2015D02967

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2015

In uw brief van 19 december 2014 verzocht u mij om een afschrift van mijn reactie op de brief van stichting FAON (2 december 2014). Ook verzocht u mij u te informeren of ik op het verzoek van FAON om een gesprek ben ingegaan. In dit verband wil ik u graag berichten dat een gesprek met FAON op 9 januari 2015 heeft plaatsgevonden. De plaatsvervangend directeur Europa van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit gesprek met vertegenwoordigers van FAON namens mij gevoerd.

Tijdens dit gesprek heeft FAON een toelichting gegeven op de geplande activiteiten in het kader van de 100-jarige herdenking van de Armeense genocidekwestie in 2015, waarbij verwezen werd naar de uitnodiging van Armenië aan Minister-President Rutte om bij de herdenking in Armenië aanwezig te zijn. Daarnaast kwam tijdens het gesprek de relatie van Armenië met zowel Turkije als Azerbeidzjan en de Europese Unie ter sprake. FAON lichtte verder de eigen zienswijze toe t.a.v. de opstelling van het Nederlandse kabinet en ook andere landen als het gaat over de kwestie van de Armeense genocide. Vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd het Nederlandse standpunt hierin toegelicht (zie ook Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 784, d.d. 11 december 2014).

Zoals ik ook in het Dertigledendebat met uw Kamer op 15 januari jl. heb aangegeven, dient er geen misverstand over te bestaan dat Nederland ten zeerste alle slachtoffers betreurt die in 1915 zijn gevallen. Het is echter niet aan het kabinet zelf om deze historische gebeurtenissen met zeer inhumane gevolgen te duiden. Het is aan wetenschappers, alsook aan de Turkse en Armeense regeringen om gezamenlijk tot een duiding te komen van deze historische feitelijkheden.

Daarnaast is het ons belang dat bijgedragen wordt aan een goede atmosfeer om te komen tot een respectvolle herdenking. Het kabinet beziet eventuele betrokkenheid bij herdenkingsbijeenkomsten steeds van geval tot geval zoals nader toegelicht tijdens het debat op 15 januari jl.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven