Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2019
Bij brief van 19 juni jongstleden verzoekt u mij een reactie te geven op de brief
van FeinerIwema Advocaten, mede namens een aantal organisaties van jeugdrechtadvocaten,
over rechtsbijstand aan minderjarigen. U heeft verzocht deze reactie voor het zomerreces
te ontvangen.1
De aanleiding voor de brief van de jeugdrechtadvocatuur is Richtlijn 2016/800/EU en
de wet tot implementatie van deze richtlijn (Stb. 2019, nr. 180). Deze hebben er onder meer toe geleid dat minderjarigen verzekerd zijn van rechtsbijstand
bij het politieverhoor, en dat zij, anders dan voorheen, daarvan geen afstand kunnen
doen.
In dit stadium, waarbij de ketenpartners en ik nog geen overleg hebben kunnen voeren
met de (jeugdrecht)advocatuur naar aanleiding van deze brief, acht ik het niet opportuun
om in te gaan op alle afzonderlijke knelpunten die in de brief zijn vermeld. Ik ben
de stellers erkentelijk voor het signaleren van een aantal knelpunten waar zij vanuit
hun rol en verantwoordelijkheden mee worden geconfronteerd. In hoofdlijnen onderscheid
ik twee aandachtspunten in de brief, te weten de vergoeding voor de (extra) werkzaamheden,
en daarnaast de organisatorische aspecten in verband met de implementatie van de richtlijn,
daarbij inbegrepen de rol en verantwoordelijkheid van alle ketenpartners.
Ik ben bekend met de zorgen bij de advocatuur over de hoogte van de vergoedingen.
Bij de implementatie van de richtlijn per 1 juni jongstleden is ervoor gekozen de
vergoeding aan te laten sluiten bij de huidige puntenvergoeding voor het bijwonen
van politieverhoren. In 2016 is deze puntenvergoeding voor minderjarige verdachten
met 50% verhoogd tot het niveau van de vergoeding voor verhoorbijstand voor meerderjarige
verdachten. Ik stel vast dat dit voorstel in het kader van de consultatie niet tot
kritiek heeft geleid.
Voor zover het gaat om de implementatie van de richtlijn en de rol van de verschillende
ketenpartners daarbij, merk ik – afgezien van mijn eigen verantwoordelijkheden voor
de implementatie en de stappen die ik daarin steeds met de ketenpartners heb gezet
– op dat in de dagelijkse praktijk politie en openbaar ministerie, samen met de (jeugdrecht)advocatuur,
een belangrijke verantwoordelijkheid uitoefenen voor de effectuering van de verplichtingen
die op Nederland rusten. Voor zover mij bekend nemen deze ketenpartners dit tot nu
toe op constructieve wijze ter hand.
Ik zal in het kader van de reeds bestaande functionele contacten over de implementatie
van de richtlijn en de praktische uitvoering van de wet ter uitvoering van deze richtlijn,
op korte termijn samen met politie en openbaar ministerie nader in overleg treden
met de (jeugdrecht)advocatuur en daarbij ook de gesignaleerde knelpunten bespreken.
Ik zal uw Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling berichten.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker