. voert die rechtspersoon met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs een beleid dat erop is gericht ten minste dezelfde kwaliteit te realiseren als redelijkerwijs kan worden verwacht van het onderwijs in allochtone levende talen, verzorgd door scholen.

  • 2. Het toezicht op het door een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid verzorgde onderwijs in allochtone levende talen en de deugdelijkheid ervan is opgedragen aan Onze Minister. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

J

In artikel 111 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het tweede lid worden de derde tot en met vijfde volzin vervangen door:

Zij die op 31 juli van een bij koninklijk besluit te bepalen jaar bevoegd waren tot het geven van het onderwijs in taal en cultuur van het land van oorsprong, zijn bevoegd tot het geven van het onderwijs, bedoeld in artikel 106g, eerste lid. Voor zover aan deze bevoegdheid voorwaarden en beperkingen waren gesteld, blijven deze van kracht.

2. In het zevende lid wordt «artikel 18, eerste lid,» vervangen door: artikel 106g, eerste lid,.

K

In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De benaming van artikel 18 wordt vervangen door: (vervallen).

2. In titel IV wordt na artikel 106e ingevoegd:

Afdeling 6B. Onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 106f. Plan inzake onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 106g. Onderwijs in allochtone levende talen

Artikel 106h. Gemeentelijke middelen

Artikel 106i. Rekening en verantwoording gemeente

Artikel 106j. Inlichtingenplicht en inhouding middelen

Artikel 106k. Deugdelijkheidsaspecten van en toezicht op onderwijs in allochtone levende talen door rechtspersonen als bedoeld in artikel 106f, vierde lid.

ARTIKEL III. OVERGANGSBEPALING TOEDELING GEMEENTELIJKE MIDDELEN

  • 1. In afwijking van de artikelen 110i van de Wet op het basisonderwijs en 106h van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ontvangt iedere gemeente, voor zover die daarvoor in aanmerking komt op grond van dit artikel, met ingang van 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, voor een periode van vier jaar een specifieke uitkering ten behoeve van onderwijs in allochtone levende talen. De uitkering wordt per jaar verstrekt.

  • 2. De specifieke uitkering is opgebouwd uit:

    a. een bedrag dat overeenkomt met de gemiddelde personele lasten van de formatieplaatsen die ten behoeve van het onderwijs in eigen taal en cultuur in het daaraan voorafgaande schooljaar aan de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs en scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs beschikbaar zijn gesteld,

    b. het bedrag van de vergoeding van de kosten voor de materiële instandhouding waarop de in de desbetreffende gemeente gelegen scholen voor basisonderwijs en scholen als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs ten behoeve van het onderwijs in eigen taal en cultuur voor het jaar, waarin voor de eerste maal sprake zal kunnen zijn van onderwijs in allochtone levende talen, aanspraak zouden hebben kunnen maken, en

    c. een bedrag waarvoor bij algemene maatregel van bestuur de criteria worden vastgesteld op grond waarvan een gemeente er voor in aanmerking komt, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan.

  • 3. De specifieke uitkering kan jaarlijks worden gewijzigd indien de toestand van 's Rijks kas dat noodzakelijk maakt.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven voor de toepassing van dit artikel.

ARTIKEL IV. OVERGANGSBEPALING INWERKINGTREDING AWB DERDE TRANCHE

  • 1. In de artikelen 110g, achtste lid, van de Wet op het basisonderwijs en 106f, achtste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze luiden of komen te luiden ingevolge deze wet, vervalt bij de inwerkingtreding van de wet van 20 juni 1996, Stb. 333, tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) de zin: Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In de artikelen 110k, eerste lid, van de van de Wet op het basisonderwijs en 106j, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze luiden of komen te luiden ingevolge deze wet, worden bij de inwerkingtreding van de wet van 20 juni 1996, Stb. 333, tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) de volgende wijzigingen aangebracht:

    a. Vóór de huidige tekst wordt een nieuwe volzin opgenomen, luidende:

    Het toezicht op het onderwijs in allochtone levende talen in de gemeente is opgedragen aan het gemeentebestuur.

    b. De zinsnede «, voor het toezicht» vervalt.

ARTIKEL V. OVERGANGSBEPALING BEZWAAR EN BEROEP

Op bezwaar en beroep met betrekking tot de toepassing van de artikelen 10, 100, derde lid, en 116 van de Wet op het basisonderwijs en 18, 97, derde lid, en 111 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, ingesteld voor 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, of ingesteld na die datum 1 augustus doch binnen de bezwaartermijn onderscheidenlijk de beroepstermijn, dan wel ingesteld na die datum en na afloop van de termijn voor zover daarbij artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, blijven de op de dag vóór de in deze volzin bedoelde datum 1 augustus geldende voorschriften van toepassing.

ARTIKEL VI. OVERGANGSBEPALING HANDHAVEN OUDE VOORSCHRIFTEN

De artikelen 10, 100, derde lid, en 116 van de Wet op het basisonderwijs en 18, 97, derde lid, en 111 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs blijven van toepassing op de tijdvakken waarvoor zij gelding hadden.

ARTIKEL VII. OVERGANGSBEPALING MEETELLEN VAN AAN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN BESTEDE TIJD

Indien in het schooljaar, voorafgaande aan de inwerkingtreding van de artikelen I, onderdeel C, en II, onderdeel C, van deze wet, op een school onderwijs in eigen taal en cultuur als bedoeld in artikel 10 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 18 van Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs wordt gegeven, worden in het daarop volgende schooljaar, in afwijking van artikel 110h, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs, onderscheidenlijk artikel 106g van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, van de tijd die wordt besteed aan het onderwijs in allochtone levende talen, ten hoogste 50 uren meegeteld voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 11, vijfde lid, van de Wet op het basisonderwijs, onderscheidenlijk artikel 19, zevende lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, ten minste moeten ontvangen.

ARTIKEL VIII. EERSTE VASTSTELLING PLAN INZAKE ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN

Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen of een besluit omtrent de verdeling van middelen indien wordt afgezien van vaststelling van het plan, bedoeld in de artikelen 110g van de Wet op het basisonderwijs en 106f van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, wordt voor de eerste maal vastgesteld vóór 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

ARTIKEL IX. MINISTERIËLE REGELING VOOR INVOERING VAN DE WET

Voor zover deze wet daarin niet voorziet, alsmede indien nodig in afwijking van het bij en krachtens deze wet bepaalde, kunnen tot en met het schooljaar volgend op de inwerkingtreding van deze wet bij ministeriële regeling regels worden gesteld ten behoeve van een goede invoering van de door deze wet gewijzigde of toegevoegde bepalingen van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Ten behoeve van de goede invoering van de in de eerste volzin bedoelde gewijzigde of toegevoegde bepalingen kan bij ministeriële regeling tot en met het schooljaar volgend op de inwerkingtreding van deze wet eveneens worden afgeweken van het overigens bepaalde bij en krachtens de in die volzin genoemde wetten.

ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE WET GEMEENTELIJK ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID

De wet van 15 mei 1997, Stb. 237, tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid wordt gewijzigd als volgt:

1. Artikel VIII komt te luiden:

ARTIKEL VIII. OVERGANGSBEPALING INWERKINGTREDING AWB DERDE TRANCHE

  • 1. In de artikelen 110b, tiende lid, van de Wet op het basisonderwijs, 106b, tiende lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 118b, tiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luiden of komen te luiden ingevolge deze wet, vervalt bij de inwerkingtreding van de wet van 20 juni 1996, Stb. 333, tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) de zin: Artikel 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In de artikelen 110f, eerste lid, van de van de Wet op het basisonderwijs, 106e, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en 118f, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luiden of komen te luiden ingevolge deze wet, worden bij de inwerkingtreding van de wet van 20 juni 1996, Stb. 333, tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) de volgende wijzigingen aangebracht:

    a. Vóór de huidige tekst wordt een nieuwe volzin opgenomen, luidende: Het toezicht op het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid in de gemeente is opgedragen aan het gemeentebestuur.

    b. De zinsnede «, voor het toezicht» vervalt.

2. Het derde lid van artikel IX vervalt.

3. In artikel X wordt «tot een jaar na de inwerkingtreding van deze wet» telkens vervangen door: tot en met het schooljaar volgend op de inwerkingtreding van deze wet.

4. Artikel XII komt te luiden:

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 december 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Kamerstukken 25 176) tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt deze wet op hetzelfde tijdstip in werking, met dien verstande dat

a. besluiten over het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, gebaseerd op deze wet, voor het eerst betrekking hebben op de periode vanaf 1 augustus 1998,

b. de voorschriften die ingevolge de artikelen I tot en met IV van deze wet worden gewijzigd en zoals die golden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing blijven tot 1 augustus 1998, en

c. de artikelen IX, X en XI terugwerken tot en met 20 juni 1997.

ARTIKEL XI. NADERE WIJZIGING WBO, ISOVSO EN WVO

1. Aan artikel 110f van de Wet op het basisonderwijs, zoals dit luidt of komt te luiden ingevolge de Wet van 15 mei 1997, Stb. 237, tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Indien Onze Minister toepassing geeft aan het vierde lid in verband met een besluit van het gemeentebestuur dat leidt tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 105, derde lid, met betrekking tot een niet door de gemeente in stand gehouden school als gevolg van dat besluit van het gemeentebestuur heeft ingewilligd, vergoedt Onze Minister aan deze rechtspersoon de als gevolg van die inwilliging gemaakte kosten van werkloosheidsuitkeringen.

2. Aan artikel 106e van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs, zoals dit luidt of komt te luiden ingevolge de Wet van 15 mei 1997, Stb. 237, tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Indien Onze Minister toepassing geeft aan het vierde lid in verband met een besluit van het gemeentebestuur dat leidt tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 102, derde lid, met betrekking tot een niet door de gemeente in stand gehouden school als gevolg van dat besluit van het gemeentebestuur heeft ingewilligd, vergoedt Onze Minister aan deze rechtspersoon de als gevolg van die inwilliging gemaakte kosten van werkloosheidsuitkeringen.

3. Aan artikel 118f van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dit luidt of komt te luiden ingevolge de Wet van 15 mei 1997, Stb. 237, tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

  • 5. Indien Onze Minister toepassing geeft aan het vierde lid in verband met een besluit van het gemeentebestuur dat leidt tot kosten van uitkeringen krachtens het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel en de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 96o, derde lid, met betrekking tot een niet door de gemeente in stand gehouden school als gevolg van dat besluit van het gemeentebestuur heeft ingewilligd, vergoedt Onze Minister aan deze rechtspersoon de als gevolg van die inwilliging gemaakte kosten van werkloosheidsuitkeringen.

ARTIKEL XII. DE MONITORING VAN DE WETGEVING VOOR HET ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen draagt zorg voor de monitoring van de in deze wet opgenomen wetgeving voor het onderwijs in allochtone levende talen.

ARTIKEL XIII. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze wet treedt met uitzondering van de artikelen I, onderdelen C, E, J en K, eerste lid, en II, onderdelen C, E, J en K, eerste lid, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat

    a. besluiten over het onderwijs in allochtone levende talen voor het eerst betrekking hebben op de periode vanaf 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en

    b. artikel X vervalt indien deze wet op of na 1 augustus 1998 in het Staatsblad wordt geplaatst.

  • 2. De artikelen I, onderdelen C, E, J en K, eerste lid, en II, onderdelen C, E, J en K, eerste lid, treden in werking op 1 augustus volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 5 maart 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager


XNoot
1

Stb. 1994, 620, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 794.

XNoot
2

Stb. 1994, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1997, Stb. 776.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1996/97, 1997/98, 25 176.

Handelingen II 1997/98, blz. 2276–2299; 2398–2409; 2442–2444.

Kamerstukken I 1997/98, 25 176 (167, 167a, 167b, 167c, 167d, 167e).

Handelingen I 1997/98, zie vergadering d.d. 3 maart 1998.

Naar boven