Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Algemene Zaken | Staatsblad 1996, 366 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Algemene Zaken | Staatsblad 1996, 366 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ingevolge de inwerkingtreding van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden noodzakelijk is de wettelijke bepalingen voor buitengewone omstandigheden te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De >Wet bescherming staatsgeheimen1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel II, tweede lid, wordt de zinsnede «buiten tijd van oorlog in de zin van artikel III» vervangen door: buiten de in artikel III, eerste lid, bedoelde buitengewone omstandigheden.
Artikel III wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel III A in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Noodwet rechtspleging2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2 tot en met 14 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 13 worden de woorden «bijzondere omstandigheden» vervangen door: buitengewone omstandigheden.
Artikel 17, eerste lid, komt te luiden:
1. In geval op grond van artikel 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, kan Onze Minister van Justitie verklaren dat in door hem aan te wijzen gedeelten van Nederland de burgerlijke rechter geacht wordt niet in staat te zijn van strafbare feiten kennis te nemen.
Artikel 50 van de Vreemdelingenwet3 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 50a in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Wet verplaatsing bevolking4 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1 wordt de zinsnede «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Oorlog gezamenlijk» vervangen door: Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Defensie gezamenlijk.
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2a, 2b, 2c, 2e, 3, 4, 5, eerste lid, 6, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, gezamenlijk of afzonderlijk in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Na artikel 2 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
Onze Ministers kunnen verplaatsing van de bevolking gelasten in het belang van haar veiligheid, van de instandhouding van het maatschappelijk leven of van de uitoefening van de taak van de krijgsmacht.
Onze Commissaris in de provincie of de burgemeester kunnen krachtens een algemene of bijzondere machtiging van Onze Ministers in het belang van de veiligheid van de bevolking of van de instandhouding van het maatschappelijk leven verplaatsing van bevolking gelasten.
Deze wet is tevens van toepassing op volksverplaatsingen op grote schaal, welke niet het gevolg zijn van een last tot verplaatsing.
Indien artikel 2a of 2b wordt toegepast in geval van rampen, alsmede van dreigend gevaar voor het ontstaan daarvan, treedt Onze Minister van Binnenlandse Zaken in de bevoegdheden, welke deze wet aan Onze Ministers toekent.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorlopige voorzieningen worden getroffen, welke naar Ons oordeel in verband met de verplaatsing van bevolking noodzakelijk zijn. In bedoelde voorzieningen kan van de bevoegdheden die in andere wettelijke bepalingen aan andere overheidsorganen zijn toegekend, worden afgeweken.
In artikel 4, eerste lid, wordt de zinsnede «belast met de uitvoering van een krachtens artikel 2 gelaste verplaatsing van bevolking» vervangen door: belast met de uitvoering van een krachtens artikel 2a of artikel 2b gelaste verplaatsing van bevolking.
De Brandweerwet 19855 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, tweede lid, ten eerste, onderdeel f wordt de zinsnede «het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in buitengewone omstandigheden.
In artikel 5, eerste lid, wordt de zinsnede «in het kader van de rampenbestrijding in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in het kader van de rampenbestrijding in buitengewone omstandigheden.
De Rampenwet6 wordt als volgt gewijzigd:
Het opschrift van Hoofdstuk V wordt vervangen door: Bijzondere bepalingen met betrekking tot de rampenbestrijding in buitengewone omstandigheden alsmede de voorbereiding daarop.
In artikel 19, eerste lid, wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in buitengewone omstandigheden.
In artikel 20 wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in buitengewone omstandigheden.
Artikel 21 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 22 tot en met 24 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 10 wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
In artikel 19, eerste lid, wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 1 van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders8 wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b, onder 1°, worden de woorden «nadat een besluit als bedoeld in artikel 21 van de Rampenwet (Stb. 1985, 88) in werking is getreden» vervangen door: nadat de artikelen 22 tot en met 24 van de Rampenwet in werking zijn gesteld.
b. In onderdeel b, onder 2°, wordt de zinssnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
De Noodwet financieel verkeer9 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onder g ten eerste, wordt de zinsnede «krachtens artikel 20 van de Oorlogswet voor Nederland» vervangen door: krachtens artikel 16 van de Oorlogswet voor Nederland.
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 3 tot en met 32 gezamenlijk of afzonderlijk in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 74 van de Comptabiliteitswet10 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 74a in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 1 van de Wet Militaire Inundatiën11 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 1 a, 2 en 3 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Dienstplichtwet12 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, wordt onderdeel a vervangen door: a. onder «Onze Minister» Onze Minister van Defensie.
In artikel 24, eerste lid, wordt in onderdeel b de zinsnede «geen behoefte bestaat aan het vervullen van werkelijke dienst buiten de gevallen van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: alleen behoefte bestaat aan het vervullen van werkelijke dienst in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt onderdeel c vervangen door: c. in geval van buitengewone omstandigheden.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
Onder vernummering van artikel 30 tot artikel 30a, wordt een nieuw artikel 30 ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 30a, eerste lid, en 43 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 30a, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst oproepen voor zover dat nodig is ter uitvoering van de militaire taak.
In artikel 34, tweede lid, wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden» vervangen door: op grond van artikel 30a, eerste lid,.
Artikel 43 komt te luiden:
De Inkwartieringswet13 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 5a ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 28, 29 en 35 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In het opschrift van hoofdstuk II alsmede in artikel 6, eerste lid, wordt «in de tijd van vrede» vervangen door: anders dan in buitengewone omstandigheden.
Het opschrift van hoofdstuk III komt te luiden: De voorziening in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën in geval van buitengewone omstandigheden, alsmede de voorbereiding van die voorziening.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De door Onze Minister aangewezen officieren van de krijgsmacht van het Koninkrijk zijn bevoegd, met inachtneming van de regels, gesteld door de daartoe aangewezen militaire autoriteit, te voorzien in de behoeften aan inkwartiering, onderhoud, transporten en leverantiën, hetzij door vordering, hetzij in spoedeisende gevallen door ingebruik- of ineigendomneming. Van deze voorzieningen wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk bewijs verstrekt.
2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
3. In het vierde lid vervallen de woorden «of vierde».
Artikel 27, tweede lid, komt te luiden:
2. De bepalingen van hoofdstuk II zijn op deze aanvraag van toepassing met dien verstande dat de vordering van leverantiën niet beperkt is tot de in artikel 27 bedoelde omstandigheden.
De aanhef van artikel 30 wordt vervangen door:
Ten aanzien van gebouwen en terreinen, waarvan te voorzien is dat deze op grond van artikel 28, eerste lid, ter voorziening in de behoeften aan inkwartiering en onderhoud, gevorderd zullen worden, kan Onze Minister de volgende voorbereidende maatregelen nemen:.
Artikel 35, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan een algemene vordering van leverantiën tot de inwoners richten ter noodzakelijke voorziening in de behoeften van de zee-, land- en luchtstrijdkrachten van het Koninkrijk en van de verdedigingswerken, waarin niet op andere wijze kan worden voorzien.
De aanhef van artikel 36 wordt vervangen door:
Ten aanzien van goederen, welke in aanmerking komen voor de vordering krachtens artikel 35, kan Onze Minister de volgende voorbereidende maatregelen nemen:.
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «In geval Nederland in staat van oorlog of in staat van beleg is verklaard,» vervangen door: Ingeval de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd,.
2. In het derde lid wordt «Behalve in gebieden, die in staat van oorlog of in staat van beleg verkeren,» vervangen door: Behalve ingeval de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd,.
In artikel 48 vervallen het tweede en het derde lid, benevens de aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid.
In artikel 51, tweede lid, wordt «In geval Nederland in staat van oorlog of in staat van beleg is verklaard,» vervangen door: Ingeval de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd,.
Artikel 53, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten wordt begaan, terwijl de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, wordt de in het eerste lid bedreigde gevangenisstraf verdubbeld.
Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten wordt begaan, terwijl de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, wordt de in het eerste lid bedreigde gevangenisstraf verdubbeld.
Artikel 55, tweede lid, komt te luiden:
2. Ingeval de artikelen 28, 29 en 35 in werking zijn gesteld, is het eerste lid ook van toepassing ten opzichte van niet openbare wegen.
Artikel 4, eerste lid, van de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 198514 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. om in geval van buitengewone omstandigheden buitengewoon in werkelijke dienst te komen of te blijven, zolang de minister dit vanwege die buitengewone omstandigheden nodig oordeelt;
2. In onderdeel b vervallen de woorden: «in tijd van vrede».
De Wet gewetensbezwaren militaire dienst15 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, eerste lid, komt de omschrijving van «buitengewone vervangende dienst» te luiden: de vervangende dienst, welke vervuld wordt in geval van buitengewone omstandigheden, voor zover deze niet is gewone vervangende dienst;.
De onteigeningswet16 wordt als volgt gewijzigd:
Het opschrift van titel III komt te luiden: Over onteigening in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Wanneer in geval van brand of watersnood, ogenblikkelijke inbezitneming volstrekt noodzakelijk geacht wordt, kan deze op last van de hoogste burgerlijke overheid, ter plaatse aanwezig, geschieden.
2. Voor het tweede lid wordt het cijfer 2. geplaatst.
3. Het derde lid vervalt.
Het vierde, vijfde en zesde lid worden vernummerd tot derde, vierde en vijfde lid.
Artikel 76a wordt vervangen door drie artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 76a bis tot en met 76f bis in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
1. Wanneer ogenblikkelijke inbezitneming volstrekt noodzakelijk geacht wordt, kan deze op last van de hoogste militaire autoriteit, ter plaatse aanwezig, geschieden onder zo spoedig mogelijke afgifte van een schriftelijk bewijsstuk van de inbezitneming.
2. Op de in het eerste lid bedoelde inbezitneming is het bepaalde in artikel 73, ten aanzien van de eigendomsovergang en de overschrijving in de openbare registers, van overeenkomstige toepassing.
1. Door of op last van de burgemeesters kunnen, na bijzondere of algemene machtiging van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onderscheidenlijk Onze Minister van Economische Zaken, levensmiddelen, grondstoffen van levensmiddelen onderscheidenlijk huishoudelijke artikelen en brandstoffen onmiddellijk in bezit worden genomen onder zo spoedig mogelijke afgifte van een schriftelijk bewijsstuk van de inbezitneming.
2. De op grond van het eerste lid in bezit genomen waren worden onverwijld, op door de burgemeester te bepalen wijze, ter beschikking gesteld ten behoeve van de bevolking van de gemeente of van aldaar bestaande bedrijven, tegen prijzen, die niet te boven gaan de daarvoor door Onze voornoemde Minister bepaalde bedragen.
3. De schadeloosstelling, voor de in bezit genomen waren door de gemeente te bepalen, wordt door twee schatters, elk afzonderlijk, geschat, en een bon voor het gemiddelde van die twee schattingen wordt aan de vroegere houder van de waren gegeven.
4. Het bedrag van deze bonnen wordt als verplichte uitgave van de gemeente aangemerkt en zo spoedig mogelijk uitbetaald.
5. De schatters worden door Onze voornoemde Minister of, ingevolge diens bijzondere of algemene machtiging, door de burgemeester benoemd.
6. Artikel 75 is van toepassing.
Artikel 76f komt te luiden:
In geval, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, geschieden de machtigingen, bedoeld in artikel 76a ter, eerste lid, niet dan na overleg met het militair gezag.
Artikel 76f bis komt te luiden:
1. Door of op last van de burgemeesters kunnen, na algemene of bijzondere machtiging van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, in de gemeente aanwezige verbruiksartikelen, bestemd voor bescherming en ontsmetting in het belang van de bestrijding van rampen, van de beperking van de onmiddellijke gevolgen daarvan alsmede van de voorbereiding op deze bestrijding en beperking, onmiddellijk in bezit worden genomen onder zo spoedig mogelijke afgifte van een schriftelijk bewijsstuk van de inbezitneming.
2. De artikelen 76a ter, derde lid tot en met zesde lid, 76b, 76c, 76e en 76f vinden overeenkomstige toepassing.
Artikel 14a, eerste lid, van de Waterleidingwet17 komt te luiden:
1. De eigenaar van een waterleidingbedrijf is gehouden maatregelen te treffen, die de instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening in buitengewone omstandigheden zoveel mogelijk waarborgen.
Artikel 50, derde lid, van de Wet bodembescherming18 komt te luiden:
3. De Vorderingswet 1962 is van toepassing, met dien verstande dat de artikelen 3, 3a, 5, 9, derde lid, en 13, derde lid, tweede volzin, buiten toepassing blijven.
De Woningwet19 wordt als volgt gewijzigd:
Het opschrift van hoofdstuk VII wordt vervangen door: Voorzieningen in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 101 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 101a, 102, en 103 gezamenlijk in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Indien schaarste dreigt te ontstaan dan wel bestaat aan arbeidskrachten, geldmiddelen of materialen, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, zo nodig in afwijking van de in de hoofdstukken III, IV en V vervatte bepalingen, voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van die bepalingen.
De Spoorwegwet20 wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van artikel 17 tot 17a, wordt een nieuw artikel 17 ingevoegd, luidende:
Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 17a, 18, 19, 23, 24 en 50, tweede alinea, in werking worden gesteld.
Wanneer het in de eerste alinea bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge de eerste alinea in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge de eerste alinea in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
Het besluit, bedoeld in de eerste, derde en vierde alinea, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
Het besluit, bedoeld in de eerste, derde en vierde alinea, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 17a worden de woorden «door Ons» vervangen door: door de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 23 komt te luiden:
De Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd bevel te geven tot gehele of gedeeltelijke onbruikbaarmaking van de baan en de daarop aanwezige bruggen, telegraaflijnen en seintoestellen.
Indien op grond van de eerste alinea onbruikbaarmaking heeft plaatsgevonden, wordt de spoorweg, zo spoedig als het staatsbelang zulks gedoogt, op bevel van de Minister van Verkeer en Waterstaat en op kosten van het Rijk in de vorige toestand hersteld.
Artikel 24 komt te luiden:
Indien de Minister van Verkeer en Waterstaat staking van de dienst beveelt vanuit het oogpunt van belangen van 's lands verdediging, kan hij tevens bepalen dat alle locomotieven, tenders, rijtuigen, wagens en ander materieel van de spoorweg worden verwijderd.
In het geval, bedoeld in de eerste alinea, wijst de Minister van Defensie de plaats of plaatsen aan waarheen dat materieel moet worden vervoerd.
Artikel 50, tweede lid, komt te luiden:
Indien het gebruik voor 's Rijks dienst, als bedoeld in de eerste alinea, nodig is in het belang van 's lands verdediging, kan de bedoelde vordering geschieden door de Minister van Defensie.
De Wet behoud scheepsruimte 193921 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 1 wordt een nieuw artikel 1a ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2, 3, 4 en 8 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Luchtvaartwet22 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 57 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 57a, 58, 59 en 61 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 58, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister van Defensie is, onverminderd de bevoegdheden bij andere wetten verleend, bevoegd in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, ten behoeve van de krijgsmacht de terbeschikkingstelling te vorderen van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen met bijbehorende gebouwen en inrichtingen alsmede van de zich in die gebouwen en inrichtingen bevindende roerende goederen.
De aanhef van artikel 59 wordt vervangen door:
Onze Minister van Defensie is, onverminderd de bevoegdheden bij andere wetten verleend, bevoegd in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 61, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister van Defensie is bevoegd, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, opdrachten te geven aan personen die in het bezit zijn van een ingevolge deze wet uitgereikt bewijs van bevoegdheid alsmede aan personen, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van personeel dat werkzaam is ten behoeve van de luchtvaart.
De Vervoersnoodwet23 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 8 tot en met 15 en artikel 17 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 3 wordt de zinsnede «Zolang voor enig gedeelte van Nederland de staat van oorlog of staat van beleg geldt» vervangen door: Zolang op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
In artikel 5, eerste lid, worden de woorden «Hoofdstuk III in werking is» vervangen door: de artikelen 8 tot en met 15 in werking zijn.
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden de woorden «Hoofdstuk III in werking is» vervangen door: de artikelen 8 tot en met 15 in werking zijn.
2. In het vijfde lid worden de woorden «Indien gedurende de tijd dat voor enig gedeelte van Nederland de staat van oorlog of de staat van beleg geldt» vervangen door: Indien gedurende de tijd dat voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
In artikel 21, derde lid, worden de woorden «waarvoor de staat van oorlog of staat van beleg geldt» vervangen door: waarvoor, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
In artikel 27 worden de woorden «in Hoofdstuk III en IV» vervangen door: in de artikelen 8 tot en met 17.
De Havennoodwet24 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 6 tot en met 12 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 3 wordt in de eerste volzin de zinsnede «Zolang voor enig gedeelte van Nederland de staat van oorlog of staat van beleg geldt» vervangen door: Zolang voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
In artikel 5, vijfde lid, wordt de zinsnede «Indien gedurende de tijd dat voor enig gedeelte van Nederland de staat van oorlog of de staat van beleg geldt» vervangen door: Indien gedurende de tijd dat voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
In artikel 17, derde lid, wordt de zinsnede «waarvoor de staat van oorlog of staat van beleg geldt» vervangen door: waarvoor, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 juli 1993 ingediende voorstel van wet houdende regels voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Wet vervoer gevaarlijke stoffen, 23 250)25 tot wet wordt verheven, komen de artikelen 60 en 61 van deze wet te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 61 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij het in het eerste lid bedoelde besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het in het eerste, derde en vierde lid bedoelde besluit wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Vaarplichtwet26 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 2a, 10, 11, 16, 17, 18 en 20 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 56 van de Binnenschepenwet27 wordt vervangen door twee nieuwe artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 56a in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Scheepvaartverkeerswet28 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 37 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 38 geheel of gedeeltelijk in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 39, eerste lid, komt te luiden:
1. Het bij of krachtens de Oorlogswet voor Nederland aangewezen militair gezag is bevoegd om indien de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd, met betrekking tot de ordening van het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen regels te stellen in afwijking van hetgeen is bepaald bij of krachtens deze wet en van hetgeen door besturen van andere openbare lichamen dan het Rijk is bepaald bij of krachtens verordeningen die betrekking hebben op de ordening van het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen, voorzover zulks met het oog op de uitvoering van de militaire taak ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid noodzakelijk is.
De Loodsenwet29 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 50 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 52 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 52, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd aanwijzingen te geven aan de registerloodsen met betrekking tot de beschikbaarheid voor het verrichten van de in artikel 2, eerste en tweede lid, bedoelde diensten en het verrichten van die diensten alsmede aan de organen van de corporatie en de regionale corporaties met betrekking tot het verzorgen van de hun bij of krachtens deze wet opgedragen taken ten aanzien van de door de registerloodsen te verlenen diensten.
Artikel 53 komt te luiden:
Het bij of krachtens de Oorlogswet voor Nederland aangewezen militair gezag is bevoegd om indien de beperkte of de algemene noodtoestand is afgekondigd, in afwijking van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet, regels te stellen met betrekking tot de beschikbaarheid van registerloodsen voor het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, en het door registerloodsen verrichten van die diensten, alsmede met betrekking tot het door de organen van de corporatie en de regionale corporaties verzorgen van de hun bij of krachtens deze wet opgedragen taken ten aanzien van de door de registerloodsen te verlenen diensten, voor zover zulks met het oog op de uitvoering van de militaire taak ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid noodzakelijk is.
De Wet op de telecommunicatievoorzieningen30 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 55 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een deel daarvan de artikelen 57, eerste tot en met derde lid, en 58, eerste en tweede lid, in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 56 komt te luiden:
In geval voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van de artikelen 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, oefent Onze Minister de in de artikelen 57, eerste lid, en 58, eerste lid, bedoelde bevoegdheden uit in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot tweede, derde en vierde lid.
2. In het tweede, derde en vierde lid vervallen de woorden «en tweede».
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
2. In het tweede lid vervallen de woorden «en tweede».
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Bij toepassing van artikel 19 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361)» vervangen door: Bij toepassing van artikel 14 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Bij toepassing van artikel 45 van de Oorlogswet voor Nederland» vervangen door: Bij toepassing van artikel 31 van de Oorlogswet voor Nederland.
De Postwet31 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 19 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een deel daarvan artikel 21, eerste tot en met vierde lid, in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 20 komt te luiden:
In geval voor Nederland of een gedeelte daarvan, op grond van de artikelen 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, oefent Onze Minister de in artikel 21, eerste lid, bedoelde bevoegdheid uit in overeenstemming met Onze Minister van Defensie.
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde, vierde, vijfde en zesde lid tot tweede, derde, vierde en vijfde lid.
2. In het tweede, derde, vierde en vijfde lid vervallen de woorden «en tweede».
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Bij toepassing van artikel 19 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361)» vervangen door: Bij toepassing van artikel 14 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Bij toepassing van artikel 45 van de Oorlogswet voor Nederland» vervangen door: Bij toepassing van artikel 31 van de Oorlogswet voor Nederland.
De Wet rijonderricht motorrijtuigen 199332 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 8 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 8b in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De artikelen 50 tot en met 53 van de Wet Luchtverkeer33 worden vervangen door vijf nieuwe artikelen luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de artikelen 51 of 51a en 52 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Het bij of krachtens de hoofdstukken II en III van deze wet bepaalde geldt niet ten aanzien van de luchtvaartuigen, in gebruik ten behoeve van de defensie, en de leden hunner bemanning.
1. De in de artikelen 51 en 51a bedoelde aanwijzingen worden niet gegeven dan in overeenstemming met de minister die het mede aangaat.
2. Indien de LVB-organisatie door het uitvoeren van de in de artikelen 51 en 51a bedoelde aanwijzingen financieel nadeel ondervindt, ontvangt hij een naar billijkheid te bepalen vergoeding.
De Wegenverkeerswet 199434 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2b wordt een nieuw artikel 3 ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 4, derde en vierde lid, in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld; buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 4, vijfde lid komt te luiden:
5. In geval van de beperkte of de algemene noodtoestand is het militair gezag bevoegd voor het gebied waarvoor op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, regels vast te stellen inzake het verkeer op de weg, afwijkende van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van provinciale en plaatselijke verordeningen, alsmede van de in het tweede lid bedoelde, bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels, voor zoveel dat door het gezag ter uitvoering van de militaire taak ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid nodig wordt geacht.
De Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding 193935 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2, eerste lid, wordt de zinsnede «ter voorbereiding van de voorziening in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden vervangen door: ter voorbereiding van de voorziening in geval van buitengewone omstandigheden.
In artikel 5. eerste lid, wordt in onderdeel c de zinsnede «de voorbereiding van de aanpassing in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden» vervangen door: de voorbereiding van de aanpassing in geval van buitengewone omstandigheden.
De Distributiewet 193936 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voor zover zij onverenigbaar zijn met maatregelen, ten behoeve van de landsverdediging genomen krachtens:
a. de Spoorwegwet;
b. de Wet militaire inundatiën;
c. de Onteigeningswet:
d. de Oorlogswet voor Nederland:
e. de Inkwartieringswet;
f. de Luchtvaartwet;
g. de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;
h. de Wegenverkeerswet 1994.
In artikel 24 worden het tweede tot en met het zesde lid vervangen door de volgende leden:
2. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de overige bepalingen in werking worden gesteld.
3. Wanneer het in het tweede lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
4. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het tweede lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
5. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het tweede lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
6. Het besluit, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
7. Het besluit, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Wet van 10 juli 1952 (Stb. 407)37 ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden wordt als volgt gewijzigd:
De aanhef van artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
Ieder van Onze Ministers is, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen in geval van buitengewone omstandigheden, bevoegd aan de rechthebbende bij algemeen of bijzonder bevel te gelasten:
Artikel 2a, eerste lid, komt te luiden:
Ieder van Onze Ministers is, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is in het belang van de voorbereiding of de nakoming van bevelen als in artikel 2, eerste lid, bedoeld, bevoegd aan de rechthebbende bij algemeen of bijzonder bevel te gelasten om een goed tot het ondergaan van een onderzoek naar zijn toestand of geschiktheid tijdelijk ter beschikking te stellen van degene die het bevel geeft.
De Hamsterwet38 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een gedeelte daarvan de artikelen 3 tot en met 5 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 3 van de Vorderingswet 196239 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 3 a in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 2 van de Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «artikel 24, tweede en derde lid, van de Distributiewet 1939 (Stb. 633)» vervangen door: artikel 24, tweede, zesde en zevende lid, van de Distributiewet 1939.
2. In het tweede lid wordt de zinsnede «artikel 24, vierde lid, van de Distributiewet 1939» vervangen door: artikel 24, derde lid, van de Distributiewet 1939.
De Prijzennoodwet41 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2 vervalt de zinsnede «behoudens in geval van toepassing van artikel 4» en vervallen de komma's waartussen deze zinsnede is geplaatst.
Artikel 3 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een gedeelte daarvan de artikelen 5 tot en met 15 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Bodemproductiewet 193942 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
De maatregelen, krachtens deze wet genomen, blijven zonder gevolg, voorzover zij onverenigbaar zijn met maatregelen, ten behoeve van de landsverdediging genomen krachtens:
a. de Spoorwegwet;
b. de Wet Militaire Inundatiën;
c. de Onteigeningswet;
d. de Oorlogswet voor Nederland;
e. de Inkwartieringswet;
f. de Luchtvaartwet;
g. de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;
h. de Wegenverkeerswet 1994.
In artikel 17 worden het tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid vervangen door de volgende leden:
2. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de overige artikelen in werking worden gesteld.
3. Wanneer het in het tweede lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
4. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het tweede lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
5. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden bepalingen die ingevolge het tweede lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
6. Het besluit, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
7. Het besluit, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Noodwet voedselvoorziening43 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, voor het gehele land of een gedeelte daarvan de artikelen 6 tot en met 14 in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Noodwet arbeidsvoorziening44 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, één of meer van de paragrafen van hoofdstuk II van deze wet in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde paragrafen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de paragrafen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de paragrafen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 3, tweede lid, wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 47 komt te luiden:
1. Indien door een besluit als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van deze wet dan wel bij een besluit als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de werking van paragraaf 1 of 2 van hoofdstuk II wordt beëindigd, kan bij dat besluit worden bepaald, dat ten aanzien van de arbeidsverhoudingen, waarvoor krachtens die paragraaf maatregelen van kracht zijn, het bij en krachtens die paragraaf bepaalde gedurende een bij dat besluit vast te stellen tijd van toepassing blijft.
2. Indien door een besluit, als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van deze wet dan wel bij een besluit als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de werking van paragraaf 3 of 4 van hoofdstuk II wordt beëindigd, kan bij dat besluit worden bepaald, dat ten aanzien van degenen die op grond van die paragraaf tot onmisbaar werknemer zijn verklaard, onderscheidenlijk een krachtens artikel 24 opgeroepen burgerdienstplichtige zijn, het bij en krachtens die paragraaf bepaalde gedurende een bij dat besluit vast te stellen tijd van toepassing blijft.
3. Indien door een besluit als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van deze wet dan wel bij een besluit als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de werking van paragraaf 5 van hoofdstuk II wordt beëindigd, kan bij dat besluit met betrekking tot, op grond van die paragraaf verleende, van kracht zijnde vrijstellingen en ontheffingen worden bepaald, dat deze te hunnen aanzien gedurende een bij dat besluit vast te stellen tijd van toepassing blijven.
De Noodwet geneeskundigen45 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 komt te luiden:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, één of meer van de paragrafen van hoofdstuk II van deze wet in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde paragrafen.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de paragrafen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, worden de paragrafen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
In artikel 4, tweede lid, wordt de zinsnede «in geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmee verband houdende buitengewone omstandigheden» vervangen door: in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 35 komt te luiden:
1. Indien door een besluit als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van deze wet dan wel bij een besluit als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de werking van een of meer der paragrafen 1 tot en met 3 van hoofdstuk II wordt beëindigd, kan bij dat besluit worden bepaald, dat met betrekking tot geneeskundigen en rechtsbetrekkingen, de krachtens die paragrafen genomen maatregelen en het bij en krachtens die paragrafen bepaalde gedurende een bij dat besluit vast te stellen tijd van toepassing blijven.
2. Indien door een besluit als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van deze wet dan wel bij een besluit als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid, en 8, tweede lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, de werking van paragraaf 4 van hoofdstuk II wordt beëindigd, kan bij dat besluit met betrekking tot, op grond van die paragraaf verleende, van kracht zijnde vrijstellingen en ontheffingen worden bepaald, dat deze te hunnen aanzien gedurende een bij dat besluit vast te stellen tijd van toepassing blijven.
De Mediawet46 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 173 wordt de zinsnede «op grond waarvan bij dreigend gevaar voor de openbare veiligheid of de volksgezondheid of in buitengewone omstandigheden» vervangen door: op grond waarvan in geval van buitengewone omstandigheden.
Artikel 174 komt te luiden:
1. Onze Minister-President is bevoegd in de algemene noodtoestand, na overleg met Onze Minister, regels te stellen ten aanzien van de inhoud van radio- en televisieprogramma's en het toezicht daarop. In die regels kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 134.
2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt onverwijld beëindigd zodra artikel 31, eerste lid, van de Oorlogswet voor Nederland in werking wordt gesteld.
Artikel 2 van de Warenwet47 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, artikel 2a in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
De Wet inzake bloedtransfusie48 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 41, derde lid, wordt vervangen door:
3. De in het eerste lid bedoelde handelingen zijn slechts toegestaan met betrekking tot bloed afkomstig van in actieve dienst zijnde leden van de Nederlandse krijgsmacht.
Na artikel 41 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kan, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister-President, artikel 41b in werking worden gesteld.
2. Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepaling.
3. Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
4. Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, wordt de bepaling die ingevolge het eerste lid in werking is gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
5. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
6. Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.
Artikel 10, tweede lid, van de Archiefwet 199549 komt te luiden:
2. Onze Minister-President kan regels stellen op grond waarvan in geval van buitengewone omstandigheden kan worden afgeweken van hetgeen in deze wet is bepaald met betrekking tot de vernietiging van archiefbescheiden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
W. Kok
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. F. Dijkstal
De Minister van Defensie,
J. J. C. Voorhoeve
Uitgegeven de negende juli 1996
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 791.
Handelingen II 1994/95, blz. 5833–5855; 5955.
Kamerstukken I 1995/96, 23 791 (30, 30a, 30b).
Handelingen I 1995/96, blz. 1387.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1996-366.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.