Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1995, 155 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 1995, 155 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, in verband met het terugdringen van de ten laste van het Rijk komende kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden in het onderwijs, gewenst is de werkloosheidsuitkeringen en herplaatsingswachtgelden in beginsel ten laste te doen komen van het bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs, voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor voortgezet onderwijs en voor beroepsonderwijs of volwasseneneducatie, alsmede van het bestuur van een landelijk orgaan en van een onderwijsverzorgingsinstelling;
dat het daartoe tevens gewenst is het bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs, voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor voortgezet onderwijs en voor beroepsonderwijs of volwasseneneducatie, alsmede het bestuur van een landelijk orgaan en van een onderwijsverzorgingsinstelling te doen deelnemen aan een participatiefonds;
dat het in verband met die verantwoordelijkheid voor de kosten van de werkloosheidsuitkeringen en herplaatsingswachtgelden en de instelling van dat participatiefonds wenselijk is de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 en de Wet op de onderwijsverzorging te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het basisonderwijs1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 20a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het opschrift vervallen de woorden «of bij een of meer scholen».
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bevoegd gezag benoemt de directeur en de adjunct-directeur, de leraren en het onderwijsondersteunend personeel in algemene dienst van het bevoegd gezag.
3. Het tweede en derde lid vervallen.
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In artikel 33 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag.
2. Het eerste lid, onderdeel i, vervalt.
3. Het tweede lid vervalt.
4. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In artikel 39 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag.
2. Het tweede lid, onderdeel i, vervalt.
3. Het derde lid vervalt.
4. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
In artikel 40, eerste lid, onderdeel i, vervallen de woorden «met een benoeming in algemene dienst als bedoeld in artikel 20a, eerste lid,».
Artikel 96d komt als volgt te luiden:
1. Aan de school worden in verband met de kosten van vervanging van personeel en de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden vergoedingen toegekend.
2. De omvang van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen bedraagt een jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de vergoeding van de salarissen, bedoeld in artikel 104, derde lid, onderdeel a.
Artikel 104, eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:
c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 96d, eerste lid.
In artikel 105 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met achtste lid.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Op de vergoeding worden eveneens in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. In het zevende lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.
In artikel 105a, eerste lid, wordt «artikel 105, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 105, eerste en vijfde lid.
In artikel 105d worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het tweede lid, eerste volzin, worden de woorden «als bedoeld in dat lid onder b en c» vervangen door: als bedoeld in dat lid onder b, c en h.
2. In het tweede lid, tweede volzin, worden de woorden «of de kosten voor materiële instandhouding» vervangen door «, de kosten voor materiële instandhouding of de kosten voor de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 48,» en worden de woorden «onderscheidenlijk als ontvangsten als bedoeld in dat lid onder e en f» vervangen door «e of f».
3. In het derde lid worden de woorden «in het eerste lid onder c, f en g» vervangen door: in het eerste lid onder c, f, g en h.
4. In het vierde lid, tweede volzin, worden de woorden «het eerste lid onder a en b» vervangen door: het eerste lid onder a, b, c en h.
5. In het achtste lid worden de woorden «en de kosten voor de materiële instandhouding van die school» vervangen door: , de nascholingskosten en de kosten voor de materiële instandhouding van die school, alsmede de door die school gemaakte kosten ten behoeve van de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 48.
Artikel 111a, vijfde lid, komt te luiden als volgt:
5. Op het bedrag dat ten behoeve van een bevoegd gezag beschikbaar wordt gesteld voor activiteiten die op grond van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst plaatsvinden, worden in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel dat met toepassing van dit artikel ten laste van 's Rijks kas aan de school van dat bevoegd gezag is benoemd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
In artikel 114a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. De rechtspersoon kan regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
Na artikel 114a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school is aangesloten bij een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel.
2. Het bevoegd gezag voldoet aan de rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden. Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 105, derde lid.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bevoegd gezag beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Na artikel 116b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 116b is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b.
2. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamheden van die rechtspersoon.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het opschrift van artikel 20a vervallen de woorden «of bij een of meer scholen».
2. Het opschrift van artikel 96d komt te luiden:
Artikel 96d. Grondslag vergoeding kosten van vervanging van personeel en van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
3. Na het opschrift van artikel 114a wordt ingevoegd:
Artikel 114b. Verplichte aansluiting bij rechtspersoon i.v.m. kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
4. Na het opschrift van artikel 116b wordt ingevoegd:
Artikel 116c. Ministeriële bevoegdheden t.a.v. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 114b; evaluatie
De Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs2 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 28a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het opschrift vervallen de woorden «of bij een of meer scholen».
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bevoegd gezag benoemt de directeur en de adjunct-directeur, de leraren en het onderwijsondersteunend personeel in algemene dienst van het bevoegd gezag.
3. Het tweede en derde lid vervallen.
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
5. In het tweede lid, tweede volzin, vervallen de woorden «in algemene dienst».
In artikel 43 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;.
2. Het eerste lid, onderdeel i, vervalt, onder verlettering van onderdeel j tot onderdeel i.
3. Het tweede lid vervalt.
4. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.
In artikel 48 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag;.
2. Het tweede lid, onderdeel i, vervalt, onder verlettering van onderdeel j tot onderdeel i.
3. Het derde lid vervalt.
4. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
In artikel 49, eerste lid, onderdeel i, vervallen de woorden «met een benoeming in algemene dienst als bedoeld in artikel 28a, eerste lid,».
Artikel 93e komt als volgt te luiden:
1. Aan de school worden in verband met de kosten van vervanging van personeel en de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden vergoedingen toegekend.
2. De omvang van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen bedraagt een jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de vergoeding van de salarissen, bedoeld in artikel 101, derde lid, onderdeel a.
Artikel 101, eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:
c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 93e, eerste lid.
In artikel 102 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met achtste lid.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Op de vergoeding worden eveneens in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. In het zevende lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.
In artikel 102a, eerste lid, wordt «artikel 102, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 102, eerste en vijfde lid.
In artikel 102d worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het tweede lid, eerste volzin, worden de woorden «als bedoeld in dat lid onder b en c» vervangen door: als bedoeld in dat lid onder b, c en h.
2. In het tweede lid, tweede volzin, worden de woorden «of de kosten voor materiële instandhouding» vervangen door «, de kosten voor materiële instandhouding of de kosten voor de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 56,» en worden de woorden «onderscheidenlijk als ontvangsten als bedoeld in dat lid onder e en f» vervangen door «e of f».
3. In het derde lid worden de woorden «in het eerste lid onder c, f en g» vervangen door: in het eerste lid onder c, f, g en h.
4. In het vierde lid, tweede volzin, worden de woorden «het eerste lid onder a en b» vervangen door: het eerste lid onder a, b, c en h.
5. In het achtste lid worden de woorden «en de kosten voor de materiële instandhouding van die school» vervangen door: , de nascholingskosten en de kosten voor de materiële instandhouding van die school, alsmede de door die school gemaakte kosten ten behoeve van de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 56.
Artikel 107a, vijfde lid, komt te luiden als volgt:
5. Op het bedrag dat ten behoeve van een bevoegd gezag beschikbaar wordt gesteld voor activiteiten die op grond van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst plaatsvinden, worden in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel dat met toepassing van dit artikel ten laste van 's Rijks kas aan de school van dat bevoegd gezag is benoemd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
In artikel 110a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. De rechtspersoon kan regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
Na artikel 110a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school is aangesloten bij een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel.
2. Het bevoegd gezag voldoet aan de rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden. Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 102, derde lid.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bevoegd gezag beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Na artikel 111a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 111a is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b.
2. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamheden van die rechtspersoon.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het opschrift van artikel 28a vervallen de woorden «of bij een of meer scholen».
2. Het opschrift van artikel 93e komt te luiden:
Artikel 93e. Grondslag vergoeding kosten van vervanging van personeel en van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
3. Na het opschrift van artikel 110a wordt ingevoegd:
Artikel 110b. Verplichte aansluiting bij rechtspersoon i.v.m. kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
4. Na het opschrift van artikel 111a wordt ingevoegd:
Artikel 111b. Ministeriële bevoegdheden t.a.v. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 110b; evaluatie
De Wet op het voortgezet onderwijs3 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 39a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het opschrift vervallen de woorden «of bij een of meer scholen».
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bevoegd gezag benoemt de rector, de directeur, de conrector en de adjunct-directeur, de centrale directie, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 39, eerste lid, in algemene dienst van het bevoegd gezag.
3. Het tweede en derde vervallen.
4. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 43a, eerste lid, onderdelen h en i, wordt vervangen door:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag.
Artikel 51, tweede lid, onderdelen h en i, wordt vervangen door:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag.
In artikel 52, eerste lid, onderdeel i, vervallen de woorden «met een benoeming in algemene dienst als bedoeld in artikel 39a, eerste lid,».
Artikel 84b komt als volgt te luiden:
1. Aan de in artikel 84, eerste lid, bedoelde scholen worden in verband met de kosten van vervanging van personeel en de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden vergoedingen toegekend.
2. De omvang van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen bedraagt een jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de vergoeding van de salarissen, bedoeld in artikel 85, onderdeel a.
In artikel 91 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding omvat mede een opslag in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden van het personeel dat een functie uitoefent of heeft uitgeoefend aan de desbetreffende school.
In artikel 95d worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding omvat mede een opslag in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden van het personeel dat een functie uitoefent of heeft uitgeoefend aan de desbetreffende school.
Artikel 96d, eerste lid, onderdeel c, komt als volgt te luiden:
c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 84b, eerste lid.
Na artikel 96f.3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 95c en 95d vergoedt het Rijk aan het bevoegd gezag van openbare en bijzondere scholen voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs een bedrag in verband met de toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, zoals vastgesteld krachtens artikel 39, tweede lid.
In artikel 96i worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het tweede lid, eerste volzin, worden de woorden «als bedoeld in de onderdelen b of c van dat lid» vervangen door: als bedoeld in de onderdelen b, c of h van dat lid.
2. In het derde lid worden de woorden «bedoeld in het eerste lid onderdelen c, f en g» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, f, g en h,.
3. In het vierde lid, tweede volzin, worden de woorden «bedoeld in het eerste lid onderdelen a, b en c» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en h.
4. In het achtste lid wordt na «exploitatiekosten van die school» ingevoegd: , alsmede de door die school gemaakte kosten ten behoeve van de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 53b,.
In artikel 96o worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het derde tot en met het zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met achtste lid.
2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Op de vergoeding worden eveneens in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. In het zevende lid wordt «het vijfde lid» vervangen door: het zesde lid.
In artikel 96p worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. De aanduiding «1.» voor de tekst van het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid vervallen.
In artikel 96p.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het tweede lid vervalt «ten laste van het Rijk komende».
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
Aan artikel 98a wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. De rechtspersoon kan regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
Na artikel 98a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag van een school is aangesloten bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De in de eerste volzin bedoelde rechtspersoon wordt door Onze Minister aangewezen.
2. Het bevoegd gezag voldoet aan de rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden. Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 96o, derde lid, of 96p.1, tweede lid.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bevoegd gezag beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 102b, vijfde lid, komt te luiden als volgt:
5. Op het bedrag dat ten behoeve van een bevoegd gezag beschikbaar wordt gesteld voor activiteiten die op grond van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst plaatsvinden, worden in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel dat met toepassing van dit artikel ten laste van 's Rijks kas aan de school van dat bevoegd gezag is benoemd. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
Na artikel 123a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 123a is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b.
2. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 98b, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamheden van die rechtspersoon.
De Wet op het cursorisch beroepsonderwijs4 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2.21 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 2.47, eerste lid, wordt na onderdeel g het woord «en» ingevoegd en worden de onderdelen h en i vervangen door:
h. de bepaling dat de betrokkene werkzaam zal zijn in algemene dienst van het bevoegd gezag.
In artikel 2.48, tweede lid, wordt «onderdelen a tot en met i» vervangen door: onderdelen a tot en met h.
In artikel 2.56, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In onderdeel h wordt «het orgaan waaraan» vervangen door: de naam van het bestuur waarvoor.
2. Aan onderdeel h wordt het woord «en» toegevoegd.
3. Onderdeel i vervalt.
4. Onderdeel j wordt verletterd tot onderdeel i.
Na artikel 2.77 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 3.40 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding omvat mede een opslag in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden van het personeel dat een functie uitoefent of heeft uitgeoefend aan de desbetreffende school.
Artikel 3.49, vierde lid, komt te luiden als volgt:
4. Op het bedrag, bedoeld in artikel 3.47, eerste lid, worden in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.53a, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
Aan artikel 3.53 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. De rechtspersoon kan regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
Na artikel 3.53 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag is aangesloten bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De in de eerste volzin bedoelde rechtspersoon wordt door Onze Minister aangewezen.
2. Het bevoegd gezag voldoet aan de rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bevoegd gezag ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bevoegd gezag aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden. Onze Minister beslist binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister de verzoeker daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 3.49, vierde lid.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bevoegd gezag beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1. Onze Minister is ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.53a, bevoegd tot:
a. goedkeuring van de statuten van de rechtspersoon, alsmede van wijziging van de statuten,
b. goedkeuring van de bijdrage, bedoeld in artikel 3.53a, tweede lid,
c. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon in verband met de minimaal door de rechtspersoon te geven waarborgen, bedoeld in artikel 3.53a, eerste lid, zulks in verband met de goede voortgang van het onderwijs,
d. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon met het oog op de afstemming van activiteiten van de rechtspersoon op het algemene beleid inzake preventie van het ontstaan van aanspraken op werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden,
e. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon om de nakoming te verzekeren van verplichtingen die bij deze wet aan de rechtspersoon zijn opgedragen,
f. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon om de door Onze Minister gewenste inlichtingen te verkrijgen,
g. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon in gevallen dat het algemeen belang dit in belangrijke mate vereist,
h. het uitoefenen van toezicht op de rechtspersoon, en
i. intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon.
2. De rechtspersoon brengt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister over het afgelopen jaar verslag uit over zijn werkzaamheden, voortvloeiend uit artikel 3.53a.
3. Onze Minister zendt het verslag, bedoeld in het tweede lid, vergezeld van zijn advies daarover, voor 1 mei volgend op de datum, bedoeld in het tweede lid, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden en omtrent de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon.
5. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.
6. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.53a, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamhden van die rechtspersoon.
Artikel 3.66, derde lid, komt te luiden als volgt:
3. Op het bedrag, bedoeld in artikel 3.64, eerste lid, worden in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.72a, op een daartoe strekkend verzoek van het bestuur, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
Na artikel 3.72 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
1. Het bestuur is aangesloten bij een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De in de eerste volzin bedoelde rechtspersoon wordt door Onze Minister aangewezen.
2. Het bestuur voldoet aan de bedoelde rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bestuur ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bestuur aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bestuur als bedoeld in artikel 3.66, derde lid.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bestuur beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1. Artikel 3.53b is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.72a.
2. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.72a, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamheden van die rechtspersoon.
In artikel 3.77, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.
2. Voor onderdeel a vervalt de aanduiding «a.» en aan het slot van dat onderdeel wordt «, en» vervangen door een punt.
3. Onderdeel b vervalt.
In artikel 3.78, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In de aanhef wordt na «98a,» ingevoegd: 98b,.
2. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.
3. Voor onderdeel a vervalt de aanduiding «a.» en aan het slot van dat onderdeel wordt «, en» vervangen door een punt.
4. Onderdeel b vervalt.
In artikel 3.79, eerste lid, wordt in de aanhef na «96f.2, eerste en derde lid,» ingevoegd «96f.4,» en wordt na «98a,» ingevoegd «98b,».
In artikel 3.82 wordt na «Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening» ingevoegd: of een besluit van Onze Minister.
In de inhoudsopgave worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Na het opschrift van artikel 2.21 wordt ingevoegd:
Artikel 2.21a. Bijzondere inrichting van het onderwijs
2. Na het opschrift van artikel 2.77 wordt ingevoegd:
Artikel 2.77a. Bijzondere inrichting van het onderwijs
3. Na het opschrift van artikel 3.53 wordt ingevoegd:
Artikel 3.53a. Verplichte aansluiting bij rechtspersoon i.v.m. kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
Artikel 3.53b. Ministeriële bevoegdheden t.a.v. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.53a; evaluatie
4. Na het opschrift van artikel 3.72 wordt ingevoegd:
AFDELING 2A. Overige bepalingen bekostiging
Artikel 3.72a. Verplichte aansluiting bij rechtspersoon i.v.m. kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden
Artikel 3.72b. Ministeriële bevoegdheden t.a.v. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.72a; evaluatie
De Kaderwet Volwasseneneducatie 19915 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 15, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. wat betreft de specifieke scholing, onderdeel van het deelterrein cursorisch beroepsonderwijs, een opgave van de activiteiten over de uitvoering waarvan door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, binnen voorwaarden gesteld door Onze Minister, dan wel door Onze Minister wordt besloten, en.
In artikel 18, derde lid, slotzin, wordt na «de Arbeidsvoorzieningsorganisatie» ingevoegd: dan wel, indien het betreft activiteiten over de uitvoering waarvan door Onze Minister wordt besloten, aan de instellingen die de desbetreffende activiteiten uitvoeren.
Na artikel 18 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Een gemeente is gehouden ten behoeve van Onze Minister bij te dragen in de kosten van werkloosheidsuitkeringen die voortvloeien uit een vermindering van de hoogte van de bijdrage die de gemeente overeenkomstig artikel 21, tweede lid, onderdeel d, aan de instelling verleent ten behoeve van de activiteiten basiseducatie, voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en deeltijds middelbaar beroepsonderwijs, voor zover deze kosten niet worden veroorzaakt door een vermindering van de door Onze Minister op grond van artikel 17, eerste lid, voor het desbetreffende gebied vastgestelde bijdrage.
2. De gemeente draagt met betrekking tot de periode waarover de kosten van werkloosheidsuitkeringen worden uitgekeerd, bij naar de maatstaf van de door de gemeente verminderde hoogte van de in het eerste lid bedoelde bijdrage die de gemeente verleent.
3. Ten behoeve van de toepassing van het eerste en tweede lid deelt de desbetreffende instelling aan Onze Minister de reden van het ontslag van een personeelslid mede.
4. Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de werkloosheidsuitkeringen zijn uitgekeerd aan het in het derde lid bedoelde personeelslid, de hoogte van het bedrag vast dat de gemeente vóór 1 januari daaropvolgend aan hem dient te voldoen.
5. Indien de omvang van de in het eerste lid bedoelde kosten van werkloosheidsuitkeringen daartoe aanleiding geeft, kan Onze Minister reeds gedurende het kalenderjaar waarin met de uitkering van de werkloosheidsuitkeringen een aanvang is gemaakt, de hoogte van het bedrag dat aan hem moet worden voldaan vaststellen voor zover het betreft het reeds verstreken gedeelte van dat kalenderjaar. In geval van toepassing van de eerste volzin voldoet de gemeente het vastgestelde bedrag binnen zes maanden. Onze Minister stelt het bedrag voor het resterende gedeelte van het kalenderjaar vast overeenkomstig het vierde lid.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden vastgesteld voor de toepassing van dit artikel.
Aan artikel 19 wordt een derde lid toegevoegd, luidend:
3. Bij wijziging van de in het eerste lid bedoelde gebiedsindeling overleggen de daarbij betrokken gemeentebesturen gezamenlijk over de financiële en personele gevolgen van een uit die wijziging van de gebiedsindeling voortvloeiende wijziging in de hoogte van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en over de gevolgen voor de instellingen van die wijziging. Werkloosheidsuitkeringskosten in verband met de in de eerste volzin bedoelde wijzigingen komen ten laste van de gemeenten in het gebied waarvoor de bijdragen als gevolg van de wijzigingen in de gebiedsindeling worden verhoogd, en worden op de in artikel 18a vermelde wijze aan die gemeenten in rekening gebracht. Artikel 18a, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 61 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «wachtgeld» vervangen door: een werkloosheidsuitkering of herplaatsingswachtgeld.
3. Toegevoegd worden twee nieuwe leden, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bestuur van een instelling voor basiseducatie is aangesloten bij een door Onze Minister aangewezen rechtspersoon die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden. Bij of krachtens de in de eerste volzin bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inrichting van die rechtspersoon.
3. Bij of krachtens de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald:
a. dat het bestuur van een instelling voor basiseducatie jaarlijks een door de in het tweede lid bedoelde rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden aan die rechtspersoon voldoet, en
b. in welke gevallen de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden, alsmede van de rechtspositionele voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten laste komen van die rechtspersoon.
De Wet op de onderwijsverzorging6 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 64 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het bestuur van de instelling is aangesloten bij een door Onze Minister aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel.
2. Het bestuur voldoet aan de rechtspersoon jaarlijks een door die rechtspersoon vast te stellen bijdrage in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
3. Van de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichting kan Onze Minister op verzoek van het bestuur ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze Minister verleent de ontheffing slechts, indien het bestuur aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
4. De rechtspersoon stelt regels vast voor de behandeling, beoordeling en beantwoording van een verzoek van het bestuur tot het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
5. Indien de rechtspersoon het in het vierde lid bedoelde verzoek heeft ingewilligd, vergoedt hij aan de instantie die de werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden verstrekt of heeft verstrekt, de kosten van die werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
6. Tegen een besluit van de rechtspersoon kan het bestuur beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1. Onze Minister is ten aanzien van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 64a, bevoegd tot:
a. goedkeuring van de statuten van de rechtspersoon, alsmede van wijziging van de statuten,
b. goedkeuring van de bijdrage, bedoeld in artikel 64a, tweede lid,
c. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon in verband met de minimaal door de rechtspersoon te geven waarborgen, bedoeld in artikel 64a, eerste lid, zulks in verband met de goede voortgang van de onderwijsverzorging,
d. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon met het oog op de afstemming van activiteiten van de rechtspersoon op het algemene beleid inzake preventie van het ontstaan van aanspraken op werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden,
e. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon om de nakoming te verzekeren van verplichtingen die bij deze wet aan de rechtspersoon zijn opgedragen,
f. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon om de door Onze Minister gewenste inlichtingen te verkrijgen,
g. het geven van aanwijzingen aan de rechtspersoon in gevallen dat het algemeen belang dit in belangrijke mate vereist,
h. het uitoefenen van toezicht op de rechtspersoon, en
i. intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon.
2. De rechtspersoon brengt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister over het afgelopen jaar verslag uit over zijn werkzaamheden, voortvloeiend uit artikel 64a.
3. Onze Minister zendt het verslag, bedoeld in het tweede lid, vergezeld van zijn advies daarover, voor 1 mei volgend op de datum, bedoeld in het tweede lid, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden en omtrent de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon.
5. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.
6. Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 64a, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de werkzaamheden van die rechtspersoon.
In artikel 84 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding omvat mede een opslag in verband met de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden van het personeel dat een functie uitoefent of heeft uitgeoefend aan de desbetreffende instelling.
In artikel 90 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. Het tweede tot en met het vierde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.
2. Na het eerste lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Van de vergoeding worden eveneens afgetrokken de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden ten behoeve van gewezen personeel. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 64a, op een daartoe strekkend verzoek van het bestuur, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.
De Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling onderwijs7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 7, tweede lid onder a, wordt «96o, 96p, 96q en 96q.1» vervangen door: 96o, 96p, 96p.1 en 96q.1.
Aan de artikelen 8, eerste lid, en 15 wordt een derde volzin toegevoegd, luidende: Indien bij verhoging met 100% van de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop in het desbetreffende jaar aanspraak wordt gemaakt door degene die in een vacature als bedoeld in de eerste of tweede volzin is benoemd, het dan verkregen bedrag lager is dan f 65 000 onderscheidenlijk f 32 500, wordt in afwijking van de eerste en tweede volzin dit lagere bedrag in mindering gebracht.
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 februari 1994 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 in verband met sociale vernieuwing volwasseneneducatie (Kamerstukken II 1993/94, 23 598) tot wet wordt verheven, wordt artikel 17 van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de onderdelen b, c en d.
2. Het tweede en derde lid vervallen.
De op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel A, en artikel IV, onderdelen B en D, geldende afvloeiingsregelingen, vastgesteld krachtens hoofdstuk I-G van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, alsmede de desbetreffende overgangsregelingen, vervallen met ingang van dat tijdstip. De eerste volzin is niet van toepassing ten aanzien van afvloeiingsregelingen en overgangsregelingen die ten behoeve van het personeel van een school of instelling van één onderwijssoort of een scholengemeenschap zijn vastgesteld door het bevoegd gezag dat slechts die school, instelling of scholengemeenschap in stand houdt.
1. De benoeming van een personeelslid bij een of meer door het bevoegd gezag in stand gehouden scholen voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs, voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor voortgezet onderwijs, voor beroepsbegeleidend onderwijs, dan wel bij een landelijk orgaan, bedoeld in respectievelijk artikel 20a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 28a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 39a van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.47 of 2.56 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, zoals deze artikelen luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege omgezet in een benoeming in algemene dienst van het bevoegd gezag, dan wel van het bestuur van het landelijk orgaan, in de zin van de genoemde artikelen, zoals die artikelen luiden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
2. De akte van aanstelling of de akte van benoeming van een personeelslid als bedoeld in het eerste lid, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geacht te voldoen aan respectievelijk artikel 33, eerste lid, onderdeel h, of artikel 39, tweede lid, onderdeel h, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 43, eerste lid, onderdeel h, of artikel 48, tweede lid, onderdeel h, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 43a, eerste lid, onderdeel h, of artikel 51, tweede lid, onderdeel h, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of artikel 2.47, eerste lid, onderdeel h, of artikel 2.56, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, zoals die artikelen luiden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 18a van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 vindt toepassing naar aanleiding van een vermindering van de bijdragen waartoe de gemeentebesturen op grond van artikel 21, eerste lid, van die wet in het jaar 1995 hebben beslist.
Zodra naar het oordeel van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 114b van de Wet op het basisonderwijs, 110b van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, 98b van de Wet op het voortgezet onderwijs, 3.53a en 3.72a van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs, 61, tweede lid, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991 en 64 van de Wet op de onderwijsverzorging, zijn bij of krachtens de genoemde wetten opgedragen taken zodanig uitvoert dat de Tijdelijke wet arbeidsbemiddeling onderwijs niet langer noodzakelijk is, bevordert Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de totstandkoming van een koninklijk besluit waarbij die wet vervalt, met dien verstande dat de artikelen met betrekking tot een vermindering van de rijksvergoeding van toepassing blijven op de vaststelling van die vergoeding.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel III, onderdeel K, artikel IV, onderdeel N wat betreft de invoeging van «96f.4,» en onderdeel O, en artikel V, onderdelen A en B, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en terugwerken tot en met 1 augustus 1994.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
J. M. M. Ritzen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de eenendertigste maart 1995
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1993/94, 1994/95, 23 693.
Handelingen II 1994/95, blz. 1559–1586; 2022–2023.
Kamerstukken I 1994/95, 23 693 (123, 123a, 123b, 123c, 123d, 123e).
Handelingen I 1994/95, zie vergadering d.d 7 maart 1995.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-1995-155.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.